– “3 Schies Dragonders Regiment nr 15 verblijft in de gemeente (Noot : Tisselt) van 8 mei 1916 tot 18 juli daarna. Dit escadron is gelast met de aangeklaagde feiten nopens personen te onderzoeken van 8 omliggende gemeenten. De secretaris L. Patteet, wordt gedurende dit tijdvak dag voor dag opgeeischt om te dienen als taalman, omdat de onderzoeksrechter wilde fransch spreken.” (Verslag van het verblijf der Duitschen in de gemeente Thisselt gedurende den oorlog 1914-18 – Gemeentearchief Willebroek)
1916 – 10 augustus : Woning en inboedel van Antoon STOOP door brand vernield
“Bij deze doen ik U kennen dat op den 10e dezer maand omtrent 5 uren ’s morgends, in de Kapellestraat, de woning en inboedel van den landbouwer Antoon Stoop, door brand vernield zijn. Ongelukken van personen zijn niet te betreuren. De oorzaak van den brand ontstaning is niet kunnen vastgesteld worden.” (Brief van 14 augustus van de burgemeester van Leest naar de Procureur des Kongs te Mechelen)
Antoon Stoop, grondwerker, zoon van Antonie en van Petronella Van de Wygerd, was in Terheyden (provincie Noord Brabant -Nl) geboren op 25 december 1868. Hij vestigde zich te Antwerpen en verhuisde na zijn huwelijk met Maria Catharina Geerts op 29 augustus 1895 naar Leest.
Deze arbeidster (°Leest 29/3/1877) was een dochter van Petrus Franciscus en van Albertina Cleijmans.
Antoon Stoop was medestichter van de Koninklijke Fanfare Sint-Cecilia en hij overleed te Leest op 25 augustus 1953.
Bijgevoegd : -Huwelijksakte van Antoon Stoop en Maria-Catharina Geerts. -Zijn bidprentje.
Brief van de burgemeester gericht aan de Procureur des Konings te Mechelen : “Bij deze heb ik de eer u ter kennis te brengen. Volgens alsnu ingewonnen inlichtingen moet er na de overgaaf van Antwerpen, ontgravingen van gesneuvelde Belgische soldaten gedaan zijn op het grondgebied der gemeente, door twee personen zich uitgevende, als belast geweest te zijn, om al de begraven soldaten in diepere grafkuilen te steken. Tot nu heeft men niet met juistheid kunnen aanwijzen, wie die personen waren die deze daad begingen, doch men denkt dat het dezelfde personen (van Blaasveld) zouden kunnen zijn die aldaar aangehouden en veroordeeld zijn door het Duitsch bestuur voor lijkontgraving. De daders zouden kunnen erkend worden door Louis Leemans en zoon, landbouwers Blaesveldstraat alhier en door Louis Van Camp, landbouwer Thisseltbaan alhier. De burgemeester van Leest.”
1915 – 16 oktober : Verboden graan te malen
Brief van de burgemeester van Leest aan ‘vrouwe Alfons Maes – Op de Heyde, maalderes Leest’ : “Bij deze doen ik u kennen dat ingevolge schrijven van de voorzitter van de Provinzial Ernte Kommission van den 9e october, het streng verboden is graan te malen van personen die niet zouden voorzien zijn van geleide brieven models a, b of d, afgeleverd door den burgemeester.
Deze bewijzen moeten voor het toekomende door de maalders gerangschikt, genummerd en als bewijs bewaard worden. De maalders moeten een maalboek houden, volgens model langs keerzijde zich bevindende. Deze maalboeken zijn verkrijgbaar bij de Provinzial Arnte Kommission, voor de maalders die er de aanvraag ons moeten van doen voor 19 dezer maand (of die kosteloos geleverd worden weet ik niet).
Gelieve mij onmiddellijk te willen doen kennen het gewicht van meel dat kan gemalen worden met uwen molen per dag en hoeveel dagen per week gij werkzaam zijt met den molen. De burgemeester van Leest.”
Francisca – Victoria ‘Toor van den IJzeren’ Op de Heyde was te Tisselt geboren op 1 december 1880 en ze overleed als weduwe te Leest op 30 oktober 1959.
“Eenvoudig, stil en vol goedheid heeft zij geleefd en onvermoeid gezorgd voor haar huisgezin. Een voorbeeld was zij van nederige plichtsbetrachting, van toewijding en onbegrensde offervaardigheid, onbewust van de grootheid van haar schone sterke ziel.”(Uit haar gedachtenisprentje)
De maalderij van Fons Maes op de Tisseltbaan, nu de Juniorslaan, rechtover de latere winkel van Miel Van Praet, was terzelfdertijd maalderij en café ‘Het Molenhuis’. Deze mechanische maalderij (zonder molen) werd met een armgasmotor aangedreven.
Op dat moment waren er in Leest twee graanmolens werkzaam : De stoommolen van de weduwe Bonifacius Lauwers, die per dag 1500 kg kon malen en de graanmolen “met naphte” van Alfons Maes, goed voor 1300 kg per dag. (GA-21/10/1915)
1916 – Jozef Antoon Jan Baptist RHEINHARD werd koster te Leest
Deze Mechelaar en tweede zoon in een gezin van elf kinderen had in de Dijlestad de ‘kosterschool’ gevolgd, een instelling waaruit het Lemmensinstituut is gegroeid. Zijn leraars daar waren Edgard Tinel en Aloïs De Smedt. In de nieuwe kerk en parochie ter ere van Sint-Jozef-Coloma te Mechelen (1897) werd hij de eerste koster-orgelist. Hij gaf er ook les in Gregoriaanse zang aan de seminaristen.
Jozef Rheinhard was te Mechelen geboren op 23 februari 1879 en er gehuwd met Elisabeth Diedens (°17/3/1880) op 13 augustus 1902. Het echtpaar kreeg 13 kinderen waarvan er 3 het klooster ingingen. Na de dood van Louis Hellemans kwam hij, in mei 1916, over naar Leest als koster-orgelist, dit op aanraden van ‘zijn’ pastoor F.J. Moeremans (°1862) omdat er in St.-Jozef-Coloma nog maar weinig kosterswerk was wegens de oorlogsperikelen.In Leest was hij tijdelijk ook drukker, wat betekende dat hij het drukwerk uitbesteedde. Tegelijk was hij beambte, eerst te Mechelen en daarna te Brussel : hij had er te maken met de afwikkeling van de oorlogsschade.In die Brusselse periode liep het uurwerk op de toren altijd een kwartiertje voor, want hij moest elke morgen twee missen spelen en zorgen dat hij zijn trein haalde in Hombeek…
Om hem werk te bezorgen had pastoor Beuckelaers koningin Elisabeth aangeschreven, meter van Liezeke of Elisabeth Rheinhard, het tiende kind maar toen de zevende nog levende dochter op rij. Het gezin Rheinhard heeft in Leest op verschillende plaatsen gewoond : in de Vinkstraat (de toenmalige Koestraat) in het huis van meester Moens (later familie Spruyt). In 1920 nam hij zijn intrek in het huis op de Dorpsplaats waar zijn voorganger Louis Hellemans had gewoond om een paar jaar later te verhuizen naar Kouter nr. 6, het huis van de familie Wouters (Moyson). Nog jong had Jef liederen gecomponeerd op teksten van o.a. R. De Clercq. Zes ervan werden (in 1907) uitgevoerd op de Mechelse beiaard door Jef Denijn en drie jaar later ook uitgegeven. Nadien werden ze nog gespeeld door de Mechelse beiaardiers Staf Nees, Piet Van den Broeck en Jo Haazen. Een tijd ook was Jozef pianoleraar aan het Mechelse Klein Seminarie. Nadat hij zijn kosterstaak niet meer kon opnemen –al bij al was hij net geen halve eeuw koster geweest in Mechelen en Leest samen- duurde het even eer pastoor Coosemans een opvolger vond. Tijdelijk nam Leestenaar Herman Rheinhard de plaats in van zijn vader. Jozef had een hartaanval gehad en leed aan suikerziekte. Hoewel hij gehoopt had gauw naar Mechelen te kunnen weerkeren, overleed hij te Leest op de avond van 14 april 1947, uitgerekend de dag waarop zijn dochter Liezeke burgerlijk getrouwd was. Op zijn doodsbericht staat ze nog als ‘Mejuffer’ vermeld. Op vraag van pastoor Coosemans werd hij begraven met een eerste-klaslijkdienst, hoewel hijzelf dat altijd maar niks had gevonden..
Zijn echtgenote verhuisde in 1948 naar Mechelen, ze zou haar man 23 jaar overleven en bovendien 7 van haar kinderen (+1970). In ‘De Band’ van november 1985 schreef G. Herregods dat het gezin uit acht kinderen bestond : -Maria, geboren te Mechelen in 1903, bleef ongehuwd en was onderwijzeres te Leest (‘juffrouw Maria’) van 1922 tot 1957.
-Gerarda, geboren te Mechelen 30/2/1902 werd regentes snit en naad (bij de ursulinen te Mechelen) en gaf achtereenvolgens les te Willebroek en O.L.Vrouw Waver. Ze trad in in de karmel van Dendermonde (1936) waar ze een jaar later gekleed werd als ‘zuster Godelieve van de H. Eucharistie’. Bij de verhuis van deze karmel naar Moerzeke, verhuisde zuster Godelieve mee. Ze vervaardigde er wassen O.L.Vrouwbeelden onder stolp. Gerarda Rheinhard overleed op 7 februari 1983.
-Anna, geboren te Mechelen op 21/6/1908. Als 16-jarige al wou ze naar het klooster maar vader zei haar te wachten tot ze meerderjarig was : hetzij om te trouwen, hetzij om naar het klooster te gaan. Dus hielp ze moeder bij het huishouden En als net geen 21-jarige ging ze, op Lichtmis 1929, ‘Keyhof’ binnen, het klooster van de annonciaden van Huldenberg, en werd zuster Romualda. In Antwerpen behaalde ze in 1937 het diploma van gasthuisverpleegster en ze werd verpleegster te Wijnegem waar ze zowel in het klooster als in de normaalschool werkte. Tijdens de oorlog kwam ze af en toe nog in het Leestse klooster waar haar familieleden haar konden bezoeken. Later werd ze nog gegradueerde ziekenhuisverpleegster. Ze overleed in de kliniek te Sint-Antonius-Brecht op 6 juni 1973.
-Jos, geboren in 1912, werd huishoudregentes.
-Pauline, geboren te Leest op 9 januari 1917, werd tuinbouwlerares te Berlaar en gaf dan les in het kader van ‘300 urencursussen’. Dit in Blauwberg (Herselt) en in O.L.Vrouw-Tielt (Tielt-Winge). Dan trad ze in bij de zusters Dominicanessen van Bethanië te Lint (1943) en werd zuster Beatrijs. Na Lint verbleef ze in de kloosters te Sart-Risbart (Waals-Brabant) waar de congregatie ‘gevallen meisjes’ opving en te Clermont-Ferrand (Frankrijk). Toen ze in 1948 het klooster verliet –zeker ook om medische redenen- verbleef ze bij een Hollandse familie en gaf dan les te Hoboken in het Sint-Margaretha van Cortona-instituut, een instelling voor verwaarloosde jeugd. Op 27 december 1958 huwde ze te Mechelen haar schoonbroer Paul Van den Eynden (°Tienen 26/11/1920), sinds 4/3/1958 weduwnaar met vier kinderen van haar zus Liezeke (zie hierna). Zelf weduwe geworden (op 23/9/1975) overleed ze in het universitair ziekenhuis ‘Gasthuisberg’ te Leuven op 21 juli 1998.
-Elizabet, (‘Lizeke’) geboren te Leest op 26 juli 1919, trouwde op 19 april 1947 met de hierboven vermelde Paul Van den Eynden. Zij stierf te Duffel in 1958.
-Hilde, werd onderwijzeres en vestigde zich te Mechelen.
-Herman, geboren op 17 mei 1922, trouwde op 30 december 1947 met Victorine Boonen. Hij trok naar Kongo als districscommissaris en overleed in 1967.
Foto’s : -De mechanische maalderij van Fons Maes op de Juniorslaan kort voor de Eerste Wereldoorlog. Op de tweede rij met mooie kledij Victoire Op De Heyde (‘Toor van den IJzeren’), de vrouw van maalder Fons Maes. Zij bevindt zich achter haar twee kinderen : Frans Maes (met fietsje) en Roza Maes met de pop. (Foto : ‘Leest Geweest’, blz. 238) -Jozef Rheinhard. -De familie Rheinhard-Diedens bij de intrede van dochter Gerarda bij de slotzusters te Dendermonde. Van l. naar r. : Marie Rheinhard, moeder Elisabeth Diedens, Jos, Gerarda, Hilda, vader Jozef Rheinhard, Pauline. Onder : Lizeke en Herman. -Maria “Juffrouw Maria” Rheinhard. -Doodsprentje van Elizabet “Lizeke” Rheinhard.
Op 29 september sneuvelde te Londerzeel, bij de eerste schermutselingen, de Leestenaar Ludovicus “Louis” Jacobs. Hij was te Leest geboren op 3 april 1893 als zoon van Frans en Maria Anna Van Loock.Louis diende bij het 12de Linieregiment.
Volgens het ‘Belgian War Dead Register’ sneuvelde hij te Londerzeel St.Jozef, Neeravert en werd hij begraven op de begraafplaats Sint Jozef (graf nr. 28) en uiteindelijk op de gemeentelijke begraafplaats van Willebroek (graf nr. 26) op 5 november 1924.De “Soldaat Tweede Klasse mil 1913 klaroen” had als stamnummer 112/58277.
1914 – 29 september : Uit het dagboek van Domien Van Beveren.
Uit het dagboek van Hombekenaar Domien Van Beveren : “...mijn vrouw en ik reden dan met onze beide kruiwagens met onze drie kleine kinderen op de vlucht.. (...) Wanneer we aan de ijzeren weg gekomen waren begonnen ze weer te schieten en we waren verplicht, gebukt en met een zware last op onze kruiwagen te rijden van aan de bareel tot aan het Hoefijzer. De kogels vlogen om ons heen. Aan de hoeve van Jef Scheers gekomen, was ik de last van het zadel moe en ik wierp hem in de hof. Wij gingen voort tot aan de Winkelstraat, daar stonden de karren, van dewelke een paard zijn zadel verloren had. Ik mag ook niet vergeten te zeggen, dat terwijl wij op de vlucht waren, de windmolen van Stijnenmolen afgebrand is..”(’t Ridderke, nr.4,1996)
1914 – 30 september : Duitse wandaden
“...Jan Baptist De Cuyper, zijne vrouw Francisca De Buyser en Antoon Edward Leemans, landbouwers te Leest uit de Blaasveldstraat, werden bij hunne vlucht, op 30 september 1914, aan het kasteel Lefebvre te Blaasveld, door de Duitsche soldaten gevangen genomen. Ze werden tegen de muur eener woning opzij geplaatst, met den rug naar de Duitschers. Eene ontploffing volgde, en deze drij personen vielen getroffen ten gronde.Leemans bleef roerloos ten gronde liggen, eenigen tijd daarna bemerkende dat de Duitsers vertrokken waren, kon hij, alhoewel zwaar gewond, zich oprichten en verder vluchten in de richting Willebroek, waar hij verpleegd werd. Een zijner armen was verminkt, zoodanig dat hij meer dan zes maand in ‘t gasthuis verbleef ; het gevolg is dat hij zijne werkkracht verloren heeft voor dit lichaamsdeel. Zijne twee gezellen, De Cuyper en vrouw, verloren er het leven bij.Leemans verklaarde dat de Duitschers bij het plegen dezer moorddaden, maar 2 of 3 passen van hen stonden.
Verschillende inwoners der gemeente, waarbij ouderlingen, vrouwen en kinderen waren niet gevlucht. Sommigen werden in de gemeente zelf in eenige huizen bij elkander geplaatst,anderen werden naar Zemst geleid en daar verschillende dagen opgesloten gehouden.
Jaak Teughels werd, na zich verschillende dagen verdoken gehouden te hebben onder een goot, en zich gevoed te hebben met rapen en wortels, door de Duitschers ontdekt. Alhoewel hij alleen niet meer kon gaan, werd hij niettemin naar Mechelen en vervolgens naar Duitschland gezonden. Gelukkig werd hij na korte tijd teruggezonden wegens zijn zwakke gesteltenis.
In bijna alle woningen, door de gevlucht zijnde bewooners verlaten, werd ingebroken. Deuren, kasten, geldkoffers verbrijzeld en den inhoud ervan geroofd. Al wat eenige waarde had als lijnwaad, kleedsel, beddegoed, juwelen en gereedschap werd meegenomen of verbrijzeld door de Duitsche overweldigers.
Veel vee, bijzonder zwijnen en pluimgedierte werd geslacht door de Duitschers, en dit in zulk getal, dat verschillige zwijnenrompen geheel bewerkt na slachting, later in staat van ontbinding op verschillige plaatsen gevonden zijn.
Door de beschieting is groote schade aangericht aan de kerk, dezer meubelen, aan den toren, aan de pastorij, aan de grafmonumenten en aan de omheiningsmuur van het kerkhof. Eene klas der meisjesschool is in brand gestoken en den inhoud is door het vuur vernield. Vele schoolmeubelen zijn door de Duitschers vernield en al de boeken zijn verbrand geworden.” (GA-8/1/1920)
Antoon-Edward Leemans was te Leest geboren op 11 november 1891.Hij overleed er op 14 maart 1960.
1914 – 23 oktober : Jan Victor ROELANTS sneuvelde te Stuivekenskerke
Op 23 oktober sneuvelde Leestenaar Jan Victor Roelants te Stuivekenskerke aan de IJzer. Hij was te Leest geboren op 25 februari 1883 als zoon van Petrus Joannes en Maria Louisa Vertongen.
Bij de zware gevechten om de brug van Tervaete, waar de Duitsers over de IJzer waren geraakt, sneuvelde Victor Roelants. Het waren moordende gevechten : aan de buitengevel van de kerk van Stuivekenskerke, vanwaar de Belgische tegenaanval vertrok, staat een herdenkingsplaats die vermeldt dat die 23 oktober, 1200 Carabiniers en twee derde van het officierenkader niet terugkwamen van die tegenaanval.
In het Belgian War Dead Register vonden we over Victor Roelants nog volgende wetenswaardigheden : Beroep : brouwersknecht. Datum indiensttreding : 1/1/1907. Graad en hoedanigheid : Soldaat Tweede Klasse VAP 1907. Stamnummer : 132/3548/(54338) Eenheid : 2 C 1/1 Doodsoorzaak : vermist. Begraafplaats : graf onbekend.
Op vrijdag 28 maart (jaartal niet vermeld) vond, om 10 uur, in de parochiale kerk van Leest een zielemis plaats.
“De goedheid en de oprechtheid van zijn karakter verwierven hem vele vrienden en de edele gevoelens zijner ziel, gepaard met eene gedienstige vriendelijkheid, schonken hem aller achting. Eenieder betreurt zijn afsterven en zijne gedachtenis blijft gezegend. Hij stierf, niet alleen aan de jongelingen, maar ook aan gansch het volk de geheugenis zijner dood tot een voorbeeld van deugd en kloekmoedigheid nalatende. Dierbare Broeder, Zuster en Bloedverwanten, ik sterf, doch mijne liefde voor u sterft niet; ik zal U in den hemel beminnen gelijk ik U op aarde bemind heb. Eens zullen wij, met vader en moeder die ik thans vervoeg vereenigd zijn. Vaarwel vergeet mij niet in uwe gebeden.” (Uit zijn doodsprentje)
Dokter Max Deauville die zijn ervaringen uit de eerste oorlogsmaanden te boek stelde beschreef daarin hoe hij op 19 augustus 1914 met zijn Regiment 4e Karabiniers, na een uitputtende voetmars, Leest aandeed, onder hen twee Leestenaars Victor Roelants en Jan Huys die beiden later zouden sneuvelen : “...wij marcheren nog uren. Beetje bij beetje, gelukkig vermindert de hitte van de zon. Wij arriveren te Hombeek bij ’t vallen van de avond. De artillerie en enkele andere regimenten gaan hier de nacht doorbrengen, maar wij moeten nog verder gaan tot Leest. Onze schaduwen over de weg worden langer en het wordt donker. De avond wordt fris en dat maakt het marcheren minder zwaar. Toch wordt het tien uur eer wij het dorp bereiken : het bestaat uit enkele schuren en huizen. Er is geen plaats genoeg om ieder van ons onder te brengen. Er wordt dus voor de gelegenheid stro gebracht op het dorpsplein en daarop gaat het merendeel van de mannen slapen. Er worden ook grote vuren aangebracht. De schijn van de vlammen speelt op de witte gevels en de rode daken van de dorpshuizen. De bajonetten van de geweren flikkeren als roodlikkende tongen. Kort daarop is gans het dorpsplein gevuld met neerhurkende gedaanten. Eén van de gemeenteraadsleden blijft permanent op het gemeentehuis. Een lantaarn verlicht een van de gangen, mensen lopen in en uit. Soldaten liggen te slapen in de gangen en op de trappen. We kruipen met tien in een klein vertrekje. Om middernacht reeds moeten zij wakker zijn ! Middernacht ! De vuren worden gedoofd, de donkere rookpluim verdwijnt in slierten de nacht in. Schaduwen kruipen recht op het plein. Hier en daar de gele schijn van een lantaarn. Twintig opgeeiste karren zullen onze ransels vervoeren. Elke wagen is met een zwaar paard bespannen en wordt gemend door een boer. Zij vullen een hele kant van het dorpsplein. De artillerie zoekt te passeren langs een hoek en begint voorbij onze mannen te trekken. Wij krijgen bevel de mannen met zere voeten op de caissons en het geschut te laden. En terwijl de logge kanonnen verder rollen, glijden zij zich tussen de wielen en springen op een bok. De artilleurs vangen hen in ’t voorbijgaan op. Een echt mirakel dat er geen ongelukken zijn ! Na de artillerie komt de infanterie op gang : een zwarte slang in de duisternis. De wagens vertrekken op hun beurt. Acher hen volgt onze lichtere wagen. Langzaam-aan loopt het plein leeg en het stro blijft achter als een bleke vlek onder de schaduw van de lage huizen. Enkele lichamen zijn languit blijven liggen : het zijn mannen die niet meer recht kunnen. Enkelen onder hen trekken we recht om hen op de wagens te hijsen bovenop de zakken. Maar één onder hen is zoo koortsig en uitgeput, dat hij zich niet meer verroeren wil en we laten hem achter aan de goede zorgen van twee vrouwen uit het dorp...” (Dr. Max Deauville in “Jusqu’a l’Yser”)
Foto’s : -Gedachtenisprentje van Louis Jacobs. -Zijn graf op de gemeentelijke begraafplaats van Willebroek. -Doodsprentje van Antoon Edward Leemans. -Als tweede van rechts Victor Roelants met collega’s Karabiniers tijdens een kampperiode in Beverlo. -Zijn gedachtenisprentje.
1914 – 28 september : Romaan Van Mol sneuvelde te Leest
Op 28 september viel te Leest, ter plaatse Grote Heide, de Belgische soldaat Tweede Klasse mil 1910 Romaan Van Mol (Stamnummer 111/57821). De gesneuvelde was geboren te Hekelgem op 18/6/1890 en diende bij het 11de Linieregiment. Hij werd in de Grote Heide begraven en zou later, op 5 februari 1915, in het bijzijn van zijn familie, overgebracht worden naar het kerkhof van Leest. Uiteindelijk werd hij begraven op de gemeentelijke begraafplaats van Willebroek (graf nr. 165 1924/11/12).
Romaan Van Mol was een zoon van Pierre Leopold en van Adelaïda Egida Nevens. De gesneuvelde was landbouwer en gehuwd met Maria Josephina De Bruyne. (GA-12/10/1915 en Belgian War Dead Register)
1914 - 29 september : Inval te Leest van de Duitse bezetter.
“Bij hunnen inval in de gemeente, werden door de Duitsche barbaren afgebrand, de graanwindmolens van weduwe Boniface Lauwers aan “De Knip” en van weduwe Frans Van Winghe, “Steinemolen”. (GA-8/1/1920)
“De registers van den burgerlijke stand zijn door de Duitsche soldaten, op 29 september 1914, beschadigd en met olie onleesbaar gemaakt ; verschillende werden verscheurd, enkele bladen daarvan zijn later teruggevonden in de loopgraven in de gemeente, waar de Duitsche kanonnen stonden. Ook schoolboeken lagen daar verstrooid.” (GA-8/1/20)
“...het groot deel der bevolking is gevlucht voor en bij het begin der schermutselingen. De personen in hunne woningen en bij het vluchten aangehouden zijn weggeleid of in hunne woningen zelve opgesloten gehouden.
Albert Tonneau, soldaat bij het 11e Linie, wonende te Brussel, Rue du Chemin de Terre 7, sneuvelde die dag in de Blaasveldstraat, alwaar hij tijdelijk werd begraven.
Sneuvelden nog te Leest op 29 september :
-O.Mat. J. Rosenbaum Herne 10.komp. Mat. Art.R., Duits soldaat.
-Gefr. G. Braunig Niedersulzbach 3.Komp. 3.See.-Bat., Duits soldaat.
-Viz.Feuw. O. Spoun Marbach, 8.Komp.2.mar.Art.R., Duits soldaat.
-O.Mat. K. Sadony Buschdorf 7. Komp. 2.Mat.,Art.R., Duits soldaat.
-Unt.ffz K. Idler Veigingen 3.Komp.See-Batl., Duits soldaat.
-Sees. J. Schramm, Krogelstein 3.Komp.See-Batl., Duits soldaat.
Albert Jules Emmanuel TONNEAU, Soldaat Tweede Klasse mil 1910 met stamnummer 111/57783, was te Brussel geboren op 20/6/1890 als zoon van Emiel Joseph en van Helena Corina Heloïsa Jeannette HINNEKENS. Hij was ongehuwd en zijn beroep was bediende-verkoper. Hij sneuvelde in de Blaasveldstraat waar hij tijdelijk werd begraven. Hij werd herbegraven te Mechelen (graf nr. 351) om uiteindelijk op 15/7/1921 zijn laatste rustplaats te krijgen op de stedelijke begraafplaats van Brussel. (Belgian War Dead Register)
Uit een brief van 19 april 1915 van het gemeentebestuur Leest naar “Mijnheer Victor De Glair, Sint Jansplaats 5 Brussel” : Tot gevolg van uw schrijven van 13 dezer maand doen ik u kennen, dat den soldaat, als gesneuveld aangewezen onder naam Tonneau Albert, van het 11e Linie, niet begraven is door tusschenkomst des bestuurs, hij moet door de Duitsche krijgers waarschijnlijk begraven zijn, daar nevens zijn graf, zich hetgene van een Duitsch krijger bevindt. Personen ter plaatse wonende, bevestigen alsnu, bij nader onderzoek dat het lijk, later zou op grooter diepte gesteken zijn, door personen vreemd aan de gemeente, die verklaarden daarmede gelast te zijn, welke personen door de Duitsche overheid veroordeeld zijn tot gevang voor ontgravingen van lijken. Op het vragen, aan de lijkgravers, of zij wel de eenzelvigheidsplaatjes der soldaten bewaarden zou door hen het plaatje getoond zijn van Tonneau, doch dit plaatje is nooit in ons bezit geweest en het stamnummer is ons opgegeven als 55780, mogelijk is het 55783. Personen ter plaatse bevestigen dat de geldbeugel zou geroofd zijn door de ontgravers ; men heeft overhandigd een portret van een zeer jonge juffer afgegeven, dat zou uit den portemonnaie moeten gevallen zijn van dien soldaat, dragende bovenkant de melding denk ik, van den vervaardiger R. LULEY 14/270/. Dit het enige wat zou kunnen dienen tot de erkenning van dien dappere krijger ofwel eene ontgraving van het lijk. Het portret is ten inzage ten gemeentehuize densdags van 9 tot 12, donderdags van 9 tot 12 en van 1 tot 5 ure namiddag en zaterdags van 2 tot 4-1/2 uur namiddag. Met achting bied ik u mijne oprechte groeten, De burgemeester.
Foto’s en afbeeldingen : -De gemeentelijke begraafplaats van Willebroek. Vooraan rechts het graf van Romaan Van Mol. -De laatste rustplaats van soldaat Van Mol die sneuvelde in de Grote Heide te Leest. -Albert Tonneau sneuvelde in de Blaasveldstraat.
Vervolg Louis “Lowieke van Dore” Teughels, de oudste mens van Leest.
Toen Louis geboren werd in 1914 woonden zijn ouders nog in Sint-Katelijne Waver. Drie jaar later keerde Dore Teughels, samen met zijn gezin terug naar Leest, naar den Rooselaer, het ouderlijk huis op het Dorpsplein. Van de eerste wereldoorlog herinnerde Louis zich nog dat hij op de schoot werd genomen door Duitse soldaten in de herberg van zijn grootvader. Daar hebben ze hem nog vaak mee uitgelachen. Hij heeft nog les gekregen van de meesters De Leers, Meyers en Selleslagh. Daarna volgde hij twee jaar het college te Mechelen. Hij moest van zijn moeder, maar veel liever werkte hij met zijn handen zoals zijn vader. Met zes van Leest waren ze, in het college. Toen moest hij elke dag naar de mis, die van 8 uur, maar ze hebben van hem nooit een pater kunnen maken, hoe graag zijn moeder dat ook wilde. Thuis waren ze “Sussen”, maar niet fanatiek, de schrijnwerkerij had ook veel “Blekken” klanten. Ontspanning in zijn jeugd bestond uit knikkeren, biggelen, dobbelen en kaarten. Hijzelf hield ook van lezen en was jarenlang lid van de Leestse afdeling van het Davidsfonds. Later kwamen daar de kermissen bij en de bals. Verschueren was één van de eerste Leestenaars met een vrachtwagen en soms mochten ze hem vergezellen naar Antwerpen, naar de cinema of de piste. Leest had toen een goeie coureur, Stanne Huys, en die had veel supporters, waaronder Louis. Tijdens de tweede wereldoorlog huwde hij, in 1941, met de boerendochter “Tille” uit de Blaasveldstraat en dat betekende voldoende voedsel zolang die oorlog duurde. Hij herinnerde zich nog dat er in het werkhuis van zijn vader een verborgen ruimte was die dienst deed om al het werkgerief te verstoppen tijdens de oorlog en dat hij tijdens het herstellen van de vernielde Zennebrug zijn zaag in de rivier had laten vallen. Geen gewone zaag, een ‘Scheffield’. Daar heeft hij veel spijt van gehad. In die periode vond hij een bootje in de Zenne. Daarmee heeft hij een dag lang mensen van Schonenberg over het water gezet. Hij deed dat gratis maar allemaal gaven ze wat geld en Louis had nog nooit zoveel verdiend… Tijdens die oorlog is hij ooit zwaar ziek geweest. Een zware longontsteking zorgde ervoor dat hij zelfs dubbele rantsoenzegels ontving. In “De Band”, de periodiek van Milac (december 1979), schreef zijn broer Frans dat Louis in die tijd een elektrische machine geconstrueerd had om aardappelen te malen tot een heel fijne spijs waarna die spijs dan gedroogd werd zodat men aardappelbloem bekwam. Vele Leestenaars hebben toen beroep gedaan op de broers Teughels en de machine van Lowieke.
Van zijn 17de tot zijn 65ste werkte Lowieke onafgebroken in de schrijnwerkerij. Tot in de jaren ’60 wel zes dagen per week. Met zijn broer Frans stond hij ook in voor de decorbouw van de plaatselijke toneelkring. Hun vader had de danszaal verbonden met het werkhuis en er één grote ruimte van gemaakt. Daags voor een toneelvoorstelling of een teerfeest werd de scene boven de machines opgebouwd en gingen de tafels langs de kant, de schrijnwerkerij was getransformeerd tot een feestzaal. Ook het blinderen van de ramen van het hoogkoor bij overlijdens in de kerk behoorde tot zijn taken. De doodskisten werden trouwens zeer lang door de schrijnwerkerij zelf gemaakt. In eik of den met houten paneeltjes en binnenin bekleed met wit crêpe papier. De onderste randen van de kisten werden toegegoten met pek en voor het vullen van de hoofdkussens gebruikte men houtkrullen. Vaak moesten ze er hun zondagvoormiddag voor opofferen. Ook de kerststal werd door Louis geplaatst en aan de plaatsing van het beeld van de heilige Cornelius met de omheining in de kerk tijdens ‘Posse Leest’ heeft Louis ook vele jaren geholpen.
In 1950 verhuisde Louis naar de Blaasveldstraat 36, naar de woning van zijn schoonouders. Daar was ruimte zat en toen begon hij aan auto’s te sleutelen. Een motor uiteenhalen gebeurde op de keukentafel en samen met zijn neef veranderde hij motors van vrachtwagens. In die periode reed hij met een blauwe DKW waarmee hij jaren na elkaar een communicant naar de kerk bracht. Tot één van zijn zonen er voor zorgde dat zijn wagen, na een fataal spelletje ‘water en slijk tanken’ nog enkel rijp was voor de sloop en de DKW kreeg een nieuwe bestemming als kippenhok. Daarna volgde een zwarte Austin waarvan het stuurwiel zich rechts bevond. Die wagen kwam uit Engeland en hij had die aangekocht bij de Zwaantjes in Brussel. Wat later kwam hij op de proppen met een rode DKW wat voor zijn zonen het geschikte voertuig was om hun lief te bezoeken. Een groot gat in het chassis : geen probleem daar werd gewoon een doek opgelegd. Ook verschillende Warthburgs werden versleten. Tijdens een familieuitstap naar zee waren er enkele lekke banden te veel aan geweest en om thuis te geraken werd er hooi in de band gestopt en dat werkte…
Eens op pensioen hielp Louis mee aan het bouwen van de huizen van zijn zonen maar snel moest hij toegeven dat hij de jeugd niet meer kon volgen. Na het overlijden van zijn vrouw, op 21 juni 1984, is hij altijd op zijn vertrouwde stek blijven wonen.
In 2003 vroeg ik hem naar zijn gezondheid en zijn dagindeling. Hout vasthouden, monkelde hij, maar over zijn gezondheid mocht hij niet klagen. Zijn zicht was achteruitgegaan en hij moest attentie doen met zijn rug, maar de enige medicatie die hij nam waren wat pillekens voor zijn bloeddruk. Zijn dag begon meestal rond 8 uur, ontbijten en dan naargelang zijn gezindheid wat patience spelen of een stukje lezen. De bibliotheek van Leest voorzag hem van boeken met extra grote druk. Het genre maakte niet uit. Lowieke was een alleslezer. Winkelen deed hij met de wagen, hij reed nog altijd zelf, meestal naar de Delhaize van Blaasveld. Handenarbeid zat er niet meer in alhoewel hij vroeger dol was op knutselen.Geen groter plezier dan Friese klokken ineen te steken of tafeltjes fabriceren. In de tuin heeft hij nooit graag gewerkt, dat miste hij niet. Middageten deed hij bij zijn zoon Frans, naast de deur. Zijn schoondochter kookte alle dagen, dus ook voor hem. In de namiddag wat rusten en onderwijl wat tv kijken of lezen. Lowieke was toen ook fan van Baantjer en van het nieuws. Bij de toenmalige oorlog in Irak had hij zo zijn bedenkingen. Akkoord hij was ook tegen oorlog, maar hij vond het een beetje jammer dat iedereen tegen de Amerikanen was. Zij zijn ons hier twee keer komen helpen en onze kerkhoven liggen vol Amerikanen... Waar Louis ook van hield waren de activiteiten met de Leestse gepensioneerden. Zolang zijn gezondheid het toeliet was hij van de partij, telkens weer. De dag van Lowieke, de ouderdomsdeken van Leest, eindigde toen meestal rond half tien, dan kroop hij onder de wol en als hij ’s anderendaags weer ontwaakte was hij dankbaar voor weer een nieuwe dag die hem was gegeven.
Vandaag de dag, op zijn honderdste jaar, staat zijn TV zo luid te spelen dat een voorbijganger op straat goed kan meevolgen en als je Lowieke vraagt naar het geheim van zijn leeftijd zal hij antwoorden dat hij graag patatten eet en in de zomer steekt hij regelmatig zijn stoof aan en dan wordt zijn leefruimte een heuse sauna…
Intussen is zijn nageslacht aangegroeid met naast zijn vier zonen, 9 kleinkinderen en evenveel achterkleinkinderen.
In augustus 2014 telde de familie zes viergeslachten ! Toen hij het gebruikelijk geschenk van het koningshuis ontving –traditioneel een foto van het koningspaar- stond daar foutief vermeld : ‘Aan mevrouw Corneel Theughels”… Het cadeau werd teruggestuurd ter aanpassing…
Foto’s : -De plaatselijke vedette Stanne Huys. -Uit het “schrijfboek voor aanduidingen van het werk en levering” van Dore Teughels : een doodskist voor de Française Sophie Sarazin. -Bovenaan van l. naar r. :zoon Theo met echtgenote Stef, moeder Tille, Louis, zoon Frans, schoondochter Marina, zoon Arnold en schoondochter Erna, de echtgenote van Jan. Onderaan : kleinkinderen Wim, Johan en Noël en rechts zoon Jan. -De Blaasveldstraat in feeststemming bij zijn honderdste verjaardag. -Zijn woning. -De eeuweling omringd door zijn familie.
1914 – Zondag 10 mei : Stichtingsvergadering comiteit voor zuivere en gezonde melk
Omdat er jaarlijks duizenden kinderen stierven door vergiftiging veroorzaakt door het drinken van onzuivere melk werd een comiteit gesticht. De stichtingsvergadering ging door in het restaurant Lepage (plaats was niet vermeld) in aanwezigheid van verschillende hoogwaardigheidsbekleders waaronder ook Jaak Bernaerts, de burgemeester van Leest. (GvA, 13/5/1914)
1914 - Zondag 14 juni : Bliksem sloeg toe in het Mechelse
“…het was niet alleen te Mechelen in den Square van Van Beneden en in den trein, tusschen Mechelen en Weerde, dat het hemelvuur zijne parten speelde, maar ook te Battel en elders. Te Battel-Warande sloeg de bliksem in eene herberg en rammelde geweldig en grof in het buffet. Te Leest sloeg de bliksem glad een schoorsteen van het dak en een zak bakkerskolen, die op den zolder stond, vatte vlam, en stond gans in brand. De schade is gelukkiglijk niet erg.” (GvA, 17/6/1914)
1914 – Maandag 3 augustus : Geboorte van eeuweling en oudste mens van Leest Louis TEUGHELS. - Deel 1.
Decennialang was schrijnwerkerij Teughels een begrip te Leest. De mannen van Teughels waren begenadigde stielmannen. De bekendste telg Noldus (°Leest 7/2/1853, +10/1/1924) was naast schrijnwerker ook herbergier en van 1889 tot aan zijn overlijden in 1924, gemeenteontvanger. Hij woonde in “Den Roselaer” op het Dorpsplein. Het werkhuis van zijn schrijnwerkerij stond achter het huis en was gebouwd op de kerkhofmuur. In 1927 zou zoon Theodoor (“Dore”) de zaal, die bij het woonhuis hoorde, verbinden met het werkhuis en er één grote polyvalente ruimte van maken. Naargelang de omstandigheden deed ze dan dienst als schrijnwerkerij of als feestzaal. Daags voor een toneel of een teerfeest werd het decor tussen en boven de machines geïntegreerd, gingen de werktafels langs de kant en de feestzaal was beschikbaar. Trien Beullens (°Leest 20/6/1855, +Mechelen 24/8/1929) volgde haar man op als gemeenteontvanger : “Ingezien de lange jaren trouwen dienst van wijlen heer Teughels besloot de Gemeenteraad om de wedde van zijn weduwe te bepalen op de som door wijlen haren man als dusdanig genoten, hetzij a rato van 3.400 frank per jaar...” (Gemeenteraad van 12 januari 1924)
Adriaan Theodoor “Dore” Teughels (°Leest 7/9/1890, +Leest 11/9/1966) zette de zaak van zijn vader verder. Hij huwde met Emma Blommaerts uit Sint Katelijne Waver die hem tien kinderen schonk waarvan er acht in leven bleven. Op 3 augustus 1914 werd Louis (“Lowieke van Dore”) geboren, als tweede in de rij. Met zijn broer Frans “Susse” zette hij de zaak verder. Frans, binnenhuisarchitect, bouwkundig tekenaar, schilder, tekenaar, verzamelaar van getekende wegenkaarten en veelschrijver, was multigetalenteerd. Zijn cursiefjes in “De Band” werden zeer gesmaakt. Een andere broer Juul bracht het tot schoolhoofd in Kapelle op den Bos en een zus van Louis, Maria, huwde Aloïs Hendrickx, jarenlang hoofdonderwijzer in de stedelijke jongensschool van Leest.
In 2003 heb ik Louis Teughels voor het eerst geïnterviewd. Hij was toen 89 en ook toen al de oudste inwoner van Leest. Lowieke interviewen was geen sinecure, hij was zeer bescheiden en geen prater, het kostte enige moeite hem op gang te krijgen. Wat mij toen vooral opviel, Lowieke leefde voor 100 procent in het heden, wat voorbij was, was voorbij, kon niet meer veranderd worden en wat de toekomst in petto had, dat moest ge maar nemen zoals het kwam. Hij leefde in harmonie met zichzelf en met de rest van de wereld en elke dag ervoer hij als een geschenk.
Naar aanleiding van zijn eeuwfeest in 2014 schetste ‘Kerk en Leven’ (20/8) onder de titel ‘Eeuweling Louis Teughels’ ook een portret van de krasse ouderling. Ik heb beide verslagen samen gebracht teneinde een completer beeld te krijgen van zijn levensloop. Met zijn vrouw, haar officiële naam was Maria Mathilde Absillis, maar iedereen noemde haar “Tille van de Waisj” (°Leest 20/12/1916, +Mechelen 21/6/1984) zette hij vier kinderen op de wereld : vier prachtige zoons, mannen met handen aan hun lijf, zoals hijzelf. De oudste Theo (°1942) was een bekwaam meubelmaker in een Mechelse firma en ging in 1978 in het onderwijs. Elf jaar avondschool maakte van hem een expert in het ontwerpen en fabriceren van meubelen en ook sierboetseren en ornamentstekenen had voor hem geen geheimen. Theo huwde met de Sterrebeekse onderwijzeres Stef Machtens. Zij kregen twee kinderen : Luc en Wim.
Jan (°1944), de tweede zoon, studeerde af als onderwijzer en gaf jarenlang les aan de stedelijke jongensschool te Leest. Ook hij is een vat vol talent : zijn woning, naast de pastorij in de Pastoor De Heuckstraat, werd eigenhandig door hem gebouwd. Metserij, bezetting, voegwerk, elektriciteit, schrijnwerkerij...Jan deed het allemaal zelf ! Jan huwde Erna Verhaegen uit Hever-Schiplaken. Ook zij hebben twee zoons : Johan en Noël en een kleindochter Floore.
Zoon Arnold (°1951) is een even handige Harry als zijn broers en werkte jarenlang als smid aan de stad Mechelen. Arnold huwde Marina Eeckeleers. Dit echtpaar kreeg 3 kinderen : Vanessa, Geert en Glenn.
Benjamin Frans (°1954) eindigde ook in het onderwijs, ook hij gaf, zoals zijn broer Theo, houtbewerking aan TSM Mechelen. Frans huwde Carine Van Rompay die hem twee zonen schonk : Yves en Kris.
Vervolgt.
Foto’s : -Tekening van “den Rooselaer” door Carlo Hontoir. -Het gezin van Noldus Teughels. Achteraan links Trien Beullens, haar man Noldus en dochters Marie en Clotilde. Zittend : de zonen Theodoor (Dore, de vader van Louis), Frans, Henri en Louis. -Louis Teughels tijdens een Leestse kermis met één van zijn zoontjes. -Louis in 1998. -“Lowieke van Dore” met echtgenote “Tille van de Waisj”.
Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest. Slot “De Ramp van Willemstad”.
Emiel VAN WINGHE
“Heden zeven juni 1940 verscheen voor mij, Ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Willemstad Veermand Anna Adriaantje, oud zeven en twintig jaren, ambtenares ter Secretaire wonende te Willemstad die verklaarde, daarvan uit eigen wetenschap kennis dragende, dat op zeven juni dezer jaars des voormiddags ten negen ure, in deze gemeente is overleden VAN WINGHE Emiel Louis oud twintig jaren, soldaat, wonende te Leest. Zoon van Van Winghe Frans Lodewijk, landbouwer en Peeters Marie Emerentia, zonder beroep, beiden wonende te Leest.”
Zijn grootouders waren Franciscus Van Winghe – Theresia Emerentia De Boeck, landbouwers in de Kapellebaan en langs moederskant Joannes Ludovicus Peeters en Maria Francisca Van den Heuvel, landbouwers in de Winkelstraat. Het beroep van Emiel was landbouwer, hovenier. Op zijn gedachtenisprentje staat als overlijdensdatum 31 mei 1940 en op de officiële overlijdensakte van de gemeente Willemstad staat 7 juni 1940. Is zijn lichaam dan pas gevonden of heeft hij de ontploffing in eerste instantie overleefd en is hij later overleden aan zijn verwondingen ? Dat blijft een openstaande vraag.
“Hij is groot, die sterft voor de verdediging van zijn Vaderland. De Koning roept en de soldaat zegt : “Ik ben bereid.” Naar hen zal de jeugd opzien als naar ’n Dappere voor wien zij in bewondering staat. Alles moest hij verlaten om als een dapper strijder de rechten van land en volk te verdedigen. Vertrouwend op God, geen gevaren vrezende, trok hij ten strijde en wanneer hij gevallen was in den strijd, riep de Heer hem toe : “Kom goede en getrouwe knecht, treed binnen in de vreugde uws Heeren.”
Een grote droefheid overviel zijn vader en zijn moeder en beiden begonnen te wenen omdat hun zoon nog niet terug was op den dag dat zij hem hadden verwacht. Zij waren ontroostbaar, stortten bittere tranen en zuchtten : “Ach ! Mijn zoon, het licht onzer ogen, en de staf onzer oude dagen, de troost van ons leven en hoop op nageslacht…gij waart ons alles !”
Lieve ouders, na verdediging van mijn aardsch Vaderland en gevallen te zijn in den strijd, ga ik mijn loon ontvangen in het eeuwige Vaderland om er den lof te zingen van Jezus’goddelijk Hart. Vaartwel dan, lieve ouders, familie en vrienden weldra zien wij elkaar weder bij God, waar geen droefheid meer zal zijn. Zoet Hart van Jezus, wees mijn liefde. 300 d. afl.” (Aangrijpende woorden uit zijn gedachtenisprentje) Marcel E. Van Hoof, Blaasveld september 2017.
Bronnen
-“Leest Geweest”. -“Rhenus 127” Wikipedia. -Belgische Oorlogsbegraafplaats Willemstad – TracesOfWar.com. -“Denkend aan de ramp in Willemstad” -Internetgazet. -Willemstad – Belgische Erehof – Stichting Dodenakkers.nl. -“De Scheepsramp in Willemstad” – Meetjesland 1940.be. -Gazet van Antwerpen : “Schip met Belgische krijgsgevangenen zinkt”. (12/11/2005) -Lieve Huysmans. -Margo van de Belt, stadsgids Willemstad.
Foto's : -Emiel Van Winghe. -Zijn officële overlijdensakte. -Zijn doodsprentje. -Zijn laatste rustplaats.
Willemstad is een vestingstad in de gemeente Moerdijk in de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Willemstad ligt waar Volkerak en Hollands Diep elkaar raken. Dichtstbijzijnde grote plaatsen zijn Rotterdam, Dordrecht en Breda. De oorspronkelijke benaming was Ruigenhil. Vanaf 1584 werd de naam Willemstad gehanteerd, ter ere van de in dat jaar vermoorde Willem van Oranje. In eerste instantie telde de vesting rond Willemstad vijf bastions en twee kleine forten maar o.a. Prins Maurits liet de vesting uitbreiden tot zijn huidige vorm van een zevenpuntige ster. De Koepelkerk uit 1607 is de eerste voor de protestantse eredienst gebouwde kerk in Nederland.
In mei 1940 speelde Willemstad een bescheiden rol in de verdediging van Nederland. Een kleine eenheid van troepen vormde een voorverdediging, vooral de veerpunt was daarbij van belang. Op de vierde dag van de oorlog, op 14 mei veroverde een Duitse verkenningseenheid met pantserwagens na een korte schermutseling Willemstad. Op de oude wallen werden enkele kazematten gebouwd en een beperkt garnizoen was aanwezig om ze te bezetten. Soldaten van dit garnizoen hebben een helpende hand uitgestoken om de Belgische drenkelingen te redden na de ramp.
Tegenwoordig is Willemstad een populaire toeristische attractie. Ieder jaar komen er veel toeristen naar de stad toe om de prachtige oude binnenstad te bewonderen die elk weekend autovrij wordt gehouden. De jachthaven in de oude binnenstad telt 240 ligplaatsen en net buiten het dorp liggen twee campings.
Einde september 2017 bezocht ik het stadje samen met mijn echtgenote. De bedoeling was om bijkomende informatie te verwerven, het Erehof te bezichtigen en daar enkele kiekjes te maken van het monument met de namen van de gesneuvelden en vooral van de naam van Emiel Van Winghe. De Belgische Erebegraafplaats bevindt zich tussen de twee jachthavens en op een twintigtal meter van de oever van het Hollands Diep, enkel gescheiden door een bomenrij. Het monument is omzoomd door een mooie tuin en verfraaid met prachtige bloemen. Het bouwwerk zelf is prima onderhouden en alle namen zijn perfect leesbaar. Dit Erehof is in beheer bij de Nederlandse Oorlogsgravenstichting en wordt onderhouden door de gemeente. Nadien brachten wij een bezoek aan het centrum van dit lieflijke stadje en genoten van de toeristische trekpleisters en van de gastronomische gastvrijheid van haar bewoners. Eén minpuntje : het katholieke kerkje is intussen gesloten en privébezit geworden. Daarbinnen zouden zich verschillende foto’s van de ramp bevinden wist een stadsgids ons te vertellen.
Vervolgt.
Foto’s :
-Willemstad heeft de vorm van een zevenpuntige ster. -Mooie ansichtkaart van het stadje. -De protestantse koepelkerk. -De Oranjemolen. -Het is gezellige wandelen in Willemstad.
Vervolg - Ramp te Willemstad met Emiel Van Winghe.
Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest. Vervolg “De Ramp van Willemstad”.
BEGRAVEN
Op zaterdag 1 juni 1940 vond in het kleine rooms-katholieke kerkje van Willemstad een requiemmis plaats voor de drie eerste Belgische militairen die bij de ramp waren omgekomen. Nadien werden ze te Willemstad begraven waarbij Duitse militairen een ere-escorte vormden en drie salvo’s afvuurden.
Er wachtten nog trieste dagen : de berging van de vele lijken. Om het afdrijven van de lichamen te voorkomen gingen dagelijks een aantal personen op zoek naar verdronkenen. Om deze onaangename karwei uit te voeren werden ploegen samengesteld. Een ploeg spoorde op het water naar lijken en maakte die vast aan hun bootjes om ze vervolgens naar de wal te brengen. Een tweede ploeg aan land recupereerde de persoonlijke bezittingen en naamplaatjes van de slachtoffers. Die werden gereinigd, afzonderlijk verpakt en aan het Rode Kruis bezorgd. Een derde ploeg moest de graven delven. De stoffelijke overschotten spoelden niet alleen aan in Willemstad maar ook in bijna alle gemeenten langsheen het Hollands Diep. Dagelijks trokken, onder begeleiding van politie, vissers er op uit in dorpen als Oolgentsplaat, Den Bommel en Numansdorp om lichamen te bergen.
Eén van de schippers die lijken ging opvissen vertelde onder meer : “Ik herinner me nog een keer dat we 7 lijken tegelijk moesten slepen en dat we niet tegen de stroom op konden… Het gezicht van de man die met open ogen naar mij toegewend lag, zal ik nooit vergeten, ook weet ik nog dat ik tegen hem praatte. Het werk dat de anderen moesten doen was ook verre van gemakkelijk. Denk je maar eens in : uren door het riet om er te komen. Op het laatst werd het vinden vergemakkelijkt door de meeuwen en de kraaien, en eenmaal dichterbij gekomen door de wolken vliegen…”
Op 4 juni werden er 9 en de dag nadien 15 lijken begraven. Enkelen daarvan werden nog gekist, de overigen vonden hun laatste rustplaats in een massagraf. Op 6 juni 31 lijken en op 7 juni bereikte men het trieste record van 32.
Al snel raakte het massagraf op het algemene deel van het Nederlandse Hervormde kerkhof vol, maar bovendien was het met het oog op de volksgezondheid niet meer verantwoord om de lichamen door de stad te vervoeren. Na overleg verbood het gemeentebestuur het verder begraven van slachtoffers op het kerkhof en gelastte het een tweede massagraf aan te leggen buiten de Waterpoort langs de oever van het Hollands Diep, gelegen naast de aanlegsteiger. Bij het bergen van de “Rhenus 127” einde augustus 1940 -het voor- en achterschip waren in twee delen uiteengeslagen als gevolg van de ontploffing- werden nog 22 zwaar verminkte lichamen gevonden waaronder dat van de Duitse schipper. Vijf onder hen konden niet meer worden geïdentificeerd. Ze werden niet gekist, met twee op elkaar gestapeld, vervolgens bestrooid met ongebluste kalk en begraven in het tweede massagraf. Die lichamen hadden, in volle zomer, een drietal maanden in het water gelegen.
Na de oorlog werd onderzocht of het mogelijk was de stoffelijke overschotten over te brengen naar België, maar dit stuitte op grote praktische problemen. Ook bleek het in stand houden van twee afzonderlijke massagraven te bezwaarlijk, ook met het oog op te plaatsen monumenten en te houden herdenkingen. Daarom besloot men om diegenen die met elkaar stierven ook met elkaar te begraven in het massagraf aan het Hollands Diep. Dit oorspronkelijke kerkhof buiten de Waterpoort was echter te klein en moest dus opnieuw worden aangelegd. Op 14 april 1950 werd het ingewijd en op 29 mei van dat jaar, Tweede Pinksterdag, werd een monument van Franse kalksteen onthuld ter nagedachtenis van de 134 slachtoffers die er begraven liggen. De steen is 1 meter hoog, 3 meter breed en 3 meter diep. In 1963 werden er twee gedenkstenen aan het monument toegevoegd. Links onder het kruis staat vermeld : HIER RUSTEN 134 BELGEN, gevallen voor hun vaderland en het onze 30 mei 1940. Aan de rechterkant onder het kruis staat deze zelfde beschrijving in de Franse taal geschreven. Ook de namen van de gesneuvelden staan vermeld op het monument.
Uiteindelijk kwamen er 167 Belgische militairen om bij deze scheepsramp en raakten er 276 personen licht of zwaar gewond. Voor de 134 dodelijke slachtoffers die begraven liggen op het Erehof in Willemstad is er jaarlijks op Tweede Pinksterdag een herdenking. Tegen het middaguur is er dan een kerkdienst in de grote kerk en daarna gaan de genodigden naar de erebegraafplaats bij het havenhoofd in Willemstad waar de kranslegging volgt en de volksliederen van België en Nederland worden gespeeld. Vervolgens gaan de genodigden dan per boot het Hollands Diep op om daar een krans neer te leggen.
Na de berging en herstelling kwam de “Rhenus 127” opnieuw in de vaart onder verschillende namen en rederijen. In 2013 voer het als Athos voor een eigenaar uit Giurgu (Roemenië).
Vervolgt.
Foto’s : -Het kleine katholieke kerkje van Willemstad is thans in privé-handen. -De eerste lijken werden nog individueel begraven. -De ingang van het Erekerkhof. -Het monument is omzoomd door een mooie tuin en verfraaid met prachtige bloemen. -"Hier rusten 134 Belgen, gevallen voor hun vaderland en het onze. 30 mei 1940." -Rechts op de voorlaatste kolom de naam van Emiel Van Winghe.
1940 – 30 mei : Schip met Belgische krijgsgevangenen gezonken. 167 doden waaaronder Leestenaar Emiel Van Winghe
De ramp met de Rhenus 127 te Willemstad
Wijl honderdduizenden Belgen naar Frankrijk of via Duinkerken naar Engeland gevlucht waren drong de Belgische regering er bij de koning op aan om hetzelfde te doen maar Leopold III weigerde, omdat het hem beter leek in het land te blijven en te proberen een neutrale politiek te voeren. Hij tekende op 28 mei de onvoorwaardelijke overgave van het Belgische leger en zou trachten een regeling te treffen met nazi-Duitsland waarbij hij het land zou blijven leiden en met het Belgische leger de orde zou handhaven. Deze houding zou na de oorlog leiden tot de zogenaamde “koningskwestie”, waardoor hij in 1951 afstand deed van de troon ten gunste van zijn zoon Boudewijn. Het zou anders lopen, want na de capitulatie werden de Belgische soldaten krijgsgevangen genomen. Een groot deel werd naar Duitsland gebracht. Zo vertrokken in de laatste dagen van mei ook grote groepen soldaten, die krijgsgevangen waren gemaakt in de omgeving van Gent, naar het Zeeuws-Vlaamse dorp Axel om daar op konvooi te worden gesteld naar kampen in Duitsland. Onder hen ook de 20-jarige Leestenaar Emiel Van Winghe (°Leest 24/10/1919), soldaat bij het 7de linieregiment en een klein aantal Franse krijgsgevangenen.
In Axel werden de mannen ingeladen in een viertal rijnaken om over het water naar Duitsland getransporteerd te worden. De mannen waren nog vermoeid van de strijd en hadden zich enkele dagen niet kunnen wassen en scheren. Aan boord kregen ze een brood per twee man en moesten ze staand in het diepe ruim plaats nemen. Drinkwater was er nauwelijks. De tweede rijnaak van het konvooi was de “Rhenus 127”, die aan een kabel de derde rijnaak sleepte. In dat derde schip bevonden zich ruim 1000 krijgsgevangen Belgen. De dekplanken van dat schip waren te slecht, waardoor alle soldaten gedwongen waren benedendeks te blijven. Dit in tegenstelling tot de “Rhenus 127” waar honderden soldaten op het dek zaten. Met het oog op de komende gebeurtenissen had dit feit een groter drama voorkomen.
Op donderdag 30 mei 1940 rond 9 u ’s morgens vertrok uit Walsoorden (Zeeuws-Vlaanderen, thans een deelgemeente van Hulst) het konvooi bestaande uit 4 schepen. Tegen de avond van diezelfde dag voeren de schepen het Hollands Diep op. Omstreeks 19u20, langs de kleine binnenhaven van Willemstad (Noord-Brabant), klonk er plotseling een vreselijk luide knal die alle huizen in het stadje deed daveren. Een magnetische mijn, in de eerste oorlogsdagen afgeworpen door Duitse vliegtuigen in het Hollands Diep, had de “Rhenus 127” aan de kiel gespleten. Men had de Duitse Ortskommandant van Willemstad er voordien op gewezen dat er op 13 mei 1940 Duitse magneetmijnen waren afgeworpen in het Hollands Diep maar hij had hieraan geen gevolg gegeven. De “Rhenus 127” zonk op vrij korte tijd zo’n 700 meter ten noorden van Willemstad en circa 300 meter uit de wal. De honderden vermoeide Belgen, veelal gekleed in dichtsluitende soldatenjassen en loodzware schoenen, waren in het water geraakt. Tientallen verdronken voor de ogen van hun kameraden die nauwelijks in staat waren om hulp te bieden. Al snel kwamen Duitse mariniers die het Hollands Diep bewaakten en ook bewoners van Willemstad met hun boten ter plaatse. Maar het grootste leed was in de eerste ogenblikken van de ramp al geschied. Tientallen soldaten waren beklemd geraakt in de compartimenten waaronder de mijn was ontploft en stierven een verschrikkelijke verdrinkingsdood. In de minuten daarna probeerden anderen het vege lijf te redden, maar het verwrongen ruim bemoeilijkte dit aanzienlijk. Bovendien raakten velen besmeurd met stookolie die uit het getroffen schip wegvloeide. Door de snelle tussenkomst van de inwoners van Willemstad is echter een nog grotere ramp voorkomen. Aan wal werd het eerste groot alarm gegeven door de Nederlandse Luchtbeschermingsdienst en vervolgens door de Duitse Kommandant van Willemstad. Met militaire motorbootjes werd ter hulp gesneld. Ook de vissers en andere mensen uit Willemstad schoten met hun boten en scheepjes ter hulp. De drenkelingen waren helaas zo talrijk dat redding een haast hopeloze zaak scheen. Vaak moesten ze aan hun kleren worden opgeheven omdat de uitgestoken handen te glad (te vettig van de olie) waren om hen zo in een boot te hijsen. Er speelden zich heroïsche taferelen af. Zo hield een Duits soldaat een van de gevangenen bij de haren vast, onderwijl de kleren van een andere gevangene tussen zijn tanden klemmend, opdat ze niet zouden verdrinken. Sommigen van de redders gingen zo in hun taak op dat zij overboord sprongen om de schipbreukelingen het hoofd boven water te houden. Met ladders, deuren en karren werden de drenkelingen naar de hoofdstraat van Willemstad gebracht, alwaar ze op stro te ruste werden gelegd. Zwaargewonden werden binnenshuis verzorgd. Kleer- en linnenkasten werden leeggemaakt om de soldaten droge en propere kleding te geven en de inwoners zetten koffie en thee, smeerden boterhammen à volonté en deelden sigaretten uit. Ook uit naburige gemeenten was al snel hulp gekomen, een tiental dokters uit de regio snelden ter hulp en van overal kwamen verpleegsters en helpsters hun diensten aanbieden. Rond middernacht arriveerden de eerste ziekenwagens om gewonden naar omliggende ziekenhuizen te vervoeren. Tot diep in de nacht werden drenkelingen uit het koude water gehaald. De volgende dag werden diegenen die geen letsel hadden overgehouden aan de ramp ingescheept in de andere rijnaken en vertrokken richting Duitsland. Daar geen inschepingslijsten werden opgesteld is niet geweten hoeveel Belgische militairen aan boord waren. Men kan geredelijk aannemen per schip circa 1200 personen.
Getuigenissen
Een getuige : “Het was een hels tafereel, de “Rhenus 127” de kiel opengereten, richtte zich met de voorsteven even op en vormde met de achtersteven als het ware een rechte hoek. Er ontstond grote paniek op het overvolle, zinkende schip : geschreeuw, gekrijs, angstkreten en daar bovenuit het aanhoudend gehuil van de scheepssirene…”
Een andere getuige : “De brancardiers op het andere schip zagen nu een bruine massa rondspartelen in het schuimende en golvende water : tientallen soldaten waarvan er sommigen poogden te zwemmen. Maar het koude water, de dichtsluitende soldatenjassen en de loodzware schoenen beletten een langdurige inspanning, zij spoelden verder mee met de verschillende stromingen van de watergeulen. Men stond machteloos : er was geen hulp te bieden. De aalmoezeniers prevelden herhaalde malen de woorden : ‘Ego te absolvo’. Touwen of reddingsboeien waren er niet. De militairen op de andere schepen moesten hulpeloos toezien hoe hun kameraden verdronken”.
Alfons Leyssens die aan boord van de “Rhenus 127” was, verwoordde later het drama aldus : “Een verschrikkelijk schouwspel dat geen mens, zelfs geen overlevende van de ramp, in staat is te beschrijven. Ik stond op het dek toen het schip met een hevige slag in twee is gescheurd en door de ontploffing vloog ik meters hoog in de lucht om, met een kleine boog, in het water terecht te komen. Ik ging zo diep dat ik juist op tijd aan de oppervlakte verscheen om te ademen. Maar daar zag ik dat ik een dijbeen in handen had : heel waarschijnlijk van een Duitse wachter die zich op het schip had bevonden, want rond het been bevond zich een stuk grijs uniform. Uit vrees voor verdere ontploffingen ben ik van het schip weggezwommen intussen uitkijkend naar een balk of stuk hout waaraan ik me zou kunnen vastklampen om wat uit te rusten. Maar niets, niets dan splinters hout die op het water dreven. Ik was op 1 km van de oever en moest blijven rondzwemmen om boven te blijven. Tot eindelijk een vissersboot naderde en een reddingsboei uitwierp naar een soldaat die in mijn nabijheid was. Juist als deze de boei wilde grijpen, zonk hij en verdween. De boei werd ingehaald en naar mij geworpen. Zo werd ik gered…”
Adriana Groen (93 in 2005 tijdens de herdenking), die langs het water fietste toen ze een knal hoorde : “Ik was verpleegster en werkte bij het Rode Kruis. Ze vertelden me dat er een binnenschip ontploft was. In de schemering zag ik honderden mensen rond de romp drijven. Een uur later lag de hoofdstraat vol lichamen. Ik heb talrijke mond-op-mondbeademingen en hartmassages moeten toepassen. Ik wist niet waar je moest beginnen, overal hoorde je gejammer. De volgende dag kwamen ze ons alleen nog doden brengen, met buiken die opgezwollen waren door het water”.
Vervolgt.
Foto’s : -Rijnaken vol met Belgische krijgsgevangenen. -Emiel Van Winghe. -De “Rhenus 127”. -De rijnaak enkele dagen na de ramp.
Vervolg : De orde van de redemptoristinnen te Leest
Lijst der zusters Redemptoristinnen van Mechelen die te Leest begraven zijn, met kloosternaam, ‘in-de-wereld’-naam en datum van overlijden. Eddy Apers wees me op een aantal fouten in de oorspronkelijke lijst van G. Herregods.Hij baseerde zich op de officiële geboorte- en overlijdensakten. Hierna de verbeterde namenlijst, hier en daar aangevuld met bijkomende gegevens.
-Moeder M. Alphonse – stichteres – Jeanne Abel Eugenie Gauvenet Dijon – Dochter Jean Lazare Gauvenet Dijon Strasburg en Agathe Jeanne Crelé Lorient. Ze was geboren te Lorient (Frankrijk-departement Morbihan) op 3/1/1793 en overleed te Mechelen op 23 maart 1869. (foto onderaan)
-Moeder M. Gabrielle – medestichteres – Marie Victoire Eder – Dochter van Antoon Eder en van Maria Clinton. Ze was geboren te Waehring (Währing) (18 Distr van Wenen – Oostenrijk) op 23 december 1808 en overleed te Mechelen op 1 februari 1888. (foto onderaan)
-Zr Marie Michelle – Charlotte Bicquet Marie Charlotte Biquet °St-Truiden 27 januari 1801 (7 pluviose an IX) +Mechelen 26 januari 1861. Dr van Dieudonné Leonard Biquet en Anne Marie Waettens
-Zr Antoinette – Anna Smeets - Anne Catherine Smeets, geboren Voerendaal (NL) 22 april 1814 – overleden te Mechelen 11 juni 1879. Dr van Jean Pierre Smeets en Anne Marie Rutten .
-Zr Joseph – Anna Elisabetha Torfs, °Berlaar 07 februari 1821 - +Mechelen 20 maart 1864 Dr van Petrus Franciscus Torfs, landbouwer °Wiekevorst en Theresia Schoeters °Berlaar
-Zr Scholastique – Maria Agatha Peters °Boxmeer (NL) 07 april 1817 - +Mechelen 19 april 1882 Dr van Petrus Marianus Peters en Anna Francisca Hoctin.
-Zr Marthe – Virginie Moerkerke – °Beveren (bij Roeselare-Ieper) 21 juli 1833 -+Mechelen 20 februari 1866 Dr van Josephus Moerkerke, herbergier °Heule en Helena Saenen.
-Zr M. Stephanie – Elisabeth Maria Josephina Ludovica t’Serclaes °Noorderwijk 05 juli 1824 - Mechelen 10 januari 1868. Dr van Victorinus Gislenus Nicolaus t’Serclaes, particulier °Brussel en Theresia Agatha Gabriel Godfriaux °Thienen.
-Zr M. Victoire – Emma Theresia Maria Gislena de Moerman d’Harlebeke °Gent 20 oktober 1827 - +Mechelen 23 juli 1868. Dr van Carolus Maria Gislenus Burggraaf de Moerman d’Harelebeke en van Désirée Pycke de ten Aerden.
-Zr Joseph – Marie Rose Gillet ° Flamierge (Prov. Lux) 30 oktober 1835 - +Mechelen 25 mei 1883. Dr van Pierre Joseph Gillet, cultivateur en Marie Françoise André.
-Zr Marie Agnès –Josephine Eugenie Dupont °Luik 09 maart 1822 - +Mechelen 25 dec 1890. Dr van Servai Josephs Dupont, hoedenmarchand en Marie Elisabeth Laloux.
-Zr Marie Thérèse – Leonia Maria Josephina Ghislena Desmaisieres de Wault °Brussel 08-07-1830 - +Mechelen 16 okt 1879. Dr van Desiderus Franciscus Desmaisieres Burggraaf de Wault, grondeigenaar en Leopoldina Josephina Ghislena de Lichtervelde, beiden wonende te Rijsel (Fr).
-Zr Marie Gonzague – Emma-Marie Maus °Huddersfield ( graafschap York - GB) 13 juli 1837 - +Mechelen 25 jan 1867. Dr van Michel Joseph Eugene Maus en Colette Catherine Vanden Berghe.
-Zr M. Anne Joseph – Baronne Amelie Van der Straten-Waillet (Maria Hyacintha Amelia van der Straeten Waillet) °Waillet (Prov. Namen) 26 juni 1834 - +Mechelen 8 maart 1895. Dr van Hendrik Baron van der Straeten-Waillet en Lauris de Bex.
-Zr M. Mechtilde – Celina Norbertine Octavie Urbain ° Paturages (Prov. Henegouwen) 16 augustus 1825 - + Mechelen 2 nov 1876. Dr van Norbert Urbain, employé en Anastatia Delattre.
-Zr M. Francoise – Eulalie de Cambry de Baudimont Eulalie Pauline Josephine Ghislaine Decambry De Baudimont °Doornik 14 december 1841 - +Mechelen 10 aug 1867. Dr van Alberic Réné Joseph Decambry De Baudimont, eigenaar, en Josephine Caroline Françoise Vanden Branden De Reeth.
-Zr Marie Cécile – Cornelie Marie Josephina Peyrot °Antwerpen 25 mei 1836 - +Mechelen 12 april 1898. Dr van Jean Daniel Peyrot, handelaar en Pauline Marie Antoinette Van Bommel.
-Zr Philomène – Henriette Josephe Robert °Luik 30 oktober 1831 - +Mechelen 16 jan 1894. Dr van Henri Robert, dagloner en Margarithe Radoux.
-Zr Séraphine – Elisa Marie Louise De Schrijver °Elsene 10 november 1844 - +Mechelen 26 dec 1891. Dr van Jean François Joseph De Schrijver, schrijnwerker en Marie Catherine Hallon.
-Zr Jeanne Berchmans – Catharina Julia Van Gompel °Ramsdonk 17 juli 1850 - +Mechelen 18 juni 1876. Dr van Philippus Van Gompel, landbouwer, °Ramsdonk en Maria Catharina Lauwers °Tisselt.
-Zr Alphonse Thérèse – Marie Reine Antoinette Breidenbend °Mayence (Mainz – D) 20 april 1847 - +Mechelen 13 mei 1877. Dr van Pierre reidenbend en Margeurithe Elisabeth Heydt.
-Zr Augustine – Anna Helena Ramakers °Vliermaal (Prov Limb.) 15 januari 1838 - +Mechelen 14 juni 1897. Dr van Gerard Jozef Ramakers en Catharina Jannette.
-Zr Raphaël – Maria Catharina Vanzonhoven °Paal 27 mei 1832 - +Mechelen 13 febr 1899. Dr van Augustinus Vanzonhoven, wever en Maria Catharina Vanwetswinkel.
-Zr M. Gonzague – Elise Augustine Godtschalck (als eerste naam – zie geboorteakte) Charlotte Louise Godtschalck (als tweede naam – zie geboorteakte) °Warneton (Waasten) 26 juni 1831 - +Mechelen 7 sept 1903. Dr van Louis Jacques Godtschalc, Notaire public,°Warneton en Elise Françoise Van Elslande ° Wervik.
-Zr Mechtilde – Celine Urbain – + 2 nov 1876. -Zr M. Séraphine – Marie Angèle Aubepin ° Châteauroux (Fr) 02 oktober 1843 - +Mechelen 23 juni 1871 Dr van Silvain Auguste Hippolite Aubepin en Charle Louise Angeline Pellerin.
-Zr M. Paul – Octavie Galbaud du Fort Aurelia Eugenia Maria Octavia Galbaud du Fort °Colommiers (Fr) 24 oktober 1834 - +Mechelen 2 nov 1901. Dr van Frans Amazan Galbaud du Fort en Francisca Eugenia Perrin.
-Zr M. Jeanne – Josephina Maria Elisabeth Crielaers °Heusden (NL) 18 april 1838 - +Mechelen 31 dec 1898 . Dr van Corneel Jozef Crielaers Heusden en Adriana Norberta van de Wiel +Brussel.
-Zr M. Clémentine – Silvia Catharina Petronella Rowijs °Antwerpen 27 maart 1828 - +Mechelen 9 dec 1903 Dr van Joannes Henricus Rowijs, kommissionaris, °Gent en Barbara Maria Josephina Buys °Brussel.
-Zr Alphonsine – Adelia Celina Demarlier (Celine Adele Demarlier)°Bauffe (Prov. Henegouwen) 05 december 1864 - +Mechelen 9 sept 1906 Dr van Frederic Demarlier, herbergier en Florentine Soudans.
-Moeder M. Alphonse – Comtesse M. Louise de Villégas de St Pierre Marie Louise Charlotte Ghislaine Devillegas Comtesse de St Pierre Jette °Brussel 14 juni1835 - +Mechelen 12 december 1913.Dr van Louis Alexandre Gustave Joseph Ghislain Devillegas Comte de St Pierre Jette en Anna Marie Josphine Pangaert.
-Zr Marie Rose – Baronne Maria Coppens – +27 april 1915.
-Zr M. Liguori – Laure Desmet Laure Josephina Eudozie Desmet °Lessines (Prov. Henegouwen) 27 augustus 1835 - +Mechelen 27 dec 1912. Dr van Albert Desmet, zonder beroep en Lucie Henriette Lequoin.
-Zr M.Mechtilde – Caroline Jacobs Caroline Josephina Emilie Jacobs °Antwerpen 6 januari 1835 - +Mechelen 5 jan 1913. Frederic François Charles, bankbediende en Marie Josephe Jeanne De Ley.
-Zr M. Marguerite – Léonie Desimpel (Philomene Leonie Barbe Marie Ursule Desimpel) °Warneton (Waasten) 15 februari 1842 - +Mechelen 17 jan 1914. Dr van Bruno Desimpel, Koninklijk Notaris, °Ieper en Marie Claire Ludwine Ghesquiere °Warneton.
-Zr Madeleine – Marie Vanvelthoven (Anna Maria Elisabeth Vanvelthoven) °Antwerpen 25 november 1842 - +Mechelen 28 juli 1897 Dr van Petrus Vanvelthoven, beenhouwer, °Brecht en Maria Theresia Van Gehuchten °Antwerpen.
-Zr M. Aloyse – Comtesse Marie de Calonnes Marquise de Courtebourne – 25 aug (onleesbaar) (noot : zij was een kleindochter van gravin de Courtebourne, die te Oostakker de grot liet bouwen in haar tuin).
-Zr M.Séraphine – Judith Plasschaert (Judith Marie Colette Jeanne Plasschaert) °Brugge 18 augustus 1855 - +Mechelen 10 april 1914 Dr van Charles Auguste Plasschaert, meester broodbakker en Jeanne Therese Ardenois.
-Zr Alphonsine – Melania Cheyns °Petegem 3 april 1847 - +Mechelen 22 dec 1909. Dr van Lodewijk Cheyns, metser en Rosalia Schamp, spinster.
-Zr Joseph - Anna Maria Lauwers °Grimbergen 12 maart 1855 - +Mechelen 25 juni 1901. Dr van Franciscus Lauwers, landbouwer en Maria Elisabeth verhaegen.
-Zr M. Gabrielle – Marie Demeumeruse – 16 okt 1925.
-Zr M. Anne Joseph – Alix Karel – +12 jan 1925.
-Zr M. Christine – Joséphine Dormal –+ 25 juli 1921.
-Zr Célestine – Adele De Craeke (Adele Rosalia de Craeke) °Brugge 16 april 1827 - +Mechelen 3 december 1907. Josephus Franciscus de Craeke, dienstbode, °Leffinge en Adele Adelaide Batalje, °Leeuwarden (NL)
-Zr Francoise –Anna Sophia Philips °Amsterdam 05 juni 1841 - +Mechelen 18 maart 1900 Dr van Jan Ferdinand Philips en Joanna Catharina Harms.
-Zr Alphonse – Eugénie Queroy (Maria Apolina Queroy) °Charleville (Fr) 15 augustus 1829 - +Mechelen 9 april 1904. Dr van Pieter Queroy en Maria atharina Delvaux.
-Zr M. Clément – Gabrielle Gillis – 27 jan 1929. -Zr Marthe – Joséphine Van der Beck – 3 sept 1929.
-Zr Véronique – Marie Goossens – 1 okt 1921.
-Zr Brigitte – Céline Haulot – 1 juni 1926.
-Zr Thérèse – Barbe Preudhomme – 15 sept 1927.
-Zr Marie Claire – Maria Albrechts – 18 sept 1931.
-Zr M. Pia – Maria Terwaghe – 26 april 1927.
-Zr M. Thérèse – Marie Castelain – 29 jan 1922.
-Zr Marie Berchmans – Prudence Galle – 7 dec 1931.
-Zr Clément – Hortense Verhagen – 29 mei 1934.
-Zr M. Gabriel – Elodie Strybol – 29 sept 1961.
-Zr Joséphine – Phareïlde De Rey – 23 juli 1964.
-Zr M. Anne Joseph – Flore Faglin – 4 jan 1962.
-Zr Alphonse – Pauline Erkens – 20 maart 1972.
-Zr Michaël – Anna Kalytiak – 3 juni 1974.
-Zr Dominique – Rosalie Van den Hemel – 31 mei 1927.
-Zr M. Francoise – Maria Confin – 6 maart 1930.
-Zr M. Jeanne – Hélène Daman – 26 maart 1913.
-Zr M. Fajelia – Anna Druwé – 23 febr 1937.
-Zr M. Madeleine – Julia Rademakers – 17 maart 1938.
-Zr M. Augusta – Julia Van Rijmenant – 13 jan 1938.
-Zr M. Raphaël – Marie Van Loo – 26 dec 1932.
-Zr M. Dominique – Marie De Hertoghe – 2 april 1938.
-Zr M. Joseph – Augusta Bléville – 13 jan 194(?).
-Zr M. Lutgarde – Martha De Clerck – 13 dec 1940.
-Zr M. Julienne – Victorine Erneste – 31 mei 1941.
-Zr M. Bernard – Antoinette Roberti – 25 feb 1941.
-Zr M. Aimée – Marguerite Wijnants – 25 jan 1942.
-Zr M. Aloyse – Gabrielle Balette – 28 jan 1942.
-Zr M. Lamberta – Léonie Lamal – 1 maart 1941.
-Zr Raphaël – Angela Bindinger – 1 maart 1941.
-Zr Eligia – Jeanne Joosen – 26 feb 1942.
-Zr M. Alphonse – Marie Van den Abeele – 14 mei 1942.
-Zr M. Gerard – Alida Vets – 8 jan 1943.
-Zr Géraerd – Rosine Van hée – 22 maart 1954.
-Zr Marguerite – Emma Amants – 1 okt 1953.
-Zr Gabriël – Gertrude Kwanten – 19 juni 1953.
-Zr M. Xavier – Felicie Roba – 18 mei 1946.
-Zr M. Jean – Alice Genin – 19 juli 1945.
-Zr M. Stanislas – Louise Wigny – 31 juli 1952.
-Zr M. Agnès – Valérie Francken – 24 juni 1950.
-Zr M. Paul – Ida Cappe – 13 dec 1957.
-Zr M. Liguori – Marie Vervaeke – 28 maart 1958.
-Zr Antoine – Eugénie Bernimoulin – 3 jan 1958.
-Zr M. Michaëla – Victoire De Marré – 28 maart 1961.
-Zr M. Augustin – Jeanne Polanska – 8 sept 1961.
Foto’s : -Stichteres Moeder M. Alphonse (Jeanne Abel Eugenie Gauvenet Dijon). -Medestichteres van de orde : Moeder M. Gabrielle (Marie Victoire Eder).
“Bartholomeus De Lathouwer oude kleerkoper 38 j. ; getuige voor de pastoor van Leest”. (f° 149 -Gemeentearchief Willebroek)
1577 – 11 maart – Notaris Jan De Munter :
“Clara Gillis weduwe Jan Cokelbergs Gillis De Wille beiden v. Leest hebben elkaar kwijtgescholden van comerschap als waarbij voors. Cokelbergs 22/11/1574 verkocht vs Gillis van woonstede met schuur onder Heffen. Gerard had deel betaalt aan Aerden Cokelberg en voors. Jan.” (f° 58V° - Gemeentearchief Willebroek)
1578 – 14 april – Notaris Jan De Munter :
“Msr Gillis Van Borre verkoopt Aerde Van Wiele bos “den Torfpoel” 9-1/2 bunder te Leest tegenover de Theunscluys in de Theunscluysestraat tussen kinderen Wilderlants eertijden en Lodewijk Van Heyst.” (f° 230 - Gemeentearchief Willebroek)
1913 – 12 december : Overlijden van barones Maria Louisa Charlotta Ghislena DEVILLEGAS.
Ze werd op het kerkhof van Leest begraven bij haar zusters van de Orde van de Redemptoristinnen.
Het geslacht De Villegas (ook De Villegas de Clercamp en De Villegas de Saint Pierre – Jette) is een Zuid-Nederlandse adellijke familie afkomstig uit Spanje.
Maria Louisa is een dochter van Louis Alexandre G.J. de Villegas de Saint Pierre Jette (°Brussel 1783-1867) en van Anne-Marie Pangaert die hem acht kinderen schonk. In 1859 vroeg hij erkenning aan voor zijn adellijke status, die hij bekwam in 1866, enkele maanden voor zijn dood.
“Het jaar duizend negen honderd dertien, den twaalfden dag der maand december ten vier ure des smorgens voor Ons Albert Gabriel Hertsens, Afgevaardigden Schepen, afgevaardigde van den Burgerlijke stand der stad Mechelen, provincie Antwerpen, zijn verschenen : Jan Corneel Vervliet, schrijnwerker oud negen dertig jaren en Jan Jozef De Bondt, metser, oud acht en dertig jaren, beiden te Mechelen gehuisvest, kennissen der overledene. Dewelke Ons verklaard hebben dat den twaalfden dezer maand december ten vier ure des morgens OVERLEDEN is te Mechelen Bleekstraat 6, Maria Louisa Charlotta Ghislena Devillegas, Comtesse De St.Pierre Jette Kloosterlinge, geboren te Brussel, den veertienden juni achttien honderd vijf en dertig; gehuisvest te Mechelen zelfde huis ; ongehuwde dochter van Lodewijk Alexander Gustaaf Jozef Ghislenus Devillegas, Comte de St.Pierre Jette en van Anna – Maria Josephina Pangaert, beiden overleden. Van dit alles hebben Wij onmiddellijk dezen Akt in dubbel opgemaakt, ten stadhuize, en na er lezing van gegeven te hebben aan de verschijners, hebben Wij met de beide verschijners, dezen Akt geteekend. J.C.Vervliet J. De Bondt A.Hertsens.”
“Le Comte et la Comtesse De VILLEGAS de St-PIERRE-JETTE; Madame Joséphus De VILLEGAS De St-PIERRE-JETTE, chanoinesse régulière au monastère de Berlaymont. Les Comtes Fernand et Albert De VILLEGAS De St-PIERRE-JETTE; la Comtesse Marguerite De VILLEGAS De St-PIERRE-JETTE; Madame Héléne De VILLEGAS De St-PIERRE-JETTE,religieuse de Sacré-Coeur; Madame Mathilde De VILLEGAS De St-PIERRE-JETTE, chanoinesse réguliére au monastère de Berlaymont; le Comte et la Comtesse Albèric LE GRELLE, leurs enfants et beau-fils; le Comte et la Comtesse Oscar LE GRELLE, leurs enfants et belle-fille; la Comtesse Engelberte LE GRELLE; le Comte et la Comtesse Henry LE GRELLE, et leurs enfants; la Comtesse Maria LE GRELLE, le Comte et la Comtesse Vincent LE GRELLE, et leurs enfants; le Comte et la Comtesse Alfred LE GRELLE, et leurs enfants; Monseigneur Comte Stanislas LE GRELLE; Madame Martine LE GRELLE, chanoinesse régulière au monastère de Berlaymont, le Comte et la Comtesse Oswald MORETUS De BOUCHOUT et leurs fils; le Comte et la Comtesse Arnold LE GRELLE, et leurs enfants; Monsieur John MACCARTHY O’LEARY; Monsieur et Madame Charley CHICESTER, et leurs enfants; le Vicomte De CONNY, et sa fille. Le Lieutenant-Général Chevalier De SELLIERS De MORANVILLE, commandant la Gendarmerie Nationale; Madame la Douairière Alphonse De SMET De NAEYER, ont l’honneur de vous faire part de la perte douloureuse qu’ils viennent de faire en la personne de Mademoiselle MARIA-LOUISE-CHARLOTTE-GHISLAINE DE VILLEGAS DE St-PIERRE-JETTE en religion Mère Marie-Alphonse du Très-Saint Sacrament Religieuse Rédemptoristine Leur soeur, belle-soeur, tante, grand’tante et cousine, germaine bien aimée, née à Bruxelles, le 14 juin 1835 et pieusement décédée au monastère de Saint-Alphonse à Malines, le 12 décembre 1913, munie des sacrements de notre mere la Ste-Eglise. Le service funèbre dans la chapelle du monastère de St-Alphonse et l’inhumation à Leest ont eu lieu. Priez Dieu pour elle. Malines, le 16 Décembre 1913.” (Met dank aan Eddy Apers)
De orde van de redemptoristinnen te Leest
De orde van de redemptoristinnen is een contemplatieve orde die in 1731 gesticht werd door de heilige Alphonse de Liguori. De bakermat van de orde ligt in Italië, meer bepaald in de stad Scala. In België werd het eerste huis van de redemptoristinnen gesticht te Brugge in 1841 door Eugén Dijon. De kloostergemeenschap groeide snel en in 1855 werden twee nieuwe huizen gesticht, één te Dublin (Ierland) en één te Brussel. Dat laatste klooster verhuisde in 1858 naar Mechelen.
De redemptoristinnen droegen een rode habijt met blauw schapulier en werden om die reden ‘rode nonnen’ genoemd. Tegen de kerkhofmuur van Leest staat een grafmunument : ‘Rustplaats van de Monialen Redemptoristinnen van het klooster Sint Alfonsius Mechelen”. De orde liet hun dode zusters begraven op het kerkhof van Leest. Zo werden tussen het jaar 1861 en 1974 te Leest 94 ‘rode nonnekes’ begraven. De grafsteen bevatte vroeger de Franse tekst : ‘Sepulture des Religieuses de l’ ordre du T.S. Red. du monastère de St Alphonse à Malines.Rip’ en was in verhakkelde toestand. Na overleg tussen de pastoor en de stad Mechelen werd overeengekomen dat deze steen, terug gerestaureerd, zijn plaats zou krijgen tegen de muur van het kerkhof, als een blijvende herinnering aan deze kloosterzusters die hier hun laatste rustplaats kregen.
Georges Herregods publiceerde de historiek in 1977 in ‘De Band’ : ‘Rond het midden van voorgaande eeuw had het klooster van de Redemptorinnen te Brugge meer nonnekes dan voorzien door hun heilige regel. De toenmalige kardinaal Sterckx nam in 1854 het voorstel van de bisschop van Brugge aan, om enkele van deze zusters over te nemen die te Brussel een nieuw klooster zouden beginnen. Op 18 april van dat jaar trok Moeder Marie Alphonse met zuster Marie Gabriel als vicares en 12 andere zusters naar de hoofdstad, en namen voorlopig hun intrek in de Josaphatstraat te Schaarbeek. Oorspronkelijk wilden ze zich vestigen te Elsene, maar op voorstel van de kardinaal, vertrok de communauteit ten slotte op 6 oktober 1858 naar Mechelen, in de Bleekstraat nr 8. Ze verbleven daar tot 1966. In het jaar 1959 reeds had kardinaal Van Roey hen een stuk grond aangewezen te Bonheiden, waar ze een nieuw klooster konden zetten. Het duurde echter nog tot oktober 1966 vooraleer de sleutel op de deur zat. Zoals hierboven vermeld werden tot 1974 al hun overleden zusters te Leest begraven.
Hierna de lijst der zusters Redemptoristinnen van Mechelen die te Leest begraven zijn, met kloosternaam, ‘in-de-wereld’-naam en datum van overlijden. Eddy Apers wees me op een aantal fouten in de oorspronkelijke lijst van G. Herregods. Hij baseerde zich op de officiële geboorte- en overlijdensakten. Hierna de verbeterde namenlijst, hier en daar aangevuld met bijkomende gegevens.
Vervolgt.
Foto’s : -De laatste rustplaats van de “rode nonnen” op het kerkhof van Leest.
Jaak Bernaerts is 25 jaar burgemeester en dat werd voor het nageslacht vastgelegd. De foto dateert van 2 mei 1913. Het feestvarken staat midden vooraan op de eerste rij.
1913 – Zondag 20 april : Jaak BERNAERTS 25 jaar burgemeester.
“FEESTZITTING VAN 20 APRIL 1913 TER GELEGENHEID DER VIERING VAN HET 25-JARIG BURGEMEESTERSCHAP VAN MIJNHEER JAAK BERNAERTS RIDDER IN DE LEOPOLDSORDE EN BURGEMEESTER DER GEMEENTE".
Zo blokletterde “De Band” in maart 1958 toen ze een uittreksel uit de verslagen van de gemeenteraad uit 1913 publiceerde. Op 8 maart dat jaar had de Gemeenteraad een speciaal krediet gestemd van 300 frank als toelage aan het “Feestcomiteit”, tot viering van het 25-jarig burgemeesterschap van Jaak Bernaerts. “Ten acht ure en half voormiddag vergaderen de gemeenteraadsleden ten Gemeentehuize namelijk MM Diddens Victor, Lodewijk Wauters, Schepenen. Theofiel Verschueren, Frans Beullens, Karel Lodewijk Van Aken, Jan Baptist Verbergt, Karel Laurent Van den Branden, Joseph Selleslagh, raadsleden en August Van den Bossche, secretaris.
Zij begeven zich ten huize van den achtbaren Jubilaris, en vergezellen hem ter Kerk, alwaar om 9 uren, eene plechtige H.Mis van dankzegging gezongen wordt, waarna hij stoetsgewijs huiswaarts gebracht wordt. Rond twee uren voormiddag wordt den Jubilaris aan de Capellebaan ontvangen door den Gemeenteraad, secretaris, ontvanger weldadigheidsbureel en E.H. Pastoor en Onderpastoor, en het Kerkfabriek, en welkom gezegd door den Schepen Diddens, en vervolgens voorafgegaan van den praalstoet naar het gemeentehuis geleid. Aldaar wordt de feestrede uitgesproken door schepen Diddens, hem een prachtig Kruisbeeld aangeboden als gift van al de inwoners, en den Eerewijn den Jubilaris, zijne familieleden en vrienden aangeboden. Den achtbaren Jubilaris dankt de inwoners voor hunne gift en genegenheid, alsook de Feestkommissie. Er worden vervolgens bloemtuilen aangeboden door : I. Mr Dumont, hoofdonderwijzer, namens de leerlingen en het schoolpersoneel. II. De fanfaren maatschappij “Arbeid Adelt”, door Mr Antoon Moyson,voorzitter. III. Mr Jn F. Cnops, namens de oud soldaten maatschappij. IV. Mr Jn Fr. Busschot, namens de St. Sebastiaensgilde. Bij ieder van welke aanbiedingen, den achtbaren Jubilaris eene dankende aanspraak doet. Tenslotte doet Heer Van den Bossche, secretaris, eenen gelukwensch aan den Jubilaris, waarin hij den onvermoeibaren iever van den Jubilaris bij zijn Burgemeesterschap der gemeente voordraagt en de diensten door dezen tot welvaart der gemeente bewezen, waarop den heer Burgemeester ook eene dankrede uitsprak. Daarna wordt den Jubilaris stoetsgewijs ter kerk vergezeld, alwaar hij aan den ingang verwelkomt wordt door den E. H. Pastoor Beuckelaers. Na het Te Deum van dankzegging wordt de Jubilaris huiswaarts geleid alwaar een eetmaal de familie, gemeenteraad, armenbestuur, H.H.Geestelijken, kerkfabriek, onderwijzers en feestkommissie aangeboden wordt. Het feest werd gesloten met eene algemeene verlichting.” (Uittreksel uit de verslagen van de gemeenteraadszittingen in 1913-DB 1958)
Gazet van Mechelen wijdde er op 21 april ook een artikel aan : “Uit Leest – Zilveren jubelfeest. Zie, laat het ons rechtuit bekennen, de Leestenaren zijn met den helm geboren!.. Sinds weken was er aldaar sprake van het zilveren jubelfeest van burgemeester Bernaerts, maar het weder was toch zo wisselvallig en...men besloot van de feestelijkheden te verdagen tot betere dagen.” ...
Er werd geopteerd voor zondag 21 april en dat bleek een uitgelezen dag. “Van in de verte ontwaarden wij reeds de fladderende en wapperende vreugdevanen welke ons een hartelijk welkom schenen toe te roepen. Al de wegen, leidende naar de kom van ’t dorp brachten tal van bezoekers aan; ... De plechtige Mis van Dankzegging des voormiddags in de parochiale kerk opgedragen was door eene samengepakte, ingetogene menigte bijgewoond. De feeststoet om 1 uur in de Capellebaan gevormd en bevattende niet minder dan 53 afwisselende nummers, was flink en puik eene treffende getuigenis gevende van de innige verknochtheid welke de Leestenaren hunnen burgemeester toedragen. Alleman, elke groep, iedere maatschappij of vereniging der gemeente was daar vertegenwoordigd. Kort na vier ure, kwam de stoet op de Dorpplaats en stapte de achtbare Jubilaris gevolgd door gemeente- en andere besturen de rijtuigen uit, om zich tot de plechtige ontvangst op het gemeentehuis te begeven. Hier kwamen beurtelings aan het woord de heeren Diddens, eerste schepen, welke namens de gemeente de heer Bernaerts huldigde en hem een rijk geschenk, door de bijdragen van elkeen bekostigd, aanbood. Daarna de Voorzitter van de katholieken Kiezersbond, dan de hoofdman der Sint Sebastiaensgilde, vervolgens den heer hoofdonderwijzer Dumont, daarna de voorzitter der fanfaren “Sint Cecilia”, de aanvoerder der Oud-Soldaten en tenslotte de gemeentesecretaris. Allen loofden en huldigden de eerste magistraat voor zijne bijzondere gaven en voortgebrachte werken en brachten hem prachtige bloemengarven. Zichtbaar bewogen wist de heer Jubilaris nochtans voor allen een zeer gepast antwoord te vinden en te geven. Eens de feestzitting op het gemeentehuis geëindigd, begaf zich de feesteling en zijn gevolg naar de kerk, alwaar een dankend “Te Deum” den Allerhoogsten ter eere werd aangeheven. De reeds op zich zelf genomen prachtige dorpskerk was netjes versierd. ... Zegden wij hierboven dat Leest waarlijk krioelde van ’t toegestroomde volk ; wij moeten er ook bijvoegen dat de hoofden der omliggende gemeentens daar waren om hunnen goeden ambtgenoot en vriend te huldigen, zoo ontmoetteden wij er de heeren burgemeesters L. Lefebvre van Blaesvelt, Graaf de Buisseret de Blarenghein van Breendonck, Fr. Verschueren van Heffen, L. Peeters van Hombeeck; zooook de heer H. Claes, lid der Bestendige Deputatie van Mechelen, enz., enz.”
In de editie van 19 april van Gazet van Mechelen vonden we de samenstelling van de stoet :
“...1. Postillons, 2. Hoornblazers te paard, 3 Vaderlandsche kleuren, 4. Ruiters te paard, 5. Gemeentemaagd, juffer te paard, 6.De doelschutters, 7.St. Cecilia, maagd te paard, 8.Fanfare Sint Cecilia, 9. De drie Goddelijke deugden, 3 vrouwen te paard, 10.Koekbakkers, wagen, 11. De Edele Graanoogsters, twee vrouwen te paard, 12. De Bolgilde, 13. De Jachtgodin, vrouw te paard met gevolg, 14. Ambachtswagen, 15. Veloclub, 16. Duivenmelkers, wagen, 17. Katholieke Bond, 18. Fanfare Willen is Kunnen,groep, 19.De Vier Gebroeders, 20. Melkhandel, 21. De Congregatie van Sint Joannes Berchmans, 22. De Kupidos te paard, 23. St Sebastiaensgilde, 24. De liedjeszangers, wagen, 25. De negen Provinciën, 26. Opsinjoorken met lijfwacht en gazetdragers, 27. De Aalmoes, vier vrouwen te paard, 28. De Zottigheid,groep te voet, 29. Herderinneke te paard, 30. Landbouwwagen (Bist), 31. Koningin Elisabeth van Hongarië, maagd der Rozen, 32. De Dorpsherberg, wagen, 33.De Fortuin, maagd te paard, 34. Koningin Elisabeth, met gek vooraan, 35. Jonkheid der gemeente, 36. De Vriendschap, twee vrouwen te paard, 37. Maatschappij “Hoop en Troost”, 38. Beenhouwerswagen, 39. De Schoolkinderen, 40. Bestuurbare ballon, 41. Heilige Barbara, vrouw te paard, 42. Fanfare “Arbeid Adelt”, 43. Maagdekenswagen, 44. St. Nokolaas en St. Pieter, met gevolg, 45. Hoveniersbond, 46. H.H.Koning Albert en Elisabeth, 47. De Heer Burgemeester, omringd van Eerewacht, 48. De Gemeenteraad, 49. De Geestelijke Overheid, 50. De Kerkfabriek, 51. Armbestuur, 52. Het rad van avontuur, 53.Maatsschappij Oud-Soldaten.De ontvangst van den stoet vond plaats Capellebaan, nabij den Steinen Molen, stipt om 13 uu en men ging langs de Bist, Kleine Heide, Boulevard, Thisseltbaan naar ’t Dorp. ’s Avonds algemeente verlichting en prachtig vuurwerk, bal in al de zalen.”
Op de plaats waar voordien reeds een kapelletje stond -op een oude kaart van 1777 stond al een aanduiding van een kapel op dezelfde plaats- aan de grenslijn met Battel, in de Pastoor De Heuckstraat, werd in 1913 de Sint-Annakapel gebouwd. De steen op de voorgevel geeft volgende details prijs : “St Anna Kapel, gebouwd in het jaar 1913, gift van de heer Benoit Van Ingelgem. Bouwmeester Cyriel Van den Bergh.”
De kapel herbergde jaren geleden een wondermooi Sint Annabeeldje uit de 16de eeuw, uit hout gesneden en in typische Mechelse stijl. De stalen deur en de zware ijzeren stangen voor het kijkgat konden niet beletten dat het beeldje werd gestolen. Dat gebeurde tijdens de nacht van 1 op 2 februari 1974 : de stangen waren doorgezaagd. Het beeldje werd voordien in de pastorij bewaard.
Tijdens de zomer van 1977 (“Actie Veldkapelleken”) werd de kapel door enkele jonge vrijwilligers grondig aangepakt : in de plaats van de zware brandkastdeur kwam er een hekje in smeedwerk, een gedeelte van de vroegere koorafsluiting uit de kerk. Het plaksel werd van de muur geslagen en de schone baksteen die er van onder kwam werd opgekuist, gevoegd en verder onaangeroerd gelaten. Op de muur werd een keramiek aangebracht voorstellend Sint Anna ten Drieën, een realisatie van Georges Herregods. Het altaar werd opnieuw in de verf gezet en kreeg een kleurtje. De buitenkant van de kapel werd volledig gereinigd en om haar meer toegankelijk te maken werd de omgeving gesnoeid en opgekuist en een kasseibaantje aangelegd. Een steen aan de binnenkant van de kapel verwijst naar de diefstal van het oude Sint-Annabeeldje en naar de restauratie van 1977.
De leeftijd van de aanpalende lindeboom is onbekend, mogelijk is de boom zo oud als de eerste kapel. Van oudsher was de kapel de startplaats van de voettocht van de “Kompagnie van Scherpenheuvel”.
Albert Huysmans naar mondeling relaas van zijn tante Zelica (LG blz.203,204)
“Bij valavond half december 1888 keerde mijnheer Van Ingelgem huiswaarts naar Mechelen na een bezoek aan zijn pachters. Zijn koets kwam in afgrijselijk stormweer tot stilstand aan de pastorij, voor het door een giertij tot daar gestegen Zennewater en een uur later zou er nog een springvloed zijn. Met hem reed ook zijn meid mee, tante Zelica, de meter van mijn vader. Ze was op bezoek geweest bij haar thuis, wijk De Knip. Nu waagt de koetsier zich tussen het zichtbare kreupelhout en de leuning der onder water kreunende houten brug. Hij schat hierbij naar de ligging van de onderwater verdwenen boordstenen van het beekbrugje. Van op hun vensterdorpels verwijzen de buren, nu wat links, dan wat rechts. En plots stopt het gerij, vervaarlijk links hellend. Het paard en het rechterwiel zijn wel op het brugje gekomen, maar het linkerwiel is naast de buitenkant van de boordsteen gerold en de koets is met haar as daarop blijven hangen. Luidkeels galmt de biddende Zelica en Van Ingelgem roept de koetsier om naar de verdere hoeve hulp van volk met paarden te vragen. Boeren tot aan de heupen in ’t water brengen met twee paarden het gerij op vaste bodem tot de hogere Battelbergen. Tante Zelica kreeg van haar meester een reis naar Lourdes en bracht een beeld van O.L.Vrouw mee, waarmee ze mijn vader in haar testament bedacht, en dat nu de nok van ons huis siert. (Kouter 5 Leest) Mijnheer Van Ingelgem liet later bij de beek op Leest een kapel bouwen als dank aan Sint-Anna.”
Georges Herregods in “De Band” van mei 1977 :
Iets meer over Sint Anna Wie was die Sint Anna die wij zo dikwijls treffen in onze veldkapellen en kerken. Sint Anna was de moeder van Maria, de grootmoeder van Jezus bijgevolg. Het feest van Sint Anna was destijds het feest van onze moeders (voor de consumptie om commerciële doeleinden de moederkensdag had uitgevonden). Historisch gesproken weten we heel weinig over Sint Anna. Wat we er over weten is pure legende : dat ze opgevoed werd in de tempel en zo… Deze gegevens komen uit het “apocryfe” evangelie van Jacobus, een geschrift uit de 2de eeuw dat door de kerk niet als authentiek werd erkend en dat de vrucht was van veel verbeelding om tegemoed te komen aan de nieuwsgierigheid van het volk. Over de voorouders van Jezus geven de evangelies enkel de naam. Sinds de 6e eeuw werd Sint Anna vereerd in het Oosten en sinds de 8e eeuw in Rome. Het duurde echter tot in de middeleeuwen vooraleer zij ook in onze streken een ereplaats kreeg. Op het einde van de 16e eeuw werd hier bij ons haar feest ingevoerd en het moet uit die tijd zijn dat dit beeld uit onze kerk dateert. Alhoewel de verering tot St Anna hier tamelijk laat werd ingevoerd kwam de devotie tot Sint Jozef nog veel later : de naam Jozef bijvoorbeeld vond men heel weinig bij onze mensen. En archieven uit de 15e eeuw bevatten spreuken als : “Jezus, Maria, Anna”… Later werd dit : “Jezus, Maria, Jozef !”
Foto’s : -De Sint-Annakapel in de Pastoor De Heuckstraat, aan de grenslijn met Battel. -In de zomer ligt ze ietwat verscholen achter de enorme lindeboom. -Het inwendige van de kapel met het gestolen Sint-Annabeeldje uit de 16de eeuw voor de diefstal en de restauratie. Rechts een detailopname van het beeldje. Het was in hout en veelkleurig beschilderd en in goede staat : alleen de rechterhand van de heilige ontbrak. -De kapel na de restauratie van 1977. -De tekstplaat links in de kapel : “St.Anna Kapel gebouwd in het jaar 1913. Gift van den heer Benoit Van Ingelgem. Bouwm. Cyr. V.D.Bergh”. -De tekstplaat rechts is ook werk van Georges Herregods. -Mooie aquarel van Stef. De Laet.
"Zondag 29 december en 5 januari e.k., zullen we hier een paar puike toneelavonden kunnen meemaken, in de zaal Teughels, waar er telkens ten 5.30 ure zal opgetreden worden door de toneelvereniging ‘Rust Roest’. Er zal voor het voetlicht gebracht worden : ‘Veva’, spel in drie bedrijven, door Jozef Crick, gevolgd door : ‘Als Amor regeert’, revueklucht in 1 bedrijf, van Willem Van den Berg.
De gekende kluchtzanger Jef Van Hoof zal het al nog afwisselen door klucht en zang, terwijl het orkest der maatschappij ‘Arbeid Adelt’, onder leiding van heer Willem Andries, zijne mooiste stukjes zal ten gehoren brengen. Heer Alfons Hellemans heeft het toneelgedeelte onder zijn beheer. Prijzen der plaatsen : 5 en 4 frank.”
1908 – 22 februari : Alweer brand
Er ontstond opnieuw een brand in de gemeente. Ditmaal was de landbouwer Victor Corneel De Greef uit de Tisseltbaan het slachtoffer. Zijn woning, schuur en stal werden gedeeltelijk vernield. (GA)
“Het huis van onze gebuur De Greef brandde af op 22 februari 1908 en een klein stukje van ons huis er bij. Maar bij ons werd er rap geblust dank zij de hulpvaardigheid van de geburen…” (Zuster Melanie -Christine De Laet- in “De Band” van januari 1955)
1908 – 14 juni : Provinciale Verkiezingen
De kieslijst van het Kanton Mechelen-Zuid werd geleid door Jaak Bernaerts (foto onderaan) de burgemeester van Leest en uittredend provinciaal raadslid. (GvA, 1/6)
Hij had blijkbaar niet zo slecht geboerd want Gazet van Antwerpen schreef op 21 juni : “Hulde aan de heer Bernaerts van Leest, welke reeds zoovele en onschatbare diensten aan zijne stielgenoten, de landbouwers, bewezen heeft. Altijd en overal staat hij voor de buitenbelangen op de bres, en geene moeite is hem te groot of te zwaar wanneer hem zijne medewerking of onderneming gevraagd worden…”
1908 – 31 augustus : Mechels gemeenteraadslid en provinciaal raadslid Pieter T. Miller overleden en te Leest begraven.
“Miller Pieter Theophiel, geboren op 10 november 1850, werd op 16 oktober 1887 voor de eerste maal als gemeenteraadslid gekozen, mandaat welk hij tot in 1906 vervuld heeft. Op 14 juni 1908 werd hij als provinciaal raadslid gekozen. Hij was steeds een voorbeeld van plichtsbesef, en overal was hij te vinden waar er moest in de bres voor het goede gesprongen. Hij overleed op 31 augustus 1908 en werd te LEEST begraven.”(GvM, 8/12/1939)
1908 – Woensdag 11 november : Gaston Busschot van kar gestort
“De genaamde Gaston Busschots (foto onderaan), landbouwer, wonende in Leest,was woensdag naar Mechelen geweest om eene kar drafvoeder voor zijne beesten te halen. In het huiswaarts keeren, nabij de woning van de weduwe Van den Heuvel, op ’t grondgebied van Leest, stuikte Busschots van het gerij en kwam met het hoofd terecht op de straatsteenen. Inmiddels ging het paard met de kar op de loop en liep een 400 m verder in eene gracht waar het door slagen, stampen en rukken zich van zijn getuig ontmaakte, gansch los uit de gracht opsprong en weg liep. Wat den gekwetste betreft, deze werd in erbarmelijken toestand opgenomen en naar zijne woning gedragen. De schedel van het hoofd lag bijna gansch open en niet minder dan drij geneesheren werden bijgeroepen om hem de noodige hulp toe te dienen, namelijk de heeren Gilles van Mechelen, Van Asch van Hombeek en de geneesheer van Thisselt. Zijn toestand is zeer gevaarlijk.” (GvA, 14/11/1908)
1909 – 15 augustus : “Kieken gestolen bij Theophiel Verschueren(foto onderaan)
Brief van het gemeentebestuur naar de Procureur de Konings van 17 augustus : “Bij deze doen ik u kennen dat er op zondag 15 oogst laatst, in den vooravond, ten nadeele van den landbouwer Theophiel Verschueren, alhier Scheerstraat, een kieken gestolen is in het kiekenkot dat zich in het karhuis bevindt. Op zondag 8 augustus laatst zijn er aldaar nog twee kiekens gestolen geweest, en dergelijke ontvreemdingen hebben zich bij gemelden landbouwer meermaals voorgedaan. Den diefstal zou gepleegd zijn door zekeren Piet Jozef S., landbouwer Scheerstraat te Leest. S. Zou, bij het passeren der woning Verschueren, gezegd hebben aan eenen jongeling van Sempst, wiens naam niet kan opgegeven worden, hier wonen wij, ik zal eens om een kieken gaan ! Den jongeling van Sempst is teruggeloopen naar het dorp, en heeft dit voorval daar gezegd. In het dorp alhier was alsdan ook zekeren Leebeeck Willem, metser te Sempt, Brusselschesteenweg, dewelkde de naam zou kunnen opgeven van den jongeling…”
1909 – 22 augustus : Geboorte van Rozalia PEPERMANS, zuster Juliana.
Geboren te Kalfort hielp Rozalie er in de kruidenierswinkel bij haar overbuurvrouw Maria Verbruggen. Nadat die laatste getrouwd was (Van Huynegem-Verbruggen), kwam ze met het koppel mee naar Leest en woonde bij hen in. Ook na het hertrouwen van Maria (Adriaensens-Verbruggen) woonde Roza nog even in bij dat paar (Juniorslaan 72). Dan trad ze in bij de zusters apostolinnen te Mechelen (1935) waar ook haar tante Anna non was, ze werd er zuster Juliana. Haar beroep -ze was gediplomeerd kleuterleidster- oefende ze uit in de school van de zusters apostolinnen te Mechelen (Sint-Jansstraat) maar om gezondheidsredenen slechts tot ca. 1960. Toen haar congregatie in 1967 werd opgeheven, ging ze met nog vijf andere medezusters apostolinnen uit Mechelen over naar de zusters van Sint-Antonius van Padua te Sint-Pieters-Leeuw (21/7/1967). De laatste jaren verblijft ze als residente in het klooster-rusthuis en verplaatst ze zich in een rolstoel. (“De St-Niklaasparochie in Leest”, Wilfried Hellemans)
1911 – Florentine Moyson deed haar plechtige communie in het zwart…
Florentine Moyson (foto onderaan), de dochter van Antoon en Virginie Wouters van het kasteeltje in de Kouter, deed haar plechtige communie in 1911. Het was meteen haar eerste communie en het laatste jaar dat de kinderen moesten wachten tot ze 12 waren eer ze voor het eerst ter heilige tafel mochten. Het jaar daarop gebeurde dit reeds op zeven jaar.
‘We moesten van Pastoor Beuckelaers allemaal in het zwart zijn. Hij was zijn eerste jaar op de parochie en hij wilde geen luxe. Daar werd nogal over gemekkerd en het jaar nadien draaide hij bij…” (‘LG’ blz.247)
Florentine zou later huwen met Jef Stoppie en het echtpaar vestigde zich in Hombeek, in het herenhuis tegenover de kerk, een wat kleinere kopie van het kasteeltje waar ze opgroeide.
1912 – Henriette TROCH werd onderwijzeres in de meisjesschool
Henriette Troch (foto onderaan) woonde te Tisselt en kwam dagelijks per fiets naar Leest om er les te geven. Dat gebeurde van 1912 tot 1923, de oorlogsjaren echter niet meegeteld. Ze vluchtte het land uit en verbleef in Londen waar ze doorging met lesgeven. Na haar huwelijk in 1923 verliet ze de streek en trok naar Gemmerich. (LG, blz. 139 en GA, 4/3/1919)
1912 – 17 mei : Brief voor meester Dumont. (foto onderaan)
“Mijnheer, hierbij doen wij u geworden 10 boekdelen van de Levensbeschrijving van Hendrik Conscience om als prijzen mede uitgedeeld te worden aan de leerlingen. Het gemeentebestuur, bij bevel, de secretaris Vandenbossche.”
Foto’s : -Jaak Bernaerts. -Gaston Busschot. -Theophiel Verschueren. -Florentine Moyson deed haar plechtige communie in het zwart. -Links Henriette Troch naast haar collega’s Mathilde Hellemans en Irma Ackermans. -Meester Dumont.
1905 – 14 juni : Zilveren bruiloftsfeest Frans Van Hoof – Wiske Huys.
“Op 14 juni a.s. zal Leest volop in feest zijn bij het zilveren bruiloftsfeest van Frans VAN HOOF en Louise HUYS. De feesten zullen aangekondigd worden door grof geschut. Om 2 ure namiddag groote stoet. Om 8 ure ’s avonds, prachtig vuurwerk en algemeene verlichting. Feesten in verschillende zalen der gemeente. Als het weer gunstig is, zal Leest dien dag volop kermis vieren. De Mechelaars zijn er vriendelijk op uitgenodigd”. (GvM, 11/6/1905)
Frans “Sooi” Van Hoof, landbouwer en herbergier van "In den groene Linde" op het Leestse dorpsplein, werd geboren te Leest op 8 juli 1854 als oudste zoon van Joannes Baptist (°Leest 22/9/1822, +Leest 4/4/1874) en van Seraphina Coeckelbergh (°Leest 29/8/1820, +Leest 22/5/1900). Hij huwde op 10 juni 1880 op 25-jarige leeftijd te Leest met Maria Ludovica “Wiske” Huys. Getuigen waren de stiefvader van de bruid Josephus Moortgat, de schoonkozijn van de bruidegom Petrus Joannes Cnops, evenals Petrus Bernaerts en Carolus Ludovicus Moons. Wiske was 19 jaar oud, landbouwster en geboren op 3 december 1860 te Leest als dochter van de landbouwer Petrus Joannes Huys en de dagloonster-landbouwster Maria Josepha (Josephina) Verbeeck. Uit dit huwelijk van Frans Edward Van Hoof en Maria Ludovica Huys ontsproten :
1.Hortentia VAN HOOF, geboren op 12 juni 1881 te Leest.
2.Clothildis (Tille) VAN HOOF, landbouwster, geboren op 05 juni 1882 te Leest. Gehuwd met Felix DE SMEDT, 44 jaar oud, geboren op 13 05 1877 te Zemst.
3.Emilius Florentinus (Emiel) VAN HOOF, geboren op 10 mei 1884 te Leest, overleden op 27 april 1911 te Leest op 26 jarige leeftijd.
4.Joanna Maria (Maria) VAN HOOF, geboren op 12 september 1885 te Leest. Gehuwd op 22 jarige leeftijd op 30 november 1907 te Leest met Josephus Alphonsus CROES, 23 jaar oud.
5.Petrus Joannes (Pieter Jan) VAN HOOF, geboren op 21 september 1887 te Leest. Gehuwd op 31 jarige leeftijd op 15 februari 1919 te Hombeek met Elisabeth VERRIJKEN. Pieter Jan overleed te Hombeek op 7 juni 1957.
6.Pelagia Alida VAN HOOF, geboren op 11 juni 1890 te Leest. Zij overleed te Brussel II op 21 juni 1939 en werd begraven in de kerk van St-Jozef te Battel.
7.Ferdinandus Albertus Theophilus VAN HOOF, landbouwer, geboren op 11 januari 1892 te Leest. Overleden op 16 oktober 1917 te Diksmuide op 25 jarige leeftijd. Gesneuveld in de eerste wereldoorlog. (Zie foto en gedachtenisprentje onderaan)
8.Petrus Alphonsus VAN HOOF, geboren op 06 mei 1894 te Leest. Ook “Fons” vocht aan het front. Hij werd slachtoffer van een gasaanval waaraan hij op 26-jarige leeftijd op 15/3/1921 te Leest overleed. Albert Huysmans noteerde over deze oorlogsinvalide : “Nog zie ik Fons, bij een hete zomerdag, hijgend zitten, in het lommer van hun lindenboom…” (Zie foto en gedachtenisprentje onderaan)
9.Maria Melania (Melanie) VAN HOOF, geboren op 22 november 1896 te Leest, overleed op 10 augustus 1899 te Leest op 2 jarige leeftijd.
10.Joseph VAN HOOF, geboren op 15 januari 1899 te Leest. Gehuwd met de 21-jarige dienstmeid Maria JACOBS uit Battel. Jef Van Hoof was een geliefd amateur-toneelspeler : “…Vijf jaar na de oorlog was Jef Van Hoof, hier en omliggende,voor een, vanaf het podium tot achteraan, en op toog en vensterdorpels saamgedrumde publiek in de zalen, hun favoriet, wiens humoreske rollen ze jaren lang wilden zien…” (“Van Oorlog en Vrede”,J.A. Huysmans in “De Band”)
11.Anna Melania (Melanie) VAN HOOF, geboren op 28 augustus 1901 te Leest. Gehuwd op 21 jarige leeftijd met Aloysius Robertus VERELST.
12.Joanna Eugenia (Eugenie)VAN HOOF, gedoopt op 15 november 1903 te Leest. Gehuwd Josephus VAN LIERDE, 35 jaar oud, geboren op 28 augustus 1893 te Battel. Zij overleed te Mechelen op 6 september 1986.
13.Constantinus VAN HOOF, geboren op 07 september 1908 te Leest en overleden in de Sint-Elisabethkliniek te Mechelen op 27 november 1962. Gehuwd met Marie-Louise Guerre.
Van Oorlog en Vrede
“Tegen den noen aan, op een zonnige laatste maartse zaterdag, komt Sooi (Noot : Frans) Van Hoof, de baas der herberg “In de Groene Linde”, met de door zijn witte paard getrokken speelkar, achteraan geladen met een aantal door kleurvlagjes versierde plantfruitboomkens, zelf uitgedost in zijn met rozen getooide beste kostuum, monkelend onder een hoge hoed en met een vol linten kletsende karwats, onder de reeds bottende takken van de voor zijn huis staande mooie lindenboom gereden. Buren schuiven bij, en klanten en Wiske, de bazin met een part van haar vijf zonen en zes dochters, komen buiten en Wiske gromt verwonderd : “Wel zot, wat scheelt er u nu ?” Waarop Sooi met een feestlach het zijn vrouwke aanwijst : “Ik ga straks die 25 boomkens in onzen hof steken, omdat wij vandaag de jaren zijn getrouwd van de helft die wij ons samen wensen. Kom hier, dat ‘k u kusse !...En zie, ‘k heb een kasje haring bij om dat te vieren, begin die maar te braden !” In die tijd was het bij de gewone mensen nog nooit opgekomen zich aan zulke feesten te wagen. Toch buigt Wiske, enigszins blij verrast, zich morrend naar hem toe met zoet verwijt : “Bedankt vent…maar och God…die takskens groot…’t ventje…” “Stop !” zei Sooi, “wij halen het wel !”
Begin augustus 1914 zijn er Duitse troepenbewegingen aan onze grens, en gaan er geruchten over een Ultimatum aan België en worden reservisten opgeroepen. Alfons Van Hoof, tweede oudste zoon, wordt gemobiliseerd, en een week later, na een inval der Duitsers, melden de kranten : “De forten van Luik houden stand”, en Theophiel, de broer, meldt zich als vrijwilliger. Half augustus wordt er al hard gevochten in Eppegem, Weerde en Elewijt, getuige daarvan het Belgisch soldatenkerkhof op Eppegem. Twee dagen later vervoegen onze dorpelingen zich met die van Hombeek en Stuivenberg komende stroom vluchtelingen, richting Heffen, Willebroek…Pastoor Beuckelaers was daags voordien naar Antwerpen afgereisd. Bij Stienes vertrekt Fons en familie, doch hun Sooike wil niet mee, en heeft een paar uur later al twee volle manden flessen wijn uit de kelder der pastorij naar zijn hooizolder verhuisd. Wijl hij smakkend aan een fles tuttert, en door het gevelvenster de beweging beneden volgt, draait daar de speelkar van Sooi Van Hoof met zijn gezin, deels er op en er achter, met Jef als laatste, de Molenstraat in. Sooike wenkt meermaals naar Jef, die eigenlijk liever daar bleef, waar hij vele zomers het hooi hielp tassen…Later zei Wiske dat ze ergens te Willebroek Jef misten…”O onze Jef !” Doch nu zit Jef met Sooi van Stienes, tot ’s anderendaags ochtend onder de pannen op den hooital en ze ledigen fles na fles, wijl er reeds bommen en houwitsers vanaf het fort van Walem, beantwoord door Duitse artillerie, afwisselend rond en bij het dorp ontploffen…Sooike, die als spraakgebrek geen R kon maken, zattekulde tussenin : “Laat ze maa…ologen Jef !...” Maar plots een “Bonk en gekraak”, met golven stof en rook, uit de als een vuurzee dadelijk brandende schuur…De twee beroette verstekelingen waren half ontnuchterd de dans ontsprongen, en verschuilden zich op de pastorij, tot ze drie dagen later gevluchte buren hoorden toekomen, die door de hen overspoelende Duitsers waren teruggedreven…
Bij ons thuis (Noot : café “In de Proef”) had zonder brand een bom de halve keuken vernield. In een eiken tuinhekpaal puilen daarvan nog zichtbaar zeven loden knikkers uit. In de Molenstraat was het huis van Jef Neutiens evenals de schuur van Stienes totaal uitgebrand, en het grootste deel der hoeve ingestort. In de kerk had een Duitse bom in de rechter zijbeukmuur een dubbelmeter gat geslagen, de biechtstoel verbrijzeld, stoelen, beelden en vensters met schroot doorzeefd… Vier jaar later is bij Sooi Van Hoof een bericht toegekomen dat zoon Theophiel was gesneuveld…en wat later, werd Fons, die door het oorlogsgas was aangetast, uit een hospitaal naar huis gebracht, en is er een jaar later gestorven… Nog zie ik Fons, bij een hete zomerdag, hijgend zitten, in het lommer van hun lindenboom… …
Vijf jaar na die oorlog was Jef Van Hoof, hier en omliggende, voor een, vanaf het podium tot achteraan, en op toog en vensterdorpels saamgedrumde publiek in de zalen, hun favoriet, wiens humoreske rollen ze jaren lang wilden zien…
Vader Sooi Van Hoof heeft geen tweede feestplanting van 25 boomkens mogen herhalen, hij is in zijn 49ste huwelijksjaar bij ons Heer geroepen. De herberg werd gesloten. De eeuwenoude van binnen uitgeholde vermolmde lindenboom werd uitgekapt voor brandhout. De laatste kinderen waren uitgezwermd naar andere horizonten en Wiske bleef op haar eentje in haar woonst. Dagelijks kwam ze bij ons, om een glas bier, en een babbeltje met ons moeder en de klanten. Zekeren dag zegt ons moeder : “Wiske, raad nu eens, wie hier daarstraks is buit’en gegaan”… “En wie ?” vraagt Wiske… “Wel mens, de Pikke en Zeise !” Dat was een Duitser, die meermaals al jaren voor de oorlog 1914, hier in de streek, vanaf de trein te Mechelen, per velo bij boeren en ambachtslui, hun bestelling kwam opnemen of afgeven, van : graanpikken, zeisen, rieken, kapgerief, en voor het gezin : messen, eetvorken, lepels, scharen, enz… “Oei, oei,” schrikt Wiske. “Dan wordt het straks weer oorlog !...Ge weet toch dat ze die spion in ’14 ergens meenden gezien te hebben als ‘nen officier van de Uhlanen !”… En telkens Wiske daarna kwam, riep ze al van in de deur : “Mensen, mensen, het wordt oorlog ! Ge zult het zien ! Ja, ge zult mij later wel gelijk geven !” Een ander maal komt ze met die voorspelling tot bij mijn vader : “Zie Jan !” en ze duwt een vinger onder de snor van een vuistmakende Hitler op de foto in haar meegebrachte gazet van de zomer 1935. Helaas, Wiske heeft dat “later wel” niet meer beleefd, doch wij hebben haar “wel gelijk” in 1940 moeten ervaren." (J.A. Huysmans in ‘De Band’, december 1978)
Uit een brief van de Leestse burgemeester Bernaerts aan de Kommissaris van ’t Arrondissement Mechelen van 16 augustus 1927 : (het betrof een aanvraag voor onbepaalde uitstel van de militieverplichting van Constant Van Hoof) “…uitstel gevraagd op grond van art. 10 der militiewet, door eenen militieplichtige der lichting 1928, gehad hebbende 5 broeders en 6 zusters. Van de 5 broeders zijn er 3 die dienst volbrachten. De oudste volbracht diensttermijn, maar is overleden, de tweede trok bij de loting ondienstplichtig numero; de derde, vrijgesteld als hebbende broeder die diensttermijn volbracht had, nam dienst als oorlogsvrijwilliger bij het 6e Linieregiment en sneuvelde te Diksmuide 16/10/1917. De vierde volbracht dienst tijdens den oorlog als Militiaan der lichting 1914, bij het 14e Linieregiment en is overleden 15/3/1921. De vijfde, militiaan der lichting 1919, werd vrijgesteld als hebbende 3 broeders die dienst volbrachten. De 6 zusters van den aanvrager zijn in leven evenals zijne ouders die 60 jaren oud zijn.”
Leest, den 12 mei 1917. Aan mijnheer de Procureur des Konings te Mechelen. Heden wordt mij door vrouwe Frans Van Hoof-Huys, landbouwer dorp, Leest, volgende klacht gedaan : “Op 11 mei 1917, omtrent 10 uren voormiddag, ging mijn zoon Jozef Van Hoof , landbouwer, naar ons land, en in den Kauter, heeft zekeren Coeckelbergh Edward, landbouwer te Leest dorp, die in den Kauter aan ’t werk was, mijn zoon toegeroepen, wacht ik moet u spreken. Bij mijn zoon gekomen, wilde Coeckelbergh hem doen kennen, dat hij Van Hoof, den dader was, van de teekeningen en smaad op de poort van Coeckelbergh geschreven geweest. Mijn zoon loochende, en Coeckelbergh heeft verwondingen toegebracht aan mijn zoon zijne hand en aan zijn oor, met een aspergiemes. In de nabijheid waren : Frans Boonen, Spruyt August, Verlinden Jozef en Vloebergh Isidoor, alle landbouwers te Leest.” Deze wordt u medegedeeld om te weten wat er te doen staat voor dit feit. De Burgemeester van Leest J. Bernaerts. (Uitgaande briefwisseling gemeente Leest)
Frans Van Hoof overleed op 17 oktober 1929 op 75-jarige leeftijd te Leest waar hij op 21 oktober begraven werd. Wiske overleed op 24 november 1941 op 80-jarige leeftijd te Battel-Mechelen waar ze op 27 november werd begraven.
Foto’s : -De vroegere herberg ‘In de Groene Linde’ op het dorpsplein van Leest. Rechts nog een stukje van het gemeentehuis. Sooi en Wiske woonden hier met hun 13 kinderen. Oorspronkelijk was het een tweewoonst, in 1723 bewoond door Bertel Vermijlen (links) en Jan Ditens (rechts). Later stond de woning op naam van de ouders van Sooi : Jan Baptist Van Hoof en Serafina Coeckelbergh. In die tijd stond er een mooie linde voor de deur evenals een mestput die zich voor het huis bevond, zoals dat vroeger algemeen de mode was. Het huisje werd in 1976 afgebroken. -Theofiel Van Hoof sneuvelde te Diksmuide. -Fons Van Hoof was ook een slachtoffer van de eerste wereldoorlog. Hij was slachtoffer van het oorlogsgas. -Graf van Jef Van Hoof en zijn echtgenote Maria Jacobs. -Gedachtenisprentje van Sooi Van Hoof.
1903 – Woensdag 28 januari : Loting voor het Arrondissement Mechelen
Op het gemeentehuis van Willebroek om 9 uur voor de gemeenten Heindonk, Heffen, Blaasveld, Hombeek, Leest, Ruisbroek, Tisselt en Willebroek.
1903 – 3 maart : Echtelingen Jacobs-Permentiers zagen af van nalatenschap
Uit een brief van het gemeentebestuur (Openbare Bijstand) van Leest naar de Gouverneur : “Tot gevolg van uw schrijven van den 27 februari laatst, zoo doen wij Uld hiergevoegd geworden eene verklaring onderteekend door de echtelieden Jacobs-Permentiers, waarbij zij volkomen afzien van de nalatenschap van Permentiers Frans Edward overleden in het krankzinnigen gesticht van St Niklaas op 17 februari laatst. Wat den fortuintoestand betreft der echtlieden Jacobs-Permentiers, dezen bevat een huis op grond van derde personen gebouwd, drij koeien, meubelen vruchten en landbouwgereedschap. Derhalve dient in aanmerking te komen dat Jacobs tot werken onbekwaam is, en dat den handenarbeid dier landbouwerij verricht wordt door eenen neef van dezen, bij hem inwoonende.”
“De ondergeteekende Maria Catharina Permentiers, bijgestane en bemachtigde echtgenote van Jan Anselmus Jacobs, landbouwers, wonende te Leest, Thisseltbaan nr 10, verklaren bij deze vrijwillig te renonceren aan hetgene afhangende is en toekomen zou aan gemelde vrouw Jacobs geboren Permentiers in de erfenis der nalatenschap van Frans Edward Permentiers, overleden in het krankzinnigen gesticht te St Niklaas op den 17 februari 1903. Verders verklaren zij geen de minste aanspraak te willen maken op de kosten der stad Brussel door den overledene nagelaten en de waarde ervan vrijwillig af te staan aan : het Gemeenzaamfonds van onderstandwoonst, de provincie Brabant en het Staatsbestuur..”
1903 – 5 maart : Krankzinnige thuis opgesloten.
Verzoek om financiële steun. Die dag stuurde Secretaris Vandenbossche op bevel van de burgemeester een brief naar de Gouverneur waarin hij stipuleerde dat : “…de behoeftige Goovaerts Hendrik Frans, geboren te Leest den 14 october 1871, zonder beroep, wonende te Leest Winkelstraat nr. 3, ongehuwd, zoon van Alexander en van Maes Hendrika, zijne onderstand woonst in de gemeente hebbende, ten gevolge van krankzinnigheid, krachtens art. 25 der wet van 28 december 1873 en 25 januari 1874 in zijne familie opgesloten is geworden dan 3 meert 1903. Het tegenwoordig bericht is U gegeven opdat het gemeenzaak fonds, de provincie en den staat zouden tusschen komen in de kosten gedaan voor voormelde behoeftige…” (GA)
1903 – 26 mei : Financiële steun voor Remi Polspoel
Remi Polspoel, toen verblijvende Avenue Dailly 196 te Schaarbeek ontving van de burgemeester van Leest volgend bericht : “Als gevolg van uwe vraag van 25 mei, doen ik u kennen dat de gemeente Leest de kosten zal betalen van het in plaaster leggen van uw been tot beloop van fr : 15,00 zoo als in uw schrijven gezegd. Deze som kan na behandeling ontvangen worden bij de heer Joseph Wauters, ontvanger van ’t Armenbestuur, hetzij per post kwittantie of anders”. (GA)
1903 – 18 juli : Eretekens voor daden van moed en zelfopoffering
Uit een brief van 10/3/1904 van het gemeentebestuur gericht aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Onderwijs Brussel : “Mijnheer de Minister, bij Koninklijk besluit van den 18 juli 1903 is de medailie van 3e Klas toegestaan geweest aan :
1) Jan Briat, metser, wonende te Leest en
2)Pieter Jan Teughels, smid, wonende te Battel onder Mechelen, voor het redden van eenen drenkeling in den loop van 1903 te Leest.
Voor eerstvermelden persoon hebben wij het Eereteken ontvangen doch voor Teughels is er ons niets overgemaakt en dezen laatste heeft tot heden zijn eereteeken niet ontvangen. Het zou ons aangenaam zijn te kennen of het eereteeken toegestaan aan Teughels Pieter Jan overgezonden is naar het plaatselijk bestuur der stad Mechelen, woonst van den belanghebbenden.
Het gemeentebestuur van Leest, bij bevel de sekretaris Vandenbossche.”
1904 – 25 april : Staat inlichtingen fortuintoestand Emiliana Lauwens
Brief van secretaris Vandenbossche ivm ‘Staat van inlichtingen betrekkelijk den Fortuintoestand van Vrouwe Emiliana Lauwens kinderlooze weduwe van Jan Frans De Prins.’
Onroerende goederen hoorende aan genoemde weduwe De Prins – Lauwens. 1.bouwland te Leest Bist groot 1 hekt 41 aren 20 c, waarde fr. : 8.000 2.dito te Leest Bist groot 94 aren 15c waarde fr : 4.500 3.dito te Leest Bist groot 38 aren 85 c waarde fr : 1.200 4.werkmans huis te Leest Capellestraat, waarde fr : 500 5.meubelen mobiliaire voorwerpen, waarde fr : 400 6.de helft van de volgende landen gelegen te Leest : a) 52 aren gelegen in de Bist en b) 50 aren land gelegen in de Bist samen begroot voor het geheeld op fr 5.600 de helft dus fr 2.800. c) 99 aren gelegen Zevenbunders begroot voor het geheel op fr 5.400 de helft dus 2.700. Totaal fr. : 20.100 fr.
Inlichtingen betrekkelijk den fortuintoestand van den eenigen vermoedelijken en wettigen erfgenaam der weduwe De Prins Lauwens zijnde deze broeder der geefster met naam Pieter Jan Lauwens zonder beroep te Leest, ongehuwd. 1)de wederhelft van de landen hierboven vermeld onder nr 6 latters a, b en c hetzij fr. : 5.500 2)perceel land gelegen te Breendonk groot 87 aren begroot op fr 4.000. Te Leest, den 28 april 1904, bij bevel de sekreetaris Vandenbossche. (GA)
1905 – Zondag 19 maart : Bloedig gevecht te Leest.
“Gisteren zijn een ploeg jongelingen met opzet van Blaesvelt naar de gemeente gekomen om te twisten. Gansch den namiddag hadden hier en daar opstootjes plaats gehad. Rond 10 ure werden de vechters buiten eene herberg gezet en nu begon de groote slag. Al spoedig lag een slachtoffer ten gronde. Briat, 27 jaar oud, die door een messteek in den onderbuik getroffen werd. Het vechten was uit ! Het slachtoffer verkeert in bedenkelijken toestand. Het parket is verwittigd.” (GvA, 20/3/1905)
“…ziehier hoe de ruzie is aangekomen. Zondagnamiddag waren 5 personen van Blaesvelt naar de gemeente Leest gekomen, met opzet om er ‘revanche’ te nemen over onenigheden die reeds van over lang dagteekenen. Op het gehucht Boulevard gekomen, begonnen zij in verschillende herbergen aldaar twist te zoeken…Zij waren gekomen met het inzicht te vechten. Rond 7 ½ ure verlieten zij de herberg van Victor Geerts en ontmoetten zekeren jongeling Hendrik Steemans, oud 16 jaar. Zij grepen dezen aan, smeten hem ten gronde, rukten zijn uurwerk en ketting af, na hem nog een goed pak slagen te hebben toegediend. Van daar trokken zij naar de herberg van Jan Geerts, broeder van den reeds genoemde en begonnen daar tegen de verbruikers krakeel te maken. De klanten lieten de ruziemakers betijen en daar deze laatsten zagen dat hier hunne haring niet braadde, verlieten zij de woning en gingen terug naar Victor Geerts. Hier zochten zij twist tegen de genaamden Briat, metser, wonende te Leest die per velo daar was aangeland. Een der rumoermakers sprak van den band van den velo over te snijden. Dit was gehoord door de dochter van den huize, die Briat verwittigde. Dezen hierover in woede ontstoken, smeet twee der kerels op de straat. Wanneer hij een derde wilde vastgrijpen, ontving hij enen messteek in de linkerheup; toegebracht door Fierens, wonende te Blaesvelt. Hierop namen de kerels de vlucht. De man verloor zoodanig veel bloed dat men hem me eene hondenkar naar zijn woning heeft moeten overbrengen. Hij is verzorgd geworden door den geneesheer Van Assche van Hombeeck. Proces-verbaal is tegen Fierens opgemaakt, en zij zullen met het gerecht af te rekenen hebben.” (GvA, 22/3/1905)
1905 – Zondag 19 maart : Vechtpartij met messteek
“Mijnheer de Procureur des Konings. Bij deze doen ik u kennen dat op zondag 19 maart dezer maand rond 9 ure ’s avonds, alhier aan de herberg van Victor Geerts, Kleinheidestraat, den genaamden Jan Briat, metser, wonende alhier Thisseltbaan, gesteken is in het linkerbeen. Als vermoedelijken dader wordt opgegeven zekeren August Fierens, fabriekwerker, wonende te Blaesvelt, Broekstraat, geboren te Leest den 10/9/1879. Den gekwetsten wordt verzorgd door Mijnheer doktor Van Assche van Hombeek. Fierens was in gezelschap van Jan Frans Van Loock, werkman, wonende te Leest, Grooteheidestraat nr 8, van den zoon van de weduwe Antoon De Maeyer-Leen van Blaesvelt en van een tot nu onbekenden. De burgemeester van Leest.” (Brief van 21/3/1905)
1905 – 23 maart : Brief van gemeentebestuur ivm Burgerwacht
Deze door gemeentesecretaris Vandenbossche ondertekende brief was bestemd voor : “Mijnheer de Kommissaris” “Bij deze doen wij u kennen dat het Hoofd onzer niet werkdadige Burgerwacht benoemd en aangesteld heeft : 1)als Sergeant-Majoor, Lauwers Viktor Jaak, landbouwer te Leest wonende. 2)als tamboer, Huybrechts Joseph Frans, werkman, ook te Leest wonende. Het gemeentebestuur van Leest, Bij bevel, de secretaris Vandenbossche.”(GA)
1901 – 24 oktober : Brief naar de Procureur des Konings.
In opdracht van zijn burgemeester schreef secretaris Vandenbossche volgende brief naar de Procureur : “Hierbij gevoegd hebben wij de eer u te doen geworden 2 processen verbaal opgemaakt lastens Frans Emiel Nuytkens, het eene voor vrijwillige slagen, en het tweede voor bedreigingen tegen den heer Burgemeester van Leest, met verzoek voor wat het tweede feit betreft te willen doen verschijnen voor d. heer Onderzoeksrechter, de genaamde : Petrus Fierens, landbouwer en houtzager Thisseltbaan en 2e Jan Joseph Vloeberghen, herbergier Koeistraat beiden te Leest wonende.” (GA)
1901 – 27 november : Jan Baptist Edmond Bernaerts uit Blaasveld huwde met Maria Josephina “Fien” Lauwers, dochter van de maalder Bonifacius uit Leest.
Jan Baptist had de “hofstede met erf en hof en aanhoorigheden, plaats Molenvelden wijk B nummers 657c en 658c des kadasters, groot vijftien aren vijf en dertig centiaeren” geërfd van zijn ouders Petrus Joannes Bernaerts (°Blaasveld 27/1/1832, +Blaasveld 14/12/1908) en Ursula Maes (°Blaasveld 20/11/1830, +Blaasveld 7/9/1913). Petrus Joannes was gemeenteraadslid en later ook voorzitter van het Armbestuur, nadien het Weldadigheidsbureel, te Blaasveld.
In de Heihoek aldaar liet hij in 1901 de kapel van O.L.Vrouw van Gedurige Bijstand oprichten. Jan Baptist Bernaerts had er zich toe verbonden zijn ouders te laten inwonen en “hen te verschaffen de noodigte levensbehoeften, benevens diensten en zorgen die een goed kind aan zijne ouders verplicht is te verleenen, uitgezonderd de kosten van geneesheer en geneesmiddelen.” Het gezin bleef niet van tegenspoed gespaard. Zoon Edmond stierf op 17 augustus 1918 aan de gevolgen van de Spaanse griep. Na de dood van Jan Baptist hertrouwde zijn weduwe op 22/2/1920 met zijn broer Jaak Alfons Bernaerts, die weduwnaar was. Na het overlijden van Josephina in 1935 werd overgegaan tot de kaveling tussen haar kinderen. (“Vaertlinckcontact” april 2016) Onderaan foto’s van “de Heivelden” de hofstede van de familie Bernaerts, van de kapel en van de familie Lauwers uit Leest.
1902 – 23 januari : Loting voor het Arrondissement Mechelen.
Dit vond plaats om 9 uur te Willebroek voor de gemeenten Blaasveld, Heffen, Heindonk, Hombeek, Leest, Ruisbroek, Tisselt en Willebroek.
1902 – 20 maart : Gemeenteraad verzocht om Buurtspoorweg
“De Gemeenteraad “Overwegende dat een Buurtspoorweg van Bornhem naar Mechelen langs Leest goede diensten zou bewijzen, (…) Besluit de Nationale Maatschappij te verzoeken om zoo spoedig mogelijk eenen buurtspoorweg van Bornhem naar Mechelen te bestuderen”. (“DB”,maart ‘1958)
1903 – 1 januari : Overlijden van Bonifacius Lauwers
Op nieuwjaarsdag 1903 overleed de Leestse molenaar Bonifacius Lauwers. Bonifacius ‘Bon’ Lauwers, was te Hombeek geboren op 13 mei 1820 als zoon van Jean en van Petronilla Bulens. Hij had zijn molen in de Juniorslaan op de plaats waar later zijn kleinzoon en burgemeester August Lauwers zich zou vestigen. De molen verdween in 1914 tijdens de eerste oorlogsmaanden. Na de dood van zijn eerste vrouw Anna Catarina Van Loock hertrouwde Bonifacius in 1870 met Francisca Pelagie Ceulaerts uit Heffen. Hij was toen vijftig en zijn echtgenote 25 jaar jonger. Acht van hun elf kinderen werden volwassen : Fons (1871), Fien (1873, zie bovenaan), Victor (1874), Frans (1879), Leonard (1881 en de vader van August), Jan (1883), Marie (1887) en Kato (1890). Deze laatste huwde met burgemeester Emiel Verschueren.
Foto’s : -De “Heivelden” op de Heihoek te Blaasveld, vroeger en nu. -De kapel van O.L.Vrouw Gedurige Bijstand werd gebouwd door de schoonvader van Josephina Lauwers. -Het interieur van de kapel. -Molenaar Bonifacius Lauwers met decoraties tussen zijn familieleden. Uiterst links op de bovenste rij staat Jozefien (Fien),de oudste dochter.
Maandag namiddag bracht de fanfaren maatschappij Arbeid Adelt van Leest, die het puik der gemeente tusschen hare leden telt, aan den Z.E.H Pastoor, ter gelegenheid van zijn naamfeest St. Jozef, eene prachtige serenade. In hartelijke woorden dankte de Z.Eerw. Herder, het bestuur en de leden van de maatschappij Arbeid Adelt, voor dezen blijk van hoogachting en toegenegenheid, en hij drukte de hoop uit dat de maatschappij nog lange jaren, in vooruitgang en in bloei, tot ieders genoegen mocht blijven voortbestaan. Na nog eenige vroolijke aria’s te hebben uitgevoerd, trokken de muzikanten onder het uitvoeren van pas redublés naar hun lokaal, alwaar ze nog gezellig, op de meest vriendschappelijke wijze zich vermaakten.” (GvM-22/3/1900)
1900 – Zondag 9 december : Hevige vechtpartij te Leest
Het Nieuws van den Dag :
Bloedige vechtpartij.
“Leest. – Zondag was het alhier kermis. Rond 9 ure ’s avonds bevonden zich eenige mannen van Battel in de herberg en danszaal van De Backer. Eenige personen van Heyndonck en Willebroeck kwamen binnen. Er ontstond twist, weldra gevolgd door eene vechtpartij. Een Heyndonckenaar werd met een bierglas op het hoofd geslagen en zoo erg gekwetst dat hij moest weggedragen worden. Een half uur later kwamen de mannen van Willebroeck en Heyndonck, die de vlucht genomen hadden, in grooter getal naar de danszaal terug en de vechtpartij herbegon. De messen werden getrokken en twee jongelingen van Battel vielen kermend ten gronde; de eene, zekere J. Huyghe, landbouwer, had buiten verscheidene andere wonden eene snede over den buik bekomen zoodat de ingewanden uit de ijselijke wonde kwamen; de andere, zekere Frans Neutjens, 28 jaar oud, had eveneens gevaarlijke messteken bekomen. De pastoor en een dokter werden ontboden, alsook de plaatselijke politie. Huyghe kon nog slechts de H. Olie toegediend worden; wat Neutjens betreft, deze zal nog kunnen gered worden. Maandag morgend, rond 7 ure, is Huyghe overleden. Het parket zal mogelijk reeds ter plaats geweest zijn.”
Het Nieuws van den Dag :Vervolg van de vechtpartij.
Aangehouden.
“Leest. – Het is niet in de danszaal van De Backer dat de jongelingen van Battel gekwetst werden, maar wel in het midden van de straat recht voor de herberg De Zwaan, en het is ook in deze herberg dat de twee gewonden door den dokter van Thisselt verzorgd werden. Een derde jongeling, zekere De Vos, van Heyndonck, werd ook zwaar gekwetst in het aangezicht. Wat den ergst gekwetste, J. Huyghe betreft, deze is nog niet dood zooals eerst het gerucht verspreid werd, doch de geneesheren hebben schier alle hoop opgegeven hem nog te redden. Een der vechters is aangehouden en naar het gevang van Mechelen gebracht. Drie groote veermessen werden door de gendarmen in den omtrek der plaats van het gevecht gevonden.”
Een man doodgestoken
“Eene hevige vechtpartij heeft zondag namiddag in onze gemeente plaats gehad. In het hevige van de worsteling werden de messen getrokken, en de genaamde Huygen, broeder van den ‘garde’ van den Leuvenschesteenweg alhier, werd door verscheidene messteken getroffen en is eenigen tijd nadien, aan de bekomen wonden overleden. Verscheidene der vechters zijn aangehouden en hebben den nacht in den bak te Leest doorgebracht. Heden morgen, Maandag, is het parket in onze gemeente afgestapt om een onderzoek ter plaatse in te stellen.” (GvA, 10/12/1900)
“Maandag morgen vertelde men ten allen kante dat verscheidene personen, in een gevecht te Leest, doodelijk waren gesteken en dat één der aangeranden ’s nachts was overleden. In den voormiddag werden deze geruchten tegengesproken, verdraaid of wel verzwaard, zooals dit meestal in dergelijke gevallen gaat, en om der waarheidsliefde begaven wij ons rond den middag naar het kleine vreedzame dorpje, om zelf ooggetuige te zijn van van de bloedige worsteling, aldaar geplogen. Onderweg meldt men ons nogmaals het overlijden van Jan Huyghe, en een duizend meter verder, nabij den molen, over de brug van Battel, ontmoetten wij een achttal dragers, voorzien van eene draagberrie waarop een bed was uitgespreid, en waarop men den dodelijk gekwetste had neergelegd, die anders niet kon vervoerd worden, om naar zijne woning te Battel te dragen. Al weenend ging zijn broeder, politieagent in onze stad, achter de dragers, en sprak ons een oogenblik over den hopeloozen toestand van het slachtoffer, voor wiens leven men geen oogenblik instaat. Het was aandoenlijk om zien, hoe die brave buitenlieden eene helpende hand toestaken, om den lijder te ondersteunen, en behoedzaam en voorzichtig, eene halve uur verre, die zware en lastige taak met liefde volbrachten. Achteraan, sukkelde een tweede gekwetste, Frans Neutiens, langzaam en traag met gebogen hoofd voort. Ook dezen had eenen messteek bekomen onder de ribbenkas, doch niet gevaarlijk.
In het dorp
Het was hier St Niklaaskermis. Op de markt, nabij de kerk, staan een vijftal kramen en een paardjesmolen, links en rechts groepen te redekavelen over het verschrikkelijk gevecht van Zondag avond, en wij begeven ons regelrecht naar de herberg De Zwaan, gehouden door de Wed. Quintidi, alwaar de verschrikkelijke worsteling was voorgevallen.
In de herberg ‘De Zwaan’
Wanneer we binnen treden, zaten een viertal personen met de oude weduwe bedroefd rond de brandende stoof, gansch vermoeid half te slapen ; want zij waren van gansch den nacht niet te bed geweest, en binst den dag overlast van bezoeke gehad, zelfs meer dan zij verlangden, om hen over het gebeurde te ondervragen. In den beginnen hadden wij ook groote moeite om van hen iets te weten te komen, edoch na een weinig dralen vertelde men gansch de toedracht der zaak en ziehier hun verhaal :
De oorzaak van het gevecht.
Zondag namiddag hadden jongelieden van Battel een koppel van Heijndonck op hunnen weg ontmoet, en het meisje erg afgeslagen en mishandeld. Zij vermochten niets tegen deze zeven of acht personen; doch zij vervorderden hunne weg in de richting van Leest, en onderweg maakten zij kennis met een tiental personen van hunne gemeente, waaraan zij hun wedervaren vertelden en deze zwoeren zich te wreken. Rond 10 ure ’s avonds was men volop aan het dansen in de herberg De Zwaan. Een der dansers was met de mouw van zijne kiel, waaraan zeker een haak stond, in eenen vrouwenhalsdoek geraakt van een meisje en sleepte het kledingstuk mede. Men beweerde dat hij de halsdoek wilde robberen, en zie, dit was het signaal voor den aanval. Oogenblikkelijk was den twist aan den gang en stond de herberg overhoop. De bewoners uit De Zwaan deden al het mogelijke om de ruzie te stillen, doch het was vergeefsche moeite. Zij gelukten er in de oproermakers aan de deur te krijgen, en hier begon nu het spel eerst voorgoed.
De bloedige aanranding
Op den steenweg vocht men links en rechts ; de mannen van Heyndonck tegen die van Battel. Men ging als razenden te werk en men vreesde voor ongelukken, daar er reeds was gezegd, dat de dag maar aardig zou afloopen. Opeens hoorde men gesmoorde kreten slaken. Het was Jan Huyghe die uitriep : ‘Ik ben gestoken !’ En inderdaad , het slachtoffer zakte ineen en viel ten gronde. Hij had eene gapende wonde van meer dan vier centimeter lang, onder de ribben in den buik bekomen. Ook Neutiens was gestoken en voelde het bloed over zijn lichaam stroomen. Op het geschreeuw van bloed, was de verslagenheid algemeen, en men zorgde vooreerst, voor den doodelijk getroffen Huyghe, die alle oogenblikken kon den geest geven, met hem terug in de herberg De Zwaan te dragen. Deze verloor machtig veel bloed, en het is aan Juffrouw Hellemans, dat Huyghe, alhoewel nog in stervensgevaar verkeerende, nog in het leven is. Meer dan 2-1/2 ure heeft deze edelmoedige dame de gapende wonde, waaruit de ingewanden te voorschijn kwamen, gedurig toegenepen, om de bloedstorting zooveel mogelijk te beletten. Intusschen liep men naar Thisselt om den geneesheer en deze kwam rond 2 ure op de plaats der misdaad. Ook de geestelijken van Leest waren dadelijk in de Zwaan en dienden het slachtoffer de H. Olie toe. Terwijl men hier binnen al de mogelijke hulp verleende aan de twee gekwetsten, bleef men buiten niet onledig met de laffe aanranders op te zoeken en de veldwachter, bijgestaan door de gendarmen, deed al het mogelijke om de daders op te sporen. Een der hevigste twistzoekers, de genaamde De Keyzer, van Heyndonck, werd gevat en in het gemeentehuis opgesloten. Een der gendarmen ging op zoek met eene lantaarn, en vond nabij de school twee lange puntig geslepen messen vol bloed. Deze verschrikkelijke moordtuigen zijn aan het gerecht overhandigd. De Keyzer is Maandag middag naar het gevang van Mechelen overgebracht. Het parket is ter plaatse geweest en zet het onderzoek voort. Jan Huyghe, oud 22 jaar, zal zijne wonde niet overleven.
Een derde slachtoffer
Er is in dit verschrikkelijke messengevecht nog een derde slachtoffer, de genaamde De Vos, van Blaasveld. Deze heeft eene snede ontvangen, dwars over het gezicht, neus en oogen. De toestand van Huyghe blijft hopeloos en men vreest dat hij alle oogenblikken zal sterven. De geneesheer Tambuyser, van Mechelen, heeft hem thans zijn zorgen toegediend. Gisteren liep het gerucht in de stad dat De Keyzer volledige bekentenissen had gedaan. Welnu, tot hiertoe is daar nog niets van waar. Het parket is met hem ter plaatse geweest, vergezeld van verscheidene getuigen van Battel. Ook heeft het een bezoek gebracht te Blaasveld. (GvA, 12 en 13 december 1900)
“De Keyzer, van Heyndonck, die als een der bijzonderste aanvallers beschouwd wordt in deze laffe aanranding, blijft nog altoos zijne plichtigheid loochenen, en dit niettegenstaande de bevestiging der slachtoffers en van verschillende getuigen. Op het oogenblik zijner aanhouding door een der gendarmen, riep het volk tegen den gerechtsdienaar die hem wilde vastgrijpen : ‘Pas op, voor zijn mes !’ Het moet alsdan geweest zijn, dat hij het heeft weggesmeten, om alle plichtigheid van zich te weren, doch Jan Huyghe ook, heeft in De Keyzer zijnen aanrander herkend. Huyghe heeft dinsdag nacht erge koorts en gehad en fel geleden, doch Woensdag morgen was zijn toestand iets beter. Men wint tijd, en, zolang er leven is, bestaat er hoop ; laat ons dus het beste hopen. Het onderzoek duurt nog altoos voort.” (GvA, 14/12/1900)
1901 – 24 januari : Militiekantoor Willebroek – Loting
Het militiekantoor van Willebroek telde in totaal 234 lotelingen waarvan 43 uitgestelden van vorige jaren. Het hoogste getal was dus 277. Het laagste 44. Voor Blaasveld waren er 15, voor Heffen 18, Heindonk 7, Hombeek 23, Ruisbroek 25, Tisselt 17, Willebroek 110 en Leest 19 lotelingen. (GvA, 26/1/1901)
1901 – 25 april : Buitengewone toelage door barre winter
“Overwegende dat de Winter van 1900-1901 langdurig is geweest en ingezien den prijs der kolen zeer hoog was, besluit de Raad een buitengewone toelage te verlenen te weten aan den Heer Dumon 50 franks en aan jufvrouw Nees 25 franks.”
1901 – 6 maart : Woning uitgebrand
“Bij deze doen wij u kennen dat de militaire kleedingsstukken en het livret van den verlofganger Karel Loudewijk Geerts, militiaan van 1894, van het 8e Linie regiment, op 6 meert laatstleden vernield zijn bij het afbranden van zijne woonplaats. Dien tengevolge zal dezen verlofganger, de heerschouwing slechts in burgerkleederen en zonder livret kunnen bijwonen. Het gemeentebestuur van Leest, bij bevel VandenBosch secretairs.” De brief van 7 november 1901 was gericht aan ‘Den Heere Bevelhebber van het Krijgsdistrikt te Mechelen’.
Vervolg Isidoor Constant Van Hoof werd veldwachter
Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.
Vervolg Isidoor Constant Van Hoof werd veldwachter.
Isidoor Constant Van Hoof en Maria Theresia Geerts kregen tien kinderen :
1.Carolus Ludovicus (Louis) VAN HOOF, kasseier, geboren op 30 07 1891 te Leest en overleden te Mechelen 14/11/1962 waar hij begraven werd op het stedelijk kerkhof.
2.Franciscus Edouardus (“Frans) VAN HOOF, geboren op 29 10 1892 te Leest. Hij huwde op 27-jarige leeftijd met Melania MARCX (°Tongeren 23/1/1894). In augustus 1911 verbleef Frans Van Hoof ogenschijnlijk te Antwerpen (Kipdorp nr. 15). Het gemeentebestuur van Leest stuurde op 5/8 dat jaar een uitnodiging naar dat van Antwerpen om Frans Eduard voor de militieraad te laten verschijnen. In februari 1914 verhuisde hij opnieuw naar Leest. Als beroep werd toen beenhouwersgast genoteerd. Frans Van Hoof overleed in 1977.
3.Jan Baptist Leopold (Leopold) VAN HOOF, geboren op 28 05 1894 te Leest. Gehuwd met Leontine ALEWAETERS, geboren te Heffen.
4.Jan Theophiel (Theofiel) VAN HOOF,geboren op 27 06 1895 te Leest. Gehuwd voor de kerk op 32 jarige leeftijd op 21 02 1928 te Blaasveld met Antonia Clementina (Clementine) CAUWENBERGH, 28 jaar oud, geboren op 15 10 1899 te Blaasveld, dochter van Petrus Franciscus CAUWENBERGH en Maria Theresia VAN BREEDAM. Theofiel Van Hoof overleed te Willebroek op 8 februari 1965. Uit “Blaasveldse commercanten” van 2009 van Fons De Bondt : “Mechelsesteenweg 170 (later huisnr 70-72). Bij “Leires”. Zij deden aan tuinbouw, waarvan de geteelde groenten en vruchten te koop lagen achteraan hun woning. Hiervoor zorgden Jan Theofiel Van Hoof (°Leest 27/6/1895, +Willebroek 8/2/1965) en Antonia Clementina (Tinne) Cauwenbergh (°Blaasveld 19/10/1899, +Willebroek 16/7/1994). De zoon Frans (Swatje) Van Hoof, (°Blaasveld 13/9/1928, +Willebroek 8/10/1993 en Tinne’s broer Andreas (Dré) Cauwenbergh, (°Blaasveld 17/11/1892) beiden ongehuwd overleden, hielpen eveneens in de familiezaak.” “Zijn goede inborst won hem veel vrienden en de edele gevoelens van zijn hart, gepaard met een minzame gespraakzaamheid verwierven hem de algemene achting. Door zijn levenswandel die zo stil, zo minzaam en eerbiedig was had hij de genegenheid gewonnen van al degenen die hem naderden…”(Uit zijn gedachtenisprentje)
5.Jan Eduard (Eduard) VAN HOOF (“Waar v.d. garde”) was te Leest geboen op 1/8/1896 en huwde op 24-jarige leeftijd met Florentina (“Tien”) DE SCHOENMAEKER, 22 jaar oud, landbouwster, geboren op 14 03 1898 te Heffen. Zij was een dochter van Victor en van Joanna Cartharina Verdickt, beiden landbouwers. “Waar” overleed op 6 oktober 1953 op 57-jarige leeftijd te Tisselt na een smartelijk ongeluk. “Tien” hetrouwde met Louis Diddens en overleed te Mechelen op 25/6/1991.
6.Hortentia Josepha VAN HOOF,geboren op 28 06 1898 te Leest. Zij huwde op 26-jarige leeftijd met de 25-jarige Jozef Leopold JACOBS uit Battel. Zij overleed in 1964.
7.Clotildis VAN HOOF, geboren op 02 09 1899 te Leest. Z ij huwde op 28-jarige leeftijd met Joannes Baptista BUELENS uit Zemst. Zij overleed in het ’s Gravenkasteel te Lippelo op 5 mei 1990, op 90-jarige leeftijd.
8.Veronica Juliana (Julia) VAN HOOF, geboren op 23 07 1901 te Leest. Julia bleef ongehuwd. Toen ze naar Mechelen ging ‘dienen’ bij de exploitanten van een koffiebranderij raakte ze ongewenst zwanger en bracht een dochter ter wereld : Simone Van Hoof. Julia bleef tot haar dood bij haar dochter en schoonzoon te Mechelen inwonen en overleed er op 1 maart 1988. “Een zacht en goed mens is van ons heengegaan. Haar leven is voorbijgegaan in eenvoud en toewijding aan haar gezin. Moeder, wij danken u voor alles wat gij voor ons hebt gedaan, voor uw zorg, voor uw bezig zijn. Wij danken u voor uw sterke liefde. Wij zullen u echt missen. Maar we weten en geloven dat gij in God verder leeft.” (Mooie woorden uit haar gedachtenisprentje)
9.Maria Stephania (Stefanie) VAN HOOF,geboren op 14 12 1902 te Leest. Gehuwd op 25-jarige leeftijd met Alfons Egied (Alfons) VAN CAMP (°Hombeek 18/5/1899). Stefanie overleed te Leest op 30 oktober 1966, ze was 63.
10. Alphonsus VAN HOOF, geboren op 27 05 1905 te Leest, overleden op 29 05 1905 te Leest, 2 dagen oud.
Foto’s : -Frans Edward Van Hoof en echtgenote Melanie Marx. -Leopold Van Hoof en Leontine Alewaeters. -Theofiel Van Hoof en Clementine Cauwenberghs. -Eduard Van Hoof en Florentine De Schoenmaeker (mijn grootouders). -Hortense Van Hoof. -Doodsprentje van Clotilde Van Hoof. -Julia Van Hoof. -Stefanie Van Hoof met echtgenoot Alfons Van Camp.