In de vakantietijd kwam er een tiental burchtknapen bij en ook het leiderskorps werd versterkt met Guido Hellemans. Leider Freddy Peirs diende op 4 november zijn dienstplicht te vervullen. De groep zag er toen als volgt uit : Burchtknapen : 36 jongens en 3 leiders : Eddy Beterams, Jos Verlinden en Guido Hellemans.
Knapen : 17 jongens en 3 leiders : Jan Vloebergh, Rik Van den Vondel en Jos De Smet. Kerels : 12 jongens en drie leiders : Louis Vloebergh, Freddy Peirs en Ferdi Polfliet. Samen : 65 jongens en 9 leiders = 74 leden met als groepsleider Louis Vloebergh.
1957 – Oktobernummer “De Band” : Jaarverslag van de Vereniging voor Rundertubercuose-Bestrijding.
Met het verschijnen van het K.B. van 4/12/1956, gewijzigd en aangevuld in het Staatsblad van 26/8/57, is de beslissende en laatste fase ingezet van de rundertuberculose-bestrijding. Het is naar onze mening overbodig en nutteloos het doel en de noodzakelijkheid van de gezondmaking van de veestapel hier nogmaals uiteen te zetten. Het is immers toch in de meeste gevallen menselijke berekening die van de veehouder een voor- of tegenstander van deze bestrijding maakt, naargelang hij al of niet een gezonde of een besmette veestapel bezit.
Hoe ver staan wij te Leest ? Hierna een overzicht van de evolutie der laatste jaren :
Welke waren de resultaten van het laatste onderzoek ? Bedrijven Vrije Niet vrije Bedrijven 156 99 57 Dieren 1.300 1.056 244
Procentsgewijze komen wij dus tot volgend resultaat : vrije bedrijven 64%, niet vrije bedrijven 36%, vrije dieren 81% , reageerders 19%. Gemiddeld aantal dieren per bedrijf : 8,3.
Welke besluiten kunnen wij uit bovenstaande cijfers trekken ? 36% of 57 veehouders van Leest zullen in de eerstkomende jaren nog een min of meer grote inspanning moeten doen om hun bedrijf t.b.c.-vrij te maken. Wij overdrijven zeker niet wanneer wij zeggen dat 75% dezer veehouders met een beetje goede wil en met geringe financiële uitgaven dadelijk hun bedrijf kunnen uitzuiveren. De anderen echter staan voor grotere moeilijkheden, voor een probleem dat niet in een handomdraai is op te lossen. Ieder geval dient echter afzonderlijk bekeken want het is niet genoeg de reageerders te verwijderen, er moeten t.b.c.-vrije dieren in de plaats komen en die moeten tevens gezond gehouden worden. Aanpassing van de stal aan de moderne vereisten en een degelijke ontsmetting zullen hiertoe zeker in grote mate helpen. De voorzitter : Van den Brande Alfons. De secretaris : Verbruggen Alfons.
“De ouders van kinderen onder de 12 jaar worden DRINGEND verzocht zo haast mogelijk op het gemeentehuis de nodige identiteitskaarten af te halen.”
1957 – Oktober : Vergadering B.J.B.-jongens.
“De jongens zijn tegenwoordig volop aan het werk als voorbereiding van hun prachtig toneel, een drama over de boerenopstand. U zult er nog meer over vernemen. Houdt in alle geval allen zondag 1 december vrij… De algemene vergadering van deze maand mag goed gelukt heten, spijts het zeer slechte weer die avond. Het mannelijke B.J.B. gebed leidde de vergadering in. Onze voorzitter verwelkomde allen, maar toch speciaal onze nieuwe proost. Hij sprak de wens uit dat alle jongens zouden samenwerken met hem om de groep hoger op te brengen. Dadelijk daarna hield E.H. Proost een kleine toespraak. Hij deed ons beseffen dat wij werkelijk een katholieke actiegroep vormen. Vooral drukte hij er op dat wij de schone traditie van onze ouders, die werkelijk christelijke traditie, zouden voortzetten en verder opbouwen. Een klare les over grondcultuur en grondverzorging, bemesting van de verschillende soorten grond werd ons gegeven door meester Merkx uit Kalfort. Hij beantwoordde daarna verschillende vragen. Onze jonge vriend Van Winghe vertelde ons kort zijn reis naar Lourdes, die hij gewonnen had in onze groep. Een Mariabeeld, door hem uit Lourdes meegebracht werd onder allen verloot en gewonnen door een van onze jongste leden : Eduard DIDDENS. Deze keer besloot het gebed de vergadering niet, want verschillende jongens ontspanden zich nog met kaarten op een potje bier. ONZE LEUS : CHRISTEN EN VLAAMS…” (DB, november 1957)
1957 – 1 oktober : Karel Fierens opgeroepen.
Karel Fierens uit de Kleine Heide moest naar Turnhout. (DB, september ’57)
1957 – Zondag 13 oktober : Vergadering Boerenbond.
“Ging door in “Ons Parochiehuis”. Spijts een schoon programma was de opkomst eerder gering. Hadden onze boeren schrik voor de mist ? Of heeft de A-griep ook sommige van hen geveld ? Na het gebed hield onze voorzitter een pittige toespraak, waarin hij E.H. Onderpastoor begroette als de lang-verwachte nieuwe proost (Noot : Pater Heldmar, Jozef Jehaes). Hij beloofde medewerking om samen onze diep-christelijke boerenstand gezond te bewaren en cultureel omhoog te voeren. Daarna sprak E.H. Proost ons toe. Hij drukte er vooral op met veel overtuiging dat wij “bouwers” zouden zijn aan ons zelf en onze families. Verder wees hij op het probleem der jeugd, waarvoor hij begrip en medewerking vroeg bij de vaders. Eindelijk kwam dan de spreker, dhr. Wijnants aan het woord, die ons sprak over de problemen van belasting en ouderdomspensioen. In een zeer verzorgde taal legde hij de verschillende aspecten uit, en toonde klaar aan dat wij veel voordeel konden halen met ons voor alles en in alle gevallen tot onze organisatie, de Boerenbond, te wenden. Tenslotte belichtte hij nog even het delicate punt van de bedrijfsovername door de jongere boeren. De voorzitter dankte hartelijk de spreker voor zijn klare uiteenzetting. Een kort gebed besloot de vergadering. Hopen wij dat onze boeren toch beter de schoonheid en het nut van hun organisatie zouden begrijpen. Toekomende maand : BETER !!!” (DB, november ’57)
1957 – 14 oktober : Louis Geets opgeroepen.
Louis Geets, Kapellebaan 2, werd opgeroepen naar R.S.C. (DB, oktober ’57)
1957 – 14 oktober :Filmavond van Milac.
Milac richtte een filmavond in. Op het programma stond “De Laatste Brug” met Maria Schell in de hoofdrol. De vertoning ging door in het parochiehuis en kostte 15 frank. Bij die gelegenheid hield de Nationale secretaris van de Katholieke Filmliga een spreekbeurt. (DB) Deze oorlogsfilm van de regisseur Helmut Käutner uit 1954 vertelt het verhaal van een Duitse vrouwelijke arts die in de Tweede Wereldoorlog gedwongen wordt om voor de Joegoslavische partizanen te werken. Naast Maria Schell waren de hoofdrollen weggelegd voor Bernhard Wicky en Barbara Rûtting.
Foto’s :
-Chiroleider Freddy Peirs moest zijn dienstplicht vervullen.
-Twee foto’s van Eduard “Warre” Diddens, de winnaar van het Mariabeeld hier tussen zijn ouders en op oudere leeftijd.
-Twee affiches van “De Laatste Brug” : de Engelse en de Duitse versie.
1957 – 23 september : Mêre Aleydis (Jeanne DE BOECK) schreef vanuit Titulé :
“Alle maanden beleef ik nu terug een paar uurtjes genot aan het lezen van al dat nieuws uit de parochie in De Band. Weet dat dit één van de enigste uurtjes zijn dat onze geest hier wat ontspanning krijgt en eens wat anders te horen en te lezen dan steeds dat gesleur in deze zwarte wereld. Alles is hier opperbest en bijna vier jaren Congo-leven achter de rug. Onze post hier in de Uele bloeit geweldig. We vierden in 1956 het 25-jarig bestaan van onze missie. Nu hebben we hier reeds 4 posten en drie in de Katanga. Alle soorten van werken bloeien er. Ik ga u alleen over onze uele-Missie schrijven.
TITULE :
Oudste post –moederhuis vanaf 1931 voor de Uele. Bewaarschool, lagere school, huishoudschool, pedagogische school (dit is nog geen normaalschool) waar monitricen gevormd worden na 2 jaar voor de beroepsschooltjes. Alles te samen reeds 550 leerlingen ; we hopen over een paar dagen aan de 600 te zijn. Hospitaal met voor dit jaar (9 eerste maanden) 2.200 gehospitaliseerden, 340 geboorten, 1.100 melaatsen, 13.000 nieuwe gevallen in het dispensarium, 1.000 kinderen en 430 zwangere vrouwen op de consultaties. Daarbij 5 werkende beroepsdispensaria met een 250 nieuwe gevallen per maand. Hierbij nog op twee plaatsen naailessen voor de inlandse vrouwen.
ANGODIA :
Post die werd opgegeven ter wille van Ganga.
GANGA :
Prachtig hospitaal midden in de brousse, dus veel minder werken dan Titulé, maar duizendmaal schoner. Een lagere school met een 130 kinderen (weinig bevolkte streek) en 9 brousseschooltjes voor 1e en 2de studiejaar. Daarbij een negental cursussen voor vrouwen in het naaien. Bestaat ongeveer 3 jaar.
DAIGILA :
Post Cotonco, schoon hospitaal met veel zieken, lagere school met 300 kinderen, minder uitgebreid dus dan Titulé, maar een grote post die nog zal uitbreiden in de toekomst. Twee jaar oud. School voor blanken.
BAMBESA :
Nieuwe post waar nu nog maar twee Mêres zijn die zorgen voor de blanke school ; in januari komt een derde voor de school der zwarten. Door gebrek aan religieuzen kan het hospitaal niet door ons bediend worden. Er is een dokteres die werkt met een verpleegster. Zal wel uitbreiding nemen in de toekomst. Post Incac, dus post waar opzoekingen gedaan worden voor de landbouw in Congo.
Een volgende maal meer nieuws over mijn post, Titulé, waar ik nu bijna vier jaar werkzaam ben als verpleegster in het hospitaal. Het blank hospitaal werd afgeschaft sedert december daar men de dokter wegnam om het hospitaal van Ganga te doen marcheren. Allerbeste groeten aan gans Leest ! Mêre Aleydis.” (DB, november 1957)
Jeanne (Maria Antonia Johanna) De Boeck was in de Winkelstraat te Leest geboren op 3 maart 1928 als dochter van Alfons en Henriette De Prins (een zus van burgemeester Pieter De Prins). Ze trad in bij de zusters ursulinen van O.L. Vrouw-Waver (1947) en werd er regentes wiskunde-wetenschappen (1948). Ze studeerde verder en behaalde het ‘Diploma Tropische Geneeskunde’ aan het Tropisch Instituut te Antwerpen (1952) en dat van koloniaal verpleegster te Leuven (1953). In hetzelfde jaar vertrok ze naar de missies, i.c. naar Belgisch Congo (Democratische Republiek Congo). In de oostprovincie in de Uele te Titule werkte ze bij de melaatsen in de ziekenzorg (van 1953 tot 1960) en na de onafhankelijkheid (tot 1962) als leerkracht. Die twee jaren waren bijzonder moeilijk en ze kwam naar België. Terwijl ze in Mechelen onderwees (ursulineninstituut, 1962-1965), leerde ze Spaans aan het COPAL (Collegium pro America Latina) te Leuven. Ze specialiseerde zich verder te Duffel en behaalde een A1-diploma verpleegkunde voor de centrale jury (1967). Daarop verwierf ze een getuigschrift van de Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking te Brussel (1968). Dan vertrok ze (in 1969) naar Concepcion (Chili). Daar werkte ze in de Hogar de Cristo als madre Juanita in het opvangtehuis, de polykliniek, het ouderlingengesticht of de ‘hogar de ancianos’ en in de huizen voor verlaten meisjes. Ze leerde er met de computer werken en werd meer dan eens voor haar inzet en werk geëerd : zo ontving ze in Chili diploma’s voor jeugdzorg, drugbestrijding, gedragsverandering, bestrijding van HIV en vooral werd ze ereburger van Concepcion (1984); bij ons ridder in de Orde van Leopold II. In 1962, 1976, 1978, 1980, 1982 en 1984 was ze op verlof in België. Na haar opruststelling kwam ze voorgoed naar België terug (eind 1992) maar zat er evenmin stil. Een hele tijd (tot 2000) hielp ze nog in de school in de Mechelse Hoogstraat en werd hulparchivaris van de congregatie in O.L. Vrouw-Waver. Ook was ze (van 1992 tot 2003) één dag in de week te vinden als ‘verkoopster’ in de ‘Trefzaal’ van het ‘Pastoraal Centrum’ te Mechelen. (‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, 2009, Wilfried Hellemans)
Zuster Juanita overleed in Huize Sinte-Angela, Bosstraat 9A te O.L.V.- Waver op 8 april 2020. Ten gevolge van Covid-19 had de afscheidsliturgie in alle intimiteit plaats. Meer over Jeanne De Boeck in deze Kronieken : 16/7/56, 16/7/84, 2/3/88.
Foto’s :
-In 1947 nam Jeanne afscheid van haar familie toen ze naar het klooster vertrok. V.l.n.r. : haar tante Julie Brion-De Prins, vader Fons De Boeck, pastoor Coosemans, Jeanne, oom-burgemeester Pieter De Prins, moeder Henriette (Jette) De Prins, grootnonkel Karel De Boeck (woonde in) en tante Marie De Prins. (LG, blz. 323)
-Zuster Jeanne De Boeck in haar Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse periode.
1957 – 21 augustus – G.v.A. : Ludo Verwerft had aanrijding.
“Aan de Adegempoort had er een aanrijding plaats tussen de personenwagens, respectievelijk bestuurd door Verwerft Ludo uit Leest en Talboom Maurice uit Terhagen. Stoffelijke schade.”
1957 – 19 september – G.v.A. : Mechelen en omstreken rijke bodem aan schatten. Schatgravers!
“…Te Leest, nabij de Steinemolenhoef, op het veld gekend als Steinwerk, en nabij de Oude Mechelbaan (dat is de Romeinse heirbaan van Bavay naar Utrecht) in een bocht der Aabeek, werden grondvesten ontdekt en alle onderdelen van een Romeins gebouw, met vele scherven van urnen en allerhande vaatwerk. De idee om daar opgravingen te doen kwam van een volksvertelsel dat voor vaste waarheid verkondigde dat op die plaats een kasteel gestaan had, dat in de grond verzonken was als straf van God omdat de kasteelheer “Zwart Goed” gekocht had. Daar ook is er voorzeker nog wat te vinden…”
1957 – 19 september : Oprichting Zangkoor St.-Cecilia.
Het bestuur van de Koninklijke Fanfare Sint Cecilia ging over tot de oprichting van een zangkoor Sinte Cecilia. (DB) Stan Gobien in “Leest in Feest” : “De stuwende kracht achter dit koor was Luc Beterams. Op het Palmzondagconcert van 1958 werd met de fanfare de Bergsuite van Jos Moerenhout uitgevoerd. Het zangkoor St.-Cecilia stond toen onder leiding van Leo Hellemans. Het zangkoor kreeg een vlag van de familie Beterams (zie foto). Deze familie had ze zelf vervaardigd. In de hoeken van deze vlag staan het schild van de provincie Antwerpen, de Vlaamse Leeuw, de Leestse kerk en de eerste noten van de Bergsuite. Dit vaandel werd in de vijftiger en zestiger jaren uitsluitend gebruikt door het zangkoor St.-Cecilia. Later, toen het zangkoor in feite ophield te bestaan, werd het gebruikt door de jeugdfanfare en door het trommelkorps. Dit vaandel werd ook nog gebruikt door de fanfare wanneer die wandelconcerten van lange afstand gaf, zoals bijvoorbeeld in de Bloemenstoet van de stad Mechelen. Het zangkoor St.-Cecilia was min of meer een ‘onderafdeling’ van de fanfare, net als de toneelvereniging ‘De Moedige Vrienden’ en later ‘Voor Taal en Kunst’ dat waren. Toen in februari 1959 burgemeester Emiel Verschueren werd ingehuldigd trok het zangkoor door de Leestse straten achter het vaandel. Het zangkoor gaf dikwijls een optreden weg op het Palmzondagconcert van de fanfare. Na de populaire Bergsuite die meer dan eens op het programma kwam, werden in 1960 ‘In ’t Witte Paard’ van Beznatzky, het ‘Zigeunerkoor’ van Verdi en ‘Op de Perzische markt’ van Ketelby uitgevoerd. In 1962 had het zangkoor August Fierens (zie foto) als dirigent en werd er opgetreden met de ‘Vogelhandelaar’ van Zeller. Dirigent Theo Fierens had helemaal geen bezwaar tegen de samenwerking met het zangkoor. Op het programma van het Palmzondagconcert van 1973 stonden zelfs vier koorwerken met begeleiding van de fanfare : ‘Vader Abraham had zeven zonen’, van Pierre Kartner, de ‘Csardasvorstin’ van Kahlmann en twee composities van Jef Aerts, ‘Leest aan de Zenne’ en ‘Vlaamse volksliedjes’. Het fanfarekoor stond toen onder leiding van Rik Lauwens. Voor een aantal muzikanten waren de repetities die aan een muziekconcert met het zangkoor voorafgingen een ware belevenis. De fanfare bestond toen uit vooral mannen. Wanneer er dan ineens zoveel dames in het repetitielokaal aanwezig waren, gebeurde het wel eens dat ze de zaak uit de hand lieten lopen. Er waren mannen bij die het vrouwelijk gezelschap ten zeerste op prijs stelden en die alles in het werk stelden om de gezamenlijke repetitie zo lang mogelijk te laten duren. Alle middelen waren voor deze muzikanten goed : op een verkeerde tijd invallen, van de zenuwen een aantal bemols of kruisen vergeten, gezichten trekken, de medemuzikanten aan het lachen brengen…Het viel soms zo op dat de dirigent zich kwaad maakte en dreigde met een strafrepetitie zonder zangkoor. Wanneer de zangstukjes werden gerepeteerd waarbij ook nog gedramatiseerd moest worden, overdreven de acteurs soms zo fel dat het onnatuurlijk werd. Sommige zangeressen vonden deze gang van zaken waarschijnlijk af en toe gênant, anderen zullen het daarentegen wel plezierig gevonden hebben… Op de uiteindelijke uitvoering met publiek werden de fratsen gelukkig doorgaans achterwege gelaten…
Foto’s :
-De vlag van de familie Beterams.
-In 1962 was August Fierens dirigent van het zangkoor.
-Het zangkoor Sint-Cecilia in actie. V.l.n.r. : Alice Verbergt, Karel Lauwens, Jeanne Geerts, Paula Lauwens, “Dikke Rang” (geen Leestenaar) en Frans De Bruyn (’t Bruinke).
-De dames : Julia De Bruyn, Josefien Polfliet, Louisa De Bruyn en Francine Van Eekel.
-De heren : Louis Schillemans, Eduard Geerts, Michel De Win, Eddy Beterams en Vic De Boeck.
1957 – Zondag 18 augustus : Eerste prijs voor de Leestse fanfare Sint Cecilia in Westmeerbeek.
In het tweedaags muziekfestival van de Kon. Fanfare “De Verenigde Vrienden” uit Westmeerbeek behaalde de Leestse fanfare Sint Cecilia in de stapwedstrijd een 1ste prijs in ere-afdeling met 84 p. en met lof van de jury. Sint-Cecilia telde 52 uitvoerders.
1957 – 20 augustus : Marcel Leemans verhuisde naar Leest.
De meester-kleermaker kwam van de Pennemeesterstraat 25 Mechelen. (DB, sept.’57) Marcel Leemans was te Hombeek geboren op 6 april 1921 en gehuwd met Yvonne Smets (°Mechelen 17/10/1920, +Mechelen 16/3/2005) die hem zeven kinderen schonk : Frieda, Ria, Marc, Dirk, Krista, Lucia en Karla Leemans. In Leest werd hij naast kleermaker ook winkelier. Zijn zaak bevond zich tegenover het kerkhof van Leest. In 1982 beëindigde hij zijn activiteiten als “voedingsdetaillist” en kleermaker en liet zijn “Centra” winkel over aan zijn verkoopster Julia Lauwers en haar man Willy De Nies. Marcel Leemans overleed te Mechelen op 14 oktober 1993.
1957 – 24 augustus : Kampperiode voor Marcel Verschuren.
“Marcel Verschueren, Juniorslaan, moet op 24/8 een wederaanpassingskamp gaan doen van drie weken te Lier.” (“DB”, juli ’57)
Marcel en zijn echtgenote Marieke Van den Brande (foto onderaan) waren jarenlang de exploitanten van de herberg “In de Welkom” aan de Leestsesteenweg.
1957 – 25 augustus : Koninklijke Fanfare “St-Cecilia” op opening Bloemenstoet Mechelen. (“DB”, februari ’58)
1957 – September : Ledenaantal Chiro.
In september 1957 zag het ledenaantal van de jongenschiro er als volgt uit : Burchtknapen : 36 jongens en 3 leiders : Eddy Beterams, Jos Verlinden en de nieuwe aanwinst Guido Hellemans. Knapen : 17 jongens en 3 leiders : Jan Vloebergh, Rik Van den Vondel en Jos De Smet. Kerels : 12 jongens en 3 leiders : Louis Vloebergh, Freddy Peirs en Ferdi Polfliet. Samen : 65 jongens en 9 leiders, met als groepsleider Louis Vloebergh. (DB)
1957 – September : Schoolbevolking.
De gemeentelijke jongensschool telde 84 leerlingen. De gemeentelijke meisjesschool 107 en de aangenomen bewaarschool 81. 28 jongens en 12 meisjes van Leest liepen school te Kapelle o/d Bos. Te Hombeek en Tisselt waren respectievelijk 4 en 5 jongens van Leest ingeschreven. Het totaal aantal schoolplichtige kinderen voor het schooljaar 1957-58 bedroeg 154 jongens en 124 meisjes. (DB-oktober-1957)
1957 – Septembernummer “De Band” : Pater Jozef SELLESLAGH vanuit Urundi.
“Beste dorpsgenoten, het is nu 3 jaar geleden dat ik voor de tweede keer in URUNDI ben aangekomen. In januari ben ik dan veranderd en naar MUHANGA gaan wonen. Muhanga ligt op een 30-tal km van NGOZI, de residentie van onze Bisschop. Het ligt zo in ’t midden van het vicariaat en wij hebben hier reeds meer dan 30.000 kristenen. Het is dan ook de tweede grootste post van het vicariaat. De bevolking is hier zeer dicht want de missie is niet heel uitgestrekt en heeft een straal van 30 km, dat maakt dat als we meer dan 15 km rijden, we al buiten de grenzen zijn, een 10 à 15 minuten rijden met de moto. We hebben ook een groot en klein seminarie op het gebied van de missiepost. Veertien dagen geleden (brief van 14 juli 1957) hebben we hier een grote toeloop van mensen gehad bij de wijding van onze nieuwe kerk. We hebben hier een nieuwe kerk gebouwd met een toren van 25 meter. De bruikbare ruimte in de kerk voor de kristenen is 50 m x 16 m. De dag van de kerkwijding waren er misschien wel 15 à 20.000 kristenen tegenwoordig ; die konden natuurlijk niet in de kerk. De overgrote menigte stond buiten. Iedere zondag zit de kerk vol in twee van de drie missen. Natuurlijk komen niet al de kristenen van de missie hier naar de Mis, alleen zij die op een uur of anderhalf uur van de post wonen, de anderen gaan naar de schoolkapel. Enkele weken geleden heeft een blanke niet ver van mijn vorige missie Karusi een leeuw geschoten. Die was er met een koe van onder getrokken. De mensen waren dan de blanke gaan halen die het beest met een kogel neerschoot. Het wijfje was er niet bij en heeft dan nog enkele dagen rondgelopen en heeft op een 10-tal km van daar nog een oude vrouw opgesmuld. Beste groeten en tot later. U allen genegen in Christus, Jozef Selleslagh, Missie Muhanga Ngozi / Urundi.”
Jef werd geboren in de Bist op 8 mei 1917 (nu : Witveld) als tweede oudste van de negen kinderen van Louis Selleslagh (°29/10/1887, +27/7/1969) en Leonie Verbergt (°29/6/1888, +31/8/1966). Hij overleed te Antwerpen op 9 oktober 1974. Zijn uitvaart vond plaats te Leest op 14 oktober waar hij ook begraven werd. Daar werd zijn grafsteen (in 2002) verwijderd.
1957 – September : Werkloosheid.
Die maand telde de gemeente 3 werkloze mannen en 1 werkloze vrouw. (DB, oktober ’57)
1957 – 2 september : Onder de wapens.
Jan Diddens, Blaasveldstraat 25 Leest ging die dag binnen in de kazerne van Turnhout. (DB, september ’57)
1957 – 8 september : Rene Spoelders opgeroepen.
Rene Spoelders, Kouter 20, werd in Hasselt verwacht en dit voor 6 dagen (GTA). (DB, september ’57)
1957 – 10 september : Jozef JEHAES (Pater Heldmar O.F.M.) benoemd tot onderpastoor.
Deze Limburgse pater werd te Hoeselt geboren op 12 augustus 1928. Hij werd op 7 augustus 1955 priester gewijd. Hij was één jaar onderpastoor te Waterschei en werd op 10 september 1957 tot onderpastoor benoemd in Leest. Hij zou er zeven kinderen dopen in de periode van 29/9/57 tot 5/10/58. In de loop van het jaar 1958 werd hij uit Leest weggeroepen en (in februari 1959) overgeplaatst naar het Hasseltse OFM-klooster. (DB, november ’57 en “De Sint-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1957 – Maandag 16 september : Filmavond ten voordele van de Chiro.
In “Ons Parochiehuis” werd de film “Jongensstad” gedraaid ten voordele van de Chiro. (DB, oktober ’57)
Foto’s :
-Marcel Leemans in het gezelschap van zijn medewerkster Louise Verbruggen.
-Een advertentie van Marcel Leemans uit 1957.
-Marcel Verschuren en zijn echtgenote Maria Van den Brande.
-Chiroleiding jaren ’50 : bovenaan : Freddy Peirs, Guido Hellemans, Jos Verlinden en Louis Vloebergh. Onder : Hendrik Verbeeck, Rik Muyshondt, Jan Vloebergh en Rik Van de Vondel.
1957 – 14, 15 en 16 augustus : Milac-delegatie bezocht Leestse miliciens in Duitsland.
De delegatieleider Jan De Decker publiceerde een uitgebreid verslag in ‘De Band’. Dauphine 156J4 voerde ons naar Duitsland. Reis van 899 km over België – Nederland – Duitsland. EENS TE MEER BRACHT MILAC WAT ZON IN EEN SOLDATENHART
“Op 14, 15 en 16 augustus bracht ik als afgevaardigde van het MILAC-KOMITEEeen bezoek aan onze jongens in Duitsland. Deze reis kon toch nog doorgaan dank zij de bereidwilligheid van iemand buiten de gemeente, de Heer J. MEES van Blaasveld. Hij was graag bereid zijn auto ter beschikking te stellen. Onze sympathieke garde VICTOR VAN HOOF, grote vriend van MILAC en schoonzoon van J. Mees, was bijna gans de 899 km lang aan het stuur en ontpopte zich als een uitstekend chauffeur. MILAC dankt de Heren MEES en VAN HOOF voor hun grote bereidwilligheid en hun zéér gewaardeerde hulp ! (Noot M.V.H. : naast mijn grootvader Jan Baptist Mees, bakker uit Blaasveld, mijn vader Victor Van Hoof, waren ook mijn grootmoeder Sofie De Schoenmaecker en ik van de partij. Ik was toen 9.) We vertrokken te Leest op woensdag 14 augustus rond 6 uur in de morgen. Over Mechelen, Leuven, Tienen, St.Truiden, Tongeren, Maastricht, Aken, kwamen we rond 11 uur in Eschweiler/Probsteierwald waar we in het ‘Kamp Astrid’ (250ste Kompagnie Ordnance) Frans GEERTS te zien kregen. Het kamp ligt helemaal in de bossen, een zeer gezonde streek. Enkele dagen tevoren mocht Frans het bezoek ontvangen van zijn verloofde ! Bij het drinken van een lekker pintje ‘Wicküler’ werd er hartelijk gekeuveld over ditjes en datjes. Na deze zeer hartelijke ontmoeting, namen we rond 13 uur afscheid van de Frans. De tocht ging nu verder naar KEULEN en omgeving.
Te Bensberg in het ‘Kwartier Diksmuide’ (6de Bataljon TTR) zagen we te 17 uur Marcel VAN HOOF (Noot : de jongste broer van Garde Victor Van Hoof). Nu naar Keulen voor het avondmaal en de overnachting. Hieraan bewaren wij enkele speciale herinneringen waarover we hier niet kunnen uitweiden. De helft van het gezelschap werd gelogeerd in het Transit Hotel voor soldaten, de andere helft in het luxueuze ‘BELGISCH HUIS’ te Keulen. Als afgevaardigden van MILAC hadden we in beide huizen gemakkelijk toegang, in principe zijn ze voorbehouden aan militairen.
De donderdag 15 augustus werd ingezet met een H. Mis in de Dom van Keulen. Het ontbijt namen we in het Transit Hotel. Hierna deden we nog een toch over de Rijn per kabelspoor. Rond half tien gingen we Jean De Smedt afhalen en we reden naar Niehl waar we te half elf Leon VAN DEN SANDE zagen bij de 107e Kompagnie Q.M. in het ‘Kwartier Onderluitenant Holm’. In de kantine werden een paar pintjes gedronken en Jean en Leon vertelden een en ander over de kazerne. Kaartjes werden geschreven naar de soldaten Hendrik Somers te Turnhout, Alfons Polfliet te Mechelen, Stanne De Prins te Turnhout, Antoine Van Praet te Tongeren, ook naar onze Z.E.H. Pastoor, Proost van het Komitee. (Ook van uit Pobsteierwald werden naar de soldaten in België kaartjes geschreven) Spijtig genoeg kon Leon Van den Sande zich niet lang vrij maken en rond 12 uur vertrokken we dan naar Keulen voor een stevig middagmaal.
We namen hierna afscheid van Jean De Smedt en verder ging de lange tocht naar Soest waar we te 17u30 Frans HUYS, Emiel CEUPPENS en Jan VAN DEN SANDE zagen. Frans Huys in de kazerne ‘Kolonel SBH Adam’, Kompagnie Hoofdkwartier 4de Infanteriegroepering ; Jan Van den Sande in dezelfde kazerne maar bij het 12e Bataljon Transport ; Emiel Ceuppens in de kazerne ‘Kanaal van Wessem’ bij het 6de Bataljon Artillerie. Méér dan 3 uur verwijlden deze drie sympathieke boys en de voorzitter van MILAC in de kazerne ‘Kanaal van Wessem’. Bij het drinken van meerdere pintjes was de sfeer allerhartelijkst en zéér gezellig. Deze ontmoeting heeft ons het meest deugd gedaan : dit is wellicht te wijten aan het kunnen samenbrengen van die soldaten op één plaats. Elders konden wij dat niet, enigszins uitzondering gemaakt voor Niehl waar we Jean De Smedt en Leon Van den Sande konden samenbrengen. We schreven weer een kaartje naar de SM in de heimat en naar Mijnheer Pastoor. Spijtig genoeg waren er geen zichtkaarten van Soest meer voorradig en dienden we gebruik te maken van ’filmster-kaarten’ om onze hartelijke groeten over te brengen. We bekennen graag dat het ons een aardig gevoel gaf, aan onze Proost dergelijke kaart te moeten sturen, maar ja…ten slotte vonden we het nog plezant… We gingen ook even kijken op de kamer van de Mille, alhoewel hij er danig mee ‘geambeteerd’ zat. De eigenlijke reden ontdekten we al spoedig. Zijn KAMERGENOTEN vinden namelijk een decoratief element in het behangen van de muren met foto’s en ‘afbeeldingen’ (?) van film- en andere sterrren en sterretjes…We gaven de jongens de raad de vensters zorgvuldig gesloten te houden opdat die ‘schoon kinderen’ geen verkoudheid zouden opdoen. We haalden ook aan, dat de beenhouwers in de heimat in de étalage een bericht plaatsen : ‘TIJDENS DE WARMTE WORDT HET VLEES NIET TEN TOON GESTELD’. We stelden vast dat de Mille een graaggeziene gast is op de kamer. Frans Huys en Jan Van den Sande schenen ook gekend en bekend te zijn, zodat we veronderstellen dat dit sympathieke trio een stel flinke kameraden is. Met veel spijt moesten we in de late uurtjes afscheid nemen van die gezellige kerels en van de plaats waar een atmosfeer was geschapen waarin het zo goed was te verblijven. Ontroerd namen we afscheid.
Een avondmaal en overnachting in de ‘Gaststätte Andreas Behrens’ te Ampen-Soest besloot de tweede dag van ons bezoek. Vrijdag 16 augustus vertrokken we te kwart na zeven. Onderweg werd meerdere malen halt gehouden. Te Dusseldorf werden inkopen gedaan. Van proviand en cadeautjes voorzien, reden we naar Aken. Van hier maakten we een omweg naar Valkenburg in Holland waar we een kleine uitstap deden. Rond 21 uur waren we terug T H U I S ! Het was een zeer mooie reis, die onder een paar regenvlagen niet geleden heeft, want er was zon bij de bezoekers en de bezochten !
Enkele slotindrukken : het was bij onze jongens goed te zien dat zij zéér in hun schik waren met dit bezoek van MILAC. Ook werden ze door ons bedacht met chocolade en koekjes. De band tussen de thuis en de kazerne werd weer eens verstevigd. De soldaten van Leest kunnen zo dikwijls de overtuiging opdoen dat zij niet worden vergeten. Op ogenblikken dat wij met soldaten gans alleen waren, hebben wij met ontroering kunnen vernemen dat zij MILAC zeer dankbaar zijn en ook bewonderen voor hetgeen zij voor de soldaten zo voortdurend presteert. Vele stonden van heimwee naar de gezelligheid van de huiselijke haard, van bitterheid en van verbittering, van verveling en moedeloosheid, konden verdreven worden door al die attenties van MILAC voor onze soldaten. MILAC brengt zo dikwijls een STUKJE THUIS. Ons werk kan niet zonder vruchten blijven met de zegen van de Allerhoogste. Om onze SOLDATENDIENST in stand te kunnen houden en uit te breiden, moeten wij kunnen rekenen op de morele en financiële steun van alle Leestenaren. Onze MILAC is geen liefhebberij, geen tijdverdrijf, geen ‘boekske’ (sic…) maar betekent een noodzakelijke en niet te onderschatten STEUN voor onze jongens. Het brengt zo veel zon in een soldatenhart ! MILAC wil het KONTAKT levendig houden tussen de THUIS en de KAZERNE. Door deze Aktie willen wij bekomen dat onze soldaten niet zouden terugkeren naar de parochie als een VREEMDE, naar hun K.W.B., naar hun B.J.B., naar hun fanfare, naar hun gemeente. Moesten wij ons beperken tot het opsturen van het parochieblad en DE BAND, dan deden wij slechts een heel klein beetje voor onze soldaten. Gezien de verschillende elementen van onze Aktie, menen wij terecht te mogen rekenen op de sympathie en de steun van de geestelijke en burgerlijke overheid van onze gemeente, van al de plaatselijke maatschappijen, bonden en organisaties, van al de onderwijzers en onderwijzeressen van Leest en van zo vele anderen. Het MINSTE dat zij kunnen doen is EEN ABONNEMENT NEMEN OP ONS BLAD. Wij begrijpen ook niet, hoe het komt dat oud-soldaten die nu gehuwd zijn of huwen en al dan niet te Leest blijven wonen, geen abonnement op ons blad nemen; ONZE SOLDATENDIENST KOST JAARLIJKS DUIZENDEN FRANKEN ! (en teerfeesten houden wij niet; een ‘culturele’ organisatie noemen wij ons ook niet, maar wij d o e n iets voor onze s o l d a t e n, waaraan anders misschien niemand denkt…) STEUNT MILAC !”
Dat dit bezoek door de soldaten werd geapprecieerd valt o.a. te lezen in de soldatenbrieven van Miel Ceuppens. (zie 9/2/1957)
Foto’s : -De Milac-delegatie tijdens hun bezoek aan Leestse soldaten in Duitsland. V.l.n.r. : Jan De Decker, Sofie De Schoenmaeker, Jan Baptist Mees. Onderaan ondergetekende en samensteller van de Kronieken van Leest Marcel Van Hoof. Enkel garde Vic Van Hoof ontbreekt op de foto. -Mijn oom en naamgenoot soldaat Marcel Van Hoof in Bensberg, rechts zijn broer Victor. -Jean De Smedt in het kwartier Moorslede te Delbrück. -Soldaat Emiel Ceuppens in Soest. -Met de Renault Dauphine van de garde die 899 km bijkreeg op zijn teller.
1957 – Augustus : Karel De Borger over zijn verlof met de Kristelijke Mutualiteiten te Bouillon.
“ ’t Was woensdagmorgen; rond 7 uur stonden we met 10 in aantal van onze parochie te wachten in het “Volksbelang” op de autobus. Eindelijk was zij daar. Nog een groet aan ouders en vrienden en we waren vertrokken met een uur vertraging (08u30). De reis verliep goed want om 12u30 kwamen we op onze bestemming. Daar ontvingen we al spoedig een goed middagmaal. Daarna begon onze eerste wandeling om de streek te verkennen, en we bereikten het hoogste punt van Bouillon. Van daar zagen we de hele stad goed liggen. Te 6 uur waren we terug in het kamp. Te 9 uur hadden we formatie met een woordje van de aalmoezenier, dan moesten we naar boven om te gaan slapen. De volgende dag moesten we om 07u15 opstaan en ons klaar maken voor de H. Mis. Te 10 uur vertrokken we op trektocht die 35 km lang was. De 3de augustus gingen we in de voormiddag naar het kasteel van Bouillon en op zondag avond trokken we de bergen op, om de verlichting van de stad goed te kunnen aanschouwen. Maandagvoormiddag vertrokken we met de bus naar Sedan in Frankrijk. Daar bezochten we het kasteel en reden verder naar Orval waar we de abdij bezichtigden. Dinsdag hadden we voor de eerste keer slecht weer en hadden we filmvertoning. Woensdag en vrijdag hadden we kampvuur. Zaterdag 10 augustus vertrokken we terug naar ons dorpke te 13u30. Onderweg stapten we af te Beauraing om wat te gaan bidden bij O. L. Vrouw. Rond half zeven waren we te Mechelen. Karel De Borger, Kleine Heide nr 7, 13 jaar.”
1957 – Augustus : Jan SPOELDERS vertelt over zijn vakantie te Bouillon.
Jan Spoelders, toen 13 jaar, uit de Kouter, vertelde : “Waarde lezers en lezeressen. Toen ik te Mechelen aankwam waren er al enkele jongens in het Volksbelang die hun verlof gingen doorbrengen in de Ardennen. Elk met een valies (’t is te zeggen een kartonnen doos) en een rugzak. Toen de bus aankwam was het een zogezegde stormloop om een goed plaatsje. Daar verlieten we de stad Mechelen met een traan in de ogen doch met innige blijdschap. We arriveerden te Bouillon te 2 uur. Het eerste wat we ginder deden was eten. Daarna de slaapkamers gaan bezichtigen en dozen uitladen. De leiders waren goeie zielen, tenminste als ge niet met hun voeten speelde. Wat men ginder zoal doet ? We deden vele wandelingen, ook gingen we zwemmen en vissen in de Semois. Op zekere dag waren we aan het wandelen, berg op, berg af. Nu moesten we door een smalle opening, met een weinig wringen en trekken ging dat wel van een dikkerd door dat gat te krijgen ! Op een avond gingen we het verlicht kasteel van Godfried van Bouillon bezichtigen. Er viel van de burcht niets te bespeuren want er was niets verlicht. Bij daglicht zagen we er de zetel van Godfried, een 80 m diepe waterput, een klokje ½ zilver en ½ brons en een vergeetput waar beenderen van een mens in liggen. De terugreis verliep zeer vlot. Alleen een klein ongelukske : als we boven op een hoge berg waren, brak de as van de bus en wij natuurlijk hals over kop naar beneden, al de jongens hun nek gebroken. We hebben alles gauw hersteld door alles met plakband aaneen te lijmen. Daar kwam de toren van St-Romboutskerk in het zicht en weldra ook de toren van de plaats waar een BAND gedrukt wordt zoals er nergens één bestaat, ook niet te Bouillon. Jan Spoelders, 13 jaar, Kouter.”
1957 – 1 augustus : Hendrik Somers onder de wapens.
Hij begon zijn militaire dienst op 1 augustus bij de Infanterie te Turnhout. (DB, juli ’57)
1957 – Zondag 4 augustus : “Sensationele Voetbalmatch Boerenbond-B.J.B."
Ploeg Boerenbond: De Prins Theophiel, Van der Hasselt Felix, Alewaeters Frans, Broothaerts Jozef, De Prins Frans, De Smet Jules, De Laet Frans, Selleslagh Egied, De Prins Jan, Verhasselt Raymond en Rottiers Karel. Reserven : De Prins Marcel en Goossens Edgard.
Ploeg B.J.B.: Van Winghe Achiel, De Smet Jos, Vloeberghen Jozef, Diddens M arcel, Fierens Karel, De Boeck Willy, De Prins Marcel, Keulemans Gaston, Verbruggen Jerome, De Smet Cyriel, Emmeregs August. Reserven : Verbruggen August, Van Winghe Désiré, Daelemans Florent, Bernaerts René.
De match begon om 15 uur en werd gefloten door scheidsrechter Victor De Laet. De uitslag is ons helaas niet bekend. (DB)
Vervolg 1957 – augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers : Brieven van Kolonialen :
Jan DE KEERSMAECKER – Maria DE LAET
°Kapelle/op/den/Bos, 2/9/27 °Leest, 29/9/27. Vertrek : 6/5/1952 Vertrek : 4/3/1953. Gehuwd te Kaniama (Katanga) : 9/5/1953. Hun kinderen : -Maria-Kristina Julia Francina, °23/7/1955. -Elisabeth Maria Alice Victoria, °1/10/1956. Adres : Cobelkat, B.P. 26, KANIAMA (Katanga).
“Het doet ons telkens zéér veel plezier, hier DE BAND te ontvangen ! Zo blijven wij op de hoogte van alles wat er te Leest gebeurt ; ook de burgerlijke stand wordt goed gevolgd : hier komen veel namen voor, voor dewelke wij ons afvragen vanwaar al die mensen gekomen zijn ! Als wij dan het MILAC-nieuws doorzien, en lezen dat die schooljongens van eertijds, als een Frans HUYS en Emiel CEUPPENS, nu al soldaatje spelen, dan moeten wij geloven dat wij reeds 4 jaar Congo achter de rug hebben : de tijd gaat flink vooruit ! Stilaan maken wij plannen om eens over te wippen naar Leest; spijtig genoeg is daaraan een heel groot risico verbonden : de boel naar goeddunken laten draaien en totaal overlaten in negerhanden… Moeilijk te geloven dat het voor 4 jaar hier nog volle wildernis was, waar mensen wonen komt er leven. We zullen terug de Zoo te Antwerpen moeten gaan bezoeken om wilde beesten te zien, want tot nu toe hebben we er nog geen kans toe gekregen hier, alhoewel op enkele kilometer van hier heelder kudden wilde buffels en olifanten huizen, maar ze blijven op afstand van al dat geronk en getoef der auto’s en trakteurs. Voor het ogenblik zijn de negers een 4de droogschuur aan ’t bouwen voor de sigarettentabak ‘Kentucky’. Zo’n droogschuur meet 30 m en is 7,5 m hoog, verdeeld in 3 kamers. Er worden dan bomen gekapt en in de droogschuur geplant : ze moeten dienen als steun voor het dak dat in bamboe en stro is. Er is bouwmateriaal genoeg daar de stenen gemaakt worden uit slijk en gedroogd in de zon. Zo’n steentje weegt 7 kg. De lonen voor de negers komen stilaan omhoog; dat het werk er van gedaan bitter weinig is, daar wordt niet naar gevraagd. De beschaving gaat ook wat te snel : de negers kunnen ze op verre na niet volgen. Waarom nu weer die pensioenwet; de negers weten nog niet eens hoe oud ze zijn en dan tot zogezegd 40 jaar moeten werken, ‘dan zijn we allen lang dood en wie heeft dan ons geld’, redeneren ze. Deze voormiddag (24 juni) is het medisch onderzoek geweest, door een blanke dokter van de Staat, van het negerwerkvolk. Gelukkig een goede uitslag. In sommige kampen zijn 7 negers op de 10 aangetast door syphilis. Gij zult wel begrijpen dat onze missionarissen als grootste doel hebben, normale huisgezinnen te stichten. Regelmatig in het jaar komt de reis-pater hier op de concessie de kristenen bezoeken ; er wordt dan Mis gelezen, gebiecht, gecommuniceerd, onderwezen, gedoopt. De kindjes dragen al schone namen, maar de heidenen houden zich nog aan inlandse namen zoals Welu, Mirangala, Nutakala, enz. Een kleine pagadder droeg de naam van Tabacongo, dus van de tabakplantage hier te Kaniama; een andere spruyt heette Chef train en Deo Gratias ! We zijn nu in het droog seizoen : veel stof en wind, zogezegd wintertijd, met dat verschil dat we altijd grote dorst hebben. Het bier wordt hier verkocht aan 15 fr de fles. Lekkere drank maar nogal straffe kost : hoog alcoholgehalte kwestie van bewaren. ‘Sinba’ of ‘Kasaï’ worden het meest gedronken. ‘Tembo’ is luxe-bier. Whisky wordt ook goed verzet, goed geneesmiddel voor malaria, tand- en keelpijn. De dagen zijn hier goed volzet. Jan moet per jeep op de concessie het werk nagaan, te voet zou het zeer vermoeiend zijn gezien de grote afstanden. Na de noen is er rusttijd tot 5 uur ongeveer en dan komt er terug beweging. De koewachters die terug uit de brousse komen met de koeien, de varkens die huilen om eten, de kinderen die van hun middagdutje zijn opgestaan, enz. Om 7 uur ’s avonds is het etenstijd, dan lezen we de Gazet van Mechelen en De Standaard of we doen wat schrijfwerk. Komt er bezoek, dan wordt dat tot in de late uurtjes getrokken : het is dan het beste van de dag of liever van de nacht : echte tropische nachten met heldere sterrenhemel. Met Sinksen hadden we Juul MUYSOMS hier verwacht : spijtig genoeg is Juul er niet door gekomen. Dilolo-Kaniama is zowat 700 km, een heel tapke dus ! En voor wanneer een soldaat-Leestenaar te Mamina om zijn dienst te volbrengen ? Volgens we links en rechts vernomen hebben, zijn er van Kapelle-op-den-Bos, Hombeek en Heffen hier op de basis te Kamina geweest : met een beetje goede wil, hadden ze ons gemakkelijk kunnen bereiken. Op 1 juli komt Cirkus De Jonghe een vertoning geven en dan zondag voetbal Kaminabasis-Kaniama. We wensen de redactie DE BAND nog vele jaren, veel wellukken en een flinke verspreiding, ja zelfs over ’n stukje wereld ! Zeer genegen en TOT WELDRA, familie De Keersmaecker.”
Maria De Laet is een dochter van burgemeester Viktor De Laet en een zus van o.a. Frans, de uitbater van ‘In den Barreel’ op de Dorpsplaats en van Pater René De Laet. Jan De Keermaecker was afkomstig van Kapelle-op-den-Bos. Het gezin kreeg uiteindelijk 7 kinderen.
Zuster Maria Dominika (Melanie DE WIT) schreef vanuit
Boënde over het bezoek van de koning.
“Op een goeden dag kwam hier een spoedbericht aan en als een vuurke deed het nieuws de ronde : ‘Koning Leopold komt naar Boënde !’ Alhoewel het een wetenschappelijk en geen officieel bezoek was, wilde de Districtkommissaris Zijne Majesteit toch heel schoon ontvangen. Al de kinderen van de Missie werden gevraagd om van aan het vliegplein de haag te vormen, zelfs de kleintjes van de bewaarschool moesten meedoen. We haalden al de vlaggen te voorschijn en al zingend en op stap trokken onze duizend kinderen naar het vliegplein (9 april). De lagere en huishoudschool van de meisjes, de lagere, de vakschool en de middelbare landbouwschool van de jongens, allen in uniform; het was een wemeling van kleuren die in de zon nog feller uitkwamen. De allerkleinsten werden op een camion gestoken en ter bestemming gevoerd. In hun lichtblauw kleedje en ieder een Kongolees vlaggetje in de hand, hadden ze veel beziens. Aan het plein was het een geroezemoes van stemmen maar zodra het vliegtuig aankwam, werd alles stil. Koning Leopold was alleen vergezeld van zijn ordonnance en van de bestuurder van de Nationale Parken in Congo, zelfs de prinses was niet meegekomen tot groot spijt van heel de bevolking. De Districtkommissaris ging de Koning bij het uitstappen groeten en welkom heten in naam van de ganse bevolking van Boënde. Twee kleine meisjes (een blank en een zwart) boden bloemenruikers aan. De Koning werd uitbundig toegejuicht. De enige die door de Koning werd aangesproken en met een handdruk begroet, was onze Eerwaarde Moeder Overste. Nadien stapten de overheden in de auto om een ritje te maken in de stad en hielden even stil aan het bureel van het district waar de Koning een geschenk werd aangeboden. De volgende morgen zou de koninklijke auto op de Missie voorbijkomen. We stelden weer in der haast onze kinderen op. Zodra de auto in het zicht was, traden twee meisjes naar het midden van de weg. De wagen stopte onmiddellijk en de Koning opende zelf de deur van de auto. De kinderen boden Hem een bloemruiker en een geschenk aan. Zijn eerste woorden waren : ‘Wat is dat schoon, dank u, dank u !’ Al de zusters waren ondertussen tot aan de auto gekomen. Zijne Majesteit drukte ons allen de hand en dankte nogmaals voor het mooie geschenk (een zelfgeweven matje in raffia waarop in donker bruin kunstig een negerkop is gewerkt). Twee volle dagen is de Koning hier gebleven en heeft al dien tijd opzoekingen gedaan. Bij het vertrek was er minder volk op het vliegveld. De Koning ging iedere Blanke groeten en gaf allen de hand. Met de Pater had hij nog een kort onderhoud en heel gemeend dankte hij voor de diensten door de missionarissen aan de Congo bewezen. Onze negers konden maar niet begrijpen dat iemand die zoveel gezag heeft, zo eenvoudig doet, en heel gewoon gekleed is in broek en hemd juist zoals zij. Daarbij moet de Koning wel heel veel van de missionarissen houden, want als Hij aankwam sprak hij alleen met de zusters en als Hij vertrok praatte Hij het langst met de Pater. Het was voor de eerste maal dat ik de Koning heb gezien en op de twee dagen dat Hij hier was, gaf Hij mij tweemaal de hand. Dat is zeker iets dat nog weinig mensen van Leest kunnen zeggen ! Hartelijke groeten aan al de mensen van Leest !” (Meer over deze zuster in de Kronieken bij 16/7/1959)
Foto’s :
-Uiterst rechts onderaan Maria De Laet. De foto dateert van 1937 n.a.v. het huwelijk van haar zus Pelagie. Vooraan : Jeanne, René, vader Victor, José, moeder Julie Meuldermans, Frans en Maria. Achteraan : Louisa, Victor, Julia, Jaak, Pelagie en Georges.(Foto : Lieve Huysmans)
-Oud-Koning Leopold III bezocht dat jaar Congo als Voorzitter van het IRSAC, het Instituut voor het Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal-Afrika.
-Een jonge Melanie De Wit op foto en in een tekening uit ‘De Band’.
Vervolg 1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers : Dominikaan Kamiel EMMEREGS :
“Dat Leest een eigen maandblad bezit, wist ik wel, maar dat het reeds in ’t goud zit, dat had ik nooit vermoed ! Tussen haakjes : DE BAND mag er zijn ! IN ZIJN GENRE IS HET IETS VAN ’T BESTE DAT IK KEN. De redactie kent haar stiel en de technische verzorging is van de bovenste plank. Een pluimpje daarom voor de stille noeste werkers ! En nu komt eigenlijk de kat op de koord. Want, wat zou DE BAND van ’n oud-Leestenaar, reeds 32 jaar weg, wel willen vernemen in dit krabbeltje ? Ik heb mijn artikel maar ‘Leestse sigaren’ gedoopt, wat U vermoedelijk wel zal doen denken aan de ‘VLIEGENDE SIGAREN’ van het parochieblad, waarin ondergetekende reeds 12 jaar week na week tracht…geen blad voor de mond te houden. Ik weet niet of gij die rubriek regelmatig leest ; in ieder geval weet ge nu dat ge er af en toe uw zaligheid krijgt vanwege ’n oud-dorpsgenoot, die zijn herkomst camoufleert achter de naam ‘Sinjoorke’, en die, op één jaar na, sedert 1942 te Antwerpen woont. Een dag die ik nooit zal vergeten is 20 augustus 1939 : dag van mijn eremis. Zo geestdriftig en spontaan heeft heel onze gemeente toen meegevierd, meege…zweet (’t was die dag danig heet) en meege…dronken… ! Ik hoor de kanonskens nog bulderen, ik hoor de muzikanten nog blazen hun schoonste stapmarsjen !... Acht dagen daarop was ’t mobilisatie. Toen begon een andere kermis ! Mijn werk (hoofdzakelijk redactie en propaganda van ’t parochieblad) brengt mee, dat ik vrij veel op de baan ben. Naar schatting heb ik tot nog toe zowat 250.000 km afgeketst op Vlaanderen’s goede en…slechte wegen. Zo is het te begrijpen dat ik nog al eens naar Leest overwaai, meestal dan voor een soort blitzbezoek in de Tiendeschuurstraat. Mijn indruk is dan altijd : ten slotte is Leest tussen dit en 30 jaar niet heel veel veranderd. De mensen zijn er nog altijd even werkzaam als godsdienstig, twee kolossale eigenschappen waar Leest fier mag op gaan ! En waaraan ieder Leestenaar moet blijven houden. Verder hoor ik zeggen dat het meer zou moeten regenen voor de boeren, dat de patatten veel te goedkoop zijn, dat het parochiehuis goed floreert en de cafés niet minder en…dat er met de kiezing soms aardig wat haarkepluk wordt gedaan, maar dat zulks dan toch weer rap vergeten is. Waar IEDER Leestenaar in elk geval moet helpen voor zorgen is dat onze gemeente een door-christelijke parochie blijve ! Welja, ik kom graag naar Leest maar…die ellendige wegen er naartoe ! Ik bedoel vooral de weg via Hombeek (Hombeekse stwg) en…de wijdvermaarde autostrade Battel-Leest !...Geloof me, zo iets komt ge in heel West-Europa niet meer tegen ! En dan die sierlijke bocht, juist voor de Zennebrug ! Enkele confraters die Leest bezochten, onthouden er drie dingen van : ’n sympathiek dorp, zeggen ze, maar…die kwaaie weg vanuit Battel en die geurige Zenne, de machtige prachtige vloed, die ons dorp van Mechelen scheidt…Totdat ik zeg, dat de Zenne bevaarbaar is voor schepen van kleine tonnemaat en dat dit schilderachtig, dartel rivierke bovendien een blijvende rijkdom betekent voor de hooischuren van heel ’t gewest. Is’t waar of niet ?
Uit mijn schooljaren te Leest herinner ik mij nog goed de drie onderwijzers, nu zowat de patriarchen van de jongensschool geworden : meester De Leers, de ‘bovenmeester’, die ons de eerste notities van tuinbouw en Frans heeft ingepompt ; meester Selleslagh, de ster van ’t hoogzaal van wie ik nog eens veel stokslagen heb gekregen ; en meester Meyers, bij wie ik niet meer in de klas heb gezeten, maar die ik heb weten starten als versgebakken onderwijzer. Toen ik 12 jaar was, had ik heel de universitaire cyclus der Leestse jongensschool doorlopen. Toen kwam E.H. Frans De Hondt, op dat moment professor aan ’t Klein Seminarie te Hoogstraten, zekere dag bij ons thuis binnen vallen om vader en moeder ervan te overtuigen dat ik misschien wel pastoor kon worden. In september 1925 trok ik dan, gelaarsd en gespoord, en bovendien geladen met 2 grote valiezen, naar Hoogstraten. Charelke Lamberts en Felix Van der Hasselt waren de twee andere slachtoffers. We reisden af als twee dikke boerkens onder ene paraplu… K. Emmeregs o.p.”
Kamiel Emmeregs was de Leest geboren op 14 april 1913 als oudste uit een landbouwersgezin van zeven kinderen. Na humaniorastudies als intern te Hoogstraten trad hij in bij de dominicanen te Gent (1932). Hij werd er geprofest als pater Koenraad (24/9/1933) en legde zijn plechtige geloften af in het Leuvens klooster (1937). Op 6 augustus 1939 werd hij te Leuven tot priester gewijd. Zijn eremis vond plaats op 20 augustus datzelfde jaar. De dag nadien moest hij onder de wapens. Hij werkte korte tijd te Genk en te Gent, langer op Antwerpen-Linkeroever (1947) en vooral te Tienen (sinds 1957) waar hij overste was (1959-1965) en van 1959 tot aan zijn dood woonde. ‘Midden in de oorlog’, zo schreef zijn confrater R. Van Wassenhove, ‘werd hij aangezocht om mee te werken aan het parochieblad en het ermee verbonden studiecentrum…’ Zo werd hij kerkelijk journalist. En inderdaad, meer dan 30 jaar, week na week vanaf 9 juni 1946, schreef hij bijdragen in het parochieblad ‘Kerk en Leven’ onder de schuilnaam Sinjoorke. Het werden er meer dan 1800 ! Eerst heetten ze ‘Vliegende Sigaren’, dan ‘Spijkertjes’ en tenslotte ‘Vrij Commentaar’.
In een van die stukjes schreef hij : ‘Onder meer in ‘Vrij Commentaar’ heeft het parochieblad eerlijk gepoogd een kritisch klankbord te zijn van alles wat er in ’s Heren Kerk reilt en zeilt…en dat is meer dan een beetje !’ En elders ‘(…) waar we wel allemaal zouden moeten van wakker liggen, is de vraag : hoe slaagt het christendom erin, onze razendsnelle tijd te volgen, om hem vandaag en vooral morgen met succes de evangelieboodschap te brengen.’
In zijn Tiense periode was hij ook nog de moderator van het centrum voor Godsdienstige Bezinning te Tienen waar hij jaarlijks een tiental conferenties organiseerde. Als vierenzestigjarige overleed hij in de Heilig-Hartkliniek te Tienen op 6 november 1977 : ‘mijn boekhouding is afgesloten, ik ben klaar. Ik ben een gelukkige dominikaan geweest,’ waren zijn afscheidswoorden. Zijn uitvaart gebeurde in de Dominicaanse Sint-Germanuskerk te Tienen op 10 november. Hij werd in de buurt begraven op het kerkhof van Bost. Op 14 november vond nog een pl. Eucharistieviering plaats in de St.-Niklaaskerk te Leest. Meer over Kamiel Emmeregs in deze Kronieken : 6 augustus 1939.
Foto’s :
-Pater Emmeregs na zijn eremis. (Foto : LG, blz 320)
-Herinnering aan zijn priesterwijding en eremis.
-De Pater zoals de meeste mensen hem gekend hebben.
-De meesters Meyers, De Leers en Selleslagh.
-Felix Van der Hasselt liep samen met Kamiel en Charelke Lamberts school in het Klein Seminarie van Hoogstraten, in het ‘pastoorsfabriekske’ noemde hij dat later.
Vervolg 1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers :
Oud-onderpastoor Stany De Decker :
“Mijn beste lezers ! Regelmatig ontvang ik hier nog DE BAND, en ik moet zeggen, ik ben steeds nieuwsgierig om D.B. te ontvangen. Zo gauw die binnenkomt, moet alle werk maar een beetje wachten, de gazet wordt opzij geschoven en D.B. doorbladerd. Zo kan ik nog echt meeleven met mijn vroegere parochie. Al de namen die men leest, zijn er nog allemaal die zoveel zeggen; al de verslagen die men leest getuigen van die echt goede geest die er te Leest heerst. Bij de aankondiging van het JUBILEUMNUMMER heb ik nog eens een groot pak bovengehaald : al de nummers van DE BAND van nummer één af, en ik zeg : het is een groot pak. Als men nu dat eerste nummer beziet, wel, het is om compassie mee te hebben : zo dun, zo schamel, zo primitief, zo’n antieke tekeningen en een stijve soldaat die met een stuk geweer met een scheve-schele loop de wacht houdt bij een invallensgereed huis… En nochtans, toen dit eerste nummertje geboren was, waren we fier : HET WAS ER ! We konden nu verder bouwen. En dat verder bouwen, heeft voortgeduurd, en is er steeds op vooruitgegaan. De MILAC-werking van Leest kreeg vaste vormen, meer en meer personen werden eraan geïnteresseerd. En zo kwam het tot een grote ploeg medewerkers. De medewerkers van voor een paar jaar kunnen zeker getuigen dat we zo bij volle activiteit graag eens een foto zouden genomen hebben van mijn kamer ! Het was een warboel in de hoogste graad, maar er werd gewerkt en gezwoegd om tijdig een nummer klaar te krijgen. Aan mijn bureel zat er één de stencils te typen, aan de andere kant waren er een paar bezig met te illustreren : hier een opschrift, daar een tekening. Aan de drukmachine werd er aan een geweldig tempo de ene stencil na de andere doorgedraaid. Het was van “draaien altijd maar draaien”, maar ook van “zweten altijd maar zweten”. Er zijn avonden geweest dat we er zo maar een 12.000 bladen papier doordraaiden : een speciaal Paas- of Kerstnummer ging tot 40 blz, er werd gedrukt op 300 exemplaren ! Maakt de vermenigvuldiging, en ge zijt er ! En aan mijn tafel zaten intussen een paar medewerkers ijverig de adressen van de abonnenten op de eerste bladzijde te schrijven, of lekten hun tong droog aan de adresbandjes. Eens het typen gedaan, alsook het tekenen en illustreren, adresseren en tourneren, begon het werk van het samenbundelen. En dat ging aan de lopende band ! Een 3 tot 4 man koersten de tafel rond, waarop al de bladen schoon in hoopjes bijeen lagen. Al lopend werd er van elke hoop een blad geritst en al die bladen kwamen samen bij iemand die ze gelijk legde, een volgende sloeg er haakjes in, en de stapel “Banden” groeide gestadig. Dat werk gedaan, werden ze gesorteerd per straat en de volgende dag meegesleurd naar de Meisjesschool waar onze flinke helpsters steeds zo goed hun best gedaan hebben om die maandelijks rond te doen, nieuwe abonnenten te winnen, geld te ontvangen enz. De Eerwaarde Zusters hebben er dikwijls veel last mee gehad… De grote hoop “Banden” was nu weg, maar nu dienden er nog pakjes gemaakt voor de soldaten, de zusters en paters in de Missie en voor al de lezers buiten Leest. Hiermee kon ik dan de volgende dag naar de post geladen als een muilezel (meer muil dan ezel…) Ik wens verder “GOED HEIL” aan DE BAND. Moge het groeien en bloeien ten bate van heel Leest ! MOGE HET EEN ECHTE BAND ZIJN eerst en vooral tussen al de medewerkers en organisaties (want dat was zeker het eerste grote nut : samenwerking en samenbundeling van al de organisaties). Moge het ten tweede een ECHTE BAND ZIJN TUSSEN AL DE LEESTENAREN & OUD-LEESTENAREN (waartussen ik me ook blijf rekenen) en dan ook een ECHTE BAND TUSSEN LEEST EN ZIJN SOLDATEN ! Met de beste groeten aan alle Leestenaren. Je oud-onderpastoor St. De Decker.”
Broeder Romanus (Karel DeLaet) :
Geboren te Leest op 20 september 1896. In ’t klooster getreden bij de Broeders van O.L.Vrouw te Mechelen op 20/4/1914. Uitgeweken naar Engeland bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, kwam naar Frankrijk (is oorlogsinvalide). Tijdens en na de oorlog verder werkzaam in het Belgisch Krijgshospitaal te Faverges (Haute Savoie,Zwitserland). Terug te Mechelen 2.2.1920. Verplaatst naar Alsemberg op 25 december 1920. Vertrokken naar Canada 15 augustus 1932. Opvoeding wezen en verlaten kinderen. Genaturaliseerd tot Canadees staatsburger op 1 februari 1953. Was in verlof te Leest : 1933, 1948, 1955. Adres (in 1957) : Orphélinat St Joan Baptiste, LAC SERGENT (Cte Portneuf) Canada.
“Beste Leestenaren, wanneer ik door brieven, tijdschriften of gazetten verneem van de moeilijkheden die zich voortdurend voordoen in België, heb ik waarlijk medelijden met u. Om maar één punt aan te raken : noemen wij de wet Collard. Moest België een federaal stelsel hebben gelijk Canada hier, konden de Vlamingen hun eigen pot koken. Onbekend is onbemind, maar het ware toch goed dat enkele verlichte geesten het stelsel zouden bestuderen. Wat uitstekend werkt elders, kan misschien wel aangepast worden. Men kan opwerpen dat de katholieke Walen er zouden bij verliezen, maar in afwachting van een ideale schuilplaats te vinden, laat ge u allen natregenen. Hier hebben we ook mensen met gebreken : tegenstrevers, heethoofden die elkaar als kat en hond aanstaren maar de erge wrijvingen worden vermeden, juist door het federaal stelsel hier in voege (Federalisme = statenbond of een streven naar). Voor gans Canada zijn er 4.500.000 Frans Canadezen, zo iets van 31%, dus een minderheid. Maar het Gouvernement houdt zich vooral bezig met de algemene zaken : leger, post, douanen, enz. Iedere provincie heeft ook zijn eigen parlement en maakt wetten voor de plaatselijke zaken. Het onderwijs valt onder de bevoegdheid van de provinciën. De tegenstelling tussen Fransen en Engelsen, katholiek en protestant, was vroeger reeds zo groot dat de Franse katholieken de overwinnaar dwongen hun rechten te vrijwaren. Om kort te zijn : ziehier hoe mijn provincie het onderwijs regelt. De katholieken hebben het bestuur hunner scholen, de protestanten hebben hun eigen stelsel en geen van beiden bemoeit zich met het programma van de andere. Ik ben hier meer dan 30 jaar en heb nooit een klacht gehoord van de Engelse minderheid op onderwijsgebied. Het is onmogelijk vermits zij hun eigen onderwijs regelen en zoveel scholen kunnen bouwen als ze willen, als het minimum aantal leerlingen aanwezig is. De katholieke minderheid in andere provinciën was vroeger minder goed behandeld dan de protestantse maar juist die goede behandeling (hun eigen zaken te laten behandelen) heeft veel bijgedragen om de zaken af te ronden. Een politieker die jaar in jaar uit moet horen : “Ziet hoe de minderheid het stelt in die andere provincie en hoe gij ze behandelt”, wordt het soms beu voor verdrukker door te gaan en natuurlijk de stemmen te verliezen van de verdrukten. Ik wens u dus uit gans mijn hart het federaal stelsel alhoewel ik weet dat die wens een slag in ’t water is dat dan nog vertroebeld wordt door politiekers die de waarheid vrezen als de duivel een wijwatervat… Vlaanderen zou zich kunnen redden indien het zijn eigen baas was en verlichte en krachtdadige leiders had. Denkt men soms dat hun rechten na de gebrade kiekens zo maar uit de hemel voor de voeten zullen vallen ? Help u zelf, zo helpt u God. Ieder Leestenaar, naar zijn krachten, brenge het zijne bij om God en de kerk te dienen, het goede recht der stamgenoten te doen zegevieren opdat er vrede en eendracht komt door gerechtigheid. Wanhopen brengt geen aarde aan de dijk. Tracht uw leiders wakker te schudden, duwt ze vooruit, redt wat er nog te redden is en de toekomstige geslachten zullen u zegenen. Beste Leestenaren, met goede moed aan ’t werk, vroeg of laat wordt het gezegde waarheid : “De aanhouder wint”. Hartelijke groeten, Broeder Romanus.”
Foto’s : -Stany De Decker. -Stany tussen enkele Chirojongens. V.l.n.r. : onbekend, Jos De Smet, Eddy Beterams, Stany, Juul Muysoms, Louis Vloebergh en Miel Polfliet. -Briefje van broeder Romanus (Karel De Laet) waarin hij zichzelf voorstelt. -Karel De Laet naast Gust De Prins, ergens achter het front tijdens W.O.-I. (“LG”, blz. 274) -Een tekening van de broeder uit “De Band”.
Vervolg 1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers :
Zuster Melanie (Christine De Laet) :
“Op verzoek van “De Band” is het ons wel aangenaam een woordje te sturen ter gelegenheid van zijn vijftigste verschijning. Het is een hele toer inderdaad zulk een publicatie aan te pakken en vooral ze zo dapper op de been te houden. Niet slecht MILAC doch wij allen begroeten maandelijks van harte het boekje : dit zo simpele, zo deugdelijk gezonde kost, die sprankelende luim met tevens toch een noot van onmisbare ernst erin. Wij wensen DE BAND veel moed voor de nieuwe reeks 50 nummers.
Heilig Hartinstituut Heverlee
Men suggereert ons, wat te vertellen over de omgeving waarin we verblijven. Heverlee ligt, zoals u weet, bij Leuven en telt ongeveer 12.000 inwoners. We zijn hier in het Heilig-Hartinstituut : een schoolcomplex dat goed floreert, met leerlingen van alle leeftijd tussen 3 en 22 jaar. Tijdens het verlopen schooljaar hadden we 2.246 leerlingen, waaronder 1.221 internen. Behalve de gewone lagere school met bewaarschool, is er de middelbare school. Verder de beroepsschool met het technisch regentaat, de huishoudschool met het huishoudkundig regentaat, de middelbare en hogere landelijke huishoudschool, de lagere normaalschool, ook de bewaarnormaalschool (Renilde Verbruggen verwierf bij ons in juli, met grote onderscheiding haar einddiploma in deze afdeling), de vier soorten van middelbare normaalschool (wetenschappen, letterkunde, Germaanse talen, lichamelijke opvoeding), de oude en moderne humaniora met economische afdeling, ook nog verschillende Franstalige secties. We zijn hier met 220 zusters. We worden bijgestaan door een uitgebreid lekenpersoneel : 75 juffrouwen onderwijzeressen en een 30-tal helpsters. Heverlee is een moederhuis van Annuntiaten : het heeft het noviciaat voor de aanvaarding en opleiding van jonge zusters… Zr M. Victoria (Noot : haar zus Melanie De Laet) is terug goed opgekikkerd en weet zich nog op honderd en zoveel manieren nuttig te maken. Na 25 jaar missiearbeid is haar hart natuurlijk voor een groot stuk nog aan Congo blijven vastzitten. Zr Albert Marie (Noot : Marcella Van Aken) werd in 1955 tot schoolhoofd benoemd van ons bijhuis te Nodebais, waar ze werk presteert dat ten zeerste gewaardeerd wordt.
Het H. Hartinstituut is een bijenkorf van roezige activiteit : het werkvolk niet meegerekend, zijn we hier dus met 2.570 personen geweest dit schooljaar : een bont wereldje vol stemmige afwisseling en emoties naar ieders gading…Tijdens de vakantie krijgen we hier, met de nodige tussenpozen om uit te blazen, regelmatig de studiedagen van de B.J.B., K.A.J., V.K.S., E.K., C.O.V., enz. en al wat er occasioneel bijkomt als b.v. Pax Romana, het Nationaal Congres van het Vrij Middelbaar Onderwijs, enz. We streven ernaar ons het vertrouwen waardig te tonen dat ouders en overheid in ons stellen. We trachten door toewijding, door degelijkheid van onderwijs en opvoeding, door diepe religieuze bezieling, door innige onderlinge verbondenheid en sterke centralisatie, het Instituut te maken tot een der krachtigste bolwerken van het katholiek meisjesonderricht in het land. Wie graag meer inlichtingen verlangt kan gratis, op verzoek, een prospectus bekomen, en mag immer, bij gelegenheid, een bezoek brengen aan de inrichting. Nu vlug punctum : we mogen niet te schrokkerig beslag leggen op het zo welwillend gegund, doch beperkt plaatsje thans beschikbaar in DE BAND. Het is nog geen vaarwel, hopen we. Met hartelijke groet aan onze dierbare Familie, geburen, kennissen, en aan U allemaal. Zr M. Victoria en Zr M. Melanie(Melanie en Christine De Laet).”
Beroemde studenten van deze school waren : Eva Brems (politica), Saskia De Coster (schrijfster), Anne Teresa De Keersmaeker (choreografe), Els Dottermans (actrice), An Lemmens (presentatrice), Dries Mertens (voetballer), Jonas Van Geel (acteur), Stan Van Samang (acteur, muzikant)… Bekende leraren : Jo Claes (schrijver), Jeanne Devos (zuster en missionaris), Mia Doornaert (journaliste)…
Maria Christine De Laet (Zuster Melanie) was te Leest geboren op 12 mei 1901 en ze overleed te Heverlee op 2 april 1981. Ze werd begraven op het kloosterkerkhof.
Foto’s : -Christine De Laet (Zuster Melanie) -Melanie De Laet (Zuster Victoria) -Het H. Hartinstituut te Heverlee. -Marcella Van Aken (Zuster Albert-Marie) -Belgisch hoogleraar mensenrechten en kamerlid Eva Brems was een oud-student.
1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Dit jubileumnummer werd te Leest gratis huis aan huis besteld en was opgedragen aan de soldaten, aan pastoor Coosemans, aan de nationaal aalmoezenier van Milac F. Willems, aan Pieter De Prins, de burgemeester van Leest en aan alle vrienden van Milac. Jan De Decker, Tiendeschuurstraat 3, was nog steeds verantwoordelijk uitgever en bezieler van het blad. De geschiedenis van Milac Leest kan men terugvinden in deze Kronieken op de stichtingsdatum 15 maart 1953. Het eerste nummer van “De Band” was zeer pover, telde slechts zes bladzijden en had een oplage van 30 exemplaren. Dit vijftigste nummer had een oplage van 550 exemplaren. “Stilaan slaagden wij er in, met de welwillende medewerking van vele vrienden-correspondenten, aan ons blad zowat de tint te geven van een d o r p s b l a d ; talrijke oud-Leestenaren abonneerden zich. Wij hoeven zeker niet te zeggen dat én onze soldatendienst én de uitgave van ons maandblad die vijf lange jaren vele moeilijkheden hebben meegebracht : geldnood, tegenkantingen, onbegrip, onverschilligheid (vooral van die mensen die door hun ambt of functie de eersten zouden moeten zijn om ons werk te steunen en aan te moedigen…), gebrek aan medewerking, afbrekende kritiek, kwaadwilligheid en zo meer… Spijts dit alles, hebben wij kunnen volhouden en al die uren, uren en uren die ons werk heeft gekost, hebben wij niet gewogen noch geteld. Hetgeen wij hebben gedaan én door ons MILAC-werk én door ons blad, gebeurde steeds met de betrachting : goed te doen. Mogelijk zijn we er niet altijd in geslaagd. Wij betuigen onze erkentelijke dank aan al degenen die, onder welke vorm ook, ons werk hebben helpen in stand houden en uitbreiding doen nemen. Dank aan al die soldaten die ons regelmatig geschreven hebben, vaak ook persoonlijke brieven waarin zij openhartig hun moeilijkheden bloot legden en waarin de schrijnende behoefte merkbaar was aan een zacht gebaar en een warm woord. De meesten in deze categorie hebben wij kunnen helpen door onmiddellijk contact te nemen met officieren, aalmoezeniers en hooggeplaatste personen. Wij laten aan anderen over om te zeggen wat die vijf jaar MILAC voor een honderd soldaten hebben betekend. Wij hebben bijna voortdurend onze soldaten met kleine attenties bedacht, hen er aan herinnerend dat er nog iemand aan hen dacht, dat het thuisfront hen niet vergat. Het weze ons hier toegelaten, er –met pijn in het hart- op te wijzen dat 8 op de 10 jongens, na hun militaire dienst ons blijkbaar niet meer kennen of misschien nooit gekend hebben, ook al hebben ze vroeger wel geschreven “ik zal niet vergeten wat ge voor mij hebt gedaan”… 8 (ACHT) op de 10 (TIEN) lopen ons na hun soldatentijd “stoemmelings” voorbij, een paar zeggen (mompelen) nog “iets”, anderen zeggen helemaal geen bakkes meer. Merci, mannen… Sommige soldaten laten GEDURENDE MAANDEN geen sikkepit van zich horen. Het is gebeurd dat dergelijke “zware gevallen” dan nog op de koop toe, achter onze rug (natuurlijk…), babbelen : “Ik krijg van de MILAC niets meer, nu kunnen ze ook ontploffen”, zonder er bij te voegen (natuurlijk…) dat ze nog niet eens hun nieuw adres hadden laten weten. Wij halen deze treurige feiten hier aan om U een beeld te geven van de omstandigheden waarin wij vaak moeten werken (en volhouden…). Nog dit : een paar bewegingen en bonden geven nog de indruk dat MILAC ten slotte maar een “boekske” (sic…) is of “iets” dat niet veel te betekenen heeft. Wij hebben het inderdaad beleefd dat leden uit parochiale organisaties zich lieten ontvallen : “Wat hebben wij nu toch met die MILAC te maken”…Vergeten wij niet dat de nationale MILAC de soldatendienst is van het JEUGDVERBOND VOOR KATHOLIEKE ACTIE en als dusdanig door het Belgische Episcopaat werd herkend, elf jaar geleden. Enkele cijfers mogen u duidelijk maken waarin onze soldatendienst tijdens die 5 jaar bestaan gedaan heeft:
1.Tijdschriften : 12.331 ! In de loop van die 5 jaar Milac werden aan onze soldaten in het totaal 12.331 tijdschriften verstuurd : Het Goede Zaad, Zondagsvriend, De Band, Ons Land, De Haardvriend, Humoradio, Ons Volk, Bevrijding, Toren, Vlaamse Filmkens, Doorbraak, Kompas, Mardijck, Raak, Africa Christo en Het Weekblad, Ons Zondagsblad, enz, enz.
2.Boeken : 258. Handboek van de soldaat, Liefde Huwelijk Geluk, Orate Fratres, Brieven aan een soldaat, Boeken uit de Reinaert- en Prismareeksen, …
3.Dagbladen : 38 abonnementen van 1 tot 3 maand.
4.Allerlei : 32 kg chocolade, 19 kg pralines, 48 kg koekjes, toeristische documentatie, landkaarten van Duitsland, kamerversiering, enz. enz.
5.Terugbetaling onkosten voorbereidingsretraite : 28 maal 100 frank.
Wij verzonden in het totaal 4.500 brieven : bedelbrieven 358, prijzen voor tombola 1.305, allerlei omzendbrieven voor Leest en daar buiten (De Band of Milac), 1.175, allerlei (Sociale Dienst Leger, Ministerie Landsverdediging, persoonlijke brieven soldaten, Legeraalmoezeniers, medewerkers feestavonden, ouders van soldaten, volksvertegenwoordigers, e.a.)."
“De Band” had naar aanleiding van dit 50ste nummer gevist naar de ervaringen van enkele vooraanstaande lezers met de periodiek van Milac. Komen achtereenvolgens aan het woord : zuster Melanie (Christine De Laet), oud-onderpastoor Stany De Decker, broeder Romanus (Karel De laet), de Dominikaan Kamiel Emmeregs en de kolonialen Jan De Keersmaecker en Maria De Laet.
Bijgevoegd :
-Het voorblad van het vijftigste nummer.
-Inspiratie hadden de tekenaars meer dan voldoende. Nog enkele voorbladen van het populaire soldatenblad.
1957 – 16 juli : De Koninklijke Fanfare “Sint-Cecilia” Leest bracht een serenade naar aanleiding van het huwelijk van Rik Lauwens met Josephine Polfliet.
Ter gelegenheid van het huwelijk van een muzikant of een bestuurslid, eventueel van een zoon of dochter van een bestuurslid, werd een serenade gegeven. Een dergelijk optreden diende te worden aangevraagd bij het bestuur van de fanfare. Meestal op de huwelijksdag zelf trok de fanfare dan met muziek naar de plaats waar het huwelijksfeest werd gegeven en tot de vijftiger jaren werden zulke feesten meestal thuis bij de bruid gevierd. Voor de woning van de bruid stond het jonge paar in de deuropening te luisteren naar de serenade. Op dergelijke gelegenheden werden korte stukjes gespeeld en aan het eind van de plechtigheid mocht de bruidegom nog vragen om zijn lievelingsstuk te spelen. De woordvoerder van de fanfare, doorgaans de secretaris, hield tussen de muziekstukken door een gelegenheidstoespraak. (“Leest in Feest”, Stan Gobien)
Hendrik “Rik” Lauwens werd te Leest geboren op 31 december 1934 als zoon van Jan Baptist en Mathilleke De Bruyn. Josephine Polfliet werd te Kapelle op den Bos geboren op 15 maart 1931. Zij zou haar man drie kinderen schenken : Willy, Hugo en Maryse.
1957 – Zaterdag 27 juli : De KWB op reis naar de Vallei van de Ourthe en de Ambleve.
Vertrek om 04u30, aankomst rond middernacht, max. 35 plaatsen. Prijs pp : 180 fr. (DB, juli ’57)
In “De Band” van oktober ’57 verscheen daarvan een verslag van Jozef Vloeberghen : “Op 27 juli kon men ’s morgens vroeg reeds hier en daar licht zien aangaan en een kwartiertje later stopte er dan reeds één of meer personen buiten in de grijze morgenschemering. Het waren mannen van de KWB die zich vlug klaar maakten om toch maar op tijd te zijn op het vertrek dat vastgesteld was op 04u20. De algemene wens was “als het maar goed weder wordt”. Dat beloofde het echter bij ons vertrek niet te worden, want de hemel was gans overdekt met een zwart wolkenscherm. Zelfs bij onze aankomst in Luik was de sombere wolkenmassa zo mogelijk nog donkerder dan het zwarte Luik zelf. Maar achteraf klaarde het toch wat op en alhoewel het nog redelijk vroeg was, kwam de stemming er toch reeds stilaan in onder de deelnemers en deelneemsters aan de K.W.B.-reis. Af en toe striemde de regen tegen de bus, maar telkens als er moest gestopt worden, werd het het schoonste weder van de wereld, precies of de weermaker was ook van de KWB. In Coo was er reeds een pleisterplaats voorzien en Jozef Van de Poel schoot zich letterlijk en figuurlijk in de belangstelling, want hij zou daar zo waar al die ballonetjes van het water geschoten hebben ! Natuurlijk moest ook iedereen eens met dat kabelspoor “Téléphérique” naar boven. Zodra iedereen uit de stoel gewipt werd, ging de reis verder naar Trois Ponts, Vielsalm en Nadrin. Op dit plaatsje heeft men een schoon vergezicht op de Ourthe, die daar in 6 verschillende kronkelingen te zien is. Maar intussen was de vrolijkheid in de bus ten top gestegen en werd er in de bus een daverende voetbalmatch gespeeld (een ballonnentjesmatch laag over de koppen heen !) Toen er halt gehouden werd in Durbuy, was daar ineens allemaal op de been, want de mensen zagen daar onmiddellijk dat er iets te doen was in het kleinste stadje van België. Er staat daar een kiosk te midden van het dorp. Hewel op die kiosk hebben de mannen van de KWB een daverend concert gegeven onder de kundige leiding van Jan Keulemans, die ook gezorgd had voor de nodige instrumenten ! ’s Avonds op het stadhuis zou dan de erewijn geschonken worden voor de muzikanten en leden, maar spijtig genoeg moesten we weer verder, zodat we dit buitenkansje maar afgeslagen hebben. Onder algemene opgewektheid werd dan de terugreis aangevat en naar de algemene stemming te zien was iedereen weer tevreden over deze uitstap, die als het ware een vriendschap smeed tussen al de deelnemers. Onze enigste wens in verband met die reis is : mogen we volgend jaar weer zo een aangename dag hebben, en dan met veel meer deelnemers ! Jozef Vloeberghen.”
Foto’s :
-Serenade naar aanleiding van het huwelijk van muzikant Rik Lauwens met Josephine Polfliet. Het bruidspaar tussen de musici van de koninklijke fanfare St.-Cecilia. Vooraan Rik De Bruyn die dirigeert, Theo Fierens speelt trompet en Louis Alewaeters bombardon.
-Rik en Josephine op hun gouden huwelijksjubileum.
-KWB-reisverslaggever Jozef Vloeberghen.
-Jef Van de Poel schoot bijna alle ballonnetjes stuk.
-Jan Keulemans leidde het concert.
Vervolgt met “Het Vijftigste nummer van ‘de Band’”.
1957 – Zaterdag 6 juli : Gemeenteraadszitting -Op de dagorde :
1. Herziening gunning wegeniswerken Kleine Heide en Bist. 2. Aankoop van onroerende goederen langs Kleine Heide en Bist. 3. Gunning onderhoudswerken B.6.GV, 1957. 4. Begrotingswijziging. 5. Vergoeding opmaking der kiezerslijsten. 6. Weddevaststelling gemeentesecretaris.
Op de raad van 23 juli dat jaar : 1. Kasnazicht C.O.O (Commissie van Openbare Onderstand). 2. Kasnazicht gemeente. 3. Begroting kerkfabriek. 4. Grondvergunning op het kerkhof aan familie Coosemans-De Schoenmaecker, Dorp. Familie Lamberts-Verbruggen, Tisseltbaan. 5. Lening bij het Gemeentekrediet van België van één miljoen twee honderd vijftig duizend frank voor gemeentelijk aandeel in de kosten van verbeteringswerken aan de buurtsteenweg Kleine Heide en Bist. (DB, augustus 1957)
1957 – 6 juli : Zilveren bruiloft August en Melanie Vloebergh-Van Dam.
Staf en Nieke (“Nie Bareel”) hadden een “pottenwinkel” in de Dorpstraat. Potten, pannen, kommen, voor elektrische of andere vuren in verlakt en aluminium…ketels, kuipen in alle vormen en maten…drinkserviezen, koffieserviezen…steriliseerbokalen en ketels…verven, verfborstels en toebehoren…Nie Bareel had het allemaal. August “Staf de Metser” Vloebergh was te Leest geboren op 3/9/1904 en overleed te Mechelen op 9/4/1975. Kerstekind Melanie was eveneens te Leest geboren op 25/12/1902 en overleed te Mechelen op 21/3/1989. (DB, mei ’57).
1957 – 11 juli : Juffrouw Maria Rheinhard met pensioen.
‘DB’ :“Op 11 juli 1957 is Juffrouw Maria Rheinhard, onderwijzeres aan de gemeentelijke meisjesschool, op rust gegaan ; dit werd eerst nu officieel bekend gemaakt. Zij werd geboren te Mechelen op 22 augustus 1903. In 1916 kwam de familie Rheinhard te Leest wonen. Marie Rheinhard behaalde haar diploma van onderwijzeres aan het Instituut der Ursulinen te O.L.Vrouw Waver op 29 juli 1922. Van 21 september 1922 tot 1 mei 1923 was zij interimaris aan de gemeentelijke jongensschool te Leest, in vervanging van Alfons Hellemans die was opgeroepen. Van 1 mei 1923 tot 17 januari 1927 was zij interimaris aan de gemeentelijke meisjesschool te Leest en van mei tot augustus 1927 aan de aangenomen meisjesschool te Heffen. In september 1927 werd te Leest de gemeentelijke bewaarschool geopend. Deze werd ondergebracht in een houten loods die door de gemeente was aangekocht voor 12.765 frank bij de dienst der militaire gebouwen te Mechelen. Deze “barak” had aanvankelijk een lengte van 28 meter en was 6 meter breed (12 m voor de klas) ; een gedeelte ervan werd voortverkocht. Voor de functie van bewaarschoolonderwijzeres werden veertien kandidaturen gesteld ; Maria Rheinhard werd verkozen met 5 op 8 stemmen. Soms had Maria te zorgen voor 80 (tachtig) kleuters ! Tien jaar lang heeft zij het in die barak uitgehouden tot zij in oktober 1937 werd benoemd aan de gemeentelijke meisjesschool te Leest. Al die jaren heeft zij zich met hart en ziel aan het onderwijs en de opvoeding van de kinderen gegeven, dit met een zeldzame autoriteit. Niets was haar te veel. En al wat ze deed, heeft zij gedaan in eenvoud en met een onkreukbare plichtsvervulling. Daar boven rees, hoog als een toren, haar persoonlijk voorbeeld en haar taaie wil die ons deed denken aan de “sterke vrouw” uit het Boek der Wijsheid. Al die jaren is zij niet alleen “de onderwijzeres” geweest. Samen met andere meisjes, was zij zeer actief in de “Missienaaikring” die in 1926 te Leest werd gesticht. Alle maanden kwamen zij bijeen op een zondag : Mr Cleeren gaf hen een missievorming. In de week werden vele uren besteed aan allerlei naaiwerk voor de Missies. Juffrouw Rheinhard was voorzitster van deze kring. Uit deze “Missiekrans” is in 1928 de B.J.B. te Leest gegroeid : één van de eerste afdelingen van het land. Juffrouw Rheinhard was leidster en, in opvolging later van Bertha Scheers, schrijfster. Deze afdeling had een 40-tal leden. Bij het jubileum van Pastoor Beuckelaers, werd onder impuls van de B.J.B., een Vlaamse kermis gehouden. De afdeling van juffrouw Maria nam zeer actief deel aan het eerste grote Massaspel te Scherpenheuvel en aan de eerste grote Jeugddag te Brussel. Op Kerstmis werden jaarlijks taarten gebakken die dan werden gedragen naar de ouderlingen en zieken van de parochie. Haar afdeling speelde eens een –voor die tijd zéér modern- toneelstuk “Wilde Strijd” waarin Maria de rol van “den duivel” speelde (In de drama’s was zij immer de “slechte” en in de blijspelen immer de “kwispel”). Deze “Wilde Strijd” werd hernomen bij het vertrek van Zuster Victoria naar de Missie. (Een laatste maal is Juffrouw Maria op het toneel verschenen bij het afscheidsfeest dat werd aangeboden aan Pater René De Laet : als “doop-meter” en voordrachtgeefster over de keuken ! Steller van deze bijdrage bewaart hieraan zeer bijzondere herinneringen die voor publicatie niet vatbaar zijn !!!)
In 1943 trok zij zich terug als leidster van de B.J.B. Sinds 1930 was zij reeds werkzaam in de Boerinnengilde, eerst als gewoon lid, later als schrijfster en voorzitster. Zij was ook schrijfster van het Davidsfonds. Heden is zij nog schrijfster van Boerinnengilde en Vrouwenbond H. Hart. Binnenkort hoopt de Boerinnengilde het 200ste lid te vieren en het 35-jarig bestaan van de afdeling. Zo werd een zeer onnauwkeurig beeld geschetst van de activiteiten van juffrouw Maria Rheinhard. Nu zij –van het geven moe- op rust is moeten gaan, denkt zij met weemoed aan die jaren in het onderwijs doorgebracht te Leest. Zij is Leestenaar gebleven met hart en ziel. Zij heeft én bij haar leerlingen én bij de leden van verschillende organisaties een levensblijheid opgewekt waarmee zij zelf zo rijkelijk is bedeeld. Door haar woord en voorbeeld als opvoedster en leidster heeft zij zovelen doen geloven in het leven zoals God dit schiep, heeft zij bij zo velen een enthousiasme en een vuur verwekt voor al het goede en al het schone dat ons tijdelijk bestaan ons biedt. Zij heeft haar krachten nooit gespaard. Zij heeft haar talenten niet voor zich zelf opgeborgen en zij heeft haar licht “niet onder de korenmaat verborgen gehouden”. Zij is al die jaren niet sleepvoetend door Leest gegaan met een pietluttig kaarsje in de hand, maar zij heeft een brandende fakkel gedragen die bij zo vele jonge mensen en bij zo vele moeders vuur, geloof, hoop en liefde heeft verwekt. De godslamp heeft zij hoog boven haar eigen kleinheid gedragen tot ze werd een ontembare gloed : ’n gloed van geloof, ’n gloed van grenzeloze hoop, ’n gloed van veroverende liefde. God lei een kroon en een kruis in haar handen. Zij heeft ze beiden aanvaard en gedragen, in de overtuiging ook dat nooit iets groots wordt geboren waar een mens niet heel zijn hartebloed gaf. Zij behoorde niet tot de katholieken die van het Evangelie, dat grote wetboek van heldhaftig leven, een kerkboekje in zakformaat hebben gemaakt en zij wist ook dat de ware liefde deze is die geven kan zonder terug te krijgen en die niet tot kramp verstart als ze geen dankbaarheid vindt. Juffrouw Maria, nog vele jaren ! En “mersie” voor wat gij deed te Leest !”
Meer over Maria Rheinhard in deze Kronieken bij 17 februari 1987 (“In Memoriam Maria Rheinhard”)
Foto’s :
-De spijskaart van het feestmaal bij hun huwelijk, rechts de huwelijksfoto van Staf en Nieke Vloebergh-Van Dam. -Staf en Nieke op oudere leeftijd. -Enkele advertenties van de winkel van Staf en Nieke, gepubliceerd in het maandblad van Milac. -Twee foto’s van ‘juffrouw Maria’, rechts in een processie.
1957 – 1 juli : Klacht van Louis Wuyts over meester De Leers.
Gemeenteraadslid en Eregemeentesecretaris Louis Wuyts stuurde onderstaande klacht naar Burgemeester, Schepenen en “Mederaadsleden” der gemeente Leest : “Mijne Heren, reeds dikwijls en van veel ouders van iedere overtuiging of politieke gezindheid, heb ik klachten gehoord en ontvangen over en aangaande de menigvuldige tekortkomingen van hoofdonderwijzer Jan Baptist De Leers, in zijn hoedanigheid van onderwijzer aan onze gemeentelijke jongensschool. Zelf heb ik ook sommige dezer tekortkomingen en overtredingen vastgesteld. In mijn hoedanigheid van gemeenteraadslid klaag ik bij U deze onduldbare wantoestanden schriftelijk aan. Ik vraag aan U allen tezamen en aan ieder van U in ’t biezonder, dat U er het Uwe zoudt toe bijdragen om eens en voorgoed een einde te stellen aan deze schreeuwende tekortkomingen. In het belang van onze thans te Leest in de gemeentelijke jongensschool schoolgaande jeugd in ’t biezonder, dus op langere termijn gezien voor onze toekomstige volgroeide bevolking in ’t algemeen, vraag ik U dat ieder van U, volgens zijn bevoegdheid en volgens zijn wettelijke en zedelijke verplichtingen, zonder aanzien des persoons, tegenover De Leers voornoemd, die maatregelen zoudt nemen die zich opdringen en niet zoudt aarzelen hem voorgoed uit ons onderwijs te verwijderen; dit tot heil en welzijn van onze jeugd en tot eer van ons gemeentelijk onderwijs waarvan hij thans een potsierlijke, clownachtige en misschien zelfs wel een misdadige schande is. Daar de bevolking ons niet alleen met haar vertrouwen vereerd heeft doch ons tevens met een plichtenzware verantwoordelijkheid bekleed heeft, hoop en verwacht ik dat wij allen, eensgezind en zonder uitzondering, in deze aangelegenheid konsekwent zullen optreden en handelen, niet zullen praten doch zullen….DOEN. Met genegen groeten, L. Wuyts, Gemeenteraadslid en Eregemeentesekretaris van en te LEEST."
1957 – Van 4 tot 14 juli : Bivak jongenschiro te Houthalen.
Vijftig jongens namen deel. De bezoekdag viel op zondag 7 juli, daarvoor werd speciaal een autobus ingelegd. Op maandag en dinsdag werd een omhaling in het dorp gedaan voor groenten en aardappelen. (DB, juli ’57) In “De Band” van oktober verscheen een verslag van leider Eddy Beterams : “Beste vrienden altegaar, geeuw nog eens goed, zet u gemakkelijk in je zetel steek een sigaret op en…de dames en lieve juffers een bonbon en begin te lezen over het bivak van de Chirojeugd van onze parochie waarin ook uw jongen of als broer of als familielid deel neemt aan zijn schoonste dagen uit zijn schone jeugd…zijn bivak. Inderdaad, toen op DRIE JULI ’s morgens onze kerels uit de kerk kwamen, zag men het aanstonds, zij waren klaar voor het zware bivak en eerst en vooral voor de lange fietstocht die de kampplaats Houthalen van ons scheidden. Nadat we gegeten hadden, en een paar plastieken kruiken hadden geprobeerd, togen we op weg. Ergens ver van huis, kregen onze benen dorst en werden onze kelen stijf, daarom stapten we af om een pint of een Aarschotsen bruine binnen te kappen. Het laatste nat was onze redding en opgefrist kwamen we een paar uur later op onze kampplaats aan. Daar werd het een gewroet om alles in orde te krijgen en zodra het materiaal ter plaatse werd afgeleverd door de heer Karel Rottiers konden we beginnen zodat we een korte tijd nadien konden zeggen : “we zijn er mee klaar”. De eerste dag was dan ook vlug voorbij, en de voorwacht ging na een simpel avondgebed slapen, moe maar zeer tevreden en…in blijde ver…pardon, vol verwachting. ’s Anderendaags heel vroeg riep de leider ons op en gingen we de mis bijwonen in de grote Kelchterhoeve. Na de mis nog in de gauwte eens goed binnengesmokkeld, nog een paar diensten gedaan en dan, “hm hm, een betteke speile zelle, waui kunne da doëik gebrouike, as get nog ni wist, nè”. We waren voor de dood ringspel bezig tot toen er plots een kerel uit volle borst fluisterde : “ze zijn der”. Rustig deden we verder. Doch de ring miste doel, de pakkers ook, en pas stond de kamion stil of de ring kon alleen verder spelen, er was nu veel werk zodat de kerels en de ocharme 4 leiders hun handen vol hadden. Goed georganiseerd verliep alles rustig en de bijennest was spoedig veranderd in een echte kampplaats. Burchtknapen waren met alles in orde, knapen hadden nog hun slaapzakken te vullen. Lang duurde het echter niet en zo konden we beginnen met het gestelde programma. Laat op de avond wijdden we ons bivak toe aan onze Hemelse Burchtgravinne, elk om beurten beloofden we trouw, baden om sterkte en zongen haar Lof. Het was de schoonste hulde die we brengen konden. O.L. Vrouw zou over ons waken, dat wist elke leider, elke kerel, knaap of burchtknaap. Het bed of rijkelijker gesproken en gebabbeld onze rustplaats deed ons goed, en de gevraagde stilte was dan ook in acht genomen. Rond 10u30 baden een paar leiders voor de slapende jeugd en wisten toen dat het bivak goed zou worden. Geen vader of moeder zou zich te beklagen hebben. We kenden de verantwoording, de noodzakelijkheid en het doel van dit kamp. Maar u, kent u de verdeling van het kamp, zeer nauw in geen geval. Welnu, luister dan met de oren open en de ogen gesplitst ende geslepen. Te 6 uur staan de leiders op, kleden zich aan en wekken de kerels die water gaan halen na eerst het morgengebed en de morgenopdracht gebeden te hebben. Dan is het hoog tijd dat onze leeuwen (afkorting van : koning van de Chiro is de burchtknaap) en de knapen gewekt worden. Zij turnen een beetje en wassen zich om daarna in volledig uniform hun Koning te groeten en te ontvangen in de H. Mis en Communie. De openingsformatie, na de mis het meest belangrijkste gebed, grijpt plaats, het is een presenteren van de Chirogroet aan Kristus. Vendelappèl, inspectie en dan Vlaggehijs, hier wordt er gezwegen. De vlag waaronder we strijden gaat omhoog. We groeten en van dan af is al wat we doen voor Hem, “in zijn dienst”. Nu gaan we eten, teveel was er nooit, ook niet te weinig, ons nieuwe bivaktrio zorgde daar prachtig voor. Daar kan elkeen van meepraten. Na het eten trokken we naar de slaapzaal waar de bedden worden gemaakt en de spelkledij wordt aangetrokken voor het spel. Dit spel duurt maximum tot 11u45. Dan gaan we proeven van de lekkere manger van ons mammas. Buikske vol, harteke rust, samen met ons harteke gaat heel ons lijfke mee rusten, een vol ureke om dan tot aan het half vijfke te gaan spelen, in groep of per afdeling. Soms ook voor een trektocht of speurtocht. Na het 3de eetmaal zijn de diensten, amaai mijn bottin, schoenen kuisen en blinken dat ze stinken, bed fijn maken dat het stro ervan beeft, dan stijloefening, kort maar ambetant, zegt den luierik, zangstonde, herhaling kampvuurnummers, enz. Dan spelen ze nog tot rond 19u30. Dan eten we voor de laatste maal, om dan in volledig uniform een korte wandeling te maken door de bossen om van daar uit naar de slotformatie te gaan waar we door onze proost worden toegesproken. Hij doet dat kalm en goed, oprecht en recht naar het hart, we luisteren er naar doch weten, en hij ook, dat we het zo maar niet kunnen, en toch beloven we het in ons avondlied en onze kompleten die we aan ons bed bidden. Van dan af is het stilte tot ’s anderendaags na de H. Mis. Zware toebak, maar kom : een echte piot moet dat kunnen. En ze lukken er dan ook goed in. Dit is in het kort een bivakdag samengevat, en ik mag nu ook wel een beetje propagandist spelen voor ons. Dat alles heeft zijn doel alhoewel velen dat doel niet begrijpen. Door al die stijl, zang, spel, gebed, enz. worden zij getraind, naar het lichaam, cultureel, geestelijk en godsdienstig. Zij houden er een gedeelte van bij dat de eerste maal dienst doet buiten Chiromiddens in het leger en verder in het later leven. Daarom doen wij – en die “wij” zijn alle Chiroërs onzer parochie- een DRINGENDE OPROEP TOT ALLE JONGENS DIE DE OUDERDOM HEBBEN OM IN DE CHIRO TE KOMEN. DE DEUR VAN ONS HEEM STAAT WIJD OPEN VOOR U. KOM DUS EN LAAT ONS NIET LANGER WACHTEN. Wordt ook een ridder van uw Koning Kristus; Wees ook moedig om zijn taken te dragen. Sluit u aan, en kom bij ons, en ge zult leren wat echte kameraadschap betekent. Een goeie dag aan allen en tot een volgende keer ! Leider Eddy Beterams.-“
Foto’s : -Gemeenteraadslid en eregemeentesecretaris Louis Wuyts. -Zijn gedachtenisprentje. -Jan Baptist De Leest als tweede van links tussen zijn collegas Meyers, Selleslagh en Huysmans. -Twee keer Eddy Beterams in zijn Chiroperiode.
Vervolgt met : de dagorde van de gemeenteraadszitting van 6 juli 1957.
De eerste cross die hij reed was in Grasheide, een koers voor niet-renners. Er werd gereden met een koersfiets doch met het stuur van een gewone sportfiets. Er waren ongeveer 200 deelnemers en Fé eindigde op de 19de plaats. Samen met Constant De Prins, Frans Croon, Louis Selleslagh, Louis Geets, René Verschueren en Rik Willems zag hij de toekomst hoopvol tegemoet. Nadien kwamen René De Rey en Frans Feremans de rangen vervoegen. De poort tot het leven werd voor hem geopend. Er werd ook heel veel plezier gemaakt. Omwille van een autoloze zondag moesten de wielrenners van de stal Pol van den Blokmaker met de trein naar de koers. Rik Willems, die ook koster was in Laar, zong op de trein zijn heel repertorium aan Duitse liederen en na een paar minuten zong het ganse coupé mee. Ambiance verzekerd. Qua vriendschap was het een mooie tijd.
In Budingen zou het Kampioenschap van België gereden worden, een speciale dag waar er gepresteerd moest worden. Hoe het kwam weet hij niet, maar het was zijn dag niet en hij gaf op.
Fé reed ook nog samen met Roger De Clercq, de oom van de latere wereldkampioen Mario. Het was een zeer goed renner en een toonaangevend figuur binnen de crosswereld.
Na veel vergaderen in “De Bareel” werd, onder leiding van “Charel van den Haas”, met medewerking van Pol en Julien Piessens, de Grote Prijs “JUPI”, in het leven geroepen. Het was een officiële cross, waarin de vedetten van toen door de straten en velden van Leest en Hombeek reden. Een tweede uitgave is er nooit gekomen.
Stilaan werd de fiets aan de kant gezet en eindigde de sportcarrière van Fé. Net als iedereen nam hij zijn plaats in binnen de maatschappij, huwde met Maria De Prins, werd vader, grootvader en overgrootvader en dat heeft ook zijn charme.
Fé en Maria exploiteerden jarenlang twee benzine stations. Shell Ganzendries Hoogstraat Mechelen werd opgestart in mei 1967 waarna Maria in juni 1970 Shell Planckendaal, gelegen aan de parking van de Zoo in Muizen, opende. Zijn echtgenote was een sterke pijler in de zaak, naast de administratie ontfermde ze zich ook over de facturatie en dit van de beide stations.
Spijtig genoeg heeft hij op 24 december 2017 afscheid moeten nemen van zijn geliefde echtgenote, zijn zielsverwante, steun en toeverlaat. Met veel dankbaarheid blikt Fé terug op zijn rijkgevuld leven en zijn talrijke sportactiviteiten.”
Foto’s :
-In 1953 won Roger De Clercq de veldrit te Leest voor Van Kerrebroeck en René De Rey.
-Fé en Maria tijdens verschillende fasen van hun leven.
-Het Shell Ganzendries benzinestation in de Mechelse Hoogstraat.
-Felix “Fé” Polfliet.
Vervolgt met : Louis Wuyts verzocht om het ontslag van meester De Leers.
Ondertussen werd er met gemengde gevoelens afscheid genomen van Lembeek en de vrienden en was het gezin verhuisd naar Leest, wat voor iedereen een grote aanpassing vergde. Omwille van de afstand werd Fé door Cercle Halle uitgeleend aan Tisselt en nadien aan Heffen. Later werd hij voor 25.000 BF verkocht aan Racing Mechelen en deelde de kleedkamer met de toenmalige vedetten, Rik De Saedeleer, Jean Van der Auwera, Rik de Hert, Jef Put en Jos Mannaerts met als trainer de alom geprezen Jan Dogaer. Fé voldeed niet aan de gestelde eisen en werd voor 12.000 BF verkocht aan Kapelle o/d Bos. Hier eindigde ook zijn voetbalcarrière. Terwijl hij actief was bij de verschillende ploegen, stichtte hij Excelsior Leest. Excelsior betekent steeds hoger, of dit gelukt is, is andere koek, goede voornemens zijn ook belangrijk. Er werd geoefend op het veld naast het ouderlijke huis in de Kouter en Fé was speler-trainer. Gezien hun verblijf aan de taalgrens was het taalgebruik van de Polflieten doorspekt met Franse woorden en telkens trainer Fé het woord d’abord uitsprak, was Hugo Bradt er als de kippen bij om luid “vooreerst” te roepen. De doelen waren gewoon 2 palen getooid met een of ander kledingstuk en de hoogte had geen belang. De scheidsrechters vielen zo maar niet voor het rapen en een paar keer was de man in het zwart Rik Lauwens. Gelukkig bestond de “VAR” toen nog niet.
De Fé herinnert zich nog de namen van spelers zoals Leo Hellemans, Paul Willems, François Piscador, Louis Polfliet, Toon Lauwens, Willy en Hugo Bradt, Hubert Selleslagh, Karel Fierens, Juul Muysoms en Tomme Verbruggen. De ploeg bestond nog uit andere spelers, maar hun namen is hij spijtig genoeg vergeten. De kleuren waren zwart-wit voor de broek en de trui, de kousen naar ieders keuze en wat men zoal vond in de kousenschuif. In het begin waren hun tegenstrevers een ploeg van de Heide en caféploegen. Zij speelden zelfs tegen een ploeg met de jonge 15-jarige François Tuyaerts, de gehandicapte talentrijke speler, die later een ster werd bij Malinois en als bediende bij Eternit werkte. De matchen werden gespeeld op een wei van Miel Verschueren en een wei in de omgeving van Pieter De Prins op de Kleine Heide. Excelsior nam ook deel aan verschillende toernooien die ingericht werden door officiële clubs. De toernooien, georganiseerd door de Zennevallei in Heffen en een drietal door Sporting Mechelen, waar Excelsior met groot succes aan deelnam, gaven een grote sportieve voldoening. De inrichters heetten hen steeds hartelijk welkom.
Door de studies van de jonge spelers is de ploeg een stille dood gestorven, grote transfers zijn er niet gebeurd. Waarschijnlijk door Constant De Prins, zijn neef, kwam hij in contact met de wielersport. Hij ontmoette Pol Piessens en trad toe tot zijn renstal. Pol werd zijn persoonlijke begeleider, een soort Lomme Driessens. Voor de koers moest hij bij Pol komen eten en Angèle, zijn echtgenote, zorgde voor de traditionele biefstuk, hét krachtmiddel bij uitstek. Bère den Bakker was de masseur van de ploeg en de massage gebeurde meestal bij hem thuis in de Kouter.
Vervolgt.
Foto’s :
-Twee foto’s van de Fé als voetballer.
-Enkele spelers van Excelsior Leest : Antoon Lauwens, Leo Hellemans, Juul Muysoms, Louis Polfliet en Francois Piscador.
1957 – Julinummer “De Band” : Felix Polfliet dankt.
“Tijdens de winter werd bij de cyclocross te Leest genoeg ontvangen voor een nieuwe fiets voor de Fé. De Fé dankt langs deze weg al de mensen die zich ingespannen hebben voor het wellukken van die cross. Hij belooft eveneens, het volgend cross-seizoen met zijn nieuwe fiets heel wat betere uitslagen te zullen rijden. “Goede renner, goed materiaal, goede uitslagen”, zegt de Fé.”
Felix “Fé” Polfliet.
Felix “Fé” Polfliet werd op 29 oktober 1932 geboren als derde telg in het kroostrijk gezin van Carolus Edmundus “Karel” Polfliet (°Leest 10/7/1903, +Brussel 28/1/1952) en van Maria Clementina De Prins (°Kapelle-op-den-Bos 23/9/1905, +Duffel 26/11/1977). Felix huwde met een naamgenote van zijn moeder uit de Kleine Heide die met haar ouders en zus naar Mechelen verhuisde. Haar zus, Elza, werd de tweede echtgenote van Richard Van Praet en een broer Frans Roger De Prins werd op 14-jarige leeftijd slachtoffer van een luchtbombardement in Grand Fort Filippe (Fr) tijdens W0-II.
In december 2018 maakte zijn zus Alida Polfliet volgend portret van de “Fé” en zijn familie : “Eind november 1937 veranderde het leven van de familie Karel Polfliet en Maria De Prins. (foto’s onderaan) Omwille van zijn werk bij “den IJzerenweg” moest vader met zijn gezin tussen Brussel en Braine-le-Comte gaan wonen. Zij kozen voor Lembeek, het laatste Vlaamstalige dorp, gelegen op een paar honderd meter van Tubize, de taalgrens. Hoe de verhuis van de huisraad gebeurde is niet meer geweten, maar het gezin verhuisde met de trein. Josephine herinnert zich nog goed dat de jongste broer Alfons, amper 6 weken oud, in het doopdeken van de familie gewikkeld was. Hoe ze van Brussel-Noord naar Brussel-Zuid geraakt zijn weet ze ook niet meer. Van de verbinding Noord-Zuid was nog geen sprake. Later, bij ons jaarlijks bezoek aan Leest met de nieuwjaarsbrieven, deden wij dit steeds te voet. Als Nieuwjaar op zondag viel gingen wij, om onze zondagsplicht te vervullen, naar de mis in de Finisterrae-kerk in de Nieuwstraat en zorgden ervoor dat wij steeds lijfelijk aanwezig waren bij de offerande, de consecratie en de nuttiging. Op die manier werd de schade beperkt tot een dagelijkse zonde en bleven wij, in de nabije toekomst, gespaard van het hellevuur. Het huis dat wij betrokken was mooi en groot, en bood onderdak aan het grote gezin. De vier jongsten van het gezin werden hier geboren. Het was gelegen aan de drukke spoorlijn Brussel-Parijs, midden in het glooiende landschap met zicht op de meanderende Zenne en in de verte het mooie Lembeekbos. De meisjes gingen naar de Sancta Maria-school van de Zusters van de Christelijke Scholen en de jongens naar de Sint Veroon-school van de Broeders van de Christelijke Scholen, met als stichter de Franse broeder Jean-Baptist de la Salle. De avond voor de eerste schooldag van de Polflietjes, had er in de Katholieke Kring een optreden plaats gehad met het Brussels Ketje en dit optreden zou bepalend worden voor de bijnaam die wij ginder kregen. Onze Mil, 8 jaar oud, een wittekop en sprak een vreemd dialect, wat de gelijkenis met het Ketje was is ons een raadsel, maar sindsdien werd hij de stamvader van “De Ketjes van Lembeek”. De oorlogsjaren kwamen en zoals overal stonden allerhande activiteiten op een laag pitje. Mil en Fé werden lid van de Lembeekse turnclub en waren uitstekende turners. Maar Mil was ook een goed voetballer, lenig als een kat en snel als een cheeta. Hij werd de goalgetter bij Avenir Lembeek. Vader Polfliet vond Avenir Lembeek maar niks, een club van laag allooi, bovendien waren het socialisten en hij verbood zoonlief te voetballen bij Avenir. Hij had hogere ambities en zag zijn zoon al spelen bij Daring Brussel of White Star. Hoe onze Mil het voor mekaar kreeg is ons een raadsel, maar hij slaagde er telkens in door de mazen van het net te glippen en zijn matchen te spelen. De dag nadien hoorde vader op de trein, tot zijn grote ontsteltenis, dat zijn zoon weer een aantal keren gescoord had en de ster van het veld was. Natuurlijk zat er ’s avonds een dikke vlieg aan de lamp, soms waren er meer vliegen dan lampen. Zijn voetbalcarrière stierf een stille dood. In Lembeek was er een zekere Wastiels, een begenadigd loper die aangesloten was bij Olympic Essenbeek Halle (OEH) en Fé, ook een goed loper, sloot zich aan bij de club. In de club werd er getraind op pistewerk en bij de opening van het Provinciaal Domein van Huizingen liep hij samen, als inwijding, met de andere clubleden, de piste in. Zijn eerste grote cross met OEH was de Cross du Soir, ingericht door de krant Le Soir. Het was een volkscross waar grote Belgische lopers, zoals Gaston Reiff, aan deelnamen. Net als Mil, was Fé ook een goed voetballer en sloot zich aan bij Cercle Halle. Op dat ogenblik was hij heel intensief bezig met lopen en voetballen. Meer en meer ging zijn voorkeur naar de voetbalsport. Op 1 oktober 1951 vertrok hij met een klein hartje naar het leger en werd gekazerneerd in Vielsalm. De wereld was in volle Koreacrisis, de tweede wereldoorlog lag nog vers in het geheugen en de soldaten kregen een dienstplicht van 24 maanden voorgeschoteld. Buiten op bivak gaan met de Chiro en een vakantie bij Peit in Leest, was hij nog niet veel van huis geweest. Niet alleen voor hem, maar ook voor vele anderen, was dit een zware dobber en gelukkig leverde Milac hier goed werk. Op 28 januari 1952, gebeurde er iets ingrijpend en zou het leven van de familie Polfliet een gans andere wending geven. Vader werd het slachtoffer van een arbeidsongeval in Brussel-Zuid en overleed een paar uur later in Etterbeek. Moeder, 46 jaar, bleef achter met 11 kinderen. In de Katholieke Kring speelde broer Louis, de avond voordien, in een sappig Lembeeks dialect, met succes de rol van een Brussels Ketje. Van toeval gesproken. Wij waren zo fier als een gieter op de prestaties van onze broer en nooit hebben wij hiervan ten volle kunnen nagenieten. Het leven kabbelde verder, zo ook voor Fé. Ondanks zijn voorkeur voor het voetbal, werd hij bij het leger geselecteerd voor de loopwedstrijden. Er werden wedstrijden georganiseerd tussen de verschillende eenheden, elke eenheid had ambities en stuurde hun beste sportlui. Zo moest hij ook, een beetje tegen zijn zin, het militair kampioenschap in Etterbeek lopen en gaf op. Einde van de crosscarrière. Hij speelde nog memorabele voetbalwedstrijden tegen de ploeg van het Engelse leger.
Tijdens de maand juni waren er 4 mannen volledig werkloos en één vrouw. (DB, juli ’57)
1957 – Juninummer “De Band” : Nieuws van de Koninklijke Fanfare “Sint Cecilia”.
Gezien het provinciaal tornooi voor stapmarsen dit jaar voorbehouden is aan maatschappijen met minder dan 40 uitvoerders, is het ons niet toegelaten er aan deel te nemen. Als deelname aan een muziekwedstrijd werd dan Westmeerbeek uitverkozen ; als opgelegde mars moet uitgevoerd worden “BRASSCHAAT” van A. Van Loo. Onze fanfare treedt op in stapmars in ere-afdeling. Het opgelegde werk in korpswedstrijd, dus uit te voeren op de kiosk, is “BERGSUITE” van J. Moerenhout. In de korpswedstrijd treedt onze vereniging op in eerste afdeling, met als gekozen werk “RICHARD III” van P. Gilson. Ten einde het opgelegde werk “BERGSUITE” met de nodige kleur te kunnen uitvoeren, zijn we overgegaan tot de aankoop van een klokkenspel en sourdines, twee in onze streek minder gekende instrumenten. (Meegedeeld door A. Lauwers)”
In “De Band” van oktober stond de uitslag : “De deelname aan de muziekwedstrijd te Westmeerbeek is voor de Leestse fanfare uitgegroeid tot een succes. In de stapwedstrijd waar opgetreden werd in ere-afdeling behaalde de fanfare 84 punten op 90, een eerste prijs met lof der jury. In de korpswedstrijd in 1ste afdeling werd eveneens een eerste prijs behaald met lof der jury, 356 punten op 400. Hetzelfde artikeltje vermeldde ook dat het bestuur van de fanfare overgegaan was tot het oprichten van een zangkoor Sinte Cecilia. Reeds een veertigtal meisjes, vrouwen, mannen en jongelingen hadden zich laten inschrijven. (Foto onderaan) Dat zangkoor werd op 19 september 1957 opgericht. De stuwende kracht was Luc Beterams. Op het Palmzondagconcert van 1958 werd met de fanfare de Bergsuite van Jos Moerenhout uitgevoerd. Het zangkoor St.-Cecilia stond toen onder leiding van Leo Hellemans.
1957 – 2 juni : Treinen stoppen niet langer op Heide.
“Van 2 juni af, zal er geen enkele trein meer stoppen te Hombeek op ’t Heike en te Leest. De honderden personen die zich dagelijks per trein naar hun werk begeven, zullen vervoerd worden per autobus De twee lijnen Mechelen-Londerzeel en Mechelen-Tisselt zullen het vervoer regelen met zowat 85 bussen per dag (een 30-tal voor Leest), beide richtingen.” (DB, februari ’58)
Het “Station Leest” was een spoorweghalte langs spoorlijn 54 Mechelen- Sint-Niklaas.
1957 – 10 juni : Opgeroepen voor hun kampperiode.
Op die dag werden volgende Leestenaars opgeroepen voor een 6-daags kamp te Hemiksem : Jan Geets uit de Juniorslaan, Louis Goovaerts uit de Winkelstraat, Jozef De Wit uit de Juniorslaan, Marcel Diddens uit het Dorp en Edward Spruyt uit de Vinkstraat. (DB, mei ’57)
1957 – 13 juni : De Meisjesschool bezocht “DE EFTELING” te Kaatsheuvel. (Foto onderaan)
De schoolreis van de meisjesschool ging naar het Nederlandse pretpark. Op 20 mei waren er reeds 73 deelneemsters ingeschreven. (DB, juni ’57)
1957 – 21 juni : Aanbesteding.
“Uitslag van de aanbesteding van de rioleringswerken in de Kouter en Dorpstraat gehouden ten gemeentehuize op 21 juni : -Kerstens, Brasschaat : 171.810 fr, -Daems, Putte : 115.810 fr, -Van de Van, Breendonk : 130.620 fr. (DB, juli ’57)
1957 – 24 juni : Naar het Klein Kasteeltje.
Werden op 24 juni opgeroepen naar het Recruterings- en Selectiecentrum te Brussel : -Beterams Eddy, Grote Heide 10; (foto onderaan) -Croon Frans, Blaasveldstraat 4 ; (foto onderaan) -Van Winghe Achiel, Alemstraat 4 ; -Van Asch Willy, Kapellebaan 17 en -Van Riet Jhonny, Dorp 21. (DB, juni ’57)
1957 – 24 juni : Kind aangereden.
Toen veldwachter Van Hoof dienst deed op het kruispunt Dorp en Kouter ter gelegenheid van een B.W.W.-wielerkoers voor nieuwelingen georganiseerd in Hombeek, was hij er getuige van hoe een jongetje aan de meisjesschool werd aangereden door een personenwagen. De wagen volgde in het kielzog van de renners. Het knaapje werd, met bloedend achterhoofd, in een woning gedragen waar de bijgeroepen dokter Stuyck de eerste zorgen toediende. Het betrof Eric Bradt, (foto onderaan) geboren te Leest op 5 maart 1951 en wonende Kouter 4bis. Eric was een zoontje van gemeentesecretaris Egied Bradt. De bestuurder van het voertuig was René Verschueren uit Hombeek. (VVH)
1957 – Zondag 30 juni : “Groot feestprogramma van de meisjesschool in de parochiale feestzaal.”
“Er was een massale belangstelling; aangestipt dient nochtans dat de VADERS in een overweldigende minderheid waren. Toekomend jaar zal dit waarschijnlijk niet meer zo zijn. Dit feest werd bijgewoond door Z.E.H. Pastoor, de Heer Burgemeester, Eerw. Pater Emmeregs, leden van de gemeenteraad, de Heren Huysmans en Hellemans onderwijzers, en een groot aantal moeders en enkele vaders. Het programma was zeer goed verzorgd en de hartelijke applausjes waren niet uit de lucht. Eerw. Pater Emmeregs O.P.(foto onderaan) hield een toespraak over de samenwerking tussen de ouders en de school. Hij onderlijnde ook dat er door katholieke ouders slechts één onderwijs mag gekozen worden : het KATHOLIEKE. Tot besluit mag gezegd worden dat het onderwijzend personeel van de Meisjesschool fier mag gaan op het gepresteerde werk. Eén schaduwzijde : het programma was veel te lang.” (DB, augustus 1957)
1957 – Julinummer “De Band” : Koersuitslagen Louis Geets.
Uitslagen behaald van 24 maart tot 24 mei. Kapelle o/d Bos 18de op 62 vertrekkers, Rotselaar 20ste op 74, Anderlecht 21ste op 72, Wolvertem 12de op 84, Boom 3de op 35, Baasrode 10e op 79, Ruisbroek 16e op 34, Meise 10de op 40, Boom 8ste op 69, Walem 10de op 56, Duffel 11de op 53, Breendonk 14de op 62.
Foto’s :
-Het zangkoor ‘St.Cecilia’ in 1959. Vaandeldrager Frans De Bruyn loopt vooraan. Op de eerste rij zijn nog te herkennen : Mariette De Smedt, Magda De Croes, Josephine Polfliet, Agnes Piessens en Louisa De Bruyn. (Foto “Leest in Feest”)
-De “Efteling” in 1957. Langnek was toen reeds van de partij.
-Frans Croon als soldaat uiterst links.
-Eric Bradt werd het slachtoffer van een aanrijding.
“Als voorbereiding op de verjaardag van “Rerum Novarum” werd op 20 mei in de parochiale feestzaal een “ster-avond” gehouden. Verleenden hun medewerking : de trompetters en trommelaars van de Chiro, de B.J.B.-jongens en meisjes en de KWB. Een quiz werd gehouden en werd gewonnen door Eddy Beterams (foto onderaan) die te Mechelen in competitie zal optreden. Het hoogtepunt van de avond was de toespraak van oud-minister prof Dr. Verbist die handelde over het wezen van de wereldbrief “Rerum Novarum”, de gevolgen ervan en aantoonde in hoever de huidige regering zich inlaat met de toepassing van de sociale leer van de Paus, en in ’t algemeen van de sociale leer van de kerk.” (DB-57)
1957 – Zondag 26 mei : Plechtige Communie en hernieuwing doopgeloften.
Meisjes
Beullens José, Daelemans José, De Borger Victoire, De Prins Clara, De Smedt Alice,Diddens Hilda, Fierens Annie, Geerts José, Nagels Gilberte, Van Beveren Clara (foto onderaan), Van den Brande Maria, Van de Poel Evelina, Van Steen Ariella, Verbeeck Louisa,Vloeberghen Elza, Vloebergh Victoire.
Jongens
Daelemans Paul, Lamberts Hendrik, Leukemans Maurice, Spoelders Edward, Van den Brande Jan, Van den Brande Frans, Verbeeck Hendrik.
1957 – 26 mei : De K.Fanfare “St-Cecilia” nam deel aan het jubelfestival te Heffen.
Organisatie “De Vreugdegalm” Heffen. (DB, februari ’58)
1957 – Maandag 27 mei : Vertrek Lourdes-reis.
Vijf leden van de Vrouwengilde/B.B. en twee B.J.B.-meisjes vertrokken naar Lourdes : Mevr. Polspoel-Verhaegen, Mevr. Somers-Van den Heuvel, Mevr. De Prins-Verbeeck, Mevr. Van den Brande-Nagels en Juff. M. Absillis. De B.J.B.-meisjes waren : Georgette Daelemans en R. De Donder. (DB, juni ’57)
In “De Band” van juli 1957 verscheen daarover volgend verslag van Georgette Daelemans : “Eindelijk was de langverwachte dag daar : maandag 27 mei ! Te 09u32 vertrokken wij uit het station Nekkerspoel. We zitten met 6 B.J.B.-meisjes in elk compartiment en de reis verliep zeer goed. We kwamen te Lourdes toe de 28ste mei rond half zes. Zodra we de basiliek zagen verschijnen achter de bergen, zongen we uit volle borst het Magnificat. Aan het station werden we door de bussen opgewacht om naar ons hotel vervoerd te worden. Vlug nu onze bagage in de kamers plaatsen en…naar de Grot, het aantrekkingspunt van onze reis. We woonden er de Mis bij en gingen er te communie. We zagen er alle soorten van rassen vertegenwoordigd : Bohemers, Negers, Japanezen, Engelsen, Italianen, Duitsers, Oostenrijkers, Belgen, Amerikanen, enz. Allen komen naar moeder om genaden te vragen en genezing. Er zijn er ook wel die op plezierreis komen, maar ook zij kunnen niet nalaten om er te bidden. Zo waren er Duitsers die hun vakantie kwamen doorbrengen, maar ook zij geraakten niet weg van de grot, ze zijn er twee dagen langer gebleven. Te 10u30 was er de Hoogmis, te half drie openingslof met sermoen door Pater Schrooyen. Alle dagen om half vijf ging de Sacramantsprocessie uit : de B.J.B.-meisjes voorop in uniform, gevolgd door de geestelijkheid en het H. Sacrament. ’s Avonds om half negen : fakkeltocht. Het was zeer schoon zo in het donker te gaan met een kaars. Het was iets indrukwekkends te zien hoe al die duizenden kaarsjes tintelden in de avond. De basiliek en het gekroonde Mariabeeld waren mooi verlicht. Aan de basiliek gekomen, weerklonk het Regina Caeli en het Credo : bisschoppen gaven hun zegen. Na zo’n drukke dag, gingen we graag naar bed. De 2de dag lieten de Boerinnenbond en de B.J.B. zich fotograferen. Om 9 uur was er kruisweg. Er zijn mensen die de kruisweg op blote voeten doen. Anderen die aan de eerste statie op hun knieën de trappen opgaan. We zijn ook in de baden geweest. Het is toch wonderbaar dat niemand er een ziekte opdoet : zieken van alle aard en ook gezonden gaan allen in dezelfde baden; het water is zo koud. De derde dag : O.H. Hemelvaart. Na de vespers zijn we een wandeling gaan maken. Vierde dag : Plechtigheid aan altaar van Bernadette en zegening der zieken door Mgr Sloskans. Vijfde dag : uitstap naar Gavernie. Per autobus zijn we tot ginder gereden, ook een eindje te voet of per paard of ezel. In de sneeuw hebben we ons goed geamuseerd. Rond 4 uur reden we terug naar Lourdes : op twee punten van deze reisweg komt de Ronde van Frankrijk voorbij binnenkort. Zondag : Mgr Sloskans spreekt ons toe, spijtig genoeg was het in de Franse taal maar E.H. Goos heeft het voor ons vertaald. Daarna werden de medailles uitgereikt. Zo was dan de laatste dag aangebroken. Te half negen werd een dankmis opgedragen met sermoen door Pater Schrooyen. Na het middagmaal zongen we het afscheidslied. De reis waar naar we zo getracht hadden, was veel te vlug voorbij… Ik wens aan al de lezers dat ze eens de gelegenheid mogen krijgen om naar Lourdes te gaan en ik hoop er nog eens te kunnen weerkeren.”
Georgette Coleta Alphonsina Daelemans werd op 7 mei 1937 geboren. Als derde Leestenaar uit de Alemstraat werd ze Kloosterzuster. Haar eerste schooltijd bracht ze door in Kalfort en Tisselt en vanaf het derde leerjaar ging ze naar Kapelle-op-den-Bos. Daarna moest ze als oudste van acht thuis meehelpen. Tot ze (in 1958) naar Duffel kon waar ze een jaar later ziekenoppaster werd. Ze ging er binnen in het Convent van Betlehem bij de zusters Norbertienen (1961). Als zuster Charisia legde ze haar tijdelijke beloften af (26/4/1964) die ze drie jaar later vernieuwde. Haar eeuwige geloften deed ze twee jaar erna (1969). In Duffel werkte ze (tot in 1978) op de psychiatrische afdeling van het bekende instituut. Van dan af als thuisverpleger te Antwerpen van o.a. zangeres La Esterella (foto onderaan). Enkele jaren (van december 1999 tot in 2005) woonde ze met twee of drie medezusters in het mooie ‘wasgebouw’ (uit 1623) van de abdij te Averbode. In de abdij zelf verzorgde ze de zieke paters al moest ze het sinds een hartoperatie (in 2004) wel wat kalmer aan doen. Sinds 2006 woont ze met medezusters in het rusthuis van Ranst. (“De St-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
Foto’s :
-Eddy Beterams won de quiz op de Ster-Avond.
-Op de koer van de meisjesschool met aan de teugel : Klara Van Beveren, één van de communicanten. Op de kameel : haar buurmeisje uit de Scheerstraat (Ten Moortele) Greta Geerts.
-Georgette Daelemans.
-Herinnering aan haar professie.
-De Antwerpse zangeres La Esterella (Ester Mathilde Lambrechts -°Antwerpen 7/5/1919, +Antwerpen 11/4/2011) die een tijdlang werd verzorgd door thuisverpleegster Georgette Daelemans.
1957 – 27 april : Uitreiking brevetten voor leden van de Burgerlijke Bescherming. (Foto’s onderaan)
Op zaterdag 27 april werden in de raadzaal van het gemeentehuis brevetten uitgereikt aan de leden van het Korps der Burgerlijke Bescherming die met vrucht de lessen van het eerste jaar hadden gevolgd. Deze plechtigheid werd bijgewoond door burgemeester, schepenen, enkele gemeenteraadsleden , instructeur Lauwers en Luitenant Kestens. Ontvingen het brevet van “agent luchtbescherming” : Frans Neutiens (ploegleider), Frans De Prins (onderchef), Eugeen Vloeberghen, Louis Lauwers, Jan De Smedt, Albert De Prins, Victor Alewaeters, Louis De Croes, Amedé Van Den Heuvel, Alfons Coosemans, Albert Schuermans, André Walschaers, Verlinden (Hombeek) en Jozef De Decker. Na enkele gelegenheidstoespraken, werd de erewijn geschonken en besloot een gezellig avondmaal deze viering.(DB)
Gevraagd “Een LEERMEISJE of HALVE WERKSTER wordt gevraagd door Meester-kleermaker Marcel Leemans, Pennemeesterstraat 25 te Battel. Onnodig zich aan te bieden indien niet op de hoogte van een elementaire kennis in het naaiwerk.” Marcel zou op 20 augustus 1957 met zijn gezin verhuizen van de Pennemeestersstraat 25 Mechelen naar Leest.
“Als we de winterwerking in de B.J.B. eens overschouwen, mogen we wel zeggen dat ze goed is geweest. Onze gewestelijke cursus over bedrijfsorganisatie, bedrijfsleer in tuinbouw en tuinbouwteelten, kende een zeer groot succes. De retraite kon wel wat beter zijn, 4 B.J.B.-ers volgden een gesloten retraite en 5 man volgde de cursus voor verloofden. De recollectie werd door 44 man bijgewoond. De laatste jaren is in de B.J.B. zo spontaan gegroeid : de “culturele werking”. Zo kende onze gewestelijke culturele dag te Tisselt een schitterend succes. Algemeen mag aangenomen worden dat al de B.J.B.-ers met zang, voordracht en welsprekendheid een hoog peil bereikten. Hier volgen dan de uitslagen van de 2 eerste geklasseerden. Voor zang : 1ste Laar, 2de Hombeek en Tisselt. Voordracht : 1ste Tisselt, 2de Hombeek. Welsprekendheid : 1ste Laar, 2de Jeroom Verbruggen van Leest over “Edel boerenwerk”, 89%. De winnaars van de gewestelijke tornooien zijn ons gewest gaan vertegenwoordigen te Hoogstraten op de provinciale culturele dag. Uitslagen : zang : 12de plaats, voordracht 5de, welsprekendheid 8ste. 16 gewesten namen er aan deel. De nationale culturele dag gaat door te Gent op 14 juli (Dag van het Vlaamse lied). Fons De Smet, Gewestvoorzitter.”
In datzelfde nummer schreef Jozef Vloeberghen bij het afscheid van Juul De Smet :
Edelmoedig en blij in dienst van de Kerk !
“Beste B.J.B.-broers. Onze vriend en leider, Juul De Smet, heeft afscheid genomen van de B.J.B. “Afscheid genomen” is eigenlijk het juiste woord niet, want Juul zal nog dikwijls terugdenken aan de B.J.B., waarvoor hij zich zo volledig gaf, met zijn beste krachten. Langs deze weg houd ik er aan om hem nogmaals in naam van gans de afdeling een hartelijk proficiat en een schone toekomst te wensen. Maar wij moeten hem toch vooral danken voor alles was hij in en voor de jeugd gedaan heeft, niet uit eigenbelang of voor persoonlijk succes, maar uit ware offergeest en vol idealisme. En een idealist was hij, want wie Juul kent, weet, dat hij niet tevreden was met half werk of met een kleine inspanning, en daarom was hij ons ook zo sympathiek. Juul zette zich altijd volledig in om bedevaarten, zomerfeesten of toneelavonden te doen lukken, evenals voor proefveldwerking, zangstonden en recollecties. Met Juul als grote bezieler hebben wij ook onze Lourdes-actie zien ontstaan en groeien tot een jaarlijks mooi initiatief, waarvoor alle B.J.B.-ers zich ten volle inspanden. Het zou te ver gaan om de verschillende feiten en punten aan te halen, maar langs deze weg zou ik alle B.J.B.-ers willen vragen om op deze weg voort te gaan, want ik weet dat hij het goed voor had met ons en met de B.J.B. In het gewest was het ook niet onopgemerkt voorbijgegaan dat Juul zo vol toewijding was voor zijn afdeling en daarom werd hij ook aangesteld als gewestvoorzitter. Het moet voor hem een schone dag geweest zijn als hij op zijn heerlijke trouwdag zag dat de B.J.B.-ers van onze afdeling en ook van het gewest er aan gehouden hadden om op die dag talrijk op te komen in hun mooie witte uniformen. Het was echt mooi toen de H. Mis opgedragen werd : vier misdienaars van de B.J.B., in uniform dienden ze. En tot besluit kan ik niets anders dan Juul veel geluk wensen in zijn nieuw gezin, opdat hij na een rijke jeugd, nog een rijker gezinsleven moge kennen dat moge beantwoorden aan het schone ideaal dat hij zich in de B.J.B. gesteld heeft. Juul, dat wensen u al de B.J.B.-ers van Leest en mogen God en Onze Lieve Vrouw u zegenen en helpen in de uitbouw van uw jeugdideaal !”
1957 – 8 mei : Gouden bruiloftviering Leonard en Maria De Muyer-Leemans.
“Die dag vierden de echtelingen Leonard De Muyer en Maria Leemans hun gouden bruiloft. In de parochiekerk werd een plechtige dankmis opgedragen waarna het paar op het gemeentehuis werd ontvangen en er met het gebruikelijk geschenk (twee zetels) werd bedacht.” (DB, juni ’57)
1957 – Zaterdag 11 mei en zondag 12 mei : Bevolkingsonderzoek.
Op zaterdag ging het kosteloos bevolkingsonderzoek door in “Ons Parochiehuis” tussen 14 en 21 uur. Op zondag tussen 09u30 en 12 uur. In de parochiale feestzaal was op 29 april een tweede voorlichtingsvergadering doorgegaan en deze maal met lichtbeelden i.v.m. dit onderzoek maar daarvoor was er zeer weinig belangstelling. Het onderzoek zelf kende wel bijval, een 700-tal personen boven de 14 jaar werden onderzocht. (DB, mei en juni ’57)
1957 – 15 mei : Landbouwtelling.
“Deze telling beoogt de opname van de oppervlakte der bedrijven en der teelten, alsmede van het aantal der voornaamste dieren en landbouwmachines. De aan te geven toestand is deze op 15 mei 1957. Van 16 mei tot 4 juni 1957 zal de veldwachter zich in elk gebouw aanmelden om de nodige inlichtingen in te winnen. De telplichtigen die op 5 juni 1957 nog niet door de teller mochten ondervraagd zijn, moeten binnen de 24 uur hun aangifte indienen bij het gemeentebestuur. De geheimhouding van de individuele aangiften wordt gewaarborgd door artikel 458 van het strafwetboek en de formele verzekering, dat deze aangiften niet zullen gebruikt worden voor fiscale doeleinden, wordt uitdrukkelijk gewaarborgd door de samengeschakelde wetten van... (...) De aandacht van de telplichtigen wordt gevestigd op het feit dat elke regering zich in de onmogelijkheid bevindt, ten bate van de land- en tuinbouwers een politiek te voeren welke beantwoordt aan hun beroepsbelangen en –behoeften, indien ze niet beschikt over juiste landbouwstatistieken.” (DB-1955)