SALA familie Sala - Visino - Pognana - Tavernerio - Roveredo - Pusiano
03-05-2007
BAROMETERS BARNASCHONI - PRIMAVESI - BIANCHI
Foto: An 8" dial figured mahogany mercury wheel barometer with black and white edging, by Barnaschoni of Cardigan. Case repolished, replacement thermometer box, tube, hygrometer, level bezel, mirror and frame, pediment, finial and set key. Considerable restorations but a typical wheel barometer. Circa 1845. Dimensions 10" x 38 ½"
Primavesi barometer Paulus Wast (1721-1784) kam als Emigrant der ersten Stunde, im Jahre 1740 in die Niederlande und ging zu Frans Primavesi in die Lehre. Ursprünglich hieß er Paoli Quasti. Später machte er sich in Amsterdam selbständig und passte seinen Namen an die niederländische Namensgebung an (um 1750). Er wurde ebenfalls ein ganz Großer seiner Zunft. Beide Söhne, Paulus und Pieter, führten den Betrieb nach seinem Tod weiter.
Zu nennen wäre noch Jan Paauw (1723?-1803) aus Leiden, der die Instrumente für Peter van Musschenbroek lieferte.
Im Verlauf des 18. Jh. lässt sich in den Niederlanden die Entwicklung des so landestypischen Bakbarometers in mehreren Stufen verfolgen. Vom einfachen, schlichten Gefäßbarometer mit Zinnskala aus den Anfangsjahren (ab 1725), über Instrumente mit mehrteiligen, kunstvoll gestalteten Skalen zur Mitte des Jahrhunderts, bis hin zum Kontra-Bakbarometer mit zusätzlichem Controlleur, ein- oder zweiteiliger, langer Zinnskala und verglaster Türe, in den 80iger Jahren, lässt sich das Design Schritt für Schritt verfolgen.
In der 2. Hälfte des 18. Jh. tauchen dann vermehrt Werkstätten mit italienischen Namen auf. Die zweite Welle der Emigranten hatte aus der Südschweiz und Norditalien kommend, auch die Niederlande erreicht. Viele der Einwanderer beschäftigten sich danach erfolgreich mit der Herstellung der Bakbarometer. Hier einige Namensbeispiele: Reballio in Rotterdam, Sala in Leiden, Primavesi, Stoppani und Peia in Amsterdam, oder Bianchi, Tarroni, Pagani, Solaro und wie sie alle heißen.
PRIMAVESI, FRANS Holland, fl.1740-60, PHIM Thermometer = UTR. according to Crommelin, thermometer is signed "L. Primavesi." Amsterdam. Crommelin 1; Middleton 1; Rooseboom 1.
PRIMAVESI, JEAN Italy; Holland, c.1750, PHIM Barometer = UTR. signed "L. Primaves." Amsterdam. Middleton 1. PRIMAVESI, L.P. Holland, c.1760, PHIM associated with his father, Frans Primavesi. Amsterdam. Rooseboom 1. PRIMAVESI, LODK. Holland, c.1771, OIM PHIM Double Barometer = UTR. see Bianchi and Primavesi; see Bianchi, Primavesi and Co.; made thermometers. Amsterdam. Rooseboom 1; Daumas 1; Middleton 1; RSW. BIANCHI AND CO. Holland, pre-1793, MIM OIM PHIM made solar microscopes, pumps, etc.; by 1793 owners of a fancy-goods shop. Kalverstraat over de Gapensteeg, Amsterdam. Mörzer Bruyns 2; Rooseboom 1. BIANCHI AND PRIMAVESI Holland, PHIM Barometer = LEY. Amsterdam. RSW.
Signature Maker Instruments Comments Location References PRIMAVESI, FRANS Holland, fl.1740-60, PHIM Thermometer = UTR. according to Crommelin, thermometer is signed "L. Primavesi." Amsterdam. Crommelin 1; Middleton 1; Rooseboom 1. PRIMAVESI, FRANS Holland, fl.1740-60, PHIM Thermometer = UTR. according to Crommelin, thermometer is signed "L. Primavesi." Amsterdam. Crommelin 1; Middleton 1; Rooseboom 1.
Frans Primavesi
Barometermakers als Antony Gulino en Frans Primavesi behoorden tot de eerste generatie immigranten die zich rond 1740 in Amsterdam vestigde.
Van deze Frans Primavesi is de volgende, in 1740 geplaatste advertentie bekend:
'Frans Primowees woond in de Dykstraet in de stad Byleveld by de Nieuwmarkt te Amsterdam, maekt bekend aen alle liefhebbers, dat hy maekt en verstelt allerhande soorten van weerglazen, baromeeters, en termomeeters van quik en spiritus, groot en kleyn. Hy zal zyn werk op de proef geeven en staet een jaer goed buyten breeken'. Zoals uit deze woorden blijkt, was de bakbarometer ten tijde van de vestiging van de allereerste groep buitenlandse makers nog steeds vooral iets voor een beperkte groep 'liefhebbers'.
Met de komst van meer en meer buitenlandse barometermakers in de hierop volgende jaren, nam zowel het aanbod als de vraag naar bakbarometers in evenredige mate toe, waardoor een steeds groter en algemener publiek werd bereikt.
Op 24 mei 1744 zou Frans Primavesi in de Oude Kerk getuige zijn bij het huwelijk van zijn leerling Paoli Quasti met Anna Catharina Bregers.
Paoli Quasti werd in 1721 in Bern geboren en emigreerde rond zijn twintigste levensjaar naar de Republiek, waar hij in de leer trad bij Frans Primavesi.
Al spoedig zou hij zijn leermeester gaan overvleugelen. Wanneer hij zich precies zelfstandig vestigde is niet bekend, maar vermoedelijk was dat omstreeks 1750.
Het moet ook rond deze tijd geweest zijn dat Paoli Quasti zijn naam vernederlandste tot Paulus Wast. Op 21 november 1758 plaatste hij de volgende zelfbewuste advertentie in de Amsterdamse Courant:
'Paulus Wast, woond t' Amsterdam op de hoek van de Nes en de Langenbrugsteeg, in 'de Gekroonde Baromeeter', maakt, verkoopt en repareert alle zoorten van Weerglazen, 't zij Baromeeters of Termomeeters, tot allerley gebruiken, als ook tot Broeybakken: alles volgens de accuraatste schaalen; recommandeerdende een ieder, zig te wagten voor zulke perzoonen, die zig uitgeven voor of van hem te komen, en verzoekt een ieders gunst'.
In Amsterdam is wel wat bekend over kinderen van Franciscus Xaverius Primowesi en Katrien Amesin en op Google heb ik meer gegevens over de barometerbouwer Primavesi gevonden
Frans zou de vader van jouw jongedame kunnen zijn, waarna haar man het beroep van zijn schoonvader kan hebben geleerd.
(Bedoeld wordt Maria Primavesi maar dat is nog maar de vraag.)
Zoon Jan Jacob Primowees, ged. 3-10-1754, ovl. 19-11-1813 Amsterdam, trouwde 8-9-1780 met Maria Willegers en werd zeeman.
Na zijn huwelijk koos hij een baantje aan de wal en werd als sjouwer in het poortersboek van Amsterdam ingeschreven.
Het poortersboek tekende hij met Jan Primavezi, als Maria overlijdt (3-2-1819) wordt ze weduwe van Jan Wees genoemd.
Hun dochter: Elisabeth Primowees, ged. 26-10-1783, ovl. 27-4-1833 Amsterdam ondertrouwde 20-3-1807 met Georg Fredrik Nootwang, geb. te Bornworf?, ovl. 30-11-1829 Amsterdam.
Georg was bootsman op het corvet 'Ajax', welk corvet in den Helder lag en had toestemming nodig van zijn commandant J.N. Polders. 12-3 was de ondertrouw in den Helder, Elisabeth die Yeliesebeth werd gedoopt, krijgt toestemming van het Aalmoeseniers Weeshuis, mits het huwelijk in Amsterdam wordt gesloten.
Waarom deze toestemming is niet duidelijk, daar haar ouders nog leven.
De juiste huwelijksdatum heb ik niet kunnen vinden, daar er 2 genoemd worden: 19-4 en 7-6.
Het was praktisch onmogelijk de juiste Amsterdamse kerkboeken te vinden.
Met dank aan de inzender ____________________
Paulus Wast (1721-1784) kam als Emigrant der ersten Stunde, im Jahre 1740 in die Niederlande und ging zu Frans Primavesi in die Lehre. Ursprünglich hieß er Paoli Quasti. Später machte er sich in Amsterdam selbständig und passte seinen Namen an die niederländische Namensgebung an (um 1750). Er wurde ebenfalls ein ganz Großer seiner Zunft. Beide Söhne, Paulus und Pieter, führten den Betrieb nach seinem Tod weiter.
Zu nennen wäre noch Jan Paauw (1723?-1803) aus Leiden, der die Instrumente für Peter van Musschenbroek lieferte.
Im Verlauf des 18. Jh. lässt sich in den Niederlanden die Entwicklung des so landestypischen Bakbarometers in mehreren Stufen verfolgen. Vom einfachen, schlichten Gefäßbarometer mit Zinnskala aus den Anfangsjahren (ab 1725), über Instrumente mit mehrteiligen, kunstvoll gestalteten Skalen zur Mitte des Jahrhunderts, bis hin zum Kontra-Bakbarometer mit zusätzlichem Controlleur, ein- oder zweiteiliger, langer Zinnskala und verglaster Türe, in den 80iger Jahren, lässt sich das Design Schritt für Schritt verfolgen.
In der 2. Hälfte des 18. Jh. tauchen dann vermehrt Werkstätten mit italienischen Namen auf. Die zweite Welle der Emigranten hatte aus der Südschweiz und Norditalien kommend, auch die Niederlande erreicht. Viele der Einwanderer beschäftigten sich danach erfolgreich mit der Herstellung der Bakbarometer. Hier einige Namensbeispiele: Reballio in Rotterdam, Sala in Leiden, Primavesi, Stoppani und Peia in Amsterdam, oder Bianchi, Tarroni, Pagani, Solaro und wie sie alle heißen.
Dat de populariteit van genealogie veroorzaakt wordt door een onbekend virus wist ik al, maar dat deze ogenschijnlijk onschuldige ziekte zulke ernstige symptomen kan veroorzaken zoals in het artikel "Deelnemers gevraagd voor het Project Genetische Genealogie in Nederland" tot uiting komen, is betrekkelijk nieuw voor mij.
Of misschien toch niet helemaal. Vaag herinner ik mij ooit gelezen te hebben dat stambomen in een grijs verleden wel eens voor minder nobele doelstellingen werden gebruikt dan de geschiedschrijving van de onbekende burgerfamilie. De regel "oorzaak" in het venster "overlijden" van het genealogieprogramma laat ik dan, zoals vele familieonderzoekers, consequent leeg. Er is al meer dan genoeg persoonlijke informatie in diverse (semi) overheidsdossiers.
Bij het lezen van onderstaande waanzin rijst de vraag; Wat is er nu eigenlijk leuk aan genealogie en waarom kan deze hobby zich de laatste decennia in een toenemende belangstelling verheugen? Er zijn diverse redenen aangevoerd voor dit opmerkelijke verschijnsel. Het meest voor de hand liggende antwoord is natuurlijk "Het internet" De burgerlijke stand met een muisklik onder handbereik. De landelijke internetdatabase Genlias zegt; "Familieonderzoek is actieve geschiedbeoefening, die het mogelijk maakt antwoorden te vinden op vragen als: hoe leefden onze voorouders? Wat deden zij voor de kost? Waren zij arm of rijk? Zo'n speurtocht in het verleden kan een werkelijke ‘historische sensatie' zijn." Daarmee is in enkele woorden het aantrekkelijke van familieonderzoek weergegeven.
Een andere verklaring voor de populariteit van genealogie is volgens een krantenartikel de ondergang van de nationale identiteit in een groot Europa. Weer anderen houden het op het verval van sociale verbanden. Niet voor niets luidt het motto van het huidige kabinet: 'Samen werken, samen leven' Al deze beweegredenen zullen wel in meer of mindere mate een rol spelen in de groeiende belangstelling voor familieonderzoek. Maar hoe staat het met de persoonlijke motivatie van de stamboomonderzoeker en in hoeverre ontleent hij een persoonlijke status aan zijn al dan niet roemrijke voorvaderen of vrouwen. Wat te zeggen bij voorbeeld over deze met enkele steekwoorden opgegoogelde tekst?
Karel de Grote geniet een ongekende populariteit bij genealogen: je hoort er pas bij als je kunt bewijzen dat je een rechtstreekse afstammeling bent. Nu is dat niet zo heel bijzonder, want het geldt zo'n beetje voor het grootste deel van de West-Europese bevolking. Gelukkig voor alle stamboomonderzoekers was Karel de Grote bijzonder reproductief: naast zijn vier huwelijken hield hij er minstens zes geliefden op na. Alle oude adel en alle koningshuizen van Europa zijn familie en via talrijke bastaards geldt dat ook voor vele gewone burgers. Daaronder vinden we bekende namen als Johann Wolffgang von Goethe, Winston Churchill, George Bush en Hans van Mierlo, maar ook prinses Maxima. Zij is de nazaat van koning Alfonso III van Castilie, die in 1235 mooi momenten beleefde met de moslimdanseres Mourana Gil. Dat leidde tot een buitenechtelijke zoon, waarvan een nazaat in de zeventiende eeuw met het Spaanse leger in Argentinië terecht kwam.
"Ik doe geen familieonderzoek meer omdat er toch niets bijzonders over mijn familie is te vinden" staat er ergens in mijn correspondentie te lezen. Een motief dus, om géén onderzoek te doen. Ook dat spreekt boekdelen.
Het project.
Het zal u wellicht bekend zijn dat uw voorouders óf Adam en Eva heetten, óf rechtop lopende apen waren. We kunnen dus eenvoudig stellen dat Karel de Grote en andere beroemdheden dezelfde voorouders hebben als u en ik.
Veel interessanter is de kleine familiegeschiedenis, als ze wordt ingebed in de geschiedenis en cultuur van het dagelijks leven in de steden en dorpen waar de voorouders verbleven. De wereld is niet gebouwd door de "Groten der aarde" zomin als de piramiden. Elke kleine familiegeschiedenis is meer dan moeite waard om opgetekend te worden.Voor de genealogie kan onderstaand project geen zinnige betekenis hebben.
De zogenaamde ‘missing link' waarover gesproken wordt zal steeds vaker voorkomen naarmate u vroeger in de tijd beland. Ongetwijfeld zijn hier andere belangen mee gemoeid dan het gewone familieonderzoek dat zich vragen stelt als: hoe leefden onze voorouders? Wat deden zij voor de kost? Waren zij arm of rijk? Hoe hard de garantie's voor bescherming van het DNA materiaal zijn, zal de tijd uitwijzen. Een ding is zeker, deze data komen in een archief waarover op de langere termijn steeds anderen de regie zullen voeren. Pelikaan
Deelnemers gevraagd voor het Project Genetische Genealogie in Nederland
Vrijwel iedereen, die genealogisch onderzoek doet naar zijn of haar (mannelijke) voorouders, krijgt vroeg of laat te maken met ‘puzzels' die vaak moeilijk op te lossen zijn. Men heeft bijvoorbeeld duidelijk aanwijzingen om de opgebouwde stamreeks met nog enige generaties verder terug de tijd in te brengen, maar er ontbreekt bewijsvoering over het bestaan van één generatie een zogenaamde ‘missing link'.
Of er zijn een paar families met dezelfde weinig voorkomende achternaam (die soms vanuit het buitenland in Nederland zijn komen wonen) en waarbij het de vraag is of zij wel of niet een gemeenschappelijke voorouder hebben. Ook is het mogelijk dat in een bepaalde streek families voorkomen die van oudsher hetzelfde (erfelijke) wapen voeren, maar waarbij een familieband in de mannelijke lijn oorkondelijk niet te bewijzen valt. En ook als er geen aanwijzingen zijn van verwantschap bijvoorbeeld door het voeren van verschillende achternamen kunnen families uit een bepaalde regio wel degelijk tot hetzelfde geslacht behoren, maar hoe is dat aan te tonen?
Dergelijke hardnekkige ‘puzzels' of open vragen kunnen nu mogelijk opgelost worden met behulp van DNA-techniek. We zullen de toepassing van deze techniek in het vervolg ‘ Genetische Genealogie' noemen. Als u met een dergelijk hardnekkige puzzel zit, dan is het ‘Project Genetische Genealogie in Nederland' wellicht uw redder in de nood. Bovendien geeft genetische genealogie antwoord op de interessante vraag welke route uw verre voorouders hebben gevolgd in de afgelopen duizenden jaren om daar terecht te komen waar u ze in de bronnen uiteindelijk tegenkwam. Dit onderzoek geeft tevens antwoord op de vraag tot welke ‘grotere stam' van de menselijke familie u behoort.
De Nederlands Genealogische Vereniging en de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie ‘Ons Voorgeslacht' werken beiden mee aan het landelijke ‘Project Genetische Genealogie in Nederland'. Het project is een initiatief van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde in het kader van de viering van haar 125-jarig bestaan volgend jaar 2008.
Sinds enige jaren is er sprake van een duidelijke toename in de belangstelling voor genetische genealogie, die enerzijds gegenereerd wordt door de uitbreiding van het aanbod van wat genetisch onderzoek kan opleveren en die anderzijds ook zelf die uitbreiding van het aanbod genereert.
Het belang van een betrouwbaar inzicht in het in Nederland voorkomend genetisch materiaal wordt al sinds geruime tijd door diverse disciplines onderschreven. De genetische genealogie belooft de horizon van genealogisch onderzoek op termijn aanzienlijk te verbreden.
Genetische genealogie biedt de mogelijkheid familierelaties vast te stellen die niet via archiefonderzoek vastgesteld kunnen worden en biedt tevens de mogelijkheid om die familierelaties die wel via geschreven bronnen vastgesteld kunnen worden biologisch te bevestigen.
Het project zal bestaan uit het verzamelen van zowel genetisch als genealogisch materiaal van enige honderden Nederlanders via het afnemen van wangslijm (middels het eenvoudig schrapen met een stokje van de binnenkant van de wang). Daarbij is gekozen voor het verzamelen van de erfelijke informatie over het Y-chromosoom. Het Y-chromosoom is altijd van de vader afkomstig en wordt in principe één op één doorgegeven. Kortom het Y-chromosoom van een vader en zoon zijn op zijn minst bijna geheel identiek. Ook over meerdere generaties blijft het Y-chromosoom vele gelijke kenmerken houden. De kleine mutaties die optreden helpen de ‘stamboom' op te bouwen. Dit maakt het onderzoek naar het Y-chromosoom bij uitstek geschikt om gekoppeld te worden aan genealogisch onderzoek.
Een hieruit voortvloeiend nadeel is dat het onderzoek naar het Y-chromosoom alleen maar gedaan kan worden met behulp van mannelijke donoren. Dat houdt in dat vrouwen, die informatie over de genetische stamboom van hun vaders familie willen ontvangen, een mannelijk familielid bereid moeten vinden als donor op te treden. Mannen en vrouwen, die deze informatie willen ontvangen over bijvoorbeeld hun moeders familie, dienen een mannelijk lid van de moeders familie bereid zien te vinden als donor op te treden.
Door middel van dit onderzoek wordt de haplogroep van de deelnemer vastgesteld; het grotere familieverband, de ‘stam', waar de familie uit afkomstig is. Zo kan ook min of meer vastgesteld worden welk traject over de wereld de voorouders in de stamreeks in de afgelopen duizenden jaren hebben afgelegd. De 16 markers op het Y-chromosoom die worden onderzocht geven aan welke andere families tot dezelfde familie of mannelijke stamreeks behoren.
Het onderzoek zal worden uitgevoerd door het Forensisch Laboratorium van de Rijksuniversiteit Leiden onder leiding van Professor Peter de Knijff. De werkgroep ‘Projectgroep Genetische Genealogie in Nederland' heeft voor dit instituut gekozen vanwege de hoogstaande kwaliteit van het onderzoek. Daarnaast zal het Laboratorium het DNA van de deelnemers ook vergelijken met het DNA dat bij het laboratorium al bekend is uit archeologisch onderzoek. Te noemen de Graven van Holland, de opgraving van het middeleeuwse kerkhof te Eindhoven, het verzamelde materiaal voor de zoektocht naar de ‘Oer-Vlaardinger' e.d.
Het is de bedoeling om de eerste resultaten medio 2008 aan de deelnemers mee te delen. Tijdens het congres dat in oktober 2008 zal worden gehouden, zullen de bereikte resultaten naar buiten worden gebracht. Deelnemers hebben de mogelijk te kiezen voor openbaarheid van de gegevens of niet. De eerste 300 deelnemers, die zich aanmelden, krijgen de mogelijkheid de resultaten (eventueel) gekoppeld aan een (geïllustreerde) stamreeks, te publiceren in een boek. Dit boek zal onder auspiciën van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, de Nederlands Genealogische Vereniging en de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie ‘Ons Voorgeslacht' worden uitgegeven.
Vanzelfsprekend dienen de deelnemers zich ervan bewust te zijn dat het biologische erfelijke materiaal in niet alle gevallen 100% gelijk hoeft te zijn aan dat wat het ‘papieren' onderzoek aan genealogisch materiaal heeft opgeleverd.
Het DNA-onderzoek blijft beperkt tot 16 markers, die voor de genealogie van belang zijn. Het onderzochte materiaal zal nergens anders voor gebruikt worden. Erfelijke ziekten kunnen en zullen bijvoorbeeld hier niet uit aangetoond worden. Het materiaal blijft alleen bewaard voor dit onderzoek wat contractueel vastgelegd wordt tussen de deelnemende verenigingen en het Forensisch Laboratorium.
Een dergelijk onderzoek met de door de werkgroep gewenste kwaliteit (haplogroep en 16 markers) en zorgvuldigheid zal bij een deelname van minstens 400 personen per persoon € 155,- bedragen.
Deelnemers aan dit hoogst interessante project, dat een nieuwe fase inluidt in het genealogisch onderzoek in Nederland, kunnen zich bij ons per e-mail of schriftelijk aanmelden of verdere inlichtingen verkrijgen bij L.A.F. Barjesteh van Waalwijk van Doorn, email: publisherbarjesteh.nl of 043-4087772, Gloriet 1, 6247 BB Gronsveld.
Degenen, die zich opgegeven hebben als deelnemer, worden uitgenodigd om op 24 januari 2008 aanwezig te zijn op de ‘innamedag' te Leiden. Op deze dag zal een lezing gehouden worden over genetische genealogie en worden de monstersetjes uitgedeeld en kunnen na het afnemen van het wangschraapsel weer worden ingeleverd. Voorts zullen alle deelnemers worden gevraagd - indien voorhanden - een goed uitgewerkte stamreeks in te leveren. -Locatie: zaal 028 in het Lipsiusgebouw, Cleveringaplaats 1 2311 BD Leiden.
Tijd: 13.30-15.00 uur, 24 januari 2008. -Nationale Werkgroep Genetische Genealogie
"Wat zegt een naam?" We stellen die vraag ditmaal eens zonder het daarbij behorende scepticisme van Shakespeare.
Gewoon omdat we willen weten waarom er in Tilburg toch eigenlijk een straat „Gebr. Salastraat" heet. U kunt ze vinden op het Industrieterrein-Noord, over het kanaal, niet zo ver verwijderd van de Dongenseweg.
Er bestaan levende generaties in Tilburg, die het u direct vertellen zullen, maar veel groter is het aantal stadgenoten, dat hier volkomen in het duister tast. Het zal wel iets met industrie te maken hebben. De wat exotisch klinkende naam stamt echter helemaal uit het gelid van de oude Tilburgse geslachten wat nog te meer opvalt als men weet, dat hij o.a. toch ook aan de wollen-stoffen-industrie verbonden is geweest. Hij nam daar een bescheiden plaats in tussen de coryfeeën, die het thans nog niet eens tot een straatnaam gebracht hebben. Dus moet er met de naam Sala nog wel iets anders aan de hand geweest zijn.
Op zoek naar bevrediging van onze nieuwsgierigheid, bleek dan ook, dat goed zeventig jaar geleden, n.l. in 1901 de naam Sala in Tilburg op veler lippen heeft gelegen. Dit tengevolge van een op Sebald Sala in een trein gepleegde overval, waarbij Sala zich zó geducht weerde, dat niet hij maar de daders het slachtoffer werden. Er een viel daarbij zelfs een dode doch ook een Komische noot ontbreekt er niet. Sebald Sala circuleerde nadien enige decennia door de Tilburgse historie met een nieuw verworven predikaat: Sala zich zó geducht weerde, werd hij genoemd. Laten we die geschiedenis weer eens te leven wekken!
De overvaller Joseph Vente, gefotografeerd nadat hij dood op de spoorrails was aangetroffen. Van beroep toreador en café-chantentzanger. Rechts de rover Fernand Fau, die voor de rechter verscheen. Fau vertoont verwondingen aan het hoofd.
Foto: Sebald Sala (1850-1912) die zo geducht van zich afsloeg
Maandag 10 januari 1972 - HET NIEUWSBLAD VAN HET ZUIDEN -Sebald Sala dreef aan het eind van de tachtiger jaren van de vorige eeuw met zijn broer Louis een bescheiden wollenstoffenfabriek in de Tuinstraat te Tilburg. Op een dag van het jaar 1901 ging hij per trein op reis naar Frankrijk, waar hij, voor zaken, een machinefabriek wilde bezoeken.In de treincoupé kwam hij in contact met twee mede-reizigers, die hem in de loop van de concersatie sigaretten presenteerden.
Uit de ons ter beschikking staande summiere overlevering blijkt niet of Sala gronden had om zijn medereizigers te wantrouwen, In ieder geval weigerde hij de sigaretten. Ze zouden „verdovende middelen" bevat hebben. Even later wierpen de onbekenden hem een gechloroformeerde doek over het hoofd met de kennelijke bedoeling hem te verdoven en daarna te beroven.
Naar buiten gesmeten bandiet stierf op de rails
Nu was Sala voor geen kleintje vervaard. Hij had zijn stevige figuur mee en was ook op de hoogte van de kunst van zelfverdediging. De overvallers waren, dus aan het verkeerde kantoor. Onze stadgenoot, sprong op, greep de aanrander bij de strot en diende hem, volgens de regels der kunst, een fikse scheentrap toe, zodat de man enige tijd nodig had om tot zichzelf te komen. Daarna pakte hij nummer twee in een schoudergreep en smeet hem door het portierrampje de trein uit. Terwijl hij de overgeblevene met een extra portie schoppen tegen de schenen definitief buiten gevecht stelde, trok Sala aan de noodrem. Na het stoppen van de trein kon de overgebleven aanrander in verzekerde bewaring worden gesteld.
"En nu moet je ook nog eens langs de rails gaan kijken", adviseerde Sebald. "Ze waren mét z'n tweeën en ik heb er één uit de trein gesmeten". Bij het ingestelde onderzoek werd de bandiet dood aangetroffen. Hij bleek toevallig op een wissel terecht te zijn gekomen en had zware verwondingen aan de rug. Sala was er in het gevecht ook niet geheel zonder kleerscheuren afgekomen. Een bandiet had hem in de ogen geraakt. Bovendien bleek het sensationele gebeuren hem geestelijk te hebben aangegrepen en wel in die zin, dat Sebald voortaan voortdurend in de vrees leefde te worden aangevallen. Hij legde een opvallende argwaan aan de dag. Kwam er een onbekende toevallig wat dicht naast hem lopen dan bestond er groot risico, dat Sebalds vuisten uitschoten om de vermeende belager op een afstand te houden.
De bij dit artikel afgedrukte foto's troffen wij aan in het Personeelsorgaan van Int. Flavors and Fragrances J.P.F. Nederland N.V., waarvan een afdeling gevestigd is aan de Gebr. Salastraat in onze stad. Aan dit blad ontleenden wij ook enige gegevens. De overige zijn afkomstig uit het Tiburgse Gemeentearchief.
Het bewijs
De overval-affaire heeft haar einde gevonden in een rechtszitting, waarin Sala als getuige optrad. Daar hij genoeg van alleen reizen had, liet hij zich op deze tocht door een „beschermer" vergezellen.
De gearresteerde boef werd tot levenslang veroordeeld. Tijdens de rechtszitting speelde zich een komisch tafereel af. De beklaagde bleef namelijk hardnekkig ontkennen bij de overval betrokken te zijn geweest. Sala adviseerde toen de rechter zelfbewust: „Laat hem eens zijn linkerbroekspijp opstropen. Als hij geen blauwe plekken op zijn schenen heeft dan is hij het niet!" Ofschoon de man-in-kwestie niet veel voor een demonstratie voelde kon hij daaraan onder dwang van de rechter niet ontkomen. En zie: het bewuste been bleek een fraaie staalkaart van blauwe plekken te vertonen.
„Dit is de historie, waardoor Sala beroemd werd. Zo is het gebeurd omdat hij (Sala) het zelf aan mijn vader heeft verteld", zo besloot een Goirkenaar zijn geschiedenis. Hij vertelde daarin ook dat Sala een vaste „buurter" bij zijn vader was. Die had dus de geschiedenis waarvan ook wel een afwijkende lezing gegeven werd, uit de eerste hand. Zo vernamen wij uit die andere bron, dat de bandieten poogden Sala een jutenzak over het hoofd te trekken, welke op de brede rand van zijn panamahoed bleef hangen. Dat Sebald een van de bandieten een vinger zou hebben afgebeten; dat beiden zelf uit de trein zouden gesprongen zijn en dat Sala voor een diamanthandelaar was aangezien.
Vragen
Laten we het houden op de geschiedenis van de zoon van Goirkenaar al blijven ook hier tal van vraagtekens over. We missen node meer gedetailleerde en controleerbare aanduidingen zoals plaats, uur, dag en datum. Er blijkt niet uit of de overval plaatsvond op Nederlands, Belgisch of Frans gebied. Evenmin vernemen we iets over plaats of land van de rechtszitting. Wel lezen wij, dat Sebald in Parijs „gehuldigd werd voor zijn moedige daad".
Namen en zelfs foto's van de misdadigers zijn wél tot ons gekomen. Degene, die dood op de wissel werd aangetroffen was Joseph Vente voor wie als beroep toreador en café-chantentzanger genoemd wordt. Aangezien wij er in Nederland geen toreadors op na houten, wijst dit niet naar een Nederlander. De Franse naam Fernand Fau van de veroordeelde doet dit evenmin. Wat er aan details ook te kort mag komen en of er door mondelinge overlevering versieringen werden aangebracht, de grote lijn van de hele historie kan niet geloochend worden.
Maandag 10 januari 1972 - HET NIEUWSBLAD VAN HET ZUIDEN
Geslacht Sala
De affaire heeft destijds ook aandacht buiten Tilburg getrokken. Zelfs de geïllustreerde pers met name „De Prins" besteedde er in 1901 aandacht aan. We waren echter niet in de gelegenheid het bewuste nummer van dit blad te raadplegen. Wél vonden we enige bijzonderheden over het geslacht Sala. Deze familie is van Italiaanse oorsprong, afkomstig uit Vesino in het gebied van Como. In het begin van de 19de eeuw vestigde zich een Jean Baptiste Sala, die met een Antwerpse getrouwd was, in het Brabantse dorpje Lith aan de Maas. Al zal men in zo'n klein dorp de eerste tijd wel wat vreemd tegen de Italiaan hebben aangekeken, het gezin raakte er goed ingeburgerd. Misschien heeft de Antwerpse echtgenote daartoe ook wel een steentje bijgedragen. Hun zoon Louis Joseph bracht het tot rijksontvanger zodat hij dus de Nederlandse nationaliteit heeft bezeten. In 1848 trouwde deze met Helena Boeracker de dochter van een bierbrouwer.
Fabrikanten
Twee zoons uit dit huwelijk waren Louis en Sebald, die we later als de Tilburgse gebroeders Sala zullen ontmoeten. Zij bekwaamden zich beide te Aken in de fabricage van wollen stoffen en toen ze meenden de knepen van het vak wel onder de knie te hebben, stichtten zij te Tilburg een fabriek aan de Tuinstraat. In het begin deden ze samen met twee zwagers van Sebald, de gebroeders Kieckens. Later gingen de compagnons uit elkaar. Zowel de Sala's als de Kieckens produceerden nadien onder eigen naam. Om enig idee van de omvang van het bedrijf van de Sala's te krijgen: In de tachtiger jaren werkten daar 40 mannen, 8 vrouwen, 4 jongens en 2 meisjes. Dus een personeelsbezetting van 54 man, waarmee de fabriek tot de kleine bedrijven gerekend moest worden. Men stelle daar maar eens de grote bedrijven naast zoals H. Eras en Zn. (500 man), Pollet en Zn. (317) en L.V. Ledeboer en Zn. (316). De Sala's werkten met een stoomketel Van 35 paardekrachten.
Afgebrand
Op een plattegrond van Tilburg van 1890, die o.a. alle Tilburgse wollenstoffenfabrieken uit die tijd vermeldt, vinden wij die van Gebrs. Sala bij de Nieuwe Dijk (Mgr. Zwijsenstraat) vermeld. Het bedrijf van Gebrs. Kieckens staat daar bij de Tuinstraat aangegeven. Een adresboek van 1889 noemt Gebr. Sala wollenstóffenfabriekanten. Hun bedrijf was echter op 14 augustus 1887 tot de grond toe afgebrand. Alleen vier geblakerde muren bleven overeind. De inhoud van de brandkast bleek later ongedeerd. Na de brand verscheen in de Nieuwe Tilburgse Courant een aantal advertenties, waarin Charles Marsé, Willem II-straat 1011, in dikke letters o.a. met „brandvrije brandkasten" adverteerde. Naar een verslagje van de brand zochten we echter tevergeefs in beide Tilburgse kranten. Mogelijk is deze brandcatastrofe de ondergang van de fabriek geweest. Sala was dan slachtoffer van het vuur, dat hij als lid van Tilburgs vrijwillige brandweer, voor anderen zo vaak had bestreden. En branden deed het in die tijd in Tilburg dikwijls daar bedrijven en huizen met een verlichting van olielampen waren uitgerust. In dit kader lijkt ons vermeldenswaard de door Sebald Sala aan de dag gelegde activiteit en kracht toen het bedrijf van de firma Bijvoet in brand stond. -Bijvoet, die de wanhoop nabij was, legde de brandweer uit, dat zijn ijzeren geldkist nog op de bovenverdieping stond. Maar hoe kreeg men er die uit nadat de tegen een muur geplaatste ladder te kort bleek om een raam te bereiken. Sala, zich bewust van zijn sterkte, die hem later in de trein zo goed van pas zou komen, bedacht zich niet lang. Hij ging „bok staan" met de ladder op zijn schouders. Toen konden twee brandweerlieden naar boven klimmen en zij keerden veilig met de zware, ijzeren kist op de begane grond terug.
Op 't Goirke
Dat Sebald Sala op 't Goirke ging „buurten" zoals boven gereleveerd kan kloppen. Hij woonde namelijk op 't Goirke en wel in het herenhuis vlak bij het Julianaparkje op de hoek van de huidige Pater Rutterstraat. Het gaat hier om het huis waarin rond 1900 de familie Jo van Dijk-van Roessel woonde. Later is het witte pand van weleer verbouwd tot twee woningen. Sebald Sala is twee maal getrouwd geweest, het laatst met een dochter van Van Wesel. In het begin van 1900 ontmoeten wij de gebroeders Sala in een geheel nieuwe branche nl. als sigarenfabrikanten. Zij krijgen op 21 november 1908 een vergunning (Hinderwet) voor de oprichting van een sigarenfabriek met drogerij aan Stedekestraat. Het betrof hier een gebouw, dat reeds vroeger voor hetzelfde doel was gebruikt. Volgens een inschrijving in het handelsregister op 7 juni 1910 en ook blijkens briefhoofden van latere ...ren, is de firma naar de Alléenhouderstraat verhuisd. Blijkens: een briefhoofd was toen de firma „sociaal" ingericht voor exportverpakking". Haar telegramadres luidde;"Salaco". Een adresboek van 1922 vermeldt Sala en Co nog steeds als sigarenfabribrikanten. Op 16 juni 1924 blijkt in het Handelsregister kennis gegeven, dat de zaak in 1923 was opgeheven.
Nog één naam
Nu wilden we toch ook nog eens weten of de naam Sala buiten de straatnaam van het industrieterrein helemaal uit Tilburg verdwenen is. Dat is niet het geval. In het Tilburgse adresboek 1968-'69 komt hij nog één keer voor in gezelschap van nóg exotischer namen, waarvan men het bestaan in Tilburg niet kon bevroeden en die er meestal zo uitzien. We noteerden: Saher Sahin, Said. Saïd (dus mét en zonder trema boven de i). Sakar. Salahessi en een uit het gelid springende Salakpry. Tilburg is een internationale stad geworden. Maar daar was het niet om begonnen. Het ging om „Sala, de dappere" en de beantwoording van de vraag: Wat schuilt achter de naam van een straat het Industrieterrein-Noord?
De affaire heeft destijds ook aandacht buiten Tilburg getrokken. Zelfs de geïllustreerde pers met name „De Prins" besteedde er in 1901 aandacht aan. We waren echter niet in de gelegenheid het bewuste nummer van dit blad te raadplegen.
Wél vonden we enige bijzonderheden over het geslacht Sala. Deze familie is van Italiaanse oorsprong, afkomstig uit Visino in het gebied van Como. In het begin van de 19de eeuw vestigde zich een Jean Baptiste Sala, die met een Antwerpse getrouwd was, in het Brabantse dorpje Lith aan de Maas. Al zal men in zo’n klein dorp de eerste tijd wel wat vreemd tegen de Italiaan hebben aangekeken, het gezin raakte er goed ingeburgerd.
Misschien heeft de Antwerpse echtgenote daartoe ook wel een steentje bijgedragen. Hun zoon Louis Joseph bracht het tot rijksontvanger zodat hij dus de Nederlandse nationaliteit heeft bezeten. In 1848 trouwde deze met Helena Boeracker de dochter van een bierbrouwer.
Italië 1814
Giuseppe (Joseph Maria Sebastiaan) en Luigi(Jean Baptiste Louis Sala) hebben Italië verlaten rond 1814 (Bron: brief Angelina Sala 02/05/1
874)
Volgens overlevering zouden de gebroeders Italie verlaten hebben met een kar vol schilderijen en in Den Bosch zijn neergestreken om daar een kunsthandel te beginnen.
’s-Hertogenbosch 1821
Het stadsarchief van ’s-Hertogenbosch vermeldt Luigi (Jean Baptiste Louis Sala), als Lodewijk Sala ingeschreven door de ambtenaar burgerlijke stand op 16 mei 1821 samen met zijn vrouw Josephine Jacobine Muskijn geb. 1800 Antwerpen.
Volgens andere bronnen werd Jacoba Muskeijn geboren te Antwerpen op 17 juli 1795 en is zij overleden teSint- Oederade (jaar ontbreekt)
Volgens familienotities is zij overleden op 15-03-1875 te Sint-Oedenrode.
Ze vestigden zich aan het Hinthamereinde in wijk C 417-431 2, de panden naast elkaar. Bron: klapper B47.02 microfiche 39.
Hij gaf toen aan, koopman te zijn in bijouterieën en afkomstig van Valbrona/Vicino (Italie), en 24 jaar oud te zijn.
HinthamereindeGezien vanaf de Zuid Willemsvaart.
Ca 1897 Hinthamerstraat 21 t/m 43 Tijdens marktdag of een of andere festiviteit
Ze zijn later verhuisd naar de Hinthamerstraat.
Maart 1876 HinthamerstraatTijdens een overstroming
1915 PaleisvanJustitie Hinthamerstraat
’s-Hertogenbosch 1822
In 1822 werd Jean Baptiste zware mishandeling ten laste gelegd. We zullen het er tot nader onderzoek maar op houden dat een of andere onverlaat aan zijn mooie spullen heeft gezeten.
Jean Baptiste Louis Sala: zware mishandeling
Voornaam: Jean Baptiste Louis
Achternaam: Sala
Delict: zware mishandeling
Jaar: 1822
Toegangsnummer: 21 Rechtbanken in Noord-Brabant, 1811-1838
Inventarisnummer: 6
Rolnummer: 99
Pentekening van de voorgevel van het Paleis van Justitie. Militairen links. Nu Jeroen Boschhuis of Muzerije.
's-Hertogenbosch, Hinthamerstraat 74;1840 door F. Hupsch
Menen West-Vlaanderen 1827
Guiseppe Maria Sebastiano Sala geboren te Vesino (Visino) op 11 mei 1796 heeft zich op 12 april 1827 te Menen (Menin - West-Vlaanderen - België) gevestigd. Bron M.S.
Lith
Wanneer Luigi (Jean Baptiste Louis) zich in Lith vestigde is nog niet bekend.
Krant: TC
Datum 8-1-1880
Artikel
Het jaarlijkse Armen Concert op Driekoningendag door de Nieuwe Koninklijke Harmonie heeft f1200,- opgebracht. Ook in omliggende plaatsen worden dergelijke actie's voor de armen gehouden. De nood is dit jaar bijzonder hoog vanwege de zeer koude winter. De Souvenir des Montagnards gaat een grote tombola organiseren ten bate van de armen. Een groot aantal prijzen worden ingezameld, en loten zijn te koop bij de volgende personen: E. Janssens, H.M. Rosendaal, Fr. Lommen, F. Jansen, Arn. Pollet, J. Hartogensis, Jansen-Marijnen, J. Vrancken, Leo Swagemakers, Ch. Verschuuren, Armand Diepen, M. Goijarts, Jansen-Koene, Louis Lommen, P.C. Kooij, Theo Bronsgist, Sebald Sala, L.G. Swagemakers, N. Daamen.
Krant: TC
Datum 17-5-1885
Artikel
Op de tentoonstelling te Antwerpen zijn de Gebr. Sala en Pieter van Dooren, als vertegenwoordigers van de Tilburgse wollenstoffen industrie aanwezig. Ook de geperforeerde zittingen van de stoelenfabrikant J. van Hoof te Tilburg oogsten veel succes. De firma Gebr. Lommen is vertegenwoordigd met vernislakken.
Fabrikanten
Twee zoons uit dit huwelijk waren Louis en Sebald, die we later als de Tilburgse gebroeders Sala zullen ontmoeten. Zij bekwaamden zich beide te Aken in de fabricage van wollen stoffen en toen ze meenden de knepen van het vak wel onder de knie te hebben, stichtten zij te Tilburg een fabriek aan de Tuinstraat.
Foto: Tilburg: Centrum De Tuinstraat rond 1930 (Aan dit artikel toegevoegd)
In het begin deden ze samen met twee zwagers van Sebald, de gebroeders Kieckens. Later gingen de compagnons uit elkaar. Zowel de Sala's als de Kieckens produceerden nadien onder eigen naam.
Om enig idee van de omvang van het bedrijf van de Sala's te krijgen: In de tachtiger jaren werkten daar 40 mannen, 8 vrouwen, 4 jongens en 2 meisjes. Dus een personeelsbezetting van 54 man, waarmee de fabriek tot de kleine bedrijven gerekend moest worden.
Men stelle daar maar eens de grote bedrijven naast zoals H. Eras en Zn. (500 man), Pollet en Zn. (317) en L.V. Ledeboer en Zn. (316). De Sala's werkten met een stoomketel Van 35 paardekrachten.
Afgebrand
Op een plattegrond van Tilburg van 1890, die o.a. alle Tilburgse wollenstoffenfabrieken uit die tijd vermeldt, vinden wij die van Gebrs. Sala bij de Nieuwe Dijk (Mgr. Zwijsenstraat) vermeld. Het bedrijf van Gebrs. Kieckens staat daar bij de Tuinstraat aangegeven.
Een adresboek van 1889 noemt Gebr. Sala wollenstóffenfabriekanten. Hun bedrijf was echter op 14 augustus 1887 tot de grond toe afgebrand. Alleen vier geblakerde muren bleven overeind. De inhoud van de brandkast bleek later ongedeerd. Na de brand verscheen in de Nieuwe Tilburgse Courant een aantal advertenties, waarin Charles Marsé, Willem II-straat 1011, in dikke letters o.a. met „brandvrije brandkasten" adverteerde.
Naar een verslagje van de brand zochten we echter tevergeefs in beide Tilburgse kranten. Mogelijk is deze brandcatastrofe de ondergang van de fabriek geweest.
Krant: TC
Datum 6-3-1887
Artikel
De volgende 36 firma's te Tilburg hebben hun schafttijd gesteld van twaalf uur tot half twee ‘s middags. G.C. van Spaendonck & zonen, C. de Wijs & zn., J. Meulesteen, Wed. Boxs & Zn., Swagemakers Ceasar, Mutsaers van Kakerken, Janssens van Buren, M. Aelen, J. Brouwers, Van Dooren & Dams, Gebr. Kieckens, J.L. Donders & Zn., L.V. Ledeboer & zonen, B.T. Str{uml}ater, F.A. Swagemakers & zn., Van den Bergh Krabbendam, Bijvoet-Mutsaers & co., L.E. van den Bergh, A.Goijarts & zn., E. Lombarts & zonen, Mathijsen-van Gils, Tepe & Achterbergh, J.A. Blomjous, G. Bogaers & zn., Gebr. Sala, Andr{acute}e Lombarts, van Gorp de Wijs, Wed. J.B. de Beer & zonen, Janssens de Horion, A & N. Mutsaerts, W. Brands & zonen, Swagemakers- Bogaerts, J.A.A. Kerstens, De Kanter-van den Heuvel, F. de Wijs & de Rooy, H. Mommers & zonen.
Krant: NTC
Datum 14-8-1887
Artikel
De fabriek van de Gebrs Sala in de Tuinstraat is in de nacht van zaterdag op zondag totaal afgebrand.
Krant: TC
Datum 18-8-1887
Artikel
Zaterdagnacht stond de stad in rep en roer door een grote uitslaande brand bij de gebroeders Sala in de Tuinstraat. Aan blussen viel niet te denken, alleen vier geblakerde muren bleven over.
Sala was dan slachtoffer van het vuur, dat hij als lid van Tilburgs vrijwillige brandweer, voor anderen zo vaak had bestreden. En branden deed het in die tijd in Tilburg dikwijls daar bedrijven en huizen met een verlichting van olielampen waren uitgerust.
Krant: TC
Datum 19-8-1888
Artikel
Vrijdagnacht stond voor de tweede keer de nieuw opgebouwde fabriek van de Gebr. Sala in brand. In minder dan een uur was de gehele inrichting die juist een grote uitbreiding en van nieuwe machines was voorzien, een prooi van de vlammen. Voor de arbeiders is het weer een hard gelag zonder werk te zijn.
Krant: NTC
Datum 19-8-1888
Artikel
Donderdagnacht is de pas opgebouwde fabriek van de Gebr. Sala in de Tuinstraat opnieuw door brand verwoest. Ook de nieuwste machines gingen verloren.
Krant: TC
Datum 14-5-1893
Artikel
De heer Alex van Glabbeek is in de plaats van S. Sala benoemd tot brandmeester in de wijk Heuvel. Tot meesterknecht aan de gasfabriek de heer A. van de Nouweland.
Krant: TC
Datum 9-7-1899
Artikel
Maandag jl. herdacht Jan Poulusse zijn 12,5-jarig jubileum bij de firma Louis Sala. Hij ontving 5 rijksdaalders van de directie.
In dit kader lijkt ons vermeldenswaard de door Sebald Sala aan de dag gelegde activiteit en kracht toen het bedrijf van de firma Bijvoet in brand stond. Bijvoet, die de wanhoop nabij was, legde de brandweer uit, dat zijn ijzeren geldkist nog op de bovenverdieping stond. Maar hoe kreeg men er die uit nadat de tegen een muur geplaatste ladder te kort bleek om een raam te bereiken.
Sala, zich bewust van zijn sterkte, die hem later in de trein zo goed van pas zou komen, bedacht zich niet lang. Hij ging „bok staan" met de ladder op zijn schouders. Toen konden twee brandweerlieden naar boven klimmen en zij keerden veilig met de zware, ijzeren kist op de begane grond terug.
Op 't Goirke
Dat Sebald Sala op 't Goirke ging „buurten" zoals boven gereleveerd kan kloppen. Hij woonde namelijk op 't Goirke en wel in het herenhuis vlak bij het Julianaparkje op de hoek van de huidige Pater Rutterstraat. Het gaat hier om het huis waarin rond 1900 de familie Jo van Dijk-van Roessel woonde. Later is het witte pand van weleer verbouwd tot twee woningen.
Tilburg
Oude Lind
Wijk Ind.Strook Goirke Kanaaldijk
Ansichtkaart 1915
Vanaf het Julianapark liep vroeger het Lijnsheike richting Heikant.
In 1958 kreeg het gedeelte tussen de Ringbaan Noord en het Wilhelminakanaal officiëel de naam Oude Lind.
De naam komt al voor in de 14e eeuw als 'Guet Terlinde'.
In 1535 en 1537 is er sprake van 'die Ouwe Lijnde' en 'de Ou Lijndt'
Op de voorgrond het Goirke, vanaf 1927 het Julianapark.
Het herenhuis met dubbele kap rechts hoorde tot 1958 bij het Julianapark, maar daarna werd het Oude Lind 32.
De rij lage huisjes rechts (v.l.n.r. huisnrs. Julianapark 74-73-72-71) werd in 1937 gesloopt voor de aanleg van de Ringbaan Noord.
De laatste bewoners waren v.l.n.r. slager P.J. Pijnenburg, wever L.J.J. Rijnen, schoenmaker G. de Kinderen en los arbeider Fr.P. van Loon.
Pijnenburg opende later een nieuwe slagerij aan het Julianapark nr. 68.
Rechts in de verte de schoenfabriek van de firma Mannaerts.
Links de tramrails van de lijn Tilburg-Waalwijk.
Op het Lijnsheike vond bakker A. van Empel in 1904 de dood, toen hij met zijn bakkerskar onder de tram terecht kwam. Zijn knecht en paard waren slechts licht gewond.
Tilburg Wilhelminapark Gasthuisstraat
Ansichtkaart 1900
Openbaar vervoer. De noordzijde van het Wilhelminapark richting Hasselt/Goirke.
Rechts het pand K226, het tramkantoor met remise van de tramlijn Tilburg/Waalwijk.
Dit pand dat in 1910 het huisnummer Wilhelminapark 133 kreeg was later bekend als café Tramstation.
Eigenaar was herbergier en expediteur Jacobus Zebregs, geboren te Tilburg op 23 oktober 1882.
Hij was een zoon van de bewoner van het pand naast het tramkantoor: K225, vanaf 1910 Wilhelminapark 134.
Dit pand werd rond 1900 bewoond door landbouwer en voerman Hendrik Zebregs.
Het hoge herenhuis op de achtergrond staat aan het begin van de Goirkestraat (Goirkestraat 185)
In dit pand woonde o.a. de fabrikantenfamilie W.A. de Rooij-van Dijk en vanaf 1949 dokter Eduard Boelaars.
Op de weg de tram van Tilburg naar Waalwijk. Zie ook de website Goirke Tilburg www.goirketilburg.nl
Sebald Sala is twee maal getrouwd geweest, het laatst met een dochter van Van Wesel. In het begin van 1900 ontmoeten wij de gebroeders Sala in een geheel nieuwe branche nl. als sigarenfabrikanten.
Zij krijgen op 21 november 1908 een vergunning (Hinderwet) voor de oprichting van een sigarenfabriek met drogerij aan Stedekestraat. Het betrof hier een gebouw, dat reeds vroeger voor hetzelfde doel was gebruikt.
Foto: Stedekestraat Tilburg Wijk Gasthuisstraat Jaar 1917 Stedekestraat richting Wilhelminapark.
Links het pand Stedekestraat nr. 27: de Zuid Nederlandse Kledingfabriek. In de Staatscourant van 27 februari 1914 werd de oprichting van dit bedrijf bekend gemaakt door de Tilburgse notaris Maas.
Op 6 september 1963 vierde het bedrijf haar vijftigjarig bestaan.
Aan de overkant van rechts naar links de panden K 872 en K 871, vanaf 1910 Stedekestraat nr. 26 en nr. 24. Op nummer 24 zat sigarenfabriek ‘San Felix’ van L. van den Boer & Cie.
Het bedrijf kwam in het nieuws in 1917 toen de prijs van de sigaren drastisch verhoogd werd met een cent.
De goedkoopste sigaren kostten voortaan vier cent, de duurste acht cent. Sigarenfabriek ‘San Felix’ is geliquideerd in juli 1921. Daarna zat in het pand de ‘N.V. Metaaldraadlampenfabiek Helium’. Dit bedrijf is later verplaatst naar de Lovensestraat. Op Stedekestraat nr. 24 kwam de chemische fabriek ’t Wapen van Tilburg’. Later zat in het pand metaalwarenfabriek Vokofa (vogelkooifabriek) van Van Dijk.
Dit bedrijf is in 1960 afgebrand. In het pand K 872 (nr. 26) woonde rond 1900 ‘briquetmaker’ M. Eijffert.
Andere bedrijven in deze straat waren; Handelsdrukkerij L. van Eerd, vanaf 1919, De Tilburgsche Stroohulzenfabriek Catalonië’ van H.J.M. Verbunt, gesticht rond 1900, en de ‘Eerste Nederlandsche Papiergaren Industrie’. Op de achtergrond de schoorsteen van de C.T.M. (Coöperatieve Tilburgsche Melkinrichting en Zuivelfabriek) aan het Wilhelminapark.
Volgens een inschrijving in het handelsregister op 7 juni 1910 en ook blijkens briefhoofden van later, is de firma naar de Alléenhouderstraat verhuisd.
Tilburg Alleenhouderstraat Tekening van architect Bouman van sigarenfabriek Sala & Co.
Naast twee sigarenfabrieken waren in het verleden in het pand ook een toeleveringsbedrijf voor de schoen- en lederindustrie en een confectiefabriek gehuisvest. Dit gebouw stond tussen de Arke Noëstraat en de Noorwitsstraat. Op zondag 8 januari 1950 brandde het af, waarna het gesloopt werd ten behoeve van woningbouw.
Sloop gloeilampenfabriek Lumax, gevestigd aan de Alleenhouderstraat 107. Het pand werd in 1914 gebouwd voor sigarenfabriek Sala & Co. naar een ontwerp van architect Bouman.
Blijkens: een briefhoofd was toen de firma „sociaal" ingericht voor exportverpakking". Haar telegramadres luidde;"Salaco". Een adresboek van 1922 vermeldt Sala en Co nog steeds als sigarenfabribrikanten. Op 16 juni 1924 blijkt in het Handelsregister kennis gegeven, dat de zaak in 1923 was opgeheven.
Nog één naam Nu wilden we toch ook nog eens weten of de naam Sala buiten de straatnaam van het industrieterrein helemaal uit Tilburg verdwenen is. Dat is niet het geval. In het Tilburgse adresboek 1968-'69 komt hij nog één keer voor in gezelschap van nóg exotischer namen, waarvan men het bestaan in Tilburg niet kon bevroeden en die er meestal zo uitzien.
We noteerden: Saher Sahin, Said. Saïd (dus mét en zonder trema boven de i). Sakar. Salahessi en een uit het gelid springende Salakpry. Tilburg is een internationale stad geworden. Maar daar was het niet om begonnen. Het ging om „Sala, de dappere" en de beantwoording van de vraag: Wat schuilt achter de naam van een straat het Industrieterrein-Noord?
De Tilburger Sebald Sala, is in de trein naar Parijs door twee vagebonden overvallen. Ondanks verwondingen slaagde de heer Sala tijdens een hevig gevecht beide bandieten te ontwapenen. Toen de trein op een tussenstation wilde stoppen, vluchtten zij uit de trein waarbij een der overvallers op slag werd gedood en de andere bewusteloos langs de spoorlijn werd aangetroffen.
Krant: NTC
Datum 28-6-1901
Artikel
Uitvoerig verslag over de overval op de heer Sebald Sala in de trein Mons-Parijs.
Krant: TC
Datum 8-12-1901
Artikel
Op zaterdag 14 December begint te Douai (Frankrijk) het strafproces wegens de moordaanslag op de Tilburgse fabrikant S. Sala. Deze overval vond plaats op 24 Juli 1901 in de spoortrein naar Parijs, hierbij werd een van de daders gedood en de andere dader werd zwaar gewond.
Krant: TC
Datum 27-8-1905
Artikel
Woensdagavond brak brand uit in het ijzermagazijn van de firma W. van der Schoot. De brand ontstond op de modellenzolder waar vonken van de smeltoven, de droge lichtbrandbare voorwerpen in vlam zetten. De brand sloeg over op het dak van de naastgelegen wollenstoffenfabriek van L. Sala. Ook de rijtuigfabriek van de heer Schoenmakers-Hoefnagels en de parapluiefabriek van de heren Gimbr{grave}ere et fils liepen groot gevaar.
Krant: TC
Datum 9-12-1913
Artikel
Zondagmiddag is de sigarenfabriek van de firma Sala & Co. aan de Stedekestraat, nagenoeg tot aan de grond afgebrand. Ook een grote hoeveelheid sigaren en tabak gingen in de vlammen verloren
Tilburg Wijk: Tivoli, Tivolistraat, voorheen Bossche Weg
Ansichtkaart, Datering: 1900
Bosscheweg, nu Tivolistraat, in noord-oostelijke richting.
Links achter het groepje personen, waaronder een slagersknecht, de ingang van de Veemarktstraat.
Rechts drie hoge panden die rond 1900 v.l.n.r. de huisnummers N480, N483 en N484 hadden.
In 1910 werd dat v.l.n.r. Bosscheweg 224 (het witte, nu nog bestaande pand), 226 en 228 vanaf 1932 Bosscheweg 510 t/m 514.
Rond 1900 woonden in deze huizen v.l.n.r. H.A. van Swaaij, leraar aan de rijks-H.B.S., A. Janssens en handelsagent Sebaldus Sala.
Tien jaar later waren de bewoners van deze huizen v.l.n.r. Antonius W.J.M. Arnold, onderdirecteur van een wollenstoffenfabriek, Jan Frederik David Blöte, leraar aan de rijks-H.B.S. en Jos.A. Vorstenbosch, gymnastiekleraar aan de rijks-H.B.S.
In een publicatie van het tijdschrift 'Cnocke is hier' nummer 49b jaargang 2012 over de tentoonstelling 'Van het atelier naar de kust' wordt een artikel gewijd aan de kunstschilder Louis Ludwig, zoon van Frederik Frans Ludwig en Adriana Maria Frederica Josepha Sala.
Categorie:2 E HENRICUS LUDOVICUS LUDWIG SCHILDER BEELDHOUWER SALA FRIGERIO
14-02-2007
Inleiding Familie Sala - Frigerio
Inleiding Familie Sala - Frigerio
Volgens de mondelinge overlevering zou de familie Sala afkomstig zijn van Pusiano (Italië - Lombardije) en zou ze zich pas later gevestigd hebben in Visino (Italië - Lombardije) (1). Uit de kadastrale registers bewaard in het Staatsarchief te Como vernemen we dat Giuseppe Antonio Sala tussen 1726 en 1756 bossen, akkers, weilanden en een huis aankoopt in Pusiano. In de parochieregisters van Pusiano, vanaf het jaar 1770 (2) bewaard in het Archivio Storico Diocesano te Milaan, wordt echter geen melding gemaakt van geboorte, huwelijk of overlijden van personen met de naam Sala.
In de parochieregisters van Visino (parochie en Archivio) dateert de eerste vermelding (3) van de naam Sala uit 1773. Het betreft de geboorteakte van Giuseppa Madalena, dochter van Giuseppe Maria Sala (4) en van Giovanna Erra. In de huwelijksakte van een andere dochter, Marta Maria, lezen we dat haar echtgenoot, Giuseppe Frigerio afkomstig is van Pusiano. Ook Catterina Frigerio, de tweede echtgenote van Omobono Sala (5), is geboren in Pusiano (6).
Of er verwantschap bestaat tussen enerzijds Giuseppe Antonio Sala woonachtig te Pusiano en anderzijds Giuseppe Maria Sala (7) woonachtig te Visino moet nog aangetoond worden. Mogelijk heeft de familie Sala zich in de loop van de tweede helft van de 18de eeuw in Visino gevestigd.
Foto: Elisabetta Rurali - La Chiesa di S. Michele a Visino di Valbrona
Giuseppe Maria koopt gronden aan in Visino. De registraties van deze aankopen (Staatsarchief Como) leren ons dat Giuseppe Maria (°1733) de zoon is van Carl' Antonio Sala. Deze Carl'Antonio Sala is tot op heden onze stamvader en mogelijk situeert zijn geboortedatum zich omstreeks 1700.
Ook de zoon van Giuseppe Maria, Omobono, koopt meermaals gronden aan in Visino. Hij is een welstellend man. Dat mag blijken uit de erfenisgegevens en uit het feit dat zijn uitvaart verzorgd wordt door vijf priesters. Omobono huwt met Maria Sormano in 1786. Samen hebben ze vier kinderen. De kinderen bereiken nauwelijks de leeftijd van een jaar. Maria overlijdt in 1794 kort na de geboorte van het vierde kind. Omobono hertrouwt in 1795 met Catterina Frigerio. Het gezin telt elf kinderen. Giuseppe Maria Sebastiano (°1796) en Giovanni Battista Luigi (°1797) zijn de twee oudste kinderen, Paolo Luigi (°1816) is de jongste.
Foto: Elisabetta Rurali - La Chiesa di S. Michele a Visino di Valbrona
In 1814 vertrekken Giuseppe en Luigi uit Italië. De reden van dit vertrek is ons onbekend. In 1820 doet Giuseppe in Antwerpen aangifte van de geboorte van zijn dochter Marie Louise Josephine. Hij verklaart gehuwd te zijn met Anne Maria Markx . Zijn broer Luigi, woonachtig te Goes (Nederland - Zeeland) is aanwezig als getuige (8)
Een jaar later laat Luigi zich samen met zijn echtgenote Josepha Jacoba Muskeyn registreren als inwoners van 's-Hertogenbosch (Nederland - Brabant) (9). Hij is koopman in bijouteriën. Giuseppe volgt zijn broer maar laat zich maar eerst inschrijven in 1826. Hij verklaart de voorbije vier jaar ook in Amsterdam en in Rotterdam te hebben vertoefd. Volgens Cock Rijerkerk (www.rijerkerk.net) mag men Den Haag aan het rijtje toevoegen. Giuseppe zou daar een relatie hebben gehad met Domina Moriggia. Harde bewijzen ontbreken. Toch is het opmerkelijk dat Luigi later in 1828 in een brief gericht aan zijn broer verwijst naar deze familie. Verder lezen we in het inschrijvingsdocument dat Giuseppe dertig jaar oud is, geen beroep heeft en ongehuwd is. Anne Maria Markx en haar dochter Marie Louise Josephine vinden we terug in Heusden (Nederland - Brabant). Zowel in de huwelijksakte van Marie Louise als in de akte van overlijden van Anne Maria staat Giuseppe vermeld als vader of wettige echtgenoot (10).
Foto: Frans van Gaal en Peter Verhagen
's-Hertogenbosch binnen de Veste een historische verkenningstocht
Omobono Sala overlijdt vrij plots op 19 mei 1825 in Visino (11). De aanwezigheid van de twee oudste zonen, Giuseppe en Luigi, is noodzakelijk om de erfenis te regelen. Ondanks de brieven van hun moeder en van de burgemeester van Visino reageren zij niet en blijft hun volmacht uit. Het gezin Sala-Frigerio belandt in een benarde situatie en heeft het financieel erg moeilijk. De erfenis zal uiteindelijk in 1837 via tussenkomst van het gerecht geregeld worden in afwezigheid van de oudste zonen.
Giuseppe wordt als douanier in dienst van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden gestationeerd in Moorsele (België - West-Vlaanderen) in 1827 (12). Na de onafhankelijkheid van België (1830) wonen de twee broers in twee verschillende landen: Luigi woont in Nederland en Giuseppe staat nu in dienst van het Koninkrijk België.
In 1834 huwt Giuseppe met Amélie Sophie Six (°1812). Samen hebben ze negen kinderen: drie jongens en zes meisjes. Désiré en Jean Louis overlijden op zeer jonge leeftijd. Constant wordt geboren in 1854 en is het jongste kind. Hij is amper drie jaar oud bij het overlijden van zijn vader Giuseppe.
Na het overlijden van hun moeder (1871) vinden Constant en zijn zussen een aantal brieven waaronder zeker de vier brieven in het Italiaans geschreven en voor het nageslacht bewaard.
Constant laat de brieven in het Frans vertalen door de heer Caffeux, werkzaam bij het transportbedrijf Gondrand Frères (13) met filialen o.a. te Moeskroen (België -West-Vlaanderen) en Milaan.
De inhoud van de brieven geven de aanzet tot een zoektocht naar de familie in Nederland (oom Luigi Sala en kinderen) en in Italië (ooms en tantes). Er worden brieven verstuurd naar verschillende plaatsen in Lombardije. Een aantal brieven worden beantwoord met de mededeling dat de gezochte familie onbekend is. De heer Caffeux zorgt steeds voor de vertalingen. Het verlossende antwoord volgt op 2 mei 1874. Angelina Sala-Nessi heeft in Visino de parochieregisters geraadpleegd en voegt een overzicht van de namen van alle kinderen uit het huwelijk van Omobono en Catterina Frigerio bij haar brief. De contacten met Italië worden hersteld. De vreugde en de ontroering zijn intens zowel langs Belgische als langs Italiaanse zijde. Enkele brieven van oom Paolo Luigi, jongste broer van Giuseppe en van Luigi, en van Luigi Folatelli, oudste zoon van Serafina Sala (14), bleven bewaard.
Ook in Nederland zoeken Constant en zijn zussen naar verwanten. In 1874 ontvangen zij een brief uit Rotterdam geschreven door Hélène Boeracker, echtgenote van Louis Sala en schoondochter van Luigi. Later volgt er ook nieuws uit Gent waar Adriana Maria (Mimi) Sala zich gevestigd heeft met haar echtgenoot Frederik Frans Ludwig en hun kinderen.
Zo'n 140 jaar later bieden de brieven zich weer aan. Via Françoise Van Geluwe bereiken ons de getypte versies (15) van de brieven, jarenlang in een schoendoos op zolder bewaard. In Milaan vinden we als bij wonder de originele brieven, zorgvuldig bewaard eerst door Aline Sala, dochter van Constant, en later door haar nichtje Juliette verblijvend te Milaan.
De brieven bevatten kostbare informatie over de familie, over ouders en kinderen, over de problemen na het overlijden van Omobono, over het verdriet bij het uitblijven van nieuws vanwege Giuseppe en Luigi...
Ook voor ons de aanzet om een reisje te ondernemen naar Visino. En waar kun je als afstammeling van Omobono Sala beter logeren dan in de Albergo Sala te Valbrona? Deze Albergo werd in 1860 opgericht door Paolo Luigi Sala, jongste broer van Giuseppe en Luigi, en wordt tot op heden uitgebaat door de familie Sala.
1 Zo vertelde Franco Sala (Valbrona - °1944) ons het verhaal.
2 Akten daterend van voor 1770 worden in de parochies bewaard.
3 Onder voorbehoud...
4 Zie categorie 2 Rapporto
5 broer van Giuseppa en Marta Maria
6 Catterina en Giuseppe zijn geen broer en zus.
7 In de akte van overlijden (1805) wordt de geboorteplaats niet vermeld.
15 Franse vertaling van de brieven gemaakt door zoon of kleinzoon van Virginie Sala, zus van Constant. Françoise is een afstammeling van deze tak. Deze getypte brieven vindt men onder de categorie 2 Brieven a en 2 Brieven b.
Categorie:1Z 1 SALA FRIGERIO B INLEIDING/INTRODUCTION/INTRODUZIONE
13-02-2007
Visino 2 - Wandelingen in de voetsporen van onze voorouders
De pastorie, links van de kerk, was toegankelijk via een poort en telde nauwelijks twee kamers.
Later werd de pastorie met de bijdragen van de gelovigen opnieuw ingericht. Nu is dit gebouw verdeeld in meerdere appartementen.
Na het bezoek van Carlo Borromeo, Aartsbisschop van Milaan, werd in 1570 de opdracht gegeven de sacristie, de kerktoren en een doopkapel te bouwen. Volgens Don Marco, pastoor van Visino, is het maar zeer de vraag of de doopkapel ooit gebouwd werd. Tot op heden bestaat er geen enkel document waarin naar de doopkapel verwezen wordt. Mogelijk was de ruimte waar zich nu de grot bevindt (zie verder) voorbestemd als doopkapel. Uit onderstaande schets blijkt dat er vroeger een doopvont stond links bij de ingang. Vandaag staat die er niet meer. Volgens Don Marco werd bij een doop het wijwater en de doopschaal van een andere kerk meegebracht.
E. Rurali: La Chiesa di S. Michele a Visino di Valbrona (1998) p. 24
Bij de bouw van de kerktoren in de 17de eeuw werd het presbyterium met enkele meters verlengd en verbreed om de toren meer stabiliteit te geven. De toren werd ingeplant tussen het presbyterium en de pastorie.
Als je het kerkje wil bezoeken, moet je aanbellen bij Signora Liliana. Zij woont in een van de appartementen van de vroegere pastorie. Bij haar kun je ook terecht als je het boek over de kerk of prentkaarten als deze wil kopen:
Prentkaart (foto Manzon
i – Canzo)
Bovendien krijg je een aandenken:
In de voetsporen van onze voorouders betreden we het kerkje S. Michele.
Giuseppe Maria Sala (+1805) gehuwd met Giovanna Erra en hun kinderen onder wie…
Omobono Sala (+1825) gehuwd met Catterina Frigerio. Hun elf kinderen (o.a. Giuseppe Maria Sebastiano en Giovanni Baptista Luigi) werden hier gedoopt.
Sommigen van de kinderen werden hier ook begraven.
Dit kerkje was hun parochiekerk.
Het vraagt weinig verbeelding: Catterina Frigerio in dit kerkje biddend voor een spoedige terugkeer van haar twee oudste zonen. De tijd heeft aangetoond dat haar gebeden niet verhoord werden… Uit brieven weten we met zekerheid dat althans Giuseppe M. S. nooit teruggekeerd is naar Italië, al was het maar voor even…
Het altaar met ‘La Madonna Consolata’ van Appiani en werk van Bergognone. Het schilderij rechts werd geschonken door la Signora Contessa Maria Besini in 1913.
Links van het altaar: toegang tot de piepkleine sacristie: de deur kan net open.
Aan de andere muur: twee reproducties achter glas.
H. Theresia van Lisieux (?)
Santa Maria del Rosario
Rechts van het altaar: toegang tot de ‘campanile’
Moeilijke foto: opening in het plafond, per verdieping een ladder en zo naar boven (heb ik me niet aan gewaagd).
Het kerkje telde vroeger twee zijaltaren. Nu beantwoorden ze niet meer aan de eisen en worden dus als zodanig niet meer gebruikt.
Boven het zijaltaar rechts: San Antonio door Morazzone.
Boven het zijaltaar links: S.Carlo door G. B. Crespi.
En zo lopen we weer naar buiten... Voor ons ligt net iets lager een weg en een groene vlakte: de vroegere begraafplaats.
De kerk San Michele is gelegen in Oud-Visino. Het lijkt wel alsof deze hoek erg in trek is: huizen worden gebouwd en nieuwe wegen worden aangelegd. Zo wordt Oud-Visino weldra Nieuw-Visino.
We lopen langs de kerk en kijken nog even naar de zijgevel noordkant.
Op deze foto zie je duidelijk dat de sacristie van recentere datum is en dat een gedeelte (voor de regenafvoer) werd toegevoegd na het bezoek van Aartsbisschop Borromeo. Let ook op de piramidale vorm van de kerktoren: kenmerkend voor de streek in die tijd.
En dan is er nog de grot… Deze grot werd in 1960 aangelegd ter ere van O.L.Vrouw van Lourdes.
We volgen de weg links langs het kerkje. Aan onze linkerzijde zien we een aanwijzing voor een wandelroute naar de ‘Alpe de Megna’. Doen, gewoon doen! Wel een hapje en een drankje voorzien. Je verlaat de bewoonde wereld…
Grazie alla Signora Liliana per il tempo che ci ha dato per visitare questa chiesa tan preziosa! Grazie a Don Marco, il parroco di Visino, per la sua amabilità, per tutti le informazioni!
Grazie a Elisabetta Rurali per il suo studio dei documenti sulla chiesa e la sua autorizazzione a usare i dati e le fotografie!
Tanti cari saluti a Juliette e Laura a Milano ed alla famiglia a Valbrona!
Dankjewel Anatole, de ontdekking van je weblog (augustus 2007) betekende voor ons het startschot voor een boeiende en verrassende zoektocht naar onze voorouders en familie in Italië.
Dankjewel Philippe, voor de reisjes naar Valbrona en Visino, je aangenaam gezelschap, je vertaal- en tolkwerk, je geduld, je interesse en enthousiasme...
Hartelijke groeten aan alle nakomelingen van Giuseppe en Luigi in België en Nederland!