,Bedankt!!! In één van mijn vorige artikels heb ik mijn verzamelde gegevens over het Westends Sint-Laureinsstrand weergegeven, aangevuld met getuigenissen van Westendenaars die het allemaal vanop de eerste rij meemaakten. Ik wil nu hetzelfde doen over het strand van Lombardsijde met die verstande dat ik de vele (helaas op een sisser uitgelopen) initiatieven om van de badplaats een toeristische voltreffer te maken, niet kan negeren. Jullie en dan denk ik daarbij in de eerste plaats aan de Westendenaars en de Lombardsijdenaars, kennen toch wel de boeken die daarover reeds geschreven werden door beter geïnformeerde en bevoegder auteurs? Die zijn namelijk, in de eerste plaats van Marc Constandt en Eddy Viaene. Marc schreef ‘Lombardsijde-bad in de Belle Epoque’, zoals hij dat ook deed voor Westende-bad en ‘Het toeristisch verhaal van Westende en Lombardsijde’. Eddy Viaene is de auteur van ‘Lombardsijde zeven eeuwen historiek’. Ik kan de drie boeken alleen maar aanbevelen. Het ligt geenszins in mijn bedoeling te proberen deze beide bekwame mensen te overtroeven. Ik ben integendeel dankbaar dat ik hier en daar een beroep heb kunnen doen op hun informatie, voor zover die handelde over Lombardsijde-bad en over het strand aldaar. Wat jullie waarschijnlijk niet weten is dat ‘meester’ Jerome Coulier (1922-2004), veel van zijn belevenissen als zoon van de uitbaters Gaston en Marie Joye en later zelf uitbater van de ‘Cristal Palace’, neergeschreven heeft. Zijn pennenvrucht werd niet uitgegeven en ik bedank daarom zijn weduwe, Lisette Houthoofdt, omdat ze mij toeliet één en ander in te kijken en zelfs te kopiëren. Wie Armand Coulier kent, weet dat hij de gave bezit om krantenartikels en foto’s over een bepaald onderwerp, die hij met volharding verzameld of zelf gemaakt heeft, op een uiterst verzorgde manier onder te brengen in een album. Hij deed dat eveneens voor de Cristal Palace en ook hem ben ik dankbaar dat ik daaruit mocht putten om mijn artikel vollediger te maken en op te smukken.
Lombardsijde tijdens de ‘Belle Epoque’ De belle époque is een benaming voor de periode 1870-1914 uit de Franse en bij uitbreiding de Europese geschiedenis. De naam werd geboren na de Eerste Wereldoorlog toen men, getraumatiseerd door de slachtingen, met nostalgie terugkeek op een schijnbaar gouden tijdperk vóór het uitbreken van de oorlog, een tijd waarin onbezorgdheid en grote ontdekkingen Europa in de ban hielden. Zoals gezegd handelt het boek van Marc Constandt over die periode. Hij schrijft in zijn inleiding dat de meeste bronnen tijdens de eerste oorlog vernield werden en dat zijn relaas vooral gebaseerd is op de talrijke prentbriefkaarten, die in grote hoeveelheid teruggevonden werden. Nochtans schrijft René Coulier, ex- gemeentesecretaris bij het begin van WO 1, in het voorjaar van 1959, op pagina 15 van zijn boek ‘Lombardsijde in de branding 1914-1920”: “De bevolkingsboeken, registers der beraadslagingen van de gemeenteraad, schepencollege en armbestuur, alsmede de waardevolle archieven van de gemeente werden in der haast en in bijzijn van de burgemeester, in oude eiken koffers gesloten en omhuld van een dikke laag stro weggedolven in een dikke zandberm in de moestuin van mijn ouders, alwaar zij bewaard bleven.” Hij voegt er aan toe “deze schat werd door de burgemeester, die als vluchteling te Oostende verbleef, en mijn oudere broer, die te Oostende woonde, met toelating van de Duitsers en onder hun geleide in 1916 van uit haar schuilplaats weggehaald en overgebracht naar Oostende, ten huize van mijn broeder. Als bij wonder was alles onaangeroerd gebleven. Het nut en het gemak dat deze documenten na de bevrijding aan het gemeentebestuur verschaft hebben zijn van buitengewoon belang geweest”.
Waar of wanneer mogen die dan wel verdwenen zijn? In 1959 waren ze er nog! Toch niet vernietigd bij de fusie met Westende, zeker?
Het boek van Marc Constandt bevat dus inderdaad veel prentbriefkaarten en nogal weinig tekst, maar dat belet geenszins dat het een goed beeld geeft van wat zich in de ‘Belle Epoque’ in Lombardsijde, en dan vooral op de badplaats, afspeelde. De naam Crombez is daarbij de rode draad.
Wat er toen zo allemaal aangelegd en gebouwd werd Benoit Crombez kocht in 1839 het duinengebied op de rechter IJzeroever. De dorpskern was sinds 1885 bereikbaar met de stoomtram vanuit Oostende en Veurne. Vooreerst liet Crombez een verbindingsweg aanleggen tussen bad en dorp: de ‘avenue Benoit’ of de ‘avenue de la Reine, de ‘Polderdreef’ en tenslotte de ‘Zeelaan’. Crombez wilde van Nieuwpoort-bad en Lombardsijde-bad één grote badplaats maken. Een brug over de IJzermonding zou beide verbinden. Aan het einde van de Zeelaan werd in 1899 een villa gebouwd door Alfred Madoux (1838 – 1904), een brouwer en directeur van de liberale krant ‘L’ étoile belge’ . Er werd hier zelfs een straat naar hem genoemd en die bestaat nog steeds. Op het straatbord staat ‘stichter van de badplaats’. Dat is wat overdreven. Men kan hem wel 'de eerste toerist in Lombardsijde-bad' noemen omdat hij er als eerste een villa bouwde.
26 april 1900 is een andere mijlpaal in de start van het toerisme. Toen keurde de gemeenteraad namelijk het reglement van de reddingsdienst goed. Jules Vanhille zorgde voor de veiligheid van de baders en voor 50 centiemen konden bij hem een badkostuum en een handdoek gehuurd worden. De redder was uitgerust met een hoorn, een vlag en een reddingsgordel. In 1904 kreeg Jules bij contract de stranduitbating toegewezen. Gregoor Vansteeger, één van de toonaangevende figuren in Lombardsijde in die tijd, bakker, schepen, eigenaar van vier huizen in de Dorpplaats en uitgever van prentbriefkaarten over Lombardsijde, stond borg voor zijn familielid Vanhille. Die verkocht ook in een ‘buvette’ met als opschrift ‘Café La Bienvenue aux Etrangers’ verfrissingen aan de strandgangers. Die barak was tevens het ‘Bureau des Coupons’ want de baders die in zee wilden gaan konden of moesten daar een kaartje kopen. Ja, dat was dus niet gratis! Het gebouwtje was gelegen in ‘Lombardsijde Bains’. Alles in het Frans dus!!! Vansteeger in het dorp en Vanhille op de badplaats, ze deden goeie zaken maar ze speelden daardoor beide ook een belangrijke rol in de ontwikkeling van Lombardsijde..
Langs de Zeelaan werden in die periode nog verschillende andere villa’s gebouwd. Om er een bouwgrond te verwerven, moest Crombez je genegen zijn en uiteraard waren dat niet de armen die er bouwden. Ik wil ze niet allemaal opsommen noch foto’s ervan tonen. Die kunnen jullie trouwens bekijken in het boekje met oude postkaarten ‘Lombardsijde graag gezien’. Die prestigieuze villa’s gaven natuurlijk een bijzondere uitstraling aan de badplaats en ze speelden een grote rol voor de ontwikkeling en de bloei ervan. Er was ook een Westendenaar, Pietje Rosseel, die dat inzag en die zette er in 1906 de ‘Patisserie Boulangerie bruxelloise’ neer, een bakkerij met verbruikzaal.
In 1910 installeerde de gemeente 34 cabines op het strand en in 1911 werd een houten trap gebouwd.
In 1908 startten Engelse specialisten in opdracht van Crombez met de aanleg in diens duinen van een golfterrein, bedoeld als bijkomende attractie voor Nieuwpoort-bad. In dezelfde omgeving stond al sedert 1881 een vuurtoren, die er vandaag nog steeds staat maar dan onder een andere gedaante, dit na twee vernielingen. Daar had Crombez ook al zijn villa gebouwd. Na het in gebruik nemen van het golfterrein kwam het veerbootje heel goed van pas. Het meerde aan nabij het oosterstaketsel.
Dat was een groot succes en uiteraard dus een belangrijke bijdrage voor het toerisme.
Vóor het huis liep de ‘Blauwe Kassei’ vanaf de Zeelaan tot aan het staketsel. De baan was namelijk in blauwe klinkers. Ze wordt vandaag door de militairen in de kazerne nog steeds ‘De blauwe baan’ genoemd, hoewel ze nu uit beton bestaat. Een hele vroege realisatie was ook de houten ‘Villa scolaire de la ville de Bruxelles’ die gebouwd werd midden in de duinen in Lombardsijde als schoolkolonie. Er was een slaapkamer met 40 bedden, een speelkamer, een eetzaal en een keuken. Niet te verwarren met ‘Les Marçunvins’ die op het grondgebied van Westende stond/staat.
Die kinderen speelden natuurlijk niet enkel in de duinen, maar bezochten ook het strand van Lombardsijde-bad. Lombardsijde tijdens de eerste wereldoorlog Alhoewel dat buiten het betoog valt van mijn artikel over Lombardsijde-bad en over het strandtoerisme, wil ik hier toch het bovengenoemd boek van René Coulier aanbevelen. Het werd in maart 2003 uitgegeven door de Dorpsraad Lombardsijde. Het bevindt zich niet in de bibliotheek!!! Hier wil ik nog aan toevoegen dat Lombardsijde-bad vanzelfsprekend ook een onderdeel was van de Atlantikwal. De ‘Heeres Küstenbatterie‘ 3/HKAA 823 bezette het terrein van de ex-camping Cosmos. De site werd een tijdje geleden gerestaureerd. Ter hoogte van de ex-camping Cristal Palace en van de militaire camping bevond zich het steunpunt ‘von Seeckt’. Ook daar treffen we nog enkele bunkers aan maar bij het opruimen van de camping Cristal Palace om er opnieuw een natuurgebied van te maken, vielen de meeste onder de sloophamer. In de militaire camping zijn nog slechts een paar bunkers bewaard gebleven. Op de strook vóór de kazerne tot tegen de havengeul bevond zich de site ‘Ramien’, een andere Duitse eenheid.
Lombardsijde na de terugkeer van de gevluchte bevolking Na WO 1 had Lombardsijde veel troeven in handen om op toeristisch vlak een belangrijke badplaats te worden. Dank zij de snelle wederopbouw van het dorp, kan men dus ook van een vlugge heropstart van het toerisme spreken. De toeristen, de ‘vreemden’ zoals ze werden genoemd, konden dan ook snel weer onderdak vinden. Het waren meestal gegoede personen, uit de onderwijzerswereld, kolonialen, groothandelaars, renteniers en beursspeculanten, die hier één of twee maanden verbleven. Van betaald verlof van de ‘kleine man’ was er nog geen sprake! Trein en tram brachten de badgasten aan. Zeer weinigen beschikten over een auto. De golf werd heraangelegd vanaf 1923 en heropend in juli 1929. Een nieuw clubhuis, tevens hotel-restaurant, werd gebouwd ten zuiden van de huidige blauwe baan ter hoogte van het natuurreservaat. In het dorp waren twee hotels, “A la Belle Vue’ en ‘Hotel de l’Yser’. De uitbater van dat laatste, Philibert Ramoudt, legde een busdienst in naar het strand met een autocar van de firma Ramoudt uit Oostende. In 1927 liepen de geruchten dat de koning te Lombardsijde zijn zomerresidentie zou vestigen, wat zeker de aantrekking van gegoed cliënteel zou verhogen.
De eerste in gebruik genomen herberg na de oorlog, toen nog in de vorm van een barak, verscheen op de Dorpplaats en kreeg de naam ‘De Wedergeboorte’. René Coulier werd de eerste uitbater, maar na nauwelijks een jaar werd hij opgevolgd door zijn broer Gaston en diens vrouw Marie. De barak bleek echter niet bijster goed opgewassen tegen de verschillende weersomstandigheden. Maar Gaston bleef niet bij de pakken zitten. In 1924 werd het huidig gebouw opgetrokken, met achteraan een feestzaal voor dansavonden en toneelopvoeringen.
Barak 1 De Zeelaan liep van het dorp recht tot aan het strand. Aan het einde daarvan liet de waard van ‘De wedergeboorte’ in 1922 – 1924, al naargelang de bron, op het strand door de gebroeders Gunst eveneens een barak optimmeren, met zicht op zee. Die kreeg de naam ‘A La Renaissance’, gewoon de vertaling van de naam van de herberg van dezelfde eigenaar, in het dorp. In de volksmond sprak men van de ‘Brakke’. In het verder verloop zal dat ‘Barak 1’ genoemd worden. De opschriften in beide landstalen werden erop geschilderd door Charles Dufour.
Van Sinksen tot september deed zij dienst als herberg en als verhuurlokaal van ‘costumes de bains’. Naast de dorstige laven moest men er ook de innerlijke mens sterken. Frieten werden er toen gebakken op een Leuvense stoof.. Later werd het menu uitgebreid met soep, boterkoeken, pistolets en boterhammen met hesp en kaas. Slaapgelegenheid was er niet maar een toerist die naar zee was afgezakt en geen slaapgelegenheid vond, kon er wel overnachten in een ligstoel of in open lucht tussen de strandcabines. Men kon er ook prentbriefkaarten kopen. Vóór 14-18 stonden de cabines en zo’n barak beneden op ’t droge strand. Na de oorlog naderde de zee te dicht de duinvoet en de cabines werden dan maar op de eerste duinenrij geplaatst uit vrees weggespoeld te worden. Wie niet rijk genoeg was om een eigen badhuisje te hebben kon zich omkleden in één van de zes gemeentehokjes met daarnaast zelfs een toilet.
Meer nog dan in het dorp moesten de uitbaters van de barak optornen tegen de weersomstandigheden. De brakke kon de nijdige rukwinden bij storm moeilijk verdragen. Om scherven te vermijden, moesten de melkkannetjes regelmatig van de tafels gehaald worden. In zo’n geval was er ook al geen sprake van je sigaret op de boord van de tafel te leggen. De klanten hielpen soms de wankelende wanden rechthouden tot enkele steunpalen het ergste voorkwamen. Ook de dakbedekking liet lang te wensen over. De regen sijpelde soms hier en daar door de golfplaten. De klanten hielden dan maar een tafel of een stoel als paraplu boven het hoofd. Ze wachtten vrolijk en gelaten het einde van de bui af! Probeer dat nu maar eens!!!!! Maar de grootste vijand was de noordwestenwind! Van uit het zeegat blies hij het zand het duin op en via de openingen van de golfplaten, het café binnen. De pintjes werden dan maar afgedekt tegen het stuifzand met bierkaartjes. Voor de noenmalen moest een andere oplossing gevonden worden. De borden werden onderste boven op tafel geplaatst. Toen het eten klaar was om op te dienen, draaiden de klanten ze weer om. Tijdens de maaltijd hielden ze hun hoofd zoveel mogelijk boven hun teljoor. Zo werd de zandmiserie opgelost!!! En toch bleven de klanten trouw! Proppen dagbladpapier stopten de gaten maar ze krompen bij regen en belandden op de vloer. De zandperikelen bleven voortbestaan tot in 1933-34.
Verlichting was er niet gedurende jaren en dus werden wel eens kaarsen gebruikt, zij het dan dat de ‘brakke’ tegen valavond gesloten werd. Water was er genoeg ... maar drinkbaar water! De voorraad die de brouwer 1 maal per week bracht moest door de negenjarige Jerome in kruiken met de fietskar ’s morgens uit het dorp meegebracht worden. De gegalvaniseerde golfplaten van ‘t dak lieten de zonnewarmte gemakkelijk door en alle dranken moesten dus uit de kelder komen, wilde men ze enigszins koel opdienen. Die kelder, dat was eigenlijk een met schoppen uitgegraven put van twee meter op drie en anderhalve meter diep. Met houten palen en planken werd het instorten belet. De zee wrat iedere winter de duinen aan. Daarom werden de cabines en de brakke afgebroken en ondergebracht in schuren, stallen of zolders, wachtend op de volgende meimaand. Bij het terugplaatsen van de barak, moest die elk jaar wat meer achteruit geplaatst worden. Dat betekende tevens dat ook de kelder elk jaar opnieuw moest uitgegraven worden.
De ratten waren een ander niet te miskennen probleem. Ze waren in grote getale aanwezig en zaten zowel onder de strandcabines als onder de brakke. Aangetrokken door de reuk van droogvis en etensresten, knaagden ze gaten dwars door de plankenvloer. Hoeveel van de beestjes in Gaston’s klemmen ook het leven lieten, toch slonk hun aantal niet! En ‘rentokil’ bestond toen nog niet! ‘Kleine’ Jerome vertelt dat hij geen schrik had als er al eens een rat over hem liep in zijn slaap: “het volstond om even je been te bewegen en het beest was al weg’. (!!!!)
Diefstal met inbraak! De barak was ’s nachts niet bemand. Dieven die eropuit waren sigaretten en drank of ook als eens een badkostuum te stelen, maakten daarvan gebruik. Inbreken in de brakke was kinderspel. Het volstond een eternitplaat in te stampen om binnen te geraken. Meestal waren het de douaniers, op dienst tegen alcoholsmokkel van uit zee, die de eigenaars in ’t dorp gingen verwittigen. Tot aan het einde van het seizoen werd dan een bord voor de opening getimmerd. De tienjarige (!!) Jerome Coulier moest dan, met zijn vaders matrak onder het hoofdkussen, enkele tijd in de barak slapen om de dieven af te schrikken.
“Lombardsijde en avant” De villabewoners staken de hoofden bij elkaar. Er moest een oplossing gevonden worden om meer verstrooiing te bieden en de opkomende jeugd vooral over dag en bij slecht weer bezig te houden. Ze richtten een vriendenkring op die ze ‘Lombartzijde en avant!’ noemden met ‘De Wedergeboorte’ als lokaal en Gaston Coulier als bestuurslid. Van meet af aan kende dit clubje grote bijval met volgend programma: -iedere voor- en namiddag zwemmen in groep op een vast bepaald uur -strandspelen met prijzen ééns per week voor groot en klein -samenkomst in de feestzaal bij slecht weer met spel-, en dansmogelijkheid bij de klanken van een tingeltangel -twee fakkeltochten per seizoen: start in ’t lokaal, de Zeelaan op tot beneden strand, dansen en zingen en ontbinding in de brakke. De hele tocht werd opgeluisterd door accordeon, trom en trompet -tenslotte nog een bal met orkest op elke zaterdag, uitsluitend toegankelijk voor de toeristen. In 1929 uitte de vereniging haar ongenoegen ten opzichte van de naburige gemeente Westende. Het gedeelte tussen de Lombardsijdelaan en de Bassevillestraat, was toen grondgebied Westende. Het Westends gemeentebestuur gaf dit stukje weg de naam ‘Polderdreef’. Volgens Lombardsijde Vooruit zou dit de ‘reizigers afschrikken , welke den weg naar zee wenschten te vinden’. ‘Lombardsijde en avant’ is in de jaren dertig uiteengevallen bij gebrek aan nieuwe bestuursleden. De ene na de andere villa-eigenaar verkocht zijn eigendom. Hun kinderen raakten immers uitgetrouwd. Het doel was bereikt! Toch bleven Gaston en Jerome Coulier de strandspelen verder inrichten.
Strandkermis Elke derde zondag van juli werd op het strand een kermis georganiseerd. Je kon er aan allerhande volkspelen deelnemen. De ‘haantjeskoers’ of ‘kiekenvangen’ boekte het grootste succes. Op het strand kregen een aantal hennen, na dagenlange opsluiting in een duivenmand, hun vrijheid terug. Na vijf tellen konden de deelnemers van start gaan. Wie één der dieren bemachtigde, kon het behouden en kreeg het dubbele van het inschrijvingsgeld terug. Het werd een dolle achtervolging op het strand en in de duinen. Soms werd maar één kieken weer buitgemaakt of sukkelde tegen de avond een kiekenvanger doodop de barak binnen. Zo belandde eens Hector Deconinck tegen middernacht, goed aangeschoten, de ‘A la Renaissance’ binnen met een hen aan zijn knoopsgaten gebonden.
Worstelclub Lombardsijde had een eigen worstelclub ‘De Verenigde Krachters (?)’. Ze trainden in ‘De Wedergeboorte’ onder de leiding van de Gentenaar Minnaert, kampioen van beide Vlaanderen. Met groot succes werden ook worsteldemonstraties in open lucht georganiseerd, op het strand. Ziehier een paar foto’s
Zowel Lombardsijde als Westende hadden een lokale vedette, respectievelijk Charles Levecque (foto hierboven in 1937) en Medard Tottie.(foto hierboven rechts) Op de foto links: Angèle Dierendonck met haar crèmekarretje.
Koninklijk bezoek! Hiervoor laat ik Jerome Coulier aan het woord: (hij voegt er geen jaartal aan toe, maar koning Albert I stierf in 1934) “Drie, vier tafels waren bezet door keuvelende mensen en kaarters en ‘k was van dienst. Een kloek gebouwd persoon kwam binnen “Goeie dag, een grote fles limonade, aub” De man betaalde en vertrok, iedereen groetend. De kaarters, Brusselaars, draaiden het hoofd om: “Mais, c’est le roi!” riep er één verrast. Ongelovig legde elk zijn kaarten neer en oogden hem na. En zowaar, koningin Elisabeth stond hem buiten op te wachten! Ze namen elk een slok uit de fles en liepen het duin af naar zee toe. ’t Was laagtij. Koning Albert nam zijn vrouwtje in zijn armen en waadde door de kellen zonder zijn schoeisels uit te doen. Hand in hand wandelden ze verder richting staketsel. “Tu vois” stelde een der klanten vast “même le roi adore notre plage!””
'A la Renaissance' wordt 'Cristal Palace' In 1932 wordt vastgesteld dat er minder Franse toeristen komen maar meer Engelse. Die vergelijken 'De Brakke' met 'Crystal Palace', een glazen gebouw ontworpen voor de wereldtentoonstelling van 1851 in Hyde Park (Londen). Het was gebouwd in Victoriaanse stijl en bestond uit hout, gietijzer en glassegmenten. De barak krijgt dan maar de nieuwe naam 'Cristal Palace'.
Er komt een nieuwe buur: een militair kamp! In 1934-35 heerste een koortsachtige bedrijvigheid op de onteigende gronden van de huidige kazerne. Er werd een betonnen schietstand gebouwd en zolang de kazernegebouwen niet voltooid waren, logeerden de artilleristen tijdens de schietperioden in tenten. Gaston Couler besloot zijn Cristal Palace vijftig meter meer achteruit te plaatsen om er 's winters en 's zomers te kunnen blijven. De soldaten bleken immers goede klanten zowel voor wat drank als eten betrof.. Hij trok met zakken bier en limo de duinen in om de dorstige werklui te laven. Tijdens zijn vrije dagen loste zijn zoon Jerome hem af. De rust van de toeristen werd wel erg gestoord door ’t ratelen van de mitrailleusen of ’t gebulder van de kanonnen, die mikten op de ‘zak’ van een ronkende vlieger. Maar ze bleven toch naar hun geliefd “Lombardsijde-Bains” komen. Cristal Palace kreeg natuurlijk wel concurrenten: Alex Maene, Vercnocke, Lucien Hessel plaatsten ook een brakke of een frietkraam maar iedereen had toch het hele jaar zijn handen vol. Zelfs na zonsondergang bleef de barak open want toen waren de militairen vrij van dienst. Er werden een paar petroleumlampen opgehangen en de tafels van de kaarters werden verlicht met kaarsen. Werd het kouder, dan werd een grote kolenkachel in ’t midden van ’t café geplaatst.
De laatste dagen van Cristal Palace I 1940! WO II brak uit. De familie Coulier vluchtte over de IJzer naar Oostduinkerke. Tien dagen later – reed Jerome naar de Cristal, maar hij mocht van de Duitsers niet meer binnen! Geen maand later was er van de brakke niets meer te zien: de gevelpanelen overdekten smalle loopgraven, waar bovenop ‘vaderlanders’ (zandzakjes) gelegd werden. ’t Cristal was van de aarde weggeveegd!, tot zijn groot verdriet.
(Wordt vervolgd)
Bronnen CONSTANDT M., Het toeristisch verhaal van Westende en Lombardsijde, Middelkerke, 1988. ‘Lombardsijde graag gezien’ De Oudste prentkaartenuitgegeven door ‘De klaproos’ en verzameld door Jules en Berthe Callenaere-Dehouck en Siegfried Debaeke postkaarten 55,70 ‘Lombardsijde-bad in de Belle Epoque’ door Marc Constandt ‘Toeristisch verhaal van Westende en Lombardsijde’ door Marc Constandt 100 jaar toerisme ‘Een eeuw vakantie in West-Vlaanderen’ door Marc Constandt ‘Lombardsijde in de Branding’ 1914-1920 door René Coulier ‘Lombardsijde – 7 eeuwen historiek’ door Eddy Viaene Wikipedia
|