Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Kronieken van Leest
    bij Mechelen
    26-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog. J.A. Huysmans -.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Jacob Albert “Bert” HUYSMANS. 

    Vervolgens gaf onze Constant het relaas van zijn ervaren : “Ik werd van bij de inval der Duitsers met een compagnie jonge rekruten naar het zuiden van Frankrijk gestuurd. Ik kreeg in een dorp logies in de pastorij op een kamerke waar het wemelde van vlooien. De rekruten kregen onderdak in de schoollokalen. Drie weken reeds, gingen wij dagelijks samen met geallieerde koloniale afdelingen in een heuvelland met achter ons een rivier, op oefening.

    Op zekere dag wordt die, door Franse gendarmen plots stilgelegd, alle officieren meegenomen, en ergens in een schuur opgesloten. Er werd door het volk geroepen : ‘Die kereltjes doen hier aan veilig spel, terwijl onze jongens het voor hen opknappen !’ en zij schimpten de Belgen met een begin van haat, omdat wij thuis de Duitsers niet hadden tegengehouden…

    Twee dagen nadien werden in de streek door de Duitsers strategische punten gebombardeerd en zijn in de verte reeds schermutselingen te horen en nadat er in de buurt Duitsers werden gesignaleerd, worden wij met onze manschappen, met tot hier wijkende Franse liniesoldaten, opgesteld tussen struikgewas voor die rivier…

    Uit een kilometer verder bos, worden wij wat later onder vuur genomen door Duitse mitrailleurs…Weldra worden er reeds hier en daar, terug schietende jongens getroffen…Sommigen poogden al zwemmend de andere oever te bereiken. Ik kon niet zwemmen en liet mij zoals velen, aan het riet geklampt in het water zakken, en plots hees men ergens hier de Witte vlag, en werd aan beide zijden het schieten gestaakt. Kameraden hielpen mij aan de kant…

    Die avond grijpt Frankrijk zijn kans van overgave… Fransen, Belgen en Kolonialen werden ontwapend, en mochten naar hun door de Duitsers veroverde gebieden, vrijaf weerkeren…

    Drie dagen later ben ik van zover stappend en lopend thuis gekomen met enkel nog de omhulsels van mijn schoenen op de voeten, de zolen totaal afgesleten…”

    Ons moeder wou ook haar zeg, in de markante trant van haar vader Peter Leireke : “Na de afgelaste kermisdag werd de Zennebrug opgeblazen. Kort daarop komt Dore van Noldus vragen : ‘Jan, als gijlie hier weg wilt, wij rijden straks met ons citroentje naar Frankrijk, ge kunt mee.’ ‘Bedankt Dore, maar voor mij te ver,’ zei vader. Juist komt Mandus de kleermaker binnen en die zegt : ‘Toor, ik vertrek seffens met mijn volk te voet naar Londerzeel toe, en dan zien we wel.’ ‘Toe va,’ zeg ik, ‘laat ons meegaan,’ en we gingen mee, en overhands torsten wij een valiesken, niet vol geld, want dat was toen wat raarder dan nu, doch het pas nieuw gekochte schrijfmachientje voor onze Constant, och arme, tot Kapelle op den Bos. ’s Anderendaags reed Mandus op zijn meegenomen fiets naar huis poolshoogte nemen, en wist dat er Duitsers op het gemeentehuis logeerden, en zei : ‘We gaan verder.’ ‘Wij gaan naar huis,’ zei ons vader, ‘als daar niets ergers is gebeurd.’

    Twee dagen later waren wij thuis en nog geen ander mens gezien, dan enkel Fonske van den Taar, en die was nu in onze hof komen de patatten hakken. Ik ga daar wel een glas bier naartoe brengen, maar er lag daar wel een hakske bij een frakske en een klakske, doch geen Fonske te zien…Ik treuzel wat en ga dan toch weer binnen, en reeds achter mij komt een Duitser mee, en die sist : ‘Zijn hier nog ander luiden ?’ Ik wist geen ja of nee van angst, en de Fritz duwt de keukendeur open, ziet vader zitten en bast : ‘Mit !’ Ik smeek hem : ‘Ach jongen, mijn man is oud en krank.’ De loebas knikt, en kijkt begerig naar het glas bier dat ik hem toereik, drinkt en verdwijnt… Wij durfden niet meer buitenkomen…

    Die avond wordt er op de achtervenster getokt en horen wij Fonskens gedempte stem : ‘Toorke doe es open !’ Ik ga kijken en Fonske springt juichend binnen : ‘Ze hebben mij gelost, maar ik stik van den dorst !’ Ik vulde de grootste pint en vroeg wat er gebeurd was. Fons slokt het glas half leeg en vertelde : ‘Ik had niemand gezien, en toch grijpt een Duitser de hak uit mijn handen en gromt : ‘Mit, Mit !’ en duwt mij de jongensschoolkoer op… Direct daarna werd gebuur Remy hiernevens van de schaftafel weggehaald en met nog in zijn vuist een met twee happen afgebeten boterham, bij mij gebracht. Vijf minuten later was de Vet opgepakt met een juist gekochte fles azijn in de winkel van Isidoor Piscador, doch haar Mijnheer was op de vlucht zei Mevrouw…maar “Is Cadé” was op de koer, onder het deksel van het halfvol water regenvat gedoken. In de Scheerstraat werd Victor van Klettes bij het uitkomen van het hogenbergwegeltje, met aan een zeeltje een kalfke, dat hij naar zijn klaverenmaalt dacht te brengen, tot hierbinnen gedreven… Er volgden nog anderen maar ik ben de kluts wat kwijt wie het allemaal waren maar Pastoor Beukelaers was er ook bij. In elke geval, wij werden in twee rijen, voor de tuinmuur gezet, en het kalfke aan een klink van een daarnevens bevindend deurtje gebonden…en daar komen vier scherpschutters, naast elkaar met mikkend geweer voor ons staan…en alsof zij eerst wat wilden repeteren, verdwijnen ze toch. Ik stond in de eerste rij naast Victor van Klettes en de pastoor stond achter Victor. O ! Dat zou een mooie familiefoto zijn geweest : zestien erbarmelijke eregasten, met daarnevens een ‘beu !’ beutend kalfke voor een vuurpeleton ! Na die mikpuntdreiging hoorde ik Victor stotterend vragen : ‘Mijnheer pastoor, laat ons wisselen van plaats, op u zullen ze toch niet durven schieten, en dan raken ze mij ook niet, en we laten ons samen, voor dood vallen met de anderen. We zijn toch voor iets geburen.’ ‘We zullen het eerst nog wat bekijken,’ zei de pastoor… De tweede keer dat opnieuw enkele schutters opdaagden, had ik in de gaten dat het ook deze keer een loos spel werd… Doch de derde keer, kwam er met de schutters een officier mee en ik dacht : ‘Nu is ’t gemeend ! ‘ en aleer het tot mikken kwam, liet ik mij van mijne sus zakken… Eén der schutters komt uit zijn veldfles schnaps over mijn smikkel gieten, en wat later stuurde de officier mij spottend naar huis…En aleer het ochtend werd, waren alle gijzelaars in beurten vrijgelaten.’ Aldus werd door moeder dit onderonsje toch iets optimistisch gekruid en vader zei : ‘Het was geen lachspel, want werd daar tussenin, hier ergens een sabotage geplaatst… Ze waren er allen voor “Pier Diep” geweest…”

    Doch vanaf nu, moesten wij trachten met ons door de Duitse bezettende rovers overgelaten schraal te krijgen fabricagemiddelen, onze ontredderde handelsactiviteit opnieuw aan het rollen te houden. Ondertussen was onze Constant zijn job van onderwijzer begonnen.

    In 1943 krijgen ik en onze Fons elk een deportatiebevel tot tewerkstelling in Duitsland met eindelijk toch een tegemoetkoming dat één van de twee moest gaan, zoniet zouden we beiden vogelvrij verklaard worden… Onze Fons werd door een buskruit poeierfabriek niet ver van Hamburg opgevorderd, waar bijna iedere nacht, slechts na een tweede alert, de opgeëisten de bossen mochten invluchten…

    Een jaar later hebben geallieerde bommenwerpers toch die boel uiteengedonderd, tot die in een zee van vlammen verzwond. Daarna moest hij naar Hamburg, bij een bevoorradingsfirma, als sorteerder en inpakker van allerlei nutsvoorzieningen voor de bemanning der tot uitvaart gemeerde duikboten, in de haven onder gigante schuilbunkers dewelke door de geallieerden weken lang met weinig succes werden bestookt, doch de hele stad werd verwoest.

    Enkele dagen voor de Duitse capitulatie werden daar alle vreemdelingen naar Denemarken gestuurd… Een eind in 1945, als wij reeds ongerust hem vermist vreesden, kwam Fons behouden thuis.

    In de eerste dagen na de bevrijding, werd onze Constant opgeroepen en gekazerneerd te Vilvoorde…Enkele dagen daarna was er te Brussel een optocht van een deel reeds heropgericht geregeld Belgisch leger… Op het podium voor het justitiepaleis stond hij achter zijn kolonel, als diens luitenant-adjunct, beiden de afgevaardigden van hun regiment, voor het verwelkomen van de Franse generaal De Gaulle, en als getuige van diens inhuldigingsfeestrede. Hij bezit daarvan nog een foto…en een jaar later werd hij gedemobiliseerd… (Zie foto’s onderaan dit verslag)

    De verduldige lezers zullen mogelijk zich misschien afvragen, waar eindigt die A.J3 met dat soldatenlevenoverzicht. “Ik wil zulks terecht verwijzen : er is mij thans in 1980, een echte dotatie van 800 zware franken te beurt gevallen, daar kan ik nu voortaan toch een matig sigaartje van roken, bij een mij eens vermeien in mijn dagboek van toen… Slot.

    (Gepubliceerd in “De Band” van maart 1983)

    (Foto’s van de familie Huysmans komen uit de verzameling van de familie)

    Afbeeldingen :

    -Tekeningen : Georges Herregods.

    -Constant Huysmans, met stokje links vooraan achter zijn kolonel, bij de ontvanst van Charles De Gaulle te Brussel.











    26-10-2018 om 06:46 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog. J.A. Huysmans - "Krijgsgevangene".

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Jacob Albert “Bert” HUYSMANS

    Vervolg : “Krijgsgevangene”.

    Elke week zagen wij van in ons perkvak meermaals, over een 500 meter buiten het kamp hellende heuvelrug, soms wel tot drie groepen, met vooraan een priester en kruisdrager, tegen de hemel afgetekend schrijdende lijkdragers, daar langzaam afdalend verdwijnen. “Och,” zei onze tentoudste, “dat is toch niet overdreven, uit zoveel duizenden aller slag…”

    Op een zaterdag mochten wij voor de eerste maal naar een badinstelling in een afgelegen bos. In het voorgeborchte moesten we in groepen van 100 ons van het laatste kledingstuk ontdoen, dit uitschudden over een goot met stromend water, en met ’n rekriem bijeen garen, en het steeds om onze hals te dragen plankje met ons kriegsgefangene nummer, daar aanstrikken. Dit boeltje werd dan op rolwagentjes naar een verder ontsmettingsstoomlokaal gebracht. Bij het binnengaan van het badlokaal, met aan het plafond verspreide storttoestellen, mochten wij uit kuipen een handvol kleigele malse zeep nemen en nauwelijks ermee ingevreven kwam een vijftal minuten het gutsend sproeiwater.

    Veel later, thuis, heb ik nachten méér keer gedroomd, na het lezen van de gruwelen van Dachau en andere concentratiekampen, dat ik in zulk stortbad stond, en in plaats van zoemend water plots een sissend geblaas van gas hoorde, tot ik hijgend naar adem, wakker schrikte…

    Niets is zo slim als een mens maar hij moet een beetje leven. Stilaan komen spitsvondigen tot aktie met zwarte markt. Mijn Lokerse nevenslaper sakkert op een avond : “Lancier, kunt ge mij geen zilveren twintig frankstuk lenen ? Ik weet een vriend die van een feldwebel daarmee een pakje Franse tabak kan ruilen, stekjes en blaadjes heb ik nog, maar geen twintig frankers.” (Daar was toen wel wat zilver in verwerkt) Ik had er zulke nog twee en gaf er hem één. En wij probeerden de volgende dagen dat zuinig in rook te laten opgaan. Hoewel wat verdoken, hadden wij gauw watertanders om ons, voor een trekje.

    Stilaan brachten namiddag toch menige gezelschapsspelen wat pret, waardoor ons perkvak weldra werd genoemd : “De wandelfoor van Fallingbostel,” en er was te zien : een keure allerlei atletiek beoefenaars, steentje verleggers op een in het zand gekruist streepjes vierkant. Speelkaartgoochelaars met vaardige trucfratsen. Solwerpers die een houten kalschierschijf bestookten waarop een stapel muntstukjes lokten, enz…

    Bij een uithoek van ons perk ligt nog een overschot barakhout tussen acht, een meter hoge ingeplante steunpalen. Daarop trachten 8 West-Vlamingen een in hun streek geliefd record nog scherper te stellen. Aan die paalcup begonnen zij allen te gelijker tijd voor een dagelijkse zitset van acht uur. Een zitter die faalde binnen dit tijdstip werd zonder pardon geëlimineerd. Enkele dagen daarna waren de deelnemers reeds gehalveerd. De negende dag, klommen er slechts nog twee ten paal, waarvan in de namiddag, er ook één ten gronde zeeg. En de volgende dag gaf de laatste zegevierend de pijp aan Maarten en werd na zeven en zeventig uur de eerste paalzit kampioen.

    Eind juli ontvang ik een Kriegsgefangene Postkaart van thuis. Een stukje hemel gaat voor mij open : “Uw moeder en vader en onze Fons en Constant, die beiden reeds een paar weken ongedeerd zijn thuisgekomen, vernemen met vreugde uw behoud en wensen u een spoedige weerkomst !” Die avond heb ik mijn Processie Repertoire hernomen, tot ik er telkens mee in slaap viel…: “Nederig, wil met hart en ziel ik zingen; in vromen dank voor gaaf ontogen levensnood; als hulde, U Lieve Vrouw, die Moeder zijt van mijn God; O, Baken voor Geloof en Hoop, voor Liefde en voor Troost, Wees Gegroet…” (Gepubliceerd in “De Band” van februari 1983)

    Het ons voorgespiegelde krijgsgefangene ontslag bleek door een langzaamaan Duits bureel te moeten ge-teld en her-teld. “En,” zei onze tentoverste, “De Belgische economie is nog geheel ontredderd, dus het is voor u goed nog hier te zijn !”… Ja, zo goed dat hier reeds jongeren bij de ondervoeden zelfs niet meer wisten of het woensdag of zondag was. Daarvan waren er die zich vijf minuten op hun huksken, zelfs in de lommer, tegen een barak hadden neergezet, en dan recht wilden, alles zagen zwart worden, en heel de omgeving aan het draaien. “Och,” zei onze babbeloverste, “Dat is slechts een kleine griep die de Spanjaarden hier hebben uitgezaaid.”

    En toch is het ervan gekomen. Op een avond worden, ook uit onze barak, een eerste contingent uittochters gesorteerd en krijgen de Vlamingen en menig riskante Waal met een aangeleerd wat verstaanbaar antwoord, een te ondertekenen met onderdanige voorwaarden ontslagdocument, en daarbij een blik patée met een half brood als reisproviand. Een boemeltrein schokt in drie dagen ons tot Antwerpen en wij mogen gaan. Thuis was men komen zeggen dat verscheidene krijgsgevangenen van Stalag XI B van een trein te Mechelen waren gestapt. Toch was het een ontroerende verrassing toen de deur openging. Mijn ouders en mijn broers die mij hartelijk verwelkomden, en enkele nieuwsgierige buren die ook wat van mijn belevenissen wilden weten. Vader zei : “Moeder, geef hem eerst wat eten en drinken, en laten we hem eens rustig uitslapen, vertellen zullen we morgen wel.” Het was twee dagen voor Pinksteren geleden dat ik achter het posthuis van Vlijtingen twee eieren uit het kiekenkot had genomen en rauw uitgesmuld, en hier werd ten morgend ongeteld een volle pan gebakken, ons voorgeschoteld…

    En onze Fons, de eerste terug thuisgekomene vertelde : “Wij waren in een kasteelpark in de omgeving van Luik opgesteld en die vrijdag hadden onze batteries nog geen enkele doelkans gekregen, tot de zaterdagmorgen er plots tot aftocht werd bevolen, doch reeds te laat, want de Duitsers waren vanaf Visé het Walenland ingestormd, en lieten door een omsingelingsraid ons met de gebakken peren links zitten…De zondag waagden velen van ons het huiswaarts te glippen, doorheen de veroverde streek met oprukkende Duitsers, die geen tijd hadden om zich met ons te moeien. Ergens bij de gendarmerie gingen wij met een groepje om raad, maar men zei ons : ‘Gaat waar ge wilt, maar hier moogt ge niet blijven.’ Twee dagen later bereikte ik Leest.”

    Vervolgt…

    Afbeeldingen :

    -Tekeningen : Georges Herregods.

    -Fons Huysmans.







    16-10-2018 om 16:54 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog. J.A. Huysmans - "Krijgsgevangene".

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Jacob Albert “Bert” HUYSMANS Vervolg :

    “Krijgsgevangene”.

    Intussen brachten de bewakers vier jongens van onze tent naar de keukens en die komen nu terug met op een stootkar, als droge dagrantsoenen, zestig grauwbruine kauwbroden en evenveel bloedpensen en vijf grote marmieten koffie…en dan stapten wij in rijen naar de hoorn des overvloeds, voor één brood en ene pens van dertig centimeter, voor elke vijf man…en dan om de koffie. Enkele vrienden hadden gelukkig nog een gamel in hun bagagebundel, daarmee kregen anderen dan toch ook een kluts van dat iets warm brouwsel…

    In ons perkvak werd de volgende dagen in alle tenten het “Reveil”, door de Walen, als straatventers onderstreept : “Paté ! Cafécavaches ! …Paté ! Cafécavache !...” Na dit morgenstond ontbijt dan maar kuieren van prikkeldraad naar prikkeldraad, onder het toezicht der mitrailleurposten, uit hoog opgestelde palenhokken aan de vier uithoeken van het kamp…

    Onze tentoverste, ’n toch vriendelijk doend bezadigd man, staat ergens jongens uit Malmedy te woord, die enkele dagen later reeds met hun streekgenoten als Duitse miliciens naar een kazerne zullen worden gestuurd…en hij zei tegen ons : “Zij die hier blijven zullen het toch beter hebben dan mijn oom, die toen hij, einde 1918 in een Engelanders krijgsgevangenenschap belandde, ruim 82 kg nochter gewogen haalde…doch drie jaar later bij zijn thuiskomst waren dat er 40 minder”… Wij lachten wat groen bij zijn zure mop.

    In het midden van ons perkvak is er bij een kraan boven een houten kribbe kans voor drinkwater en opschik. Drie maal daags slechts twee uur, waarvan het gemorste water, wat verder onder een afdak, in een diep uitgegraven gracht wegvloeit…aan weersdkanten van die open riool, liggen een tiental meter staketsel, ontschorste sparrenboomkens, als zitvlak voor wie daarover kan kakken. Doch aan de overkant zal men op gemetste grondvesten, houten barakken voor ons ineen timmeren : “Bestand tegen winterse kou en met enig komfort”, zei de tentoverste.

    Om 13 uur worden de onderhorigen van elke tent opnieuw door hun bewakers in gelid opgesteld, en worden wij verdeeld in vijf groepen van 60 man, die telkens in twee rijen van 30 zullen aantreden voor het laatste dagmenu van den dag. Voor elke tent op een stootkar tien grote marmieten hoofdgerechten en op een stootkarretje vijf marmietjes met toespijs, waarbij een doos kruiderij, en ditmaal voor dezen zonder gamel een volle mand ledige conservedozen. Hongerige groepen gaan nu schoorvoetend, in een wrange sfeer, heen en weer om een pollepel kleverige soepbrei, groener dan vijverbies. Daarna om drie niet te gare pelkartoffele, soms toch nog eentje bij een tweede aanschuiven. Vervolgens om een schepeltje papperige carbonade, met daarbij een lepeltje zout voor de kieskeurigen. Deze rantsoenbedeling was een lukrake taak, voor onze door de tentoverste aangeduide makkers. De terugbrengers van den afwas mochten eerst als toemaat de gestolde resten in de marmieten, met de vinger afschrabben.

    Het gebeuren van zo’n feestdis duurde meer dan twee uur. En dan had men maar te kiezen : zich vervelen of de kring vergroten rond moppentappers, een eigen hobby bedenken of hebben, of helpen krakelen over verleden sportrecords met zijn gebuur op de strooien mat, gaan keuvelen over pret en onkans, in beider levenswandel of zingen “morgen wordt het beter”…en ten einde raad…: bidden om slaap…
    (Gepubliceerd in “De Band” van januari 1983)

    In Stalag XI B, worden wij in de eerste dagen van juni 1940 plots wat verwend : bij het brood al eens wat marmelade, of een paar sneden conserven gezoete rode biet, soms ook magere smeerkaas met een lepeltje suiker. Bij de pelkartoffels meermaals een vierde salade met twee sneedjes cervela of gestoofde bruine bonen met een repel zeugenbuik, zelfs eens uit houten vaten een zestal met ajuin gepekelde stekelbaarsjes.

    Vandaag ben ik aan de achterkant der tenten eens langs, naar en overheen de buurtvakken gaan kijken. Een bij mij komend kanonnier wist en zei : “Ziet ge tussen de barakken in ginds, die sukkelaars die zich nog nauwelijks kunnen staande houden, dat zijn Spanjaarden die uit hun revolutie in 1936 door de toen daar aan de zijde van Franco strijdende Duitsers, met bombardementtuigen naar hier werden overgevlogen…” “Ach God,” zei ik, “Daar kunt ge er zeker veertig van in één mutsaard riemen”…

    Achter de laatste afpaling van het kamp wees mijn gezel naar vier silhouetten, met hun kettingen vastgeklonken aan een pletwel bijna zo hoog als de kleinste van hen. “Dat zijn eens prominente Duitsers geweest,” zei hij. “Zij moeten zo ver als ge zien kunt over die braakliggende heide daarmee heen en weer rollen !” “Zeker geen vrienden van het regime,” dacht ik.

    En om na dit schouwspel tot rust te komen heb ik bij de stapels hout, waarmee timmerlieden voor ons de nieuwe barakken oprichtten een paar hardrode plankjes gejat, waaruit ik op mijn sardienendoosje voor reservespijs, met mijn pennemes een dekseltje gesneden heb, om daarna volgende tekst erop trachten te boetseren : “Vagevuur”. “Geef mij heden naar uw wil”…

    Dien namiddag, zo vlammend warm dat iedereen zich binnen ophield, werd er buiten kabaal gemaakt door de uit de hazemat cantine gekomen dwarsdronken overste van tent IV, die tevens chef was van ons perkvak. Later wist onze tentoverste te vertellen dat die chef zich nog enkel met schnaps overeind hield, na de dood van zijn zoon die als bommenwerperpiloot die eerste dag na een raid over Belgisch Limburg voor het Albertkanaal door afweergeschut werd toegetakeld en over de Maas te pletter stortte…en dat hier die zatte man zou hebben uitgevist, dat in tent VII wellicht daarvan de daders moesten schuilen en nu dacht hij wraak te kunnen nemen… Iedereen werd uit onze tent gejaagd en in rijen van vijf man in een ronde opgesteld, waar in het midden die chef met getrokken revolver zou bevelen : Mars !” en daar stappen we in een cirkel rond die macabere clown die dra brult : “In looppas !” en wij, draaien maar…tot het volgende commando : “Neervallen !” en daar hijgen wij, in wolken stof, ten gronde…en is dit iets wat opgeklaard, controleert die beul het slagveld en gaat sommigen niet gans uitgestrekten tegen de benen stampen…en dan : “Opstaan !” en “Lopen !” en “Neervallen !” Met korte tussenpozen herhaalt die dolle man, zo twee uur lang…om bij te stikken…en laat ons eindelijk liggen…en verdwijnt. Elf dagen naeen duurt die folterfurie. Toen werd van hogerhand ingegrepen en kreeg tent IV een andere overste.

    De volgende dagen kon ieder ’s morgens na de telling zich als krank in de rij aansluiten voor een doktershulp…doch de vele gegadigden werden dan geschift… De zieken moesten hun tong uitsteken en een feldwebel keurde daarvan willekeurig een dozijn waardig voor de infirmerie…

    Nu en dan sijpelt hier uit het Westen enig en soms verbijsterend nieuws naar binnen. Eerst dat het tot uithongeren omsingeld Fort van Eben Emaal zich reeds lang had overgegeven. Daarna de ijzeren muur als een vliegenverschrikker werd doorwandeld, vervolgens dat de laatste telgen der Belgen door de Duitse buldozers op een klein stukje eigen land werden bijeen gestoten tot voor de zee, doch zij capituleerden toch na Nederland en nu dat de helft van Frankrijk werd overrompeld, dat onze zuiderburen gewillig hun overgave hadden getekend…

    Intussen kregen wij allen een Kriegsgefangene postkaart om naar huis te schrijven… En wat kan je nu melden…het best zal wel wezen niet klagen, om geen aanstoot te geven voor censuur…Ik heb nog van toen voor mijn ouders, zo een door hen bewaarde geruststelling…en wat ik naar huis niet schreef, neuriede ik in mijn dagboek aaneen en noteerde het, half juni : “Over berg en dal tussen spar en den, op de dakenreeks in zandig kamp, door ’n prikkeldraadscherm alvoor krijgsgevangenen, daghet traag ochtendgloren uit de neveldamp… Hoeveel mensen met hun wensen, zweefden in een drom dien nacht, heen en weer de ander gouw, heen en weer in angst en rouw…

    Begin juli zijn de voor ons bestemde barakken afgewerkt en daags nadien trekken we met ons hebben en hoeven die kiekenkoten in…waar de vlugsten kunnen kiezen, in de halve meter gescheiden rijen, van twee naast elkaar staande vier opeen gestapelde, met strooi verzachte houten slaapbakken. Aan de ene wand met vensters, in een twee meter brede wandelgang staan enkele zware tafels en banken, een ordentelijk toilet en W.C. zal voor later zijn…

    In één der nu ontruimde tenten hebben flaminganten toelating gekregen op 11 juli ’s avonds een Guldensporen feestzitting te beleggen. Ik ben er met mijn nevenslaper, een Lokerse handelsreiziger, naartoe geweest. Er werd gezegd dat Vlamingen de eerste ontslagenen uit de kampen zouden worden. Men bad er de Rozenkrans en zong er met aandrang “Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen” en besloot met een daverende Vlaamse Leeuw.

    Op 21 juli krijgen we elk een pakje met 125 gram “Hannovers Knäckebrot”, een stok Frans wit brood en drie sigaretten “Made in Polonia”, wellicht naar hier overgeheveld voor ons, als een onafhankelijkheidsverrassing… Aleer morgen de laatste tenten zullen verdwijnen, krijgen de Walen dezen avond ook een beurt voor een gezellig gemeenschapsonderonsje. Het kraaien van de haan was er wat getemperd, zij dachten zich te kort gedaan aan hoop op vlugge vrijlating. ’s Anderendaags heb ik in mijn dagboek, bij dat op “half juni” genoteerde klaagversje, daar aan toegevoegd : Tot straks schroeien, door de zonne; hier elk groeien, wordt verwonnen, met geen bloemken dat nog lacht; kinderongeduld geremd, Klauw- en Lelieaart getemd…

    Vervolgt…

    Afbeeldingen :

    -Tekeningen : Georges Herregods.

    -De eerste briefkaart die door Bert naar huis werd gestuurd.







    15-10-2018 om 06:06 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog. J.A. Huysmans - "Krijgsgevangene".

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Vervolg - Jacob Albert “Bert” HUYSMANS

    Krijgsgevangene.

    Zaterdag 11 mei, middag, om Eben Emaal woedt een kamp van langen duur… Telkens het fort de bruggen over de Maas onder vuur neemt en herneemt, zien wij de Duitse vliegtuigen vervolgens terugslaan met hun reeksen droppende bommen… Wat later vervoegen wij, met nog steeds toekomende groepen uit andere wegen, op de velden bij de grote baan van Tongeren, daar alreeds ’n verzamelde massa krijgsgevangenen…

    Hier schijnt vanuit Vroenhoven het hele Duits gemotoriseerd oorlogsgeweld België binnen te razen : reeksen tanks, afweergeschut, kanonnen, pantserwagens vol triomf zingend bewapende soldaten. Genie transporten met onoverzienbare materialen, door autocamions getrokken rolwagens geladen met overzetbootjes en stapels zeilen voor kampeertenten, enz…

    Rond 16 uur wordt onze kolonne van een drietal duizend man, bevolen op te marcheren naar Vroenhoven. Langs die baan liggen nog overal gesneuvelde geniesoldaten, ook bij een verbrijzelde veldkeuken werden de paarden en enkele jongens door een bom neergeveld…

    Voor en op de brug over het Albertkanaal heeft het geschut van Eben Emaal, nu daar een deel Duits transport doorboord, waardoor ’n paar bemande voertuigen het kanaal inkantelen, doch takelwagens herstelden die ravage en brengen de gestremde karavaan weer op gang…

    Terwijl dan op hun beurt de Duitse vliegtuigen met hun bommen het fort tot zwijgen tracht te brengen, moeten wij, naast dit over de brug komend trots geweld, langs de toch gevaarlijk stukgeschoten brugleuningen, in looppas achter elkaar naar de overzijde op ’n braakliggend veld. Van hier nu stappen wij over de Belgische grens. In elke straat komen rijen Hollanders ons meewarig nakijken en bieden ons versnaperingen aan. Ik kreeg van een kruidenier een doosje sardientjes en twee eierbeschuiten. Ten avond brengt men ons in Maastricht, op de koer van een grote school, en mochten we in klaslokalen overnachten…

    Sinksen zondagmorgen 12 mei 1940, om vijf uur wordt ons verzameling geroepen op de koer, alvoor een verdere opmars in rijen van vijf. Buiten de poort staan twee vrachtwagens waaruit telkens een Duits legerbrood wordt toegeworpen aan iemand uit elke rij : voor deze man een tergende zorg, onderweg, broederlijk in vijfden te verdelen. Nu en dan soms een uur halt houdend, alsof men met ons geen blijf weet, slenteren wij door binnenstegen der stad. Rond tien uur wordt onze kolonie in een straat langs de Maas tot stilstand gebracht bij de stenen bogenbrug, waar het dartel water onderdoor spoelt, en een eindeloos Duits legioen komt overheen gerold…

    Eensklaps blijkt het denderend vervoer onderbroken, en weldra komt onze kolonie in beweging…Terwijl de eersten reeds een eind de brug zien overschreiden, loeien plots over Maastricht de alarmsirenen en worden wij terstond tot stilstand gebracht. Hoog bij de zon cirkelen zes glinsterende jachtvliegtuigen die enkele rookbommen droppen. De mensen op de brug in paniek, trachten erover of terug te rennen. Ondertussen reageert het Duitse afweergeschut van rond de stad naar de nu duikende straaljagers die met tientallen bommen, brug en omgeving bestoken. Op dit ogenblik bevind ik mij in de kolonne, nog een honderd meter van de brug juist voor een hellende bijstraat. Met nog anderen renden wij daareen, ik duw er een achterdeurken open, ’n trapken af en met vier kameraden springen we een keuken in. Een bonk en gekraak en tussen het neerstortend plafond en balken wringen wij en bewoners ons door het adembenemend stof via de voorplaats naar buiten en horen daar reeds het afblazend einde van het alarm. In de straat langs de Maas zijn daar auto’s der burgerwacht en de pompiers toegekomen en halen de gekwetsten van tussen de doden. Ik help twee makkers die smekend hun arm uitsteken, waarvan de een met half afgerukt been, in de bijgekomen Rode Kruiswagen. Daarginds aan de overkant der rivier, heeft een neergeschoten straaljager huizen geramd en na te zijn ontploft, staat dat alles in lichterlaaie. De Duitse opmars is hier gestuit, want de eeuwenoude stenen bogenbrug is totaal ingedeukt. Wie weet hoeveel krijgsgevangenen, in latere annalen, daarbij als vermist zullen worden opgegeven.

    Na die Maastrichtse tragedie worden op den middag, in de straten aan de westzijde der rivier, de dolende krijgsgevangenen door Duitse feldwebels saam gedreven, en die wandelen met ons, buiten de woonwijken opnieuw tot bij de Maas. Hier mogen wij toezien hoe ver de Duitsers reeds vorderden met het leggen van een noodbrug. Duiveldoeal-genietroepen zijn al klaar met een valluikkade voor elk waterpeil, en schuiven nu over de meer dan honderd meter brede stroom, ijzeren bootjes naast elkaar waarop een stalen geraamte moet bevestigd, door het schragen van den houten balkenvloer. Onderwijl is naar den voortuin van een ginds wat verder pachthof, ’n toeloop tot aanschuiven door een massa dorstigen.

    Een uur later stappen wij één voor één op een loopbrugje nevens het spoor, waarlangs reeds tanks en kanonnen rollen over de Maas. Nu moeten wij de baan op naar Valkenburg toe, en na vele halten, bochten en opstoppingen van Duitse aanvoer belanden wij voor Heerlen, achter een villawijk op een veld. Daarnevens in een met bomen omheinde wei, stonden honderden tanks tussen kampeertenten van een Duitse eenheid. Enkele manschappen probeerden een babbeltje met ons, waarvan een feldwebel wat boos vroeg : “Gij, Engelanders ?” Nadat iemand zei : “Neen, wij Belgen”, mildert hij : “Zo goed !” Toch wil hij opgewonden kwijt : “Engelanders hebben bij uns, in 1918, van kinderen hun vingers gekapt !” Zijn kameraden hielpen hem weg.

    De parochiepriester van de villawijk kreeg het daarna van de Duitsers gedaan dat wij in zijn kerk mochten slapen. Nederlandse vrouwen brachten ons daarna nog vele korven brood met kaas en koffie.

    Het was nog geen half nacht, wanneer plots een uitgespreid ratelend Duits afweergeschut onze rust verstoorde. Glimmende kogenstippelen tot bekruiste baleinen, naar zoemende geallieerde vliegtuigen, die toortsbommen strooien over de Maasvallei, doch wellicht vergeefs zochten naar de standplaats van de zich in koers houdende tankeenheid…
    (Gepubliceerd in “De Band” van december 1982)

    Maandag 13 mei 1940, om vijf uur draagt de wijkpaster van Heerlen voor ons en voor alle slachtoffers der oorlogsellende, de Heilige Mis op, en besluit : “Nooit had ik nog zovele gegadigden in mijn kerk, de Heer zal u zegenen”. Terwijl met oorverdovend gerommel nu die Duitse tankmonsters verdwijnen uit Hollands Limburg richting België, wordt ons buiten het vijfmans legerbrood door feldwebels bedeeld, voor een verdere uittocht. Doorheen een veel schaarser bewoond stuk niemandsland rijden ons meermaals een karavaan Rode Kruiswagens voorbij, wellicht met hun gekwetsten en doden naar Duitsland toe…en in mijn gedachten zie ik mijn thuis, met een tobbende vader en moeder, over hun drie zonen, God weet hoe en waar gebleven…en vandaag moest het tweede sinksenmaandag-kermis zijn, en zouden wij gedrieën, zoals telkens zovele jaren na de Hoogmis, stappend achter het door een groep meisjes gedragen beeld van Onze Lieve Vrouw, met onze fanfare de processieommegang opluisteren…

    Plots wordt ginds bij een arduinen grenspaal “Halt !” bevolen, door de feldwebel leider, die een fors geheven arm met beschuttende handpalm, over het oosten strekt, en luidkeels schreeuwt : “Sieg Heil !”… En nu eerst eet ik mijn in Hollands Limburg gekregen sardientjes op, en bewaar het ledige doosje, om daar ergens mogelijk, al weze het beekwater, als drank mee op te vangen. Wat later wandelen wij door de ons toegrijnzende nooit te zullen capituleren Siegfriedlinie, met links en rechts een rastering van betonijzeren friese ruiterpinpalen, die kruiselings elkaar stutten, tot onverwoestbare kolossen, en daarachter, tussen lijnen na lijnen versperrende prikkeldraad, wellicht nog duizenden grondmijnen, en nog 500 meter verder, gigante bunkers met openstaande poortmuilen, waardoor thans het Ubervolk is uitgezwermd.

    Het werd al donker als wij in het goederenstation van Aken, daar gesloten vrachtwagens waren ingeduwd. Uren later in een vergeten oord wordt er gestopt, en stappen wij ergens langs een spoorwegbrug over een brede rivier en bereiken daar een woestenij, halfnacht het doorgangskamp Oberlangen. Daar waren juist jonge Duitse rekruten gelegerd en werd er ons, op den plankenvloer der zolders, slapen gegund. De volgende morgen kregen wij hier toch brood met linzensoep, en kartoffels met zuurkool waarin enkele snippers spek, bedeeld op alluminium schotels. Twee dagen lang werden op een bureel formulieren ingevuld over ons beroep als burger, vingerafdrukken genomen en pasfoto’s gemaakt. Ik zal er wel als een galeiboef hebben uitgezien met verfrommelde kledij en een baard van een week. Als ik daar buiten kom ontmoet ik onze reserve luitenantdokter en bij een handdruk en een wederijds “alles nog draaglijk” ontviel mij even : “Ik heb onzen aalmoezenier nog nergens gezien”. “O”, lachte de luitenant, “Ik zag hem het laatst, dien avond in de kerk van Heerlen slapen gaan in een biechtstoel, misschien is hij daar nu misdienaar !”

    Donderdagnamiddag 15 mei gaan we de gekomen weg terug en opnieuw hebben wij eenzelfden trein, doch nu voor onze officieren een gewoon appartement. Dien trein boemelt ons ten avond in een klein dorp. Ik lees op een bord “Fallingborstel”, en de stationklok heeft 23 uur en wij stappen uit een straat, nu met de officieren achteraan, tussen struikgewas in een bomendreef, door een aldaar opengedraaide poort, onder een boog met vermelding “Stalag XI B”. Aleer wij na een drietal slagbomen met prikkeldraad zijn doorgetrokken, waren onze officieren ergens anders heengeleid.

    Hier wordt onze kolonne gesplitst tot groepen van 300 man, het volume onderkomen van elk der voor ons staande legertenten. In de schaarse schijn van enkele gloeilampjes zocht ieder daar zijn privatief deeltje, op één der meer dan zestig meter langs vier reien strooien vloerbedekking. Den ochtend 16 mei, al om vier uur wordt door twee bewakers, met hun geweer met den riem over een schouder : “Opstaan en buiten in gelid !” bevolen. Onder toezicht van een tentoverste werd het daar tellen en hertellen van hun aantal onderhorigen…en dan maar wachten…Onderwijl overschouw ik het panorama. Dit kamp is als ’n deel dambord, door prikkeldraad omheinde perkvakken, van een 150 op 150 meter; enkelen bezaaid met houten barakken, doch hier in ’n rei van tien legertenten, ben ik te gast in nr. VII. Ginds achter een paar perken voor ons staan bureelgebouwen, een infirmereie en verpleegpaviljoen. Een kantine en het verblijf der kampleiders, tentoversten en bewakers, daarnevens de keukens en voorraadlokalen.

    Vervolgt…

    Afbeeldingen :

    -Eben Emaal.

    -Maastricht.

    -Tekeningen Georges Herregods.











    15-10-2018 om 05:31 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog. Vervolg J.A. Huysmans.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Vervolg - Jacob Albert “Bert” HUYSMANS

    “Pinksteren soldaatjes”.

    Het torenkruin der kerk van Vlijtingen (Noot : Sint-Albanuskerk) schraagde ’n eiken gloriette, met open uitkijk tussen vier pilaartjes onder ’n loden bolvormig dakje, waarop het kruis. Daar vonden zich vanaf de mobilisatie, regelmatig twee waarnemers voor het leger, en dezen hadden ook seinverbinding met het fort van Eben Emaal, hetwelk nu bij diep Duitse aanval, speciaal de bruggen van Veldwezelt en Vroenhoven viseerde. Daarop richtte de Duitse Artillerie zich naar Vlijtingers toren, en ’n weinig later, werd diens dak door een treffer uiteen gebeukt, en de wachtpost stolp kwam tussen wolken stof, schaliën en balken, 25 meter lager beneden.

    De ene T.S. jongen was in stervensnood, en de andere heeft het later zo verteld… Na al dit gebeuren wordt het hier te middag een hele poos stil. Toch horen wij nu en dan nog fel schieten aan de kanaalzone, en het fort van Eben Emaal blijft onverpoosd in het verweer, om een overrompeling van het gebied te voorkomen, zelfs onder het gemoker van Duitse vliegerbommen.
    Uit Bloire aan de Jeker, heeft het D.P. een chauffeur met ambulance auto voor eerste hulp, bij ons gestuurd, en deze brengt de gekwetsten naar het militair hospitaal van Tongeren. In de straat trekken de laatste Vlijtingers, met wat ze kunnen torsen en dragen, heen door de velden… Onderwijl trekken nog lang, reeksen Duitse grommende horzels, omzwervend door jagers, voor bombardementen van Tongerens Ambiorix Gouw, en verder België in. Wat later denderen daarvan enkele weerkerenden laag over ons, wellicht zich reeds wanend veroverd gebied te overvliegen, of ergens zwaar werden toegetakeld. Ons afweergeschut neemt dezen onder vuur en ook de artillerie slaat toe, doch die vreemde monsters waren bestand tegen een stoot. Nauwelijks een paar minuten nadien, worden onze stellingen het doelwit van twaalf aflatende duivelse stukas, terwijl daarbij twee jagers, de tot nu nog enkele rechtgebleven houten legerbarakken, met brandbommen in lichterlaai zwierden, die alles daarin tot as verteerde…
    De chauffeur van een ambulance, buitenkomende uit de al eerder half afgeschoten hoeve bij de tramhalte werd er zo verpulverd. Deze jongen had gekwetste liniesoldaten naar de kelders van hun daar opgebrachte infirmerie helpen brengen…

    Na die toch plots eindigende aanval, hadden wij bij onze T.S. jongens, die juist verbroken telefoonverbindingen in de veldgroeven herstelden, een dode, en bij de artillerie drie, en meerdere gekwetsten. Door een ingeslagen bom dicht bij het sterke Posthuis, waarvan het halve dak werd afgerukt, was in de straat de bestelauto tot een onbruikbaar vehikel tegen de voorgevel gesmakt. Deze raid was zeker bedoeld als een ultimatum, om ons te doen inzien dat het moest gedaan zijn met onze weerstand. De hoeve en ook haar hangaar, waar de veldkeuken was ondergebracht was ten gronde uiteen gebombardeerd. Ieder kon zo mogelijk, in verlaten huizen en winkels, het nodige voedsel vinden, morgen zou er bevoorrading uit Tongeren toekomen. Eer het donker werd, hebben wij onze gesneuvelde T.S. jongen bij de haag in de hof begraven en op een heuveltje een met twee latten gemaakt kruis geplaatst, waarop zijne helm, en samen met de aalmoezenier, een Vaderons voor hem gebeden, en nog één voor de anderen, wie weet hoeveel soldaten en burgers, die nog lagen neergeveld, in en rond Vlijtingen. In de kelders van het posthuis werden dekens en kussens uit de slaapkamers bijeengebracht en worden de gekwetsten met doktershulp, zo goed mogelijk verzorgd.
    Ons restte slechts rusteloos tobben in waak en slaap…en dromen van Engelse en Belgische vliegers. Het zal bij middernacht geweest zijn, als wij in de straat enkele motorijders hoorden, die overal ’n order van het D.P. omriepen, dat al het nog mogelijk rollend vervoer, van hier uit, zich langs de baan bij Tongeren moest komen opstellen en voor anderen en de grondtroepen, morgen ’n aflossing werd voorbereid. Iets achterdochtig maar toch met hoop, wachtten wij op het ochtendgloren…

    Op ’n zelfde uur als gisteren, schrik ik wakker en ga mij buiten wat verfrissen en dan zag ik mij plots, als het doelwit van een nog optrekkende tirrailleurlijn scherpschutters, met het geweer in aanslag. Gelukkig zagen ze dat ik een Belg was. Tien minuten later waren deze jongens reeds voorbij het dorp in strijd tegen een Duitse voorhoede, tot wij plots geen schot nog hoorden. “God, help hen !” vraagt de aalmoezenier, “want wie zal nog steunen ?” Het merendeel van ons afweergeschut, artillerie, Staf en T.S. blijkt verdwenen, en wij vrezen dat al wat nog leeft in Vlijtingen en naar het kanaal toe, reeds overrompeld of uitgeschakeld is…

    Doch laten wij nu eerst luisteren naar wat Liniesoldaten mij later vertelden, over de proloog van gisteren ochtend…

    Aan de bruggen van Veldwezelt en Vroenhoven waren na middernacht, om 1 uur, de afgeloste wachten, na ’n kwart uur, naar hun stellingen nog niet teruggekomen…Verkenners namen poolshoogte en meldden dat al die jongens spoorloos verdwenen waren, en er werd alarm geblazen. Ondertussen waren de Duitsers reeds gevorderd, met aan deze zijde van het kanaal, ’n strook bruggehoofd te bevolken…en wat later begonnen de luchtbombardementen, om heel de streek in wanorde te brengen, wellicht als voorbereiding op een geplande massale doorbraak. En die komt nu plots, want terwijl het fort van Eben Emaal reeds de brug van Vroenhoven bestookt, en de Duitse luchtmacht het gebied van Visé en het Walenland bombardeert, zien wij ginds achter ons, in de brede vlakte voor Tongeren, tientallen zweeftoestellen geruisloos neerscheren, bemand met 4 tot 6 manschappen, die zich met mortiergeschut in de velden verspreiden en onder dekkking van enkele stukas, hier en daar nog wat weerstand breken…en hier in de draai van de straat, verschijnen twee tanks, waarachter een rij soldaten stappen… “Ho lala,” juicht een mitrailleur, “dat zijn de Fransen !” “Jongen, jongen, beheers u, want die rij, dat zijn Duitse granaatwerpers”, waarschuwt de dokter. Wij voelen ons plots verlaten en trekken ons terug in de kelders en wachten op het laatste oordeel. Wij horen ze stoppen en de korporaal der T.S. dringt tot bij het keldervenstertje, trekt zijn revolver en vraagt : “Wil ik schieten ?” “Halt, neen”, zegt de aalmoezenier, “Wij werden niet bewapend, dat is zelfmoord !” en daar klinkt in echt Vlaams door een luidspreker : “Belgen wij voeren geen oorlog tegen u, staakt het vuur en spaart uw leven” en die Duitse voorhoede davert verder weg. Vijf minuten later is er boven ons gestommel van zware schoenen en van in de geopende kelderdeur klinkt een stem : “Zijn daar nog luiden beneden ?” De aalmoezenier vertoont zich en een Duitser met geweer over de schouder beveelt : “Uittreden !” Buiten staan twee schildwachten dewelke ons op een rij duwen en naar wapens vroegen. Hun buit werd van ons gezeven, die korporaals revolver. De dokter vroeg wat er moest gebeuren met onze vier ernstig gekwetsten in de kelder. Die Duitse feldwebel zei : “Die worden straks opgehaald door onze hulpdienst”, en hij plakte een speciale vermelding op de deur.
    En ginds in de straat komen nu honderden, rond en in het dorp verzamelde krijgsgevangenen, waarmee wij tussen zes schildwachten opstappen langs de verlaten baan naar Riempst. Laagvliegende jachttoestellen komen van ons foto’s schieten, zeker voor de bioscoop in hun heimat… (Gepubliceerd in “De Band” van november 1982)

    Vervolgt met “Krijgsgevangene”.

    Foto’s :

    -De Sint-Albanuskerk na de oorlog.

    -Een Duitse Stuka.

    -Gevangen genomen…Tekening van Georges Herregods.







    12-10-2018 om 08:36 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog. J.A. Huysmans.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Herinneringen aan W.O.-II

    Vervolg - Jacob Albert “Bert” HUYSMANS

    In “Pinksteren Soldaatjes” (negen delen) gepubliceerd in verschillende nummers van “De Band” in 1982 en 1983 schreef hij, nog gedetailleerder, zijn ervaringen met de Tweede Wereldoorlog van zich af.
    Hierna een ingekorte versie :

    De aanvang.

    Op 19 februari 1940 krijg ik ’n mobilisatiebevel voor het Depot en Park 14e Artillerie, Etterbeek, en onze Constant wordt te Mechelen gevraagd, voor opleiding der rekruten van 1940…

    In Etterbeek trokken ik en ’n vijftigtal chauffeurs 14 dagen de wacht op, voor de ledige kazerne, en werden dan deels gestuurd naar verschillende regimenten te velde. Alzo is mijn bestemming 1e Groep Staf te Bloire bij Tongeren. Het bureel en wat kantine was daar ondergebracht in de woning der uitbaters van een molen, die draaiend werd gehouden door ’n klepperend rad op de Jeker. Op ’n keukenkachel in ’n bijhuis werd heel den dag gekookt voor 20 chauffeurs, die na ’n reis, met menigerlei bevoorrading der batteries, op wisselende tijdstippen toekwamen.

    Wij gaan naar einde april, soms nog ploeterend door 20 cm sneeuw. Duitsland bezet Denemarken en trekt ten strijde tegen Noorwegen dat hoewel geholpen door Engeland ook na 3 weken kapituleert. Met gevolg dat hier in het westen, ’n Duitse inval wordt gevreesd, langs Frankrijk, België of Nederland, dat zich ook paraat opstelt.

    Ik krijg die zaterdag twee dagen verlof en vind het Leestse dorp in paniekstemming. Terwijl boven Mechelen koortsachtig aan ’n linie bunkers wordt gezwoegd, worden alle bewaakte bruggen over de Zenne reeds ondermijnd, en op alle wegen maakt het leger jacht op ’n vijfde colonne. Daarstraks hadden soldaten onze gebuur Jan Vloebergh, na ’n familiebezoek per fiets, in de Hertstraat opgepakt en naar het gemeentehuis gebracht om hem uiteindelijk als Belg te aanvaarden…

    Op 1 mei wordt in de infirmerie vijf kg grauwgele verf afgegeven, met het bevel dat ik zes dagen tijd krijg om daarmee die firmabestelauto te verven.

    Donderdag 9 mei 1940, 16 uur, gans de week is er al alarm, maar daarstraks werd naar de T.S. getelefoneerd dat ’n verlofaanvraag weer mogelijk is. Ik haast er mij heen en iedereen krijgt zijn zin. Ik heb 5 dagen, dus ’n mooie Sinksenkermis, en morgen middag vertrekken. Die avond wordt er menig pintje op gedronken, en door sommigen zelfs de laatste uurtjes in…
    Doch daar rinkelt na de nacht, dus vrijdag ochtend 01u30, met herhaald aandringen : “Alarm ! Allen op post !” Van de meeste wakker geworden of door anderen geschudde slapers, draaien velen zich nog eens om, tot daar de luitenant van wacht binnen stormt en roept : “Allen in looppas naar uw stellingen, er is iets fout met de bunkers aan het Albertkanaal, er wordt daar ’n indringende Duitse voorhoede gesignaleerd, allen op !” Verbijsterd en Hitler verwensend, wordt nu de zoveelste maal uitgerukt met helm en gasmasker. Ik steek die vijf cementharde noodkoeken, deze week gekregen, nu toch in mijn mantelzakken, en ren naar de infirmerie…langs de huizen van deze misschien nu nog vredig dromende Vlijtingers, en ik dacht aan hun paster die eens in zijn zondagspreek, vermanend wist : “Den duivel is in ’n kakivel uit de hel in Vlijtingen opgedoken en loert in danskroegen”.

    Nu racen jongens op moto’s en fietsen met gedempt licht langs de wegen, met inlichtingen en orders… Achter veldkanten, hagen en in boomgaarden, putten en loopgrachten, stellen de soldaten zich ter verdediging. Wanneer ik in de infirmerie toekom, zijn de huisbewoners en de luitenant-dokter begonnen de kisten uit de apotheek te brengen. Na het laden daarvan horen wij in de hoevekeuken om 02u30 ’n bericht van Radio Nederland Hilversum, dat vreemde vliegtuigen in zuid-west richting hun grondgebied overvliegen, en het afweergeschut onverpoosd in werking is. Terwijl ik buiten reisvaardig wacht, begeeft de dokter zich naar de Staf. Rond 03u30 komt hij haastig toegelopen en roept gauw te vertrekken naar onze stelling…Maar op dit ogenblik horen wij, in Hollands Limburg en aan het Albertkanaal, het begin van schieten, hetwelk aanzwelt, als het schetteren van ’n bijeenvluggerende bende twistende mussen, doch dat eensklaps overstemd wordt door het spervuur van ten allen kant ratelende machienegeweren en hoog aan de klarende hemel, naderen vals, met horzelgegrom, uit het oosten, honderden en verderop nog honderden vliegtuigen, waarvan reeds de eersten, boven ons zich spreiden en plots, lukraak hun bommen lossen, die oorverdovend heel de streek teisteren. Geen tovenaar zou het geloven, aleer zulks te hebben gezien. Wij worden op de hoevekoer, letterlijk ten gronde gedraaid, door een naar poeier en brand riekende luchtverplaatsing, die als ’n orkaan, al wat iets lost, neersmakt. Het hoevegebouw kraakt en barst, deuren en vensters worden uit hun hengsels gerukt, de rijen pannen schuiven van de daken ten hoope tot scherven… In ’n paar minuten, alvorens een volgende vuurdoop, geraken wij met onze fel beschadigde auto van de koer op straat, terwijl de hoeveboer en zijn zuster hun dieren uit de stallen jagen.
    Wij hotsen en botsen door in de straat geslagen bommentrechters tussen verbrijzelde voertuigen en over puinhopen, de neerhangende elektriekdraden meesleurend, langs brandende huizen en ingestorte woningen waar, in hun slaap verraste burgers en huilende kinderen, zich elkaar uithelpen. Doorheen dit gruwelijk treurspeltoneel bereiken wij het door zijn bewoners reeds ontvlucht fel beschadigde posthuis, ‘n 200 meter van de baan Riemst-Bilzen. De kelders van dat gebouw waren voorbestemd als infirmerie, achter het huis was ’n loopgracht voor ons gegraven. Aan het einde van den hof is ’n half ondergrondse schuilplaats, overdekt met golfplaten en aangedamde aarde, als bunker van de Staf en T.S. ; en dan in open veld, de putten voor het afweergeschut ; en wat verder in ’n boomgaard bij een veldweg, staat de artillerie opgesteld.

    Vlug brengen wij het noodzakelijke naar de kelders en reppen ons de loopgracht in, waar zich reeds de aalmoezenier en twee brancardiers bevinden. Onze artillerie is in gestadige aktie, en tracht aan de overkant van het Albertkanaal de Duitse opmars te stuiten. Het afweergeschut draait zich warm, met het verdedigen onzer stellingen, en tussenin ook die van het 18e linieregiment, ingegraven naar Veldwezelt en Vroenhoven toe, tegen reeksen gierende duikende stukas, die keer op keer met brandgranaten en mitrailleurkogels deze strook bestoken, en eindelijk verdwijnen, waarvan twee met rokende staart en ’n ander dat achter het kanaal te pletter dwarrelt. Onze brancardiers rukken uit, en brengen drie mitrailleurjongens, één met zijn schouder door kogels verwond, en twee anderen door granaatscherven getroffen, die ze moeten ondersteunen. Ik loop ze tegemoet, en samen met de aalmoezenier en dokter, helpen wij de gekwetsten in de kelders…
    (Verschenen in “De Band” van september 1982)

    Vervolgt.

    09-10-2018 om 06:26 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog. Jacob Albert

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Leestenaars in W.O.-II

    Jacob Albert HUYSMANS (Anselmus Jedrie)

    Jacob Albert Huysmans was te Mechelen geboren op 19 oktober 1907 als zoon van Jan en van Victoria “Toor” Coosemans. Hij was gehuwd met Julia De Rooster en overleed op 17 november 1993 te Duffel.
    Samen met zijn broer Fons zette hij de zaak van zijn vader (een limonadefabriekje en herberg “In de Proef”) voort tot in 1972.
    Bert Huysmans had jarenlang een rubriek in het Leestse heimatblad “De Band” die hij steevast ondertekende met Anselmus Jedrie. In “De Band” van november 1980 waagde hij zich een eerste maal aan zijn oorlogsherinneringen en publiceerde onder de titel :

    “Blitzkrieg”.

    "Augustus 1938 werden ik en mijn twee broers gemobiliseerd door een bezetting van de Duitsers van de Corridor van Dantzig, doch dit werd na 14 dagen door Chamberlain bijgelegd. Augustus 1939 bij een inval der Duitsers in Polen, verklaren Frankrijk en Engeland den oorlog aan Duitsland. Mijn twee broers en onze vrachtauto worden gemobiliseerd.

    Januari 1940 word ik opgeroepen naar Blijtingen aan het Albertkanaal als autogeleider 14e Artillerie Staf 1 Rode Kruis.

    Vrijdag 10 mei 1u30. Alarm ! Iedereen naar zijn stellingen. Om 3u30 in de verte mitrailleurvuur en afweergeschut en hoog aan de licht klarende hemel het geronk van honderden vliegtuigen die plotseling in duikvlucht over heel de streek hun spring- en brandbommen uitstrooien wijl onze artillerie en haar afweergeschut in actie komt.
    Balans die avond : het legerhospitaal bij Tongeren onmogelijk nog meer gewonden te herbergen en bij ons in kelders stervenden en doden. Heel de nacht daverende ontploffingen der Duitse beschieting op het fort van Eben Emaal dat toch nog 15 dagen stand hield. Onderwijl vertrekt bijna heel ons legerkorps naar nieuwe stellingen achter den ijzeren muur, dat waren stalen rolhekken tegen tanks, van Antwerpen het Walenland in. Hier en daar in loopgrachten en bunkers werden toch nog duizenden soldaten als laatste verdediging hier gehouden waarbij ook mijn afdeling.

    Zaterdagochtend : nog vanuit Tongeren vers optrekkend Belgisch voetvolk dat deels uitgeroeid moet wijken. Uit de overtrekkende golven vliegtuigen voor bombardement in het binnenland, duiken telkens Stukas om met hun schroot hier de laatste weerstand te breken, en dalen op de velden bemande zweefvliegtuigen neer. Alle verbinding is verbroken, wat blijft is ijzig wachten. Van in onze loopgracht bij het pesthuis zien we plots uit den draai der baan een rij van een twintigtal Duitsers naderen, die wellicht in paniek of zelfs angst, hier en daar naar een huis granaten werpen, waarna vanaf een antitankkanon door een luidspreker in het Vlaams wordt geroepen :”Belgen, wij vechten niet tegen u, spaar uw eigen leven, en kom nader”. We voelden ons verlaten en verloren en sloten ons aan bij de kolonne volgende krijgsgevangen makkers en werden naar de brug van Vroenhoven gedreven, welke ondanks het spervuur uit het fort van Eben Emaal niet begaf, en waar we in stormpas naast de oprukkende Duitsers, de weg naar Maastricht optrokken waar wij onze eerste nacht onder vreemde bewaking doorbrachten.

    Sinksen zondag om 11 uur worden wij in rijen van 6, in de straten bij de steenbogenbrug van de Maas opgesteld, om 12 uur loeien de sirenen en worden wij naar de brug gedreven, deels er over, deels er op en deels, waaronder ook ik, er nog voor. Dat was een tactische zet om de vliegtuigpiloten te misleiden. Terwijl drie Engelse straaljagers doorheen het afweergeschut nu naar die brug bommen afwerpen, dat waren de eerste vliegtuigen der bondgenoten die we zagen sedert donderdag. Ik ben nog een winkel binnengesprongen en een weinig later nog met anderen van tussen het ingestorte puin gekropen. In de straten dode en gekwetste makkers, en wie weet hoeveel er met de vernielde brug in het water zijn gebleven. Onze groep op deze oever nog verzamelde gevangenen werd buiten de stad geleid, waar de Duitsers intussen al twee noodbruggen op naast elkaar geklonken boten hadden gelegd en was het verbroken oversteken van hun tanks en bemande voertuigen hernomen.

    Na vier dagen met meer stilstaan dan stappen en slapen in de weiden zijn we dan door de Siegfriedlinie naar Aken gebracht en in gesloten treinwagons naar het kamp Stalag 11 b te Fallinbostel. Het kamp was omwald in vakken van 500 x 500 m. afgespannen met prikkeldraad, met elk 4 tot 5 duizend gevangenen. In een vak naast het onze bevond zich zulk aantal Spanjaarden uit hun burgeroorlog in 1936 naar hier gebracht, door de strijdende Duitse Luchtmacht aan de zijde van Franco, burgers en krijgsgevangenen. Ach zonder lachen, maar daarvan kon men ze zeker met meer dan 50 in een mutsaard binden... Die macabere grap herinnerde me aan een, van mijn moeder vroeger eens gestelde bedenking, bij een gesprek over zaligmaking, met haar neef, een missiebroeder in Canada, hier toen in verlof. “Waar gaat men die mensen later toch plaatsen ?” “O”, zei de neef, “men zet die in mijten, zoals hier te velde met graanbussels en mutsaarden”. “Mij goed,” zegt mijn vader, “als ik maar van onder de lek van het dak ben.”

    Dagindeling : ’s morgens voor dageraad aanschuiven voor wat fluitjesmelk en wat later in rijen, de tong uitsteken voor een feldwebel die naar willekeur een zeker aantal verwees naar doktershulp. ’s Middags groenwatersoep en 4 ongeschilde halfwarme patatten, om 5 uur 200 gram grijs brood met een schil bloedpens of paté, water zoveel ge wilt, en tussen die menu’s tergende driloefeningen. Om 7 uur bij het slapengaan, tellen en hertellen der krijgsgevangenen, en dan gaan dromen van huis in barakken op wat stro der 4 op elkaar gestapelde houten banken. Wie geen gamel bezat kon op het belt een conservedoos vinden. Ik had op een zelf uitgesneden houten kom gegrift : “Vagevuur, geef ons heden naar uw wil.”

    In augustus was ik thuis, onze Fons uit Luik en Constant uit Frankrijk al eerder. Onze Fons werd in 1942 verplicht tewerkgesteld in Hamburg en kwam na de Duitse kapitulatie uit Denemarken weer thuis. Ons vader zei : “laten we het ons aangedane leed vergeten want de goedertieren Heer zou ons nog bij zich kunnen zetten tussen Pinhelm 2 en Adolf met het SS-kruis.

    Vervolg met “De Aanvang”.

    Foto’s (met dank aan de familie Huysmans) :

    -Albert “Bert” Huysmans.

    -Als soldaat.

    -Zijn vriend links op de foto is ons tot dusver niet bekend.

    -Naar dit “papiertje” werd fel uitgekeken : de “Entlassungsschein” of vrijlatingsbewijs uit het krijgsgevangenkamp.Als Vlaming mocht Albert Huysmans reeds op 22 augustus 1940 naar huis. De Walen moesten blijven tot na de oorlog.









    23-09-2018 om 10:39 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog.- Jan Fierens.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Leestenaars in W.O.-II

    Jan FIERENS.

    Jan Fierens, geboren te Leest op 27 maart 1912, vierde op 3 april 1987 samen met zijn echtgenote Marie Christiaens, hun gouden huwelijksjubileum.
    Die gelegenheid liet de Leestse periodiek “De Band” niet ongemoeid om er een artikeltje over te schrijven. Dit verscheen in het nummer van april 1987 en op 3 april dat jaar in deze Kronieken. De oorlogservaringen hebben wij er uit gelicht en hierna weergegeven :

    “Ze wonen vanachter in de Winkelstraat.
    Jan komt eerst aan het woord. Ik ben als meubelmaker vanaf mijn 14 jaar gaan werken in Mechelen, tien jaar lang.
    Op 11 februari 1937 ben ik dan begonnen bij de NV Zeekanaal, de Maritiem in Brussel. Ik ben er 40 jaar gebleven, tot ik er 10 jaar geleden op pensioen ging. Ik heb er gewerkt in de onderhoudsdienst, meestal in de depots in Brussel maar ook aan de verschillende sluizen.

    Zijn legerdienst heeft Jan gedaan met de klas van ’t jaar ’33 en dan nog 2 mobilisaties en de oorlog in ’40.

    “ ’t Is erg,” zegt Marieken, “nog niet lang getrouwd en uw man zo naar de oorlog zien vertrekken…” Waarop Jan gevat antwoordt : “ ’t Ergste is als hij niet zou terugkomen.”

    Jan lag in ’40 juist 14 dagen in Munsterblizen als de oorlog uitbrak. Hij was bij de zware spoorartillerie : grote kanonnen op de trein.
    Als ze er toegekomen waren had hun kommandant de parochiezaal aangeslagen.
    Daarop had de pastoor ’s zondags in alle missen gepreekt : “Ouders, let op uw dochters, de duivels zijn in ’t dorp !”
    Gevolg was dat als ge in een café binnen ging, iedereen ineens opstapte.

    Met hun trein zijn ze dan bij het uitbreken van de oorlog teruggetrokken over Muizen naar Gent. Daarna is hij dan in Antwerpen gesukkeld.
    Daar zat hij met nog enkele soldaten en nog steeds in uniform in een café een pint te drinken als de Duitse Feldpolizei hem eruit kwam halen.
    Toch zag Jan kans naar boven te vluchten in die café, hij heeft daar dan een nacht geslapen, ’s anderendaags is hij zich bij de coiffeur gaan laten scheren en wassen, heeft een burgerskostuum aangetrokken en was na 8 dagen oorlog al terug thuis.
    Maanden erna ontving hij zelfs een bericht van het Belgische Rode Kruis dat hij krijgsgevangen gemaakt was en dat hij in goede gezondheid gezien was in Antwerpen...”

    Jan Fierens overleed in het A.Z. Sint-Maarten, afdeling ‘Het Anker’ te Mechelen op 9 april 2001. Maria ‘Marieke’ Christiaens was te Hombeek geboren op 11 februari 1914 en zij overleed te Mechelen op 8 augustus 2000.

    Vervolgt met Jacob Albert Huysmans.

    Foto’s (met dank aan Lisette Fierens):

    -Jan en Marie Fierens-Christiaens bij hun huwelijk.

    -Hetzelfde echtpaar 50 jaar later bij hun jubilé.

    -Vooraan op de moto : soldaat Jan Fierens.







    23-09-2018 om 08:23 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog. - Ferdinand De Prins.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Leestenaars in W.O.-II

    Ferdinand “Nante” DE PRINS.

    ‘Nante’ werd te Leest geboren op 6 januari 1908 en huwde op 24 oktober 1931 Alida De Wit (°Leest 28/9/1909, +Leest 30/10/1990).
    Het echtpaar kreeg vijf kinderen : Jan, Constant, Marcel, Walter en Maria en allen kregen ze de beenhouwersstiel mee van vader. Moeder Alida sprong jarenlang haar man bij in de zaak op Leest-Dorp die later door zoon Walter werd overgenomen en later werd uitgebaat door de familie Cremie.

    Nante was ook politiek bedrijvig, eerst als gemeenteraadslid en later als schepen van onderwijs, sport en cultuur.
    Van 1965 tot 1971 was hij ondervoorzitter van de fanfare “Sint-Cecilia” waarna hij Ere-Bestuurslid werd en ook Ere-Schepene. Hij overleed te Leest op 5 juli 1995.

    De oorlogservaringen van ‘Nanten’, de beenhouwer.

    “In september 1939 werd ik gemobiliseerd. Ik was toen 31 jaar. Ik was al getrouwd en had twee kinderen en had de beenhouwerij. Ik was al 10 jaar van den troep als ze me dus terug binnenriepen. Ik moest mij melden in de zwemkom in Mechelen en daarna zijn wij naar Schilde, boven Antwerpen, gegaan. Ik was ‘clairon’, hoornblazer, in ’t schoon Nederlands. Dat had ik vroeger geleerd in Beverlo, waar ik nog de wacht ben opgegaan met Rik De Bruyn en Meester Meyers. In Schilde moesten wij buiten patatten jassen, ook nog sparren uitdoen om het anti-tankkanaal aan te leggen. Daarna zijn wij naar Den Haan aan Zee gegaan. Wij sliepen daar bij burgers en de compagnie 1e Grenadiers lag in een zaal.
    Ik probeerde zoveel mogelijk op zondag thuis te zijn : ik had een vrouw, kinderen en een beenhouwerij. Ik hoor het onze kapitein, een Waal, nog zeggen : “ ’t is ky koet geblaas, ’t is ky zult hebben congé.”

    Op een morgen vloog laag over de zee een vlieger, wij konden goed het kruis op zijn vleugels zien : het was een Duitser. Het was oorlog !
    Franse soldaten, met zwarte Senegalezen, reden in versleten autobussen richting noorden. Nu zal het wel vooruitgaan dachten wij. De Fransen komen ons ook helpen. Maar ’t werd ook niets. Wij moesten van Den Haan naar Zeebrugge. Op de Pier heb ik daar Koning Leopold gezien. Ik salueerde hem en hij salueerde terug.
    Dan zijn wij weer terug gegaan, te voet, met ransel en geweer. In Nieuwpoort zaten wij met duizenden en duizenden soldaten samengetroept. Op een keer vlogen er 3 Duitse bombardiers over ons. Hadden die bommen gegooid, ’t zou wat geweest zijn. Maar ze vlogen rond en daarna weg. Dan weer naar het noorden, naar Oostende in de Hyppodroom. Daar is een bom op 15 m. van onze corps de garde gevallen. Gelukkig hadden wij niets, maar alle ruiten in de omtrek waren kapot.
    In Oostende hebben wij ons dan in kelders moeten opstellen met mitrailleurs. Wij waren ook gereed om naar de slag aan de Leie gezonden te worden. En opeens waren de Duitsers daar. ‘De Krieg ist fertig, sie können nach frau und kinder gehen’, zegden ze tegen ons. En dat deden wij. Wij gingen te voet het binnenland in, maar in Ursel aangekomen staken ze ons in een grote wei. Zij maakten ons wijs dat wij een stempel moesten krijgen en dan naar huis konden gaan. Maar van Ursel moesten wij 3 dagen marcheren naar Zelzate en 3 dagen langs het kanaal naar Terneuzen. Daar staken ze ons in een kazerne waar wij alles moesten afgeven.
    Mijn scheermes kon ik verbergen tussen een boterham. Daar moesten wij inschepen in een soort kolenboot. Een Duits soldaat trok het kenteken van clairon van mijn uniform af en riep dat wij nog gras zouden eten.
    In die boot hebben wij 2 dagen en 2 nachten gevaren, wij zaten rug aan rug, zo weinig plaats. Ik heb er nog veel mannen geschoren met mijn mes.


    Zo ben ik dan in een kamp in Duitsland tussen Bremen en Hamburg terecht gekomen : Stalag 10. Daar heb ik 9 weken gezeten : honger, honger, ge kunt het aan geen mensen vertellen. Wij sliepen er in houten barakken, 3 boveneen. Als wij ’s morgens om 6 uur op het appel in rijen van 25 moesten staan, vielen er iedere keer minstens 5 van op de grond van flauwte.

    En dan werden wij uitgepacht aan boeren. Ik moet er nog altijd om lachen hoe dat gebeurde. Wij werden op de markt gebracht en de boeren konden ons kiezen. Iemand met een groene hoed met pluim, die de gast van de boer was, koos mij uit.
    Wij werden dan naar een lager gebracht, een soort grote varkenstal. Omheining en wachttorens errond. Daar moesten wij slapen, ook de zondag werden we er opgesloten. De boerderij was slechts 100 meter van het lager. Ik had geluk bij een heel goede boer te vallen. Wij kregen 5 keren eten per dag : gestoofde patatten met vet en melkpap.
    Op 14 dagen was ik 10 kg bijgekomen. De boer had 54 ha en 3 paarden. Ik reed met de paarden, ik was immers een boerenzoon.
    Wij waren er met 3, ene van Lier en ene van Aalter en wij waren alle 3 beenhouwers.
    Ik was eens 5 ha met de klodde aan het bewerken, het was al na de middag, maar ik was verder blijven werken. De boer kwam af (misschien wat ongerust of ik er niet van onder was) en zei dat ik moest gaan fressen en of ik niet gezien had aan de zon dat het al zo laat was.
    Daar heb ik ook een brief van mijn vrouw gekregen, langs het Rode Kruis.
    Van die dag af was ik gerust : thuis waren ze goed door de oorlog gekomen. Dat was een pak van mijn hart. Ik ben ook bij een gebuur eens een accident-beest gaan afwerken : ik kreeg er een zilverstuk van 2 mark, 5 sigaren en 5 borrels ‘wir Bauer fragen den krieg nicht’, zei hij mij, hij had een zoon die in België gekwetst geworden was. Onze boer had 2 zonen, ene was onderwijzer en de andere was 16 jaar oud. We hebben ook het verlovingsfeest van die zoon onderwijzer met een dochter van een grote boer uit het ander dorp meegemaakt. Wij kregen ook het feesteten, maar wel in een aparte ‘stube’ (kamer).
    Er kwam ook regelmatig een Duitse slachter, die al de boerenhoven in de omtrek afging om te gaan slachten. Die zou me graag als zijn helper meegehad hebben en ik zou ook wel gewild hebben, maar onze boer loste me niet.
    Toch was de boer goed voor mij, hij was in ’14-18 ook krijgsgevangene geweest, dus hij wist wat het was. Maar hij geloofde in de Führer ‘Der Führer ist ein man durch Gott gesanden’ zei hij mij. ‘In 6 wochen ist der krieg zum ende. England ist isoliert.’

    Het gerucht liep al een tijdje dat de Flamen bald nach hause zouden gaan. Op 12 januari ’41 was het dan zover. Wij werden in het kamp spiernaakt in een luizenbad gestoken. In 2 dagen en 2 nachten zijn wij dan in beestenwagens naar huis gereden. ’t Was er geweldig koud, in ’t putje van de winter. Ik had er een zware kou van gekregen, ik kon bijna niet meer spreken. In Antwerpen aangekomen werden wij in een cinema gestoken en ’s anderendaags vroeg naar Mechelen en zo te voet naar huis, over de noodbrug van de Zenne en zo langs de gang recht naar achteren binnen. Ik was terug thuis !
    Op het einde van de oorlog heeft die boer me nog eens geschreven : ‘Wäre der ungluckliche krieg bald zum ende ! Hermann (de onderwijzer) ist eind Russischen kogel zum opfer gefallen.’

    Meer dan 45 jaar later heeft Nanten De Prins dit allemaal zitten vertellen, gezeten in de zetel, zijn vrouw Alida op een stoel achter hem. Vanuit hun raam, kunnen zij gans de dorpsplaats zien. Het is een rustige, warme mei-avond. Er is nauwelijks beweging. Een vredige avond.
    ‘Miserie, jongen, dat onthoudt ge lang’, zegt Nanten als we weggaan.”(Gepubliceerd in “De Band” van juni 1987)

    Meer over Ferdinand ‘Nante’ De Prins in deze Kronieken : juli 1963 en maart 1995.

    Vervolgt met Jan Fierens.

    Foto’s :

    -Soldaat Ferdinant De Prins, rechts zijn echtgenote Alida “Lida” De Wit.

    -Lida met haar twee oudsten op de foto die ze naar Nante in Duitsland zond.

    -Ferdinand De Prins.







    05-09-2018 om 11:24 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leestenaars in W.O.-II : Georges DE LAET.

    Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest.

    Leestenaars in W.O.-II

    Georges DE LAET

    Georges De Laet was te Leest geboren op 18 december 1919 als vijfde kind in het gezin van elf van burgemeester Victor De Laet en Julie Meuldermans.
    Georges trouwde op 22 augustus 1951 met Simonne Vebruggen die hem acht kinderen zou schenken : Vick (1952), Myriam (1955), Kris (1956), Carine (1958), Stefaan (1960), Geert (1961), Hans (1964) en Jurgen (1967).
    Georges De Laet overleed te Leest op 12 juli 1999.

    De Jongste Soldaat van Leest.

    “Op 16 november 1939 ben ik binnengegaan, zegt Georges, in de kazerne Baron Michel in Mechelen, bij het 16e Linie Regiment. Ik was toen 18 jaar. Enkele maanden ervoor was ik naar ‘de keur’ geweest –nu noemen ze dat uw drie dagen gaan doen in het Klein Kasteeltje. In onze tijd was dat ‘de keur’ en ik herinner me nog dat ik daar was met een dorpsgenoot en toen de officier hem vroeg vanwaar hij afkomstig was antwoordde hij ‘uit de Geuzenhoek’.

    De mobilisatie.

    Onze opleiding was met de paarden leren rijden, dat gebeurde op een terrein aan de Racing ; ik was zelfs ne keer met mijn paard tot aan huis gereden. Twee keer zijn wij naar de tir geweest om te leren schieten. Maar na een tijd ben ik toch in de keuken terecht gekomen. Eind februari ’40 was de opleiding gedaan. We werden toen uitgezet in barakken in Herenthout. Maar er was bijlange geen plaats genoeg om iedereen in die barakken onder te brengen. De rest werd dan bij de boeren gelogeerd. Met het gevolg dat ik na enkele weken alleen nog in ons barak, waar 60 man inkon, achterbleef. Iedereen verkoos het logement bij de boeren (dochters). Ik stond toen ook in de keuken. Veel was er niet te doen, alleen op zondagmorgen kwamen ze allemaal af : dan was het rozijnenbrood met cacao.
    Iedere dag reed ik met de fiets naar huis van Herenthout naar Leest langs Koningshooikt, daar was de ijzeren muur van de K – W (Koningshooikt – Waver ) linie die de Duitse tanks moest tegenhouden.
    Ik zat daar ne ganse dag niets te doen, oefeningen waren er niet. Ik ben dan ook met mijn fiets schoolvriendinnen, die met ons Julia in Antwerpen op school gezeten hadden en daar in de omtrek woonden, gaan bezoeken.
    Wat mij toen opgevallen is, is dat de boeren het daar zeker niet breed hadden.

    De oorlog breekt uit.

    Op 10 mei ’40 was ik met congé thuis. Over de radio hoorden wij dat de oorlog uitgebroken was. Ons moe zei ‘Jongen, trek maar op’. Ik reed dus op met mijn fiets naar Herenthout. In Koningshooikt was de weg versperd en werd ik tegengehouden. Hoewel ik al mijn papieren bij had heb ik daar een uur moeten palaberen. Ze dachten dat ik een vermomde Duitse parachutist was. Eindelijk mocht ik door. In Herenthout aangekomen, tegen de middag, waren ons mannen al weg. Niets meer te zien van onze compagnie. Ik heb dan maar wat in de omgeving rondgereden tot ik mannen met paarden en drie kanonnen tegengekomen ben. Die kwamen van Wiekevorst. Ik ben op een van die kanonnen gekropen en zo zijn wij de Vlaanders ingetrokken. Bij elk kanon waren vier paarden. Officieren waren er niet meer bij. Waarheen wij moesten wisten wij niet, wij volgden maar steeds de stroom van soldaten en vluchtelingen over de wegen. Af en toe werden wij door vliegers beschoten. De derde nacht hebben wij geslapen aan een molen en ik weet het nog goed, uit schrik heb ik mij buiten gelegd onder de molenstenen, die schuin tegen de muur stonden. We trokken van boerderij naar boerderij. Die boerderijen waren meestal verlaten. Dan was het koekenbak en feest. Al wat er te vinden was werd opgegeten of opgedronken. Want er zaten ‘beesten’ bij die soldaten : ik heb gezien dat ze een varken de keel overgesneden hebben in het bed van de boer en duiven hebben ze op een keer van het hok gehaald, ze allemaal met hun kop aan een koord gebonden en ze zo achter het kanon gehangen. Ook heb ik gezien hoe soldaten een pelswinkel leegplunderden…ge had dat moeten zien : jonge soldaten in uniform en daarboven nen pelsen frak.
    We hebben ook veel vluchtelingen, die allemaal naar Frankrijk trokken, meegevoerd op ons kanon. Dikwijls ook zaten de schuren al vol vluchtelingen. Zo zijn wij dan in Oostende geraakt, in de volledige verwarring, niemand die zich iets van ons aantrok, zodat wij wel zelf voor ons eigen moesten zorgen. Ik had wel een kanon, maar ik had geen geweer. In Oostende stonden officieren. Die hielden iedereen tegen en gaven ons de keuze : proberen over zee Engeland te bereiken of terugkeren landinwaarts, maar de kanonnen en de paarden achterlaten. De officieren raadden zelfs aan het uniform uit te trekken en via de binnenwegen thuis te geraken. Ik betrouwde het water niet en met 3 man –ene uit Breendonk en ene uit Ruisbroek- zijn wij op stap gegaan, maar onze uniform hielden wij aan. Aan een kruispunt aan een grote steenweg in de omgeving van Brugge zijn we dan op Duitsers gebotst. Het waren de eerste Duitsers die we zagen. Ze waren zeer vriendelijk en deden ons in een wei gaan waar nog veel andere krijgsgevangenen werden samengebracht.
    Mijn oorlog was voorbij zonder een schot gelost te hebben.

    Krijgsgevangenschap.

    ’s Avonds werden wij naar de statie gebracht ergens tegen Brugge en met 60 man in een beestenwagen op de trein gezet. Toen besefte ik voor het eerst dat ik krijgsgevangen was. In Dortmund werden wij in een velodroom ondergebracht en daar hebben wij geslapen, eten hadden wij nog niet gekregen. Wel herinner ik mij nog dat wij ergens in België voorbij een bareel reden, daar stond een vrouw met een lang stokkebrood, en een van de soldaten heeft dat van uit de trein vanonder de arm van die vrouw gegrabbeld. Van Dortmund ging het dan naar Maagdenburg, en van daar uit naar het kamp Altengrabo. Dat was een kamp met pinnekensdraad en wachttorens. Daar heb ik 2 maand gezeten. Er waren enkel Vlamingen. Wij moesten er niets doen maar waren er scheel van de honger : ’s morgens kregen wij wat raapkolensoep en een snede bruin bood, daar moest ge het de ganse dag mee stellen.
    Na twee maand kwam er verandering. Wij werden met een ganse groep naar een marktplein, zo een typisch Duits plein, van een boerendorp gereden. Daar moesten wij uitstappen en rondom ons zagen wij allemaal Duitse boeren, oude mannen –de jonge waren aan het front- die met hun karren gekomen waren. En zo werden wij aan die boeren ‘verkocht’. De sterksten waren eerst weg en ik weet het nog goed : ik bleef de laatste over. Ik woog nog 38 kg.
    Thuisgekomen bij de boer zie ik nog altijd het gezicht van de boerin tegen de boer, zo van wat hedde u nu weer in uw handen laten stoppen. En echt ze hebben me direct op de baskuul gezet en zo weet ik dat ik maar 38 kg woog. Ik kon direct het hooi gaan keren en ’s avonds de koeien melken – dat viel de boer wel mee dat ik kon melken.
    ’s Avonds moesten dan al de krijgsgevangenen verzamelen op de dorpsplaats en een uur marsjeren onder begeleiding van een wacht naar een zoutmijn. Daar sliepen wij dan in bedden, 3 man boveneen. Iedere morgen de weg terug. Dat is zo gans de tijd gebleven. De boer kon vloeken en tieren, maar in zijn hart was hij beter dan dat hij zich uitgaf. Hij had 1 dochter, ze was zeer Hitler gezind. Haar lief woonde twee dorpen verder. Ze is getrouwd wanneer ik daar was en ik ben op het trouwfeest mogen blijven. Voor die ene keer moest ik niet terug naar de zoutmijn. Haar man is in het leger, kort na de trouw, opgeroepen geworden en is vroeg gesneuveld –ze was toen al in verwachting. Dan is ze veel minder oorlogsgezind geworden.
    Het werd zomer en het leven was nu veel dragelijker. Wij konden brieven schrijven en kregen er ook. In de zoutmijn zaten ook Fransen, die hadden het veel minder goed. Ik heb nog dikwijls in een fles gemolken en eieren gepikt en die dan ’s avonds in de zoutmijn aan de Fransen gegeven. In de barakken zegden ze ook dat wij de Duitsers zoveel mogelijk moesten kl…door bijvoorbeeld distels uit te zaaien. Achteraf stelden wij vast dat de boeren ginds de distels afmaaiden en maalden tot eten voor de varkens.
    Eerst moest ik apart eten, maar op de duur mocht ik bij hen aan tafel zitten. Er was ook een tijdje een jonge gast van 14-15 jaar van de Hitlerjeugd als hulp. Op een dag was de vulpen van de dochter verdwenen. Ik was natuurlijk de eerste verdachte. Later is het uitgekomen dat die jonge gast het gedaan had en is die met klikken en klakken weggevlogen.
    Na 6 maand zaten wij in de barakken in de zoutmijn allemaal vol luizen, luizen van 6 verschillende kleuren. Ze hebben ons dan naar een ontsmettingskamp gebracht : al ons haar af, als ons kleren uit en als we ze terug kregen waren ze gekrompen. Ge had ons daar moeten zien staan : plekkop in veel te kleine kleren.
    De winter van 40-41 was zeer koud. Wij hebben toen veel afgezien.
    Stilaan begon het nieuws door te sijpelen dat de Vlamingen naar huis zouden mogen gaan. De boer vroeg me verschillende keren om te blijven, maar ge ziet dat van hier. In maart ’41 was het dan zo ver. Ik mocht naar huis. Ik had nog een Belgisch stuk van 50 fr en twee grote zakdoeken. Die heb ik gegeven aan een Pools meisje dat bij een oude boer werkte. De boer bracht me met zijn kar naar de statie. Hij gaf me twee sigaren en hij weende. Ik dacht bij mezelf ‘ontplof, ik ben hier toch weg’. Ik reed met de trein naar Maagdenburg. Ene van Tisselt zat ook op de trein. In Maagdenburg waren ze juist aan het bombarderen. Ik bibberde uiteen van de schrik. Thuisgekomen had ik nog een plekkop en ik zat terug vol luizen, ze hebben me in de bassin afgeschrobd. Ik heb gegeten dat ik er ziek van werd en ze ’s nachts naar de dokter moesten lopen.

    Dit is het lang verhaal van Georges. Zelf heeft hij het in nauwelijks een uur verteld. Toen hij het beleefde was hij amper een groot kind : 18 jaar oud. Nu, zoveel jaren later vertelt hij alles in een trok. De oorlog zit diep in de mens gegrifd.”
    (Gepubliceerd in “De Band” van november 1986)

    Vervolgt met Ferdinand “Nante” De Prins.

    Foto’s :

    -Georges De Laet en Simonne Verbruggen tijdens een uitstap.

    -Georges op jonge en op oudere leeftijd..







    25-08-2018 om 10:38 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leestenaars in W.O.-II : Frans DE BRUYN.

    Wijzigingen – Aanvullingen – Kronieken van Leest.

    Vervolg 1940 – Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog

    Frans DE BRUYN.

    Weggevoerde en werkweigeraar.

    Frans De Bruyn was te Leest geboren op 2 juni 1924 en hij overleed in het woon- en zorgcentrum “Akapella” te Kapelle-op-den-Bos op 20 november 2007.
    Deze bescheiden man was schilder en werkte bij de spoorwegen.
    Hij was de jongste uit zijn gezin en in Leest bekend als “het Bruinke”.
    In het dorp stond hij ietwat in de schaduw van zijn broer “Rik van ’t Kot”, de populaire dirigent van de fanfare St.-Cecilia en van zijn zussen “Mathilleke” en “Jeanne van Soei” (van café en zaal Sint-Cecilia).

    Frans was een zogenaamde “stille Blek”, hij speelde geen instrument maar was wel een tijdlang lid van het zangkoor Sint–Cecilia en hij was ook één van de eerste wielertoeristen van Leest.
    Hij was gehuwd met Leonia “Nieke” Lauwers (° Hombeek ) . Het echtpaar vestigde zich in de Lindelaan (Kloosterhoeveweg) en kreeg één kind : Agnes De Bruyn (°15/6/1949) die op 30 mei 1970 huwde met François “Swake” Geerts, ook “Swake van Jan van den Dockx” genoemd, (°5/10/1947) van de Bist ( Aland ).
    François en Agnes kregen twee kinderen :
    -Tim Geerts, geboren op 10 juni 1972 en
    -Hans Geerts, geboren op 1 mei 1980 en vier kleinkinderen :
    -Ewout Geerts (°16/4/2003)
    -Jorun Geerts (°24/11/2005)
    -Lieze Geerts (°7/2/2008)
    -Paulien Geerts (°15/5/2013).

    Tijdens de tweede wereldoorlog werd Frans De Bruyn door de bezetter opgeeist en naar een kamp in Hannover getransporteerd waar hij verplicht tewerkgesteld werd.
    Het toeval wou dat er zich in dat kamp nog een Leestenaar bevond : de iets oudere Louis D’Hondt, een zoon van de schrijnwerkerij uit de Elleboogstraat.

    De dorpsgenoten moesten onder dwang boeren helpen in de omgeving. Omdat ze goede werkkrachten waren en zo in de gunst gevallen waren, kregen ze, na veel aandringen, een vakantievergunning.

    Terug in Leest weigerden ze echter om opnieuw terug te keren naar Duitsland.
    Louis hield zich schuil bij Miel Verschueren op het Hof ter Haelen waar diens collaborerende zoon Cyriel geen probleem vormde. Dit asiel van vader en het stilzwijgen van zoon Verschueren heeft hen na de oorlog geen windeieren gelegd.
    Miel Verschueren kon opnieuw de burgemeestersjerp omgorden en voor zijn zoon betekende deze verzachtende omstandigheid strafvermindering.

    Frans De Bruyn verschool zich bij Kamiel Van de Vondel in de Kouter.
    Als er razzia’s aankwamen werd hij door de dorpsbewoners verwittigd en dan ging hij zich verschuilen in de Bleukens.

    Uit het bidprentje van Frans De Bruyn :

    “Jij stelde geen hoge betrachtingen in dit leven, jij was tevreden met wat het leven bood voor jezelf. Jij wist nochtans het geluk te benaderen door zelf te geven wat je bezat : je arbeid en je hart. De vreugde die jij daardoor anderen verschafte, was voor jou meer dan genoeg. Iedereen die je kent, heeft het mogen ervaren. Bompa, bedankt voor alles. Wij zullen je heel erg missen. Je kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.”
    (Met dank aan Hugo Lauwens voor de info en de foto’s.)

    Vervolgt met de oorlogservaringen van Georges De Laet.

    Foto’s :

    -Frans De Bruyn als kind.

    -Frans enkele jaren later.

    -Met zijn wielervrienden van Leest.

    -Drie broers De Bruyn : Frans, Guillaume ( Jomme ) en Rik.

    -Frans op zijn bidprentje.

    -Schoonzoon Francois Geerts en dochter Agnes De Bruyn.













    24-08-2018 om 10:52 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leestenaars in W.O.-II : Vervolg Jules BOONEN.

    Wijzigingen – Aanvullingen – Kronieken van Leest.

    Vervolg 1940 – Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog

    JULES BOONEN (deel 2)

    ’t Voor in Nieuwenrode

    Toen ik nog maar goed thuis was, vroeg onze va : "Jules, wat gade gij doen, terugkeren of blijven ?" Ik antwoordde : "ik zou gaarne blijven".
    Er was trouwens al van geklapt tegen mijn nonkel, de broer van mijn moeder, Jules Siebens, die in ’t Voor in Nieuwenrode woonde.
    De volgende zondag kwamen nonkel Jules en tante Germaine. ‘Kom bij ons’, zei nonkel Jules, ‘ge zult er goed zijn’.
    En zo ben ik dan ondergedoken.

    ’t Voor was een speciale streek, bijna in elk huis zat er een ondergedokene. En omdat zij zo afgelegen was, kon men er ook buitenkomen.
    Ik heb er veel op ’t land gewerkt, tegen het bos aan en ver van de weg.
    Zo was ik eens met de paarden aan het ploegen. Er stopte in de verte een Duitse auto op de steenweg, Duitsers stapten er uit en met een verrekijker keken ze naar mij. Dan heb ik een stommiteit gedaan : ik heb de paarden laten staan en ik ben gaan lopen. Een andere boer had het gezien en is naar de paarden gegaan en heeft verder geploegd alsof er niets gebeurd was. De Duitsers zijn dan verder gereden.
    De sjampetter –de veldwachter- was ook ne goeie : hij heeft ons dikwijls verwittigd wanneer er controle in het dorp was. Dan gingen wij ons wegsteken in het bos of in huis.
    Op de slaapkamer was er een val, die moest ge wegtrekken en daardoor kon je vluchten langs de hooizolder. Zelfs konden wij naar ’t café gaan, bij de ouders van Boogmans. Soms kwamen daar wel meer dan 10 verstekelingen samen. Dan stonden er wel 4 – 5 boeren buiten op de wacht.
    Af en toe dierf ik ook naar huis gaan. Meestal ’s morgens vroeg om 4 uur, met de velo, langs het sas van Kapelle, over Oxdonk, onder de brug van Steinenmolen en zo langs binnen.
    Ik was zo eens bij mijn toekomstige schoonouders, die toen woonden in de boerderij onder aan de wijk, waar nu Mertens woont (Noot : Hof ten Broecke). Ik ging de paarden voederen en ik liep met een emmer haver in de hand en een bussel hooi onder de arm rond de stalling. Op enkele tientallen meters stond daar een Duitse soldaat voor mij. Ik spring terug, loop binnen, ze steken mij in de kelderkamer, schuiven het bed opzij, doen een val open en steken mij in een donker kot : en zo kwam ik terecht in de smokkelkelder van mijn schoonouders : dat lag daar vol met eten en graan. Die Duitse soldaat is gewoon verder gewandeld, het was er een van het afweergeschut in Hombeek.
    De zuster van mijn lief is ook in die periode getrouwd en ik ben op de trouwfeest geweest. De nacht ervoor zat ik ondergedoken in Blaasveld en daar hebben ze mijn feestklederen gebracht. De nacht van het feest zelf ben ik bij Jefke Verbruggen in de Scheerstraat gaan slapen, ik weet het nog goed, ik heb de pijpen van de broek van mijn schoon kostuum opgerold om zo door het lang nat gras en over de velden te kunnen lopen.

    Grote schrik heb ik gehad toen ze Frans van den Ossenboer opgepakt hebben, dan was ik ook toevallig thuis. Wij hoorden ze schieten, ik ben dan gaan lopen tot achter het kasteel aan de grot.

    Acht maanden ben ik ondergedoken. Acht maanden gene moment gerust, opgejaagd als honden. Altijd die spanning.
    En dan is de bevrijding gekomen. Ik was thuis en onze va zei : ‘jongen, ga niet terug, ’t is te gevaarlijk, de Engelsen zijn op komst en de Duitsers trekken af.’ Mijn vader had de oorlog van 14-18 meegemaakt. Die mannen hebben zo een gevoel. En een beetje nadien kwam Mijnheer De Meester voorbij, en die zei dat ze al in Mechelen waren.
    En zo kwam het einde van dat ondergedoken zitten.
    Mijn jeugd was voorbij. Ik had mijn ouderdom om te gaan trouwen…en wij hebben nog wat moeten wachten hé Melanie, tot in 1946…” (Gepubliceerd in “De Band” van december 1986)

    Vervolgt met Frans De Bruyn, weggevoerde en werkweigeraar.

    Foto’s :

    -Jules was aanwezig op het huwelijk van Mariette Beullens, de zus van zijn lief, met Louis De Bondt in april 1944.

    -Jules en Nieke Boonen-Beullens tijdens hun huwelijksdag.





    16-08-2018 om 09:49 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leestnaars in W.O.-II : Jules BOONEN.

    Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.

    1940 – Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog

    JULES BOONEN

    Soldaat in mei ’40 – Opgeëist tewerkgesteld in Berlijn – Ondergedoken in Nieuwenrode.

    Jules Boonen was te Leest geboren op 24 oktober 1920 en gehuwd met Melanie “Nieke” Beullens (°Kapelle-o-d-Bos 8/12/1919, +Edegem 9/10/1998). Hij overleed te Leest op 21/9/1990. Jules was ploegbaas bij de NMBS en samen met zijn echtgenote teelde hij ook asperges.
    Jules was een hevige “Sus” terwijl Nieke de dochter was van een gemeenteraadslid van de “Blekken”, de twee folkloristische dorpspartijen van Leest. Dat gaf, vooral rond de gemeenteraadsverkiezingen, zoals in vele gemengde Leestse gezinnen, heel wat spanningen.

    Het echtpaar kreeg drie kinderen :
    -Marie-Louise (“Wikke” of “Wiske”) Boonen (°16/7/1948) gehuwd met Marc Leemans.
    -Francois (“Soïke”) Boonen (°19/7/1950) gehuwd met Maria De Keersmaeker.
    -Vera Boonen (°13/1/1959) gehuwd met Jan Mariën.

    “En toen kwam de bevrijding, ik kon terug onder de mensen komen. En wij konden beginnen denken aan trouwen”, zegt Jules, terwijl hij naar zijn Melanie kijkt met een vertedering waarmee enkel mensen op ouderdom naar mekaar kunnen kijken. “Ja” zegt Melanie, “maar dat trouwen is eerst maar in 1946 gebeurd…kwestie van sparen, meubelen, een huis…”

    Soldaat in mei ‘40.

    “Ik was van de klas 40 en ben binnengegaan”, zegt Jules, “in februari ’40 in de Dossinkazerne te Mechelen bij het 57e Linie. Daar kreeg ik mijn opleiding en ik trof het : mijn kommandant was Meester Dons van Tisselt en Meester Huysmans was er Luitenant. Die twee gingen ’s avonds naar huis en hadden met mij afgesproken dat als er iets was, ik gauw naar hen thuis zou rijden en hen verwittigen. Daarom stond mijn fiets in een café bij de kazerne en had men de cafébaas verwittigd dat hij ook ’s nachts moest opendoen als er geklopt werd. En zo gebeurde het dat ik op 10 mei in de nacht uit mijn bed gehaald ben en ik naar Tisselt gereden ben om Meester Dons te verwittigen dat de oorlog uitgebroken was. Ik zelf mocht eerst nog eens langs thuis passeren en dan terug naar de kazerne waar wij die eerste dag gebleven zijn. De 11de mei zijn wij dan ’s morgens vroeg te voet vertrokken. In Kapelle op den Bos kwamen wij aan de brug : die was de avond ervoor door de Duitsers gebombardeerd, de huizen waren in puin, alles was nog aan het roken en er waren vele doden gevallen. Ineens wisten wij wat oorlog was. Wij waren nog maar pas verder of wij zaten in het bombardement van de brug van de autostrade over de spoorweg in Londerzeel. Ook daar huizen plat en doden. Te voet zijn wij dan tot in Kortrijk getrokken. Daar heeft men ons dan op een trein geladen en 6 dagen en nachten -rechtgehouden met soldatenkoeken- zijn wij dan dwars door Frankrijk gereden tot vlak bij de Spaanse grens. Lisle Jourdain heette dat plaatsje waar we terecht kwamen. Wij werden daar links en rechts ingekwartierd, ik lag in een oude pastorij. Veertien dagen hebben we daar niets gedaan. Ik was wel de ordonnans van Meester Dons geworden, gans zijn leven heeft Meester Dons mij ‘ordonnans’ genoemd, ook wanneer wij vele jaren later samen eens een pintje pakten. De Franse bevolking was zeer vriendelijk tegen ons, maar aan die vriendelijkheid kwam ineens een einde als Koning Leopold III gekapituleerd had. Ik zie nog altijd Fransen het portret van onze Koning over de straatstenen sleuren.
    Plots kregen wij dan het bevel om voor Parijs tankversperringen te gaan aanleggen en wij terug van waar wij gekomen waren. Maar eer wij in Parijs waren hielden ze ons al tegen omdat de Duitse troepen al zo dicht waren. Wij zijn dan 4 dagen terug te voet achteruit gegaan. De 4de dag, een zondag, zaten wij in een grote boerderij. In de verte lag er een steenweg en daar trokken de Duitsers voorbij. Daarmee waren wij krijgsgevangen. We werden naar St. Germain bij Parijs gebracht en hebben er de nacht doogebracht in een grote hal van een vliegveld. ’s Anderendaags moesten wij per kamion haver gaan laden voor de paarden. En toen moesten wij in een school komen, in een bureau. En wie zat daar : Meester Dons, die gaf ons de papieren, echte goeie papieren met stempels op, dat wij naar huis mochten gaan. Aan hem is het te danken dat wij ginder zo rap weg waren. Wij zijn dan naar Parijs gegaan en hebben er geslapen in de kazerne. Dat was ook nen toer. Enkele anciens, die veel slimmer waren dan wij, deden ons in ’t gelid op rijen van drie, al marcherend in die kazerne binnengaan. Niemand vroeg ons iets. En op dezelfde manier, al marcherend dus, zijn wij ’s anderendaags ook uit die kazerne geraakt. Wanneer wij zo die grote boulevard afgemarcheerd en uit het zicht waren hebben wij ons verspreid in groepjes van vier. Dan zijn wij eigenlijk autostop gaan doen en een Duitse legerkamion heeft ons opgeladen en gevoerd tot in…Kortrijk. Daar hebben wij wel mee moeten helpen munitie laden. Maar op 1 dag waren wij van Parijs in Kortrijk. In Kortrijk kom ik dan ’s anderendaags ’s morgens op de Grote Markt Gene Dockx en Jean Briat tegen. En die mannen hadden geld. Wij lopen zo wat rond en wij zien een jong koppelken wat zitten flikflakken in een kleine kamion. Die twee mannen daar naartoe : ‘Makker wat moet dat kosten om ons naar Mechelen te voeren ?’ Die verschieten maar uiteindelijk laat hij zich toch overhalen. En zo wordt ik afgezet in Leest dorp zelf, want in Blaasveld zegden ze ons dat wij niet over Heffen naar Mechelen konden omdat daar de brug gesprongen was. En zo was ik op een dag en half thuis van Parijs. ’t Was nog in den aspergetijd. Want ik weet het nog goed : de eerste die ik zag was mijn lief – allé, ’t was toen eigenlijk nog niet aan – op het aspergeveld. Wij dronken met de chauffeur een pintje, waar nu de Telstar is. En voor mijn pint ingeschonken was kwamen mijn vader en broer al in de café binnengelopen, ze hadden al horen zeggen dat ik thuis gekomen was.” (Gepubliceerd in “De Band” van december 1986)

    Berlijn – Bahnhof Tempelhof.

    “Sinds maart ’41 werkte ik in Mechelen aan de Spoorweg. Daar werd ik opgeëist om in Duitsland te gaan werken. Maar ik ging mij niet aangeven. Ze zijn mij op het werk dan komen opzoeken, maar ik was er niet, ik had met de nacht gestaan en ik was thuis. Dan zijn twee Gestapo mannen, zo van die mannen met een ijzeren plaat op de borst, thuis komen zoeken. Ik ben gauw op de zolder gevlucht en mijn zuster zei dat ik gaan ‘arbeiden’ was op het ‘bahnhof’. Uit schrik dat ze iets zouden doen aan mijn vader of mijn broer, ben ik me dan ’s anderendaags gaan aangeven op de ‘Werkbestelle’. Ik mocht terug naar huis en drie dagen later moest ik op de Bruul zijn. Daar ben ik nog met andere mannen op een kamion geladen en naar Antwerpen gevoerd, recht naar het gevang in de Begijnenstraat. Daar heb ik dan veertien dagen gezeten met zes man in een cel en ik heb er veel stampen gekregen. Op een maandagmorgen zijn wij dan met een speciale tram en onder gewapende begeleiding naar het Centraal station gevoerd. Wij werden in een speciale wagon opgeladen en alle deuren werden afgesloten. Toch zijn daar twee mannen van Willebroek kunnen ontsnappen omdat een chef-garde van de spoorweg hen zijn speciale sleutel gooide waarmee ze hun deur konden openen : die mannen zijn over vele sporen gelopen recht in een trein die al aan het rijden was naar Brussel. Wij die uit het prison kwamen, wij zaten in voituren 2e klasse met pluchen zetels en de vrijwilligers die zaten in 3e klasse op houten banken : dat was wel plezant. Als wij in Berlijn aankwamen moesten wij in een doorgangslager, precies een mensenmarkt. Daar is een bediende van Bahnhof Tempelhof me komen halen samen met ene van Hombeek en twee man van de Elzenstraat. We lagen daar in een groot lager waar wel 700 man in ondergebracht was, bijna allemaal Fransen, wij waren er slechts met 7 Hollanders en 9 Belgen. Wij waren daar niet slecht : ik moest helpen aan de verzending : met verhuiswagens getrokken door paarden werden de goederen aangebracht en overgeladen in spoorwegwagons. De Duitsers die wij als chef hadden waren goei mannen, ze waren allemaal al oud, de jongste was 64 jaar. De meesten hadden de oorlog 14-18 meegemaakt en als ze met ons alleen waren dierven ze zeggen dat ze hetzelfde gat ingingen als in 14-18. Ik ben verschillende keren bij die mannen thuis geweest en dan dierven ze ook zeggen wat ze meenden, behalve als er hun kinderen bij waren, dan zwegen ze. ’s Morgens als ze binnenkwamen bij ons op ’t werk, zegden ze ‘Gute morgen’ maar als er een andere Duitser bij ons was, dan ging de arm naar omhoog en was het ‘Heil Hitler’. Ik had er een goed werk en bij brave mensen.
    Maar toch heb ik er veel meegemaakt : 17 bombardementen, ik heb schrik gehad. Het lager is gans uitgebrand. Ik had niets meer, van huis hebben ze dan kleren moeten opsturen. Gust Neutjens, die ginder ook in Berlijn was, kwam af en toe op bezoek om zich eens grondig te wassen. Hij heeft voor mij een valies gemaakt van triplex, de scharnieren heeft hij van een WC-deur gehaald. Die valies bewaar ik nu nog, dat is een familiestuk.
    Na 11 maanden mocht ik dan in 1943 in verlof komen.

    Vervolgt met “’t Voor in Nieuwenrode”.

    Foto’s :

    -Jules en Melanie “Nieke” Boonen-Beullens.

    -Luitenant Constant Huysmans.

    -De vernielde brug van Kapelle-op-den-Bos in 1940. (Foto : Frans De Gendt)

    -Zijn lief, maar ’t was nog niet aan…

    -Gust Nuytkens en zijn echtgenote Julia Van Erp voor hun huisje in het Pensenstraatje.











    16-08-2018 om 09:33 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog.

    Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.

    1940 – Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog

    Florent “Florang” BOONEN

    Op 8 mei 2018 bracht ik samen met Hugo Lauwens en zijn vader Rik een bezoek aan Florent “Florang” Boonen en zijn echtgenote Josephine Van Asch in de Lareveenstraat te Zemst-Laar, in het ouderlijk huis van haar ouders.

    Rik en Florent zijn al jarenlang bevriend en de bedoeling was om oorlogservaringen uit te wisselen. Die van Rik zijn hierna terug te vinden, Florent had over dat item minder te vertellen maar des te meer over zijn leven en ervaringen als melkboer.

    Florent is een zoon van de melkhandelaar uit de Kouter Frans Hendrik Boonen (°Leest 24/5/1891, +Leest 27/2/1963) en Louise Siebens (°Nieuwenrode 23/2/1894, +Leest 10/4/1969).
    Dit echtpaar zette naast Florent nog twee kinderen op de wereld :
    -Jules Boonen, gehuwd met Nieke Beullens (kinderen : Marie-Louise, Francois en Vera).
    -Victorine Boonen, gehuwd met Herman Rheinhard (kinderen : Jos, Gerda en Wilfried).
    -Een vierde kind werd in het gezin opgevoed : Miel Jacobs (°1931) maar iedereen noemde hem Miel Boonen en voor zijn gezinsleden was hij “Onze Miel”. Deze jongen was een zoon van buur August “Gust” Jacobs bijgenaamd “den Ossenboer” (°Leest 8/9/1886), een man met een dubieuze reputatie. Bij Virginie Diddens had “den Ossenboer” 6 kinderen gemaakt en 3 bij Marie Van Loo. Vader Boonen ontmoette het verwaarloosde kind in een café en overmand door medelijden nam hij het mee en op in zijn gezin.
    Later wilde den Ossenboer zijn zoon terug maar die weigerde kordaat en bleef voor altijd onvermurwbaar en bij zijn pleegouders wonen.
    Miel Jacobs huwde met een (?) Van Dijck die hem drie kinderen schonk : Rudi, Dirk en Steven. Miel was beroepsmilitair en werkte een tijdlang in de haven van Antwerpen.

    Florent “Florang” Hendrik Boonen was te Leest geboren op 9 april 1925 en hij huwde in 1948 met Josephine Van Asch die geboren was te Zemst-Laar op 27 september 1925. Het echtpaar kreeg één zoon : Francois, boekhouder bij Esso.

    Vader Boonen baatte een lucratieve melkhandel uit met een ruime klantenkring in Mechelen en de periferie en daarbij kreeg hij hulp van zijn jongste zoon. Na zijn huwelijk met Josephine trok deze laatste bij haar schoonouders in en ze hielp haar man en schoonvader met de melkronde. Het eerste jaar van hun huwelijk werkten Florent en Josephine nog pro deo, voor kost en inwoon. Het tweede jaar kregen ze de helft van de verdiensten maar het derde jaar liep het scheef. Vader Boonen kon het werk niet meer aan maar weigerde zijn zaak, die al een hele tijd volledig gerund werd door Florent en Josephine, door te geven. De ruzie escaleerde en het jonge paar vestigde zich bij haar ouders in Zemst-Laar en bouwde van daar uit de zaak verder uit. Later zou er gelukkig een verzoening komen tussen de beide partijen.
    Toen hij zijn vader begon bij te staan was Florent amper 14 jaar.
    In het begin leverden we nog een tijdlang met de hondenkar vertelde Florent. Later met paard en kar en uiteindelijk met verschillende wagens. Respectievelijk een FN, een Ford, nog een Ford, drie Volkswagens en twee Citroëns.
    In het begin was de melk afkomstig van eigen koeien en van de koeien van de buren. Ze werd fris gehouden door de kruiken onder te dompelen in een welput (bornput).
    De concurrentie was hard, alleen al in Leest-Dorp waren er 5 melkventers actief, maar de ronde van Florang en Josephine situeerde zich vooral in het centrum van Mechelen waar ze de meeste winkelstraten bevoorraadden en vooral bij de horeca goeie zaken deden. Toen het “gasthuis” van Mechelen een aanbesteding uitschreef voor een zuivelleverancier werd dit contract totaal onverwacht in de wacht gesleept door Florent en Josephine. Meer dan 15 jaar lang zouden ze het ziekenhuis in de Keizerstraat voorzien van melk, boter en eieren.
    Na een tijd kon moeder Josephine de melktoer van de Heffenaar Tooten overnemen en een hele tijd lang was het zeven op de zeven dagen hard werken van zes uur ’s morgens tot acht uur ’s avonds. Josephine werkte simultaan met een “triporteur”, een driewielige bakfiets die ze voortduwde.
    Dagelijks zetten ze meer dan 20 kg boter, 200 liter melk en 400 eieren af. Daarbovenop nog vele kilo’s aardappelen..

    In 1990, na 51 jaar deur-aan-deur verkoop, zette Florent een punt achter zijn broodwinning en kon zich opnieuw toeleggen op zijn tuin en akkers, terwijl Josephine zich opnieuw kon bezighouden met haar oude liefde het naaien.

    De Oorlog.

    Veel herinneringen aan de oorlog heeft Florent niet meer. Toen Louis Symons “De Pitte” op de vlucht vertrok, op weg naar de provincie Brabant, met een hoog volgeladen kar achter zijn pony, torende daar bovenuit het hoofd van pastoor Beukelaers die op die kar had plaatsgenomen.
    Een hilarisch beeld vond Florent dat en onvergetelijk…
    Schrikken deed hij toen er plots drie Duitsers per fiets op hun erf stonden.
    De eerste bezetters die hij te zien kreeg.
    Hij was er ook getuige van hoe, op het einde van de oorlog, de amper 18-jarige Tony Teughels plots van achter de pastorij kwam opdagen met twee Duitse soldaten in burgerkledij die hij had gevangen genomen. Tony was gewapend met een geweer en de Duitsers hieven hun armen heel hoog ten teken van overgave.
    Wat ze niet bemerkt hadden was dat het geweer waardeloos was, de trekker ontbrak…

    Antoon “Tony” Teughels was een zoon van Door Teughels uit de Roozelaar en zou in 1947 Jef Rheinhard opvolgen als koster van Leest. Hij trouwde met de uit Hombeek afkomstige Maria Publie die hem vijf kinderen zou schenken.
    Toen het gezin in 1952 naar Hombeek verhuisde zegde hij zijn kerkdienst in Leest op.Tony Teughels overleed als 58-jarige te Mechelen bij de zusters Franciscanessen in de Katelijnestraat op 24 mei 1985. Hij werd te Leest begraven maar zijn sobere grafsteen werd er in 2001 verwijderd.
    De daad van de jonge Leestenaar wekte in Leest veel bewondering op.
    De reden van zijn interventie lag in het feit dat hij de Duitsers had betrapt op plundering.

    In die tijd was het de gewoonte dat de boeren hun jonge aardappelen in zakken aan de straatkant plaatsten waar ze vlot konden worden opgehaald.
    Er werd toen een “Boerenwacht” in het leven geroepen.
    Die bestond uit twee vrijwilligers die ’s nachts de wacht optrokken.
    Ook Florent maakte deel uit van de Boerenwacht. Meestal vormde hij een team met Torre Somers of Torre Beullens.

    Hierna volgen de ervaringen van Florent’s broer Jules Boonen.

    Foto’s :

    -Florent Boonen.

    -In de schuur bewaren ze hun oude bakfiets.

    -Tony Teughels.

    -Je zou het hen niet aangeven : Florent is 93, Josephine  in september.











    15-08-2018 om 08:37 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog.

    Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.

    Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog.

    Enkele Leestenaars hebben hun oorlogservaringen, soms uitvoerig, soms beknopt, neergeschreven of doorverteld. Van anderen hebben we enkele noemenswaardige, niet exact gedateerde, weetjes opgevangen.
    Vooraleer de chronologie van 1940 aan te vatten komen hierna hun ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog aan beurt.
    Achtereenvolgens komen aan bod :

    -Beullens Pieter Jozef “Jef”, de pachter van het Hof ten Broecke.

    -Boonen Florent, melkhandelaar.

    -Boonen Juul, diens broer, uit de Kouter.

    -De Bruyn “Bruinke” Frans.

    -De Laet Georges uit de Scheerstraat.

    -De Prins Ferdinand “Nante den beenhouwer”.

    -Fierens Jan uit de Winkelstraat.

    -Huysmans Jacob Albert “Bert” (“Anselms Jedrie”).

    -Lauwens Hendrik “Rik” uit de Kouter.

    -Polspoel Frans uit de Vinkstraat.

    -Selleslagh Raphäelle “Raf” (°13/1/1933) uit de Dorpstraat.

    -Strykowski Jacques uit de Larestraat.

    -Teughels Frans “Susse”, van de gelijknamige schrijnwerkerij uit het dorp.

    -Van den Broeck Constant, “Stanne” de eeuweling uit de Scheerstraat.

    -Van Hoof Victor, de laatste “garde” van het autonome Leest.

    -Veiller Georges “Jos”, de waard van café “De Zwaan” (Later “Vivelamour”).

    -Verbruggen Willy van de Warande.

    Verder in de Kronieken per datum :

    -10/4/1942 : Clement De Rooster (Grondvergunning voor familiekelder).

    -5/4/1943 : Maria Van Dam, slachtoffer van het luchtbombardemert op Mortsel.

    -26/4/1943 : Frans De Laet aangehouden.

    -23/6/1943 : De vliegtuigcrash aan de Kroningerhoeve.

    -12/3/1945 : Franciscus Van der Elst vond de dood in concentratiekamp.

    Pieter Jozef “Jef” BEULLENS.

    Jef Beullens was te Hombeek geboren op 9 mei 1882 als zoon van de schepene Frans Beullens (°Leest 22/6/1857, +Leest 5/8/1931) en van Maria Victoria Neefs (°Hombeek 29/9/1856, +24/9/1893). Frans Beullens was vader van 13 kinderen toen zijn eerste echtgenote overleed. Hij hertrouwde te Leest op 14 mei 1895 met zijn meidje Joanna Maria De Hertogh die hem op haar beurt nog 14 kinderen schonk. Van het 25ste was koning Albert peter en het jongetje werd dan ook naar zijn peter genoemd zoals dat toen de gewoonte was.
    Op de derde oorlogsdag, 12 mei 1940, sneuvelde deze Albert, op Sinksendag, te Lummen. Hij was soldaat bij het 36ste Linieregiment (zie foto).

    Jef, pachter van het eeuwenoude Hof ten Broecke, zorgde, zoals zijn vader, ook voor een kroostrijk gezin. Hij was gehuwd met Maria Clementina Robijns (°Kapelle-op-den-Bos 20/3/1887, +Blaasveld 25/8/1949) (zie foto).

    Het geweer van vader Beullens.

    Jef Beullens had een jachtgeweer en daar was hij trots op. Reeds in het begin van de oorlog verplichtten de Duitsers het gemeentebestuur om alle wapens in de gemeente aanwezig, op te halen en in te leveren.
    Jef weigerde tot groot ongenoegen van zijn eega en uiteindelijk kwamen ze tot de overeenkomst dat hij het zou begraven onder een grote boom in hun tuin.
    Zo gezegd, zo gedaan. Niet lang nadien werd hun huis omsingeld door gewapende Duitsers en de hele familie werd, toeval of niet, tegen de bewuste boom geplaatst.
    Waar is dat geweer ?” brulde een feldwebel.
    Wij hebben geen geweer, nooit gehad” antwoordde Jef met bibberende stem.
    De Duitsers hielden hun wapens gericht op de pachter en zijn vrouw en kinderen die doodsangsten uitstonden. Uiteindelijk hebben ze Jef geloofd en zijn ze vertrokken.
    Achteraf vertelde Rachel Beullens tegen haar oudste dochter Marieke De Veirman : "Hadden ze dat geweer gevonden, dan waren wij er allemaal aan geweest…”
    Nog heel lang heeft ze aan dat voorval angstdromen overgehouden.
    Wie de Duitsers getipt had hebben ze nooit kunnen achterhalen.

    Johnny.

    Toen hun paard door de Duitsers was opgeeist en om de continuïteit van het werk te verzekeren vond vader Jef de oplossing in Tienen. Daar konden ze een os op de kop tikken die hun paard moest vervangen.
    Johnny werkte even goed als een paard.
    Hij was braaf en intelligent en de hele familie hield van hem. Als hij, bij winterachtig weer, moest plassen, maakte dochter Pauline steevast gebruik van de eindeloze warme waterstraal om haar handen te warmen.
    In 1944 stapte Johnny met één van zijn poten in een balein en liep een ontsteking op.
    Tot groot verdriet van de familie moest hij worden afgemaakt.
    De slachter was Frans De Schoenmaecker, de vader van de bekende beroepsrenner en knecht van Eddy Merckx, Jos De Schoenmaecker.

    Vervolgt met Florent “Florang” Boonen.

    Foto’s :

    -Albert Beullens, een halfbroer van Jef, sneuvelde op Sinksendag 1940.

    -Jef Beullens en Maria Clementina Robijns.

    -De omvangrijke familie Beullens met bovenaan van links naar rechts : Sooi, Rachel, Louis, Jet, Frans, Marie, Roos en Torre.
    Onderaan : Nie, vader Jef Beullens, Moeder Maria Clementina en Pauline.

    -Johnny aan het werk. Rechts zoon Torre en vader Jef.

    -Dochter Pauline die niet afkerig was van Johnny’s warme waterstraal.











    06-08-2018 om 11:48 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.

    1940.

    Het jaar dat de Tweede Wereldoorlog begon.

    Dit jaar was geen jaar zoals een ander. Op vrijdagochtend 10 mei 1940 om halfzeven kwam het radiobericht : “Duitse troepen zijn België binnengevallen”.
    Eben-Emael, het modernste Belgische fort, cruciaal voor de verdediging, was onaangekondigd aangevallen door Duitse parachutisten.
    Duitse troepen hadden op dat ogenblik Tsjecho-Slovakije, de helft van Polen en heel Denemarken in handen en vochten in Noorwegen.
    België had in september 1939 zeshonderdduizend man onder de wapens geroepen waardoor het economische leven nagenoeg werd lamgelegd.
    Ondanks talrijke waarschuwingen dat een Duitse aanval op handen was, werd op 9 mei 1940 het normale verlofstelsel voor de soldaten ingevoerd en de dag erna vielen de Duitsers België, het groothertogdom Luxemburg en Nederland binnen.
    Franse en Britse versterkingen trokken ons land binnen in de hoop de Duitse aanval te stuiten, maar slechte organisatie en coördinatie verhinderden een succesvolle samenwerking.
    De Duitse aanval en vooral de snelle successen van de Blitzkrieg joegen honderdduizenden mensen op de vlucht en zorgde voor een ware schokgolf in ons land.
    In het kader van de “Vijfde-Kolonnepsychose” hielden de Belgische autoriteiten talrijke verdachten aan. Belgische nieuwe Orde-leden, communisten, Duitse spionnen en naar België gevluchte Joden werden systematisch opgepakt.

    Op 10 mei wierpen Duitse vliegtuigen bommen uit over Mechelen.
    Op 15 mei capituleerde Nederland waardoor Duitse troepen vrijkwamen voor de aanval op België.
    Op 17 mei werden Mechelen en Brussel veroverd, op 18 mei Antwerpen, op 23 mei viel Gent in Duitse handen.
    Achttien dagen na de Duitse inval capituleerde koning Leopold III onvoorwaardelijk. Hij weigerde zijn regering in ballingschap te volgen : het begin van wat later de Koningskwestie zou worden. Ongeveer 6.000 Belgische soldaten en ongeveer evenveel burgers hadden het leven gelaten door de militaire operaties.
    De Britten waren ondertussen ingescheept vanuit Duinkerke, maar ook vanuit Oostende, Nieuwpoort en De Panne vertrok men richting de Engelse Kanaalkust.
    Het Franse leger staakte de strijd op 22 juni.
    Ruim 225.000 Belgische militairen werden naar Duitse gevangenenkampen gebracht.
    Na enkele maanden werden de meeste Vlamingen vrijgelaten.
    De bezetting zou duren tot de uiteindelijke bevrijding op 1 oktober 1944.
    Later werd nog een deel van België bezet tijdens het Ardennenoffensief.
    België bleef, samen met Noord-Frankrijk tot 7 juni 1944 onder militair bestuur en de Pruisische generaal Freiherre Alexander von Falkenhausen werd als militair gouverneur aangewezen.
    Direct na de inval werd er een oproep gedaan om in Duitsland te gaan werken.
    In België zaten 500.000 mensen zonder werk, terwijl er in Duitsland volop werk was in de oorlogsindustrie. Velen gingen noodgedwongen vrijwillig op de oproep in.
    Op 6 oktober 1942 werd er een verplichte tewerkstelling afgekondigd. Mannen tussen 18 en 50 jaar en vrouwen tussen 21 en 35 jaar konden opgevorderd worden. Dat leidde tot massaal protest en zorgde ervoor dat velen onderdoken om aan de opvordering te ontkomen.(Knack van 8/5/2002 en Wikipedia)

    Slachtoffers.

    In “De Band” vonden we een lijst van de soldaten en burgers die in de Tweede Wereldoorlog voor het vaderland gestorven zijn.

    Soldaten :

    -Beullens Pieter Albert, soldaat van het 36ste Linieregiment. Geboren te Leest 3/6/1909, gesneuveld te Lummen op 12/5/1940.

    -Brugghemans Pieter Jan, geboren te Leest op 6/4/1914, gesneuveld te Kessel-Lo op 14/5/40.

    -Janssens Albert Jozef, geboren te Leest op 16/5/1910, gesneuveld te Oostende 27/5/1940.

    -Van Winghe Emiel, geboren te Leest 24/10/1919, gevallen bij de scheepsramp van Willemstad op 31/5/1940.

    Burgers :

    -De Prins Frans Roger, geboren te Mechelen op 16/10/1925, gevallen in een luchtbombardement te Grand Fort Filippe (Fr) op 25/5/1940.

    -Ernemann Bernard Lud. Cecilia, 54 jaar oud, gevallen op zee op 11/11/1943. Geen verdere details van teruggevonden.

    -Janssens Hendrik L.F., geboren te Mechelen 5/2/1915, gevallen bij een scheepsramp te Willemstad (Nl) op 7/6/1940.

    -Van den Brande Maria Nathalie, geboren te Leest 3/3/1898, slachtoffer van een V-bom in de nacht van 27 op 28 oktober 1944.

    -Verbruggen Joannes, geboren te Leest 17/11/1890, echtgenoot van Maria Van den Brande, slachtoffer van dezelfde V-bom in de nacht van 27 op 28 oktober 1944.

    -Verbruggen Lodewijk, geboren te Leest 17/6/1927, zoon van voorgaande, slachtoffer van de bom in de nacht van 27 op 28 oktober 1944.

    -Vloebergh Remy Albert, geboren te Leest 29/10/1916, gesneuveld te Calais (Fr) 11/6/1940.

    Archief Provincie Antwerpen.

    De gebeurtenissen in 1940

    1. Leest bleef gans buiten de beschouwingen van het Belgisch militair gezag en er werden geen verdedigingsmaatregelen genomen.

    2. Ook in de meidagen ’40 hadden alhier geen andere gebeurtenissen plaats dan dat de Genie op 17 mei ’40 te 12 uur de Zennebrug liet springen. Drie gebouwen in de buurt van die brug werden verwoest.

    3. Als burgerlijke slachtoffers dier dagen te vermelden : Vloebergh Remi Albert, 25 jaar oud, die te Kales omkwam. De Prins Frans Roger, 14 jaar oud, gedood te Grand Fort Philippe. Ernemann Bernard Lud. Cecilia, 54 jaar oud, op zee omgekomen. Verbruggen Jan, 54 jaar oud, die de dood vond te Leest. Verbruggen Louis, 17 jaar oud, omgekomen te Leest. Van den Brande Maria Berthilia, 46 jaar oud, omgekomen te Leest.

    4. Als militairen uit onze gemeente die sneuvelden in de meidagen ’40 hebben we te vermelden : Beullens Pieter Albert, gevallen te Lummen. Janssens Albert Joseph, gevallen te Oostende. Brugghemans Pieter Jan, gesneuveld te Kessel-Lo. Van Winghe Emiel Louis Emerantia, omgekomen te Willemstad (Nederland).

    De bezettingstijd.

    1. Merkwaardige gebeurtenissen hebben zich in onze gemeente niet voorgedaan in deze periode. Ten hoogste kunnen wij verpalingswerken vermelden in augustus ’44 uitgevoerd door de Firma De Rooster.

    2. Verscheidene malen had onze gemeente te lijden onder bombardementen : de Kapellebaan werd gebombardeerd op 10 mei ’40 te 19 uur. Hertveld, V1 op 28 oktober 1944 te 3 uur. De Kouter kreeg brandbommen op 19 april ’44. De Alemstraat werd gebombardeerd op 1 mei 1944 te 23u30.

    Heel het gemeentebestuur bleef in functie gedurende de bezetting.
    Verwikkelingen met “zwarten” kwamen in onze gemeente niet voor. Ook vielen geen inwoners als slachtoffers van Duits geweld en gevangenschap.
    Een paar arbeiders werden naar Duitsland meegevoerd : Voet Jan, Van Camp Lodewijk, De Laet Frans en Vloebergh Jaak.

    Onze gemeente kende de bezetting door Duitse troepen : Genietroepen in 1940, Cavalerie in 1941 en gemotoriseerde eenheden in 1941. Zij werden op de hoeven ondergebracht.
    De oversten zijn niet bekend.
    Twee klokken van de gemeente werden uit de toren gehaald : de grote en de kleine klok.
    Verder had onze gemeente opeisingen van 5 fietsen, van paarden, van hooi en van prikkeldraad.

    De bevrijding.

    Zonder verwikkelingen en verwoestingen werd onze gemeente bevrijd op 4 september 1944 te 11u30 door Engelse regimenten.
    Burgerlijke slachtoffers vielen niet te betreuren.
    De rol van de Witte Brigade heeft zich beperkt tot het bewaken van de Zennebrug.

    Na de bevrijding.

    We vermelden de aanhouding van enkele “zwarten”. Verder bleef alles kalm.
    Geen uitspattingen bij die gelegenheid.
    Geen verdere bezetting door geallieerde militairen. Geen thuiskomst van politieke gevangenen. Slechts drie vliegende bommen zijn op ons gebied neergekomen : een V1 op het Hertsveld op 28 oktober 1944 om 3 uur, en twee in de Bist. Drie slachtoffers vielen er. Een huis werd vernield en drie andere huizen werden beschadigd. Over oorlogsgebeurtenissen werd tot nog toe niets gepubliceerd. (Deze gegevens waren afkomstig van de gemeente Leest.)

    Vervolgt.

    06-08-2018 om 08:50 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.

    1939 – 20 augustus : 20ste IJzerbedevaart.

    "Op de 20ste editie van de IJzerbedevaart las Juliaan Platteau een lijst af met namen van gemeenten die er in hadden toegestemd dat de namen hunner gesneuvelden in de IJzertoren mochten komen. Ook Leest werd afgeroepen. (GvM, 21/8/1939)

    1939 – 30 augustus – GvM : Bevindingen van archeoloog J. Uytterhoeven.

    “…in de maand januari 1939 groef een boer, bij het uitzavelen van den Berg der Warande, hier op ons gehucht Battel, een Belgo-Romeinsche begraafplaats uit. Dank zij het inititatief van den heer WUYTS, toen gemeentesecretaris te Leest, kwamen een kruik en een schoteltje in mijn bezit. Deze keramiek behoort volgens Dr J. Breuer van het Museum Jubelpark, tot het einde der 2de , begin 3de eeuw. Vroeger werden daar nog dergelijke vondsen gedaan, zooals ik ter plaatse vernam en er doet nog steeds een vertelsel de ronde over een ‘Gouden Zadel’ dat er zou bedolven liggen…”

    1939 – 4 september : Openbare verkoop bij gedwongen onteigening.

    Gemeente Leest.- Vloeibeemd

    Koop 5 : een perceel vloeibeemd ter plaatse ‘De Groote Bleuken’, ten kadaster gekend wijk A deelen van nr 487 a en 488, groot 67 a 75 ca. De verkoop vond plaats in de verhoorzaal van het Vredegerecht in de Keizerstraat te Mechelen. (GvM, 31/8/1939)

    1939 – 11 oktober : Wipschutting te Leest.

    Ons Vermaak.- 44 schutters.
    Hooge : Valkaerts (Duffel)
    Zijden : Vervloesen en Van Beveren
    Kallen : De Groot en K. Leemans.
    (GvM, 12/10/1939)

    1939 – Zondag 12 november : Alfons Verbruggen zeer ernstig gekwetst.

    “Zondagavond deed zich te Willebroek een zeer ernstig verkeersongeval voor. De autobestelwagen van de brouwerij Van Roey uit Wieze, kwam langs den Dendermondschen Steenweg gereden, waar hij in botsing kwam met den auto, gevoerd door Van Hecke uit Zwevegem. Door de geweldige aanrijding werd de auto op de fietsbaan geslingerd waar zich op dit oogenblik juist de wielrijder Verbruggen Alfons, 43 jaar, landbouwer, wonende te Leest, Tinneschuurstraat, bevond, die ten gronde werd geslagen. De fietser werd door toegesnelde personen opgenomen en met vreselijke verwondingen en gebroken been naar het gasthuis te Willebroek ter verdere verpleging overgebracht. Een streng onderzoek werd ingesteld.”
    (GvA, 15/11/1939)

    1939 – 20 november : Uitslagen wipschutting Leest.

    Ons Vermaak – 48 schutters
    Hooge : Leemans (Leest)
    Zijden : Em. Janssens, J. Dentje
    Kallen : Vloeberghs, Pepermans
    Laatste : Pandoer.
    (GvM, 23/11/1939)

    1939 – 7 december – GvM : Voor onze Leestsche gemobiliseerden.

    “Zooals er in alle steden en dorpen organisaties en vereenigingen van het land overvloedig steun wordt verleend aan de weder-opgeroepenen onder wapens, wil ook de gemeente Leest niet ten achter blijven om hare circa 120 gemobiliseerden (1/15 der bevolking), geldelijk of in natura te steunen. Een geldinzameling werd reeds gedaan en van het bedrag zal men tot Paaschen degelijke lectuur aan onze jongens kunnen verstrekken. Nu wordt er alweer geijverd, doch thans voor ‘Het Pakje voor den Soldaat’. Daarom wordt er op zondag 17 december, een speciale Bal-avond ingericht, ten voordeele van de Leestsche wapenbroeders. Het gemeentebestuur hoopt op een flinke opkomst, vanwege de inwoners alsmede dezer der omliggende gemeenten, ten einde elke gemobiliseerde overmatig te kunnen bevredigen.”

    1939 – Nacht van 10 op 11 december : Dieven aan het werk.

    In den nacht van zaterdag op zondag zijn dieven binnengedrongen in een 3-tal woningen te Leest. Zij drongen eerst binnen bij F. De Prins, beenhouwer, waar zij een som van 1000 fr., 3 gouden ringen, een gouden armbanduurwerk en een hesp hebben kunnen buitmaken. Wat verder, bij T. Vloebergh, café “In ’t Kruispunt”, namen ze de schuiflade met geld en al mede, met nog twee pakken sigaretten. De schuif werd later op het veld teruggevonden. Bij P. Van den Eede, café “In den Boerenhandel”, drongen de booswichten binnen, zonder veel buit te maken.” (GvM, 12/12/1939)

    Hierna : Leestenaars in de Tweede Wereldoorlog.

    Foto’s :

    -De toenmalige gemeentesecretaris van Leest Louis Wuyts bezorgde archeoloog Uytterhoeven enkele antieke voorwerpen.

    -Beenhouwerij De Prins.

    -Café “In den Boerenhandel”.







    06-08-2018 om 08:31 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pater Kamiel Emmeregs (deel 2 en slot)

    Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.

    Vervolg Pater Kamiel EMMEREGS.

    In 1957 schreef hij naar “De Band” :

    “Dat Leest een eigen maandblad bezit, wist ik wel, maar dat het reeds in ’t goud zit, dat had ik nooit vermoed ! Tussen haakjes : DE BAND mag er zijn ! IN ZIJN GENRE IS HET IETS VAN ’T BESTE DAT IK KEN. De redactie kent haar stiel en de technische verzorging is van de bovenste plank. Een pluimpje daarom voor de stille noeste werkers ! En nu komt eigenlijk de kat op de koord. Want, wat zou DE BAND van ’n oud-Leestenaar, reeds 32 jaar weg, wel willen vernemen in dit krabbeltje ? Ik heb mijn artikel maar ‘Leestse sigaren’ gedoopt, wat U vermoedelijk wel zal doen denken aan de ‘VLIEGENDE SIGAREN’ van het parochieblad, waarin ondergetekende reeds 12 jaar week na week tracht…geen blad voor de mond te houden.
    Ik weet niet of gij die rubriek regelmatig leest ; in ieder geval weet ge nu dat ge er af en toe uw zaligheid krijgt vanwege ’n oud-dorpsgenoot, die zijn herkomst camoefleert achter de naam ‘Sinjoorke’, en die, op één jaar na, sedert 1942 te Antwerpen woont.

    Een dag die ik nooit zal vergeten is 20 augustus 1939 : dag van mijn eremis. Zo geestdriftig en spontaan heeft heel onze gemeente toen meegevierd, meege…zweet (’t was die dag danig heet) en meege…dronken… ! Ik hoor de kanonskens nog bulderen, ik hoor de muzikanten nog blazen hun schoonste stapmarsjen !...

    Acht dagen daarop was ’t mobilisatie. Toen begon een andere kermis ! Mijn werk (hoofdzakelijk redactie en propaganda van ’t parochieblad) brengt mee, dat ik vrij veel op de baan ben. Naar schatting heb ik tot nog toe zowat 250.000 km afgeketst op Vlaanderen’s goede en…slechte wegen. Zo is het te begrijpen dat ik nog al eens naar Leest overwaai, meestal dan voor een soort blitzbezoek in de Tiendeschuurstraat. Mijn indruk is dan altijd : ten slotte is Leest tussen dit en 30 jaar niet heel veel veranderd. De mensen zijn er nog altijd even werkzaam als godsdienstig, twee kolossale eigenschappen waar Leest fier mag op gaan ! En waaraan ieder Leestenaar moet blijven houden. Verder hoor ik zeggen dat het meer zou moeten regenen voor de boeren, dat de patatten veel te goedkoop zijn, dat het parochiehuis goed floreert en de cafés niet minder en…dat er met de kiezing soms aardig wat haarkepluk wordt gedaan, maar dat zulks dan toch weer rap vergeten is.

    Waar IEDER Leestenaar in elk geval moet helpen voor zorgen is dat onze gemeente een door-christelijke parochie blijve ! Welja, ik kom graag naar Leest maar…die ellendige wegen er naartoe ! Ik bedoel vooral de weg via Hombeek (Hombeekse stwg) en…de wijdvermaarde autostrade Battel-Leest !...Geloof me, zo iets komt ge in heel West-Europa niet meer tegen ! En dan die sierlijke bocht, juist voor de Zennebrug ! Enkele confraters die Leest bezochten, onthouden er drie dingen van : ’n sympathiek dorp, zeggen ze, maar…die kwaaie weg vanuit Battel en die geurige Zenne, de machtige prachtige vloed, die ons dorp van Mechelen scheidt…Totdat ik zeg, dat de Zenne bevaarbaar is voor schepen van kleine tonnemaat en dat dit schilderachtig, dartel rivierke bovendien een blijvende rijkdom betekent voor de hooischuren van heel ’t gewest. Is’t waar of niet ?

    Uit mijn schooljaren te Leest herinner ik mij nog goed de drie onderwijzers, nu zowat de patriarchen van de jongensschool geworden : meester De Leers, de ‘bovenmeester’, die ons de eerste notities van tuinbouw en Frans heeft ingepompt ; meester Selleslagh, de ster van ’t hoogzaal van wie ik nog eens veel stokslagen heb gekregen ; en meester Meyers, bij wie ik niet meer in de klas heb gezeten, maar die ik heb weten starten als versgebakken onderwijzer.

    Toen ik 12 jaar was, had ik heel de universitaire cyclus der Leestse jongensschool doorlopen. Toen kwam E.H. Frans De Hondt, op dat moment professor aan ’t Klein Seminarie te Hoogstraten, zekere dag bij ons thuis binnen vallen om vader en moeder ervan te overtuigen dat ik misschien wel pastoor kon worden.
    In september 1925 trok ik dan, gelaarsd en gespoord, en bovendien geladen met 2 grote valiezen, naar Hoogstraten. Charelke Lamberts en Felix Van der Hasselt waren de twee andere slachtoffers. We reisden af als twee dikke boerkens onder ene paraplu…

                                 K. Emmeregs o.p.”

    Als vierenzestigjarige overleed hij in de Heilig-Hartkliniek te Tienen op 6 november 1977 : ‘mijn boekhouding is afgesloten, ik ben klaar. Ik ben een gelukkige dominikaan geweest,’ waren zijn afscheidswoorden. Zijn uitvaart gebeurde in de Dominicaanse Sint-Germanuskerk te Tienen op 10 november. Hij werd in de buurt begraven op het kerkhof van Bost. Op 14 november vond nog een pl. Eucharistieviering plaats in de St.-Niklaaskerk te Leest.

    Zijn gedachtenisprentje :

    Ik heb de goede strijd gestreden. Het geloof bewaard. Nu wacht mij de kroon der gerechtigheid. Deze gedachte begeleidde onze goede confrater toen we hem die zondagavond het Viaticum hebben gegeven. Zijn groot en machtig middel was de pen. Meer dan dertig jaar heeft hij de Vlaamse kerkgemeenschap met zijn pareltjes van artikels in Kerk en Leven aangesproken op een diepe en volkse toon. Hij heeft als goed dominikaan de waarheid van het geloof gediend. Om deze dienst aan zijn dierbare kerkgemeenschap had hij de achting van velen in de lande. Zijn rijke voorraad haalde hij uit zijn theologische dominikaanse vorming, gedragen door permanente zelfstudie en een pastoraal gevoed geloofsleven. Waar onze confrater ook geweest is, steeds was hij een graag opgezochte geestelijke begeleider. Vele jaren was hij de geestelijke adviseur van het godsdienstige bezinningscentrum te Tienen en tot aan zijn overlijden de geliefde geestelijke begeleider van de dominikaanse Lekenorde. Met een rustig gemoed en een mild oordeel was hij voor velen een steun en toeverlaat. Opgegroeid in een mooi christelijk gezin bleef hij steeds de guitige en trouwe broer in zijn familie. Met een dankbaar hart vertelde hij steeds over zijn familie. De kiemen van het christelijke gezinsleven schoten wortel in zijn geliefd Klein Seminarie te Hoogstraten en droegen rijke vruchten in zijn dominikaans priesterleven. Voor ons, zijn confraters, was hij een innig goede medebroeder. Als overste en econoom droeg hij jaren de zorg van de communauteit. Zijn sprankelende aanwezigheid nodigde uit tot samenwerking. Hij was zelden gejaagd en steeds bekommerd om ons samenleven. In klooster en kerk was geen dienst hem teveel. In de trouwe dienst aan onze Tiense gemeenschap zullen wij hem deerlijk missen. Heb dank, heel veel dank, goede confrater, voor alles wat u voor ons, voor de Tiense en Vlaamse kerkgemeenschap gedaan en betekend hebt. U was een trouw religieus en een goede priester. Dat Moeder Maria u moge begeleiden tot de Heer. Voor Haar hebt u steeds de gelovige aandacht gevraagd in het gebed van de Rozenkrans en de Rozenkransbedevaart. Wij blijven u vroom en dankbaar gedenken in ons gebed bij de Heer. De Paters Dominikanen en de families Emmeregs en Andries, danken u om uw vrome blijken van christelijke deelneming."

    A.Menu : Gelukkige Dominikaan.

    De jonge Kamiel Emmeregs begon zijn noviciaat bij de dominicanen te Gent op 23 september 1932. Hij was oud-leerling van het Klein Seminarie van Hoogstraten. Na zijn filosofie- en theologiestudies werd hij op 6 augustus 1939 tot priester gewijd. Hij begon zijn apostolaatsleven in het klooster van Antwerpen, verbleef een jaar te Genk en werd in 1947 geroepen naar Antwerpen-Linkeroever als medewerker van P.B. Janssens aan het Studiecentrum voor Zielzorg en Predikatie. Dat was het begin van zijn lange activiteit aan het parochieblad. In 1959 werd hij overgeplaatst naar Tienen : hij was er overste van 1959 tot 1965.
    Ik lees in de catalogus van de Vlaamse dominicanen, jaar 1973, bij de naam Emmeregs : “Procurator, promotor van de afdeling van de Dominicaanse Lekenorde, Verantwoordelijke voor het Rozenkransapostolaat, Biechtvader voor de studenten van de Normaalschool, Animator van het Centrum voor Godsdienstige bezinning te Tienen, Lid van de redactieploeg van het parochieblad Kerk en Leven, Directeur der Broeders Alexianen te Tienen”.
    De laatste jaren was zijn activiteit wel verminderd om reden van zijn gezondheidstoestand, maar hij was en bleef een mens met hart en ziel bekommerd en gegeven aan de mensen. Een rasechte dominicaan.
    Beste Kamiel, op zondag 6 november, twee uur voor uw dood, hebt gij heel eenvoudig aan uw overste gezegd : “ik ben altijd een gelukkige dominicaan geweest”. Dat was echt zo, Kamiel omdat gij altijd “waar” “echt” zijt geweest. Gij wist als zoon van een gezonde, diepchristelijke landbouwersfamilie, dat gij in alles van God afhankelijk waart. Maar gij wist vooral dat het niet ging om een verhouding van slaaf en meester maar wel om een verhouding van liefhebbende vader en uitverkoren kind.”

    Die overtuiging hebt gij gevoed en verdiept door de Dominicaanse leer en spiritualiteit van Gods genadigheid, van de primauteit van de genade. Daarom zijt gij onze Orde zeer dankbaar geweest, waart gij fier dominicaan te zijn.”

    “Daarom was uw leven een leven van gebed : ontmoeting met God in bewonderend beschouwen, in dankbare en vreugdevolle lofbetuiging voor zijn grote heerlijkheid. Die begeestering voor God dreef U en sterkte U om U met blijheid en volledige toewijding te geven aan al wie U toevertrouwd was of met U in aanraking kwam.”

    “Omdat Gij een gelukkig dominicaan waart, bewust van Gods genadige barmhartigheid, waart ge zelf barmhartig, zonder daarom het kwaad goed te praten. Gij waart, als Nathanaël uit het Evangelie iemand in wie geen bedrog was. – Gij liet U niet ontmoedigen door tegenslag, tegenkanting, onbegrip, lijden en afzwakken van uw werkbekwaamheid, want gij geloofde in de almacht van Christus’ machteloosheid op het kruis.”

    “Kamiel, wij danken U voor wat gij voor ons zijt geweest ; samen met U danken wij God voor uw schoon en gelukkig leven; Wij zijn blij omdat gij nu voor altijd met God en voor ons leeft.”

    M. Van Helsen : Sinjoorke.

    “Voor het eerst hadden we met elkaar contact toen ik dertig jaar geleden op het parochieblad terechtkwam. Ik zie hem nog in zijn witte pij, met tintelende ogen achter de bril, glimlachend en steeds behulpzaam om een mens wat thuis te brengen in de doolhof van het blad. Maar hij was niet veel thuis in de zandput op de oude pastorie van St.-Anna. Steeds zeer actief bezig met de redactie van het parochieblad was hij ook regelmatig op de baan, pastoors bezoekend, om propaganda te maen voor het parochieblad. De zondag zelf preekte hij veelal in een van de vele parochies.
    Geen hoekje van Vlaanderen was hem onbekend. Op de tafel van de administratie deponeerde hij na elke tocht een mooi gedetailleerd verslag met alle nodige gegevens om weer in een aantal parochies met het blad te starten. Samen met enkele andere dominicanen verrichtte hij het pionierswerk voor het parochieblad. Als redactiesecretaris verbeterde hij zelf wekelijks de drukproeven, zocht de foto’s uit en stond aan de steen naast de invormer van het blad. Hiertoe dook hij regelmatig de tunnel door naar de verschillende drukkerijen waar het parochieblad destijds werd gedrukt.
    Hij kon zich erg verheugen in het groeiend aantal parochies en abonnementen en de uitbreiding die stilaan aan de plaatselijke kroniek en het aantal bladzijden kon gegeven worden. Ook alle publicaties, buiten het parochieblad, hadden zijn belangstelling en werkten mee aan de dienst perskeuring. Hij was op de hoogte van al wat gepubliceerd werd in tijdschriften en boeken. Intussen vond hij nog af en toe de tijd om met enkele mensen van de parochie nog wat gregoriaans in te oefenen voor de zondagsviering.
    In feite kende iedereen en niemand u. Iedereen kende Sinjoorke, schrijver van de cursiefjes in het parochieblad onder de titels “Spijkertjes”, “Vliegende Sigaren” en “Vrij Commentaar”. Maar praktisch niemand, buiten zijn eigen omgeving, wist dat pater Emmeregs de auteur was en daar kon hij zich heimelijk in verheugen. Zo had hij een gesprek met een aantal priesters over de teksten die Sinjoorke schreef, maar ondanks al de lof hiervoor bleef hij verzwijgen dat hij het was. Hij stond niet echt graag in de belangstelling, bescheiden zoals hij steeds geweest is.

    Sinjoorke was voor velen een begrip. Op een volkse manier en met de nodige dosis humor – die hem steeds heeft gekenmerkt- schreef hij over al wat de kerk en mens aangaat. We vragen ons af of er nog wel onderwerpen zijn waarover hij gedurende die 32 jaar zijn pen niet heeft geroerd of zijn ‘zegje’ heeft gehad. In het begin van de vijftiger jaren had hij het regelmatig aan de stok met de linkse pers. Tot het einde van de jaren vijftig bleef hij zich actief inzetten voor het parochieblad. Dan kreeg hij een andere taak toegewezen te Tienen. Maar zijn kroniekje bleef hij schrijven. Ze werden nog steeds gretig gelezen dat bewezen de vele brieven die we ook nu nog regelmatig naar Tienen moeten doorzenden. Hij maakte er een erezaak van op elke brief persoonlijk te antwoorden, ook al waren het al eens negatieve reacties. En al was hij dan niet meer zo rechtstreeks met het parochieblad verbonden, steeds bleef hij zich interesseren voor het blad, het aantal parochies, de oplage, de plannen voor de toekomst. Hij was de laatste jaren duidelijk wat ouder geworden en hij voelde dit zelf ook wel, maar in zijn kroniekjes was dat niet altijd te merken. Toch kwam hij nog steeds glimlachend binnen voor de maandelijkse vergadering van de uitgebreide redactieraad. Met de nu startende vernieuwing van de drukkerij keek hij hoopvol uit naar de resultaten. En zoals hij onlangs nog zelf schreef, bij gelegenheid van de dag van de media, heeft hij, naast de gewone dagelijkse dingen, mee de geschiedenis verteld van Kerk en land van de laatste dertig jaar. Van in de tijd van repressie, koningskwestie, schoolstrijd, Kongo, naar het Concilie, de post-concillaire tijd en de evolutie inzake moraal, theologie en pastoraal. Dit alles heeft hij omgezet in een duidelijke, begrijpelijke en volkse taal, gekruid met schalkse humor, maar soms ook hard er tegenaan.

    Twee van zijn laatste kroniekjes handelden over de dood en eeuwigheid waar hij zelf, onverwacht, zo dicht bij stond. Wij zouden U durven aanzetten, lezer, de nummers 41 en 42 van Allerheiligen nog eens op te diepen en op de voorlaatste bladzijde te lezen wat hij schreef over de ‘Tuin van Vrede’. In deze tuin rust voor eeuwig de priester die zich steeds met de glimlach heeft ingezet om Gods boodschap op een eenvoudige manier bij zoveel mogelijk mensen te brengen."

    De hoofdredacteur van “Kerk en Leven”, Felix Dalle publiceerde volgend IN MEMORIAM :

    “Ik heb u vooral gekend als medewerker van KERK EN LEVEN. Uw leven was getekend door het parochieblad, 32 jaar hebt u onder de schuilnaam SINJOORKE wekelijks, stipt, uw bijdrage geleverd aan ons blad. U hebt er nooit een decoratie voor gekregen, maar u zou die nooit hebben willen dragen op uw witte dominicanerkleed. Op de laatste algemene redactievergadering van ons blad was uw stoel leeg. We hebben U even piëteitsvol herdacht. Nu zullen vele lezers nog maanden lang uw naam in Kerk en Leven zoeken. Dat ze even stil worden, bidden tot de Heer en bezinnen over de vergankelijkheid van het leven. Dat is uw pothume bijdrage en we weten dat u om die korte bezinning blij zou zijn. Voor een paar maanden laten we uw stoel, uw rubriek VRIJ COMMENTAAR open.

    We waren op uw uitvaart. De dominicanerkerk in Tienen, die de uwe was, is voor een goed jaar volkomen uitgebrand. We weten dat ook dit u aan het hart is geslagen en dat het de grote beproeving was die de Heer van u vroeg. Misschien was dit de lanssteek in uw kommervol hart. We zullen proberen enkele van uw raadgevingen in piam memoriam op te volgen. ‘Stoor je niet aan wat ze zeggen, wanneer je je pen in trouw aan de Kerk hebt gebruikt !’ (Over de velen die u zelf lasterlijk hebben beschuldigd en pijn gedaan). ‘Probeer altijd de armsten te verdedigen !’ ‘Wees klaar in je uitspraken !’ ‘Haal het goede uit het verleden, maar kijk altijd voor je uit !’ ‘Geloof dat de Heer je zegent als je oprecht bent in je woord !’ Toen U reeds overleden was zijn in ons blad nog drie bijdragen van u verschenen : uw laatste drie van de ongeveer achttienhonderd. Uit één van die laatste schrijven we over : ‘van sommige heiligen wordt verhaald, dat zij de dood ‘lachend’ tegemoet traden. Wellicht hebben we last om dit te geloven. En nochtans, psychologisch gezien lijkt dit ten volle te doorgronden en te verwerken. Daarom ook is het, dat men in de moderne uitvaartliturgie volop vreugdevolle alleluia’s is gaan zingen.”

    Tot slot een kursiefje van “Sinjoorke”.

    “Het christelijk geloof leert ons dat we verbonden blijven met hen die zijn heengegaan. We kunnen hen helpen door ons gebed. Door voor hen een H.Mis te laten opdragen. Want, misschien waren zij, op het ogenblik dat zij ons verlieten, nog niet helemaal klaar om onbevangen voor Gods aanschijn te verschijnen. De verdiensten van Jezus’ kruisoffer, waarvan iedere eucharistieviering een werkelijke vernieuwing is, kunnen de totale loutering van onze overledenen bespoedigen, zo leert ons de kerkelijke traditie. Wat een enorme troost zit er in het christelijk leerstuk van de gemeenschap der heiligen vervat. U weet het wellicht ook : er werd de laatste jaren ontzettend veel geschreven over het mysterie van de dood. De wetenschap heeft er zich met ongewone belangstelling op geconcentreerd. Onder meer ook om te komen tot een aangepaste en verantwoorde stervensbegeleiding. Geloof het maar, dit is en blijft een bijzonder moeilijke en hachelijke opgave. Het christelijk geloof, met zijn eigen stervensbegeleiding, met zijn indrukwekkende ziekenliturgie, met zijn mooie begrafenisliturgie, is en blijft voor ons allen van onschatbare waarde, én voor de stervenden én voor hen die zij achterlaten.”

    (Bronnen : ‘LG’, ‘De Band’, ‘Kerk en Leven’ , GvM en ‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, W. Hellemans)

    Foto’s :

    -“Sinjoorke” in actie.

    -Pater Kamiel.





    01-08-2018 om 09:35 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.

    1939 – 6 augustus : Kamiel Emmeregs alias “Sinjoorke” tot priester gewijd.

    Te Leuven werd Kamiel M. Emmeregs tot priester gewijd.

    Kamiel EMMEREGS

    Duizenden zouden hem later leren kennen als “Sinjoorke” uit zijn eenvoudige en volkse artikels in het parochieblad “Kerk en Leven”. In de loop van 30 jaar zou hij meer dan 1.800 artikels neerschrijven.

    Kamiel Emmeregs was te Leest geboren op 14 april 1913 als oudste uit een landbouwersgezin van zeven kinderen. Na humaniorastudies als intern te Hoogstraten trad hij in bij de dominicanen te Gent (1932). Hij werd er geprofest als pater Koenraad (24/9/1933) en legde zijn plechtige geloften af in het Leuvens klooster (1937).

    Op 6 augustus 1939 werd hij te Leuven tot priester gewijd.
    Zijn eremis vond plaats op 20 augustus datzelfde jaar te Leest. De dag nadien moest hij onder de wapens.
    Gazet van Mechelen van 19 augustus bracht toen volgend artikeltje : Zondag 20 augustus
    1939 :

    Plechtige eremis van Kamiel Emmeregs

    Zondag a.s. zal de gemeente Leest volop in feest zijn ter gelegenheid van de H. Eeremis van den E.P. Frater Koenraad, Dominikaan, in de wereld Karel Emmeregs. Het is ruim 12 jaar geleden dat hier een priester werd gewijd. Thans is het de eerste maal dat nederige dorpsmenschen het geluk beleven een uitverkorene onder hen, een boerenzoon als E.P. Koenraad, tot de waardigheid van priester verheven te zien.

    Nu wil de gemeente Leest, als blijk van vreugde haar Godsgezant op een plechtige wijze huldigen en hem in triomf naar de parochiekerk van den H. Nikolaus brengen, waar hij het H. Misoffer om 10 uur op plechtige wijze zal opdragen. Aan de Nutting zal de H. Communie uitgereikt worden. Aan het altaar wordt de Eerw. Pater bijgestaan door twee vroegere medestudenten, thans priester. E.P. Pauwels der Dominicanen zal een gelegenheidssermoon houden. De twee maatschappijen zullen in den stoet tegenwoordig zijn, alsook de schoolkinderen, Communiebond, enz.

    Wij wenschen den jongen Pater en zijn ouders van harte geluk.”

    Kamiel Emmeregs werkte korte tijd te Genk en te Gent, langer op Antwerpen-Linkeroever (1947) en vooral te Tienen (sinds 1957) waar hij overste was (1959-1965) en van 1959 tot aan zijn dood woonde.
    ‘Midden in de oorlog’, zo schreef zijn confrater R. Van Wassenhove, ‘werd hij aangezocht om mee te werken aan het parochieblad en het ermee verbonden studiecentrum…’ Zo werd hij kerkelijk journalist. En inderdaad, meer dan 30 jaar, week na week vanaf 9 juni 1946, schreef hij bijdragen in het parochieblad ‘Kerk en Leven’ onder de schuilnaam Sinjoorke. Het werden er meer dan 1800 !

    Eerst heetten ze ‘Vliegende Sigaren’, dan ‘Spijkertjes’ en tenslotte ‘Vrij Commentaar’. In een van die stukjes schreef hij : ‘Onder meer in ‘Vrij Commentaar’ heeft het parochieblad eerlijk gepoogd een kritisch klankbord te zijn van alles wat er in ’s Heren Kerk reilt en zeilt…en dat is meer dan een beetje !’ En elders ‘(…) waar we wel allemaal zouden moeten van wakker liggen, is de vraag : hoe slaagt het christendom erin, onze razendsnelle tijd te volgen, om hem vandaag en vooral morgen met succes de evengalieboodschap te brengen.’

    In zijn Tiense periode was hij ook nog de moderator van het centrum voor Godsdienstige Bezinning te Tienen waar hij jaarlijks een tiental conferenties organiseerde.

    Vervolgt.

    Foto’s :

    -Kamiel Emmeregs geeft zijn eerste priesterzegen aan de uitgang van de parochiekerk in Leest. De mobilisatie was volop in gang. Daags na deze eremis moest hij ook onder de wapens. Geknield en rechts van de jonge pater zijn moeder Octavie Andries. (Foto : "LG".)

    -Een blijde herinnering aan zijn priesterwijding en eremis.

    -Pater Kamiel Emmeregs.

    -Tekening van Georges Herregods.









    01-08-2018 om 09:05 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Wijzigingen – aanvullingen Kronieken van Leest.

    1939 – 2 februari – GvM : Uitslag wipschutting Leest.
    Liggende wip : 47 schutters.
    Hooge : Janssens (Mechelen).
    Zijden : Scheltjens en Hellemans.
    Laatsten : Scheltjens en Huyghe.

    1939 – 5 februari – GvM : Gespan door trein verrast.

    “LEEST – Aanrijding. – Aan den onbewaakten barreel van Leest-Heike, werd het gepan van landbouwer Ongenae, gevoerd door den knecht, door den trein verrast. De kar werd gansch stukgeslagen : gelukkig liepen voerman en knecht slechts lichte kneuzingen op.” (GvM, 5/2/1939)

    En dezelfde krant van 8 februari : Gespan door trein verrast te Leest aan onbewaakte overweg. “In de Tienenschuurstraat, te Leest, gebeurde ’s morgens, aan den onbewaakten spooroverweg, een erg ongeluk. Landbouwer Jozef Ongenae, van Hombeek, die door den mist het zicht belemmerd was, werd geva&t met zijn driewielkar door den reizigerstrein, die om 8 uur uit Blaasveld in de richting van Mechelen vertrekt. De ring, die het paard aan de driewielkar verbond, werd in stukken gerukt. Het is dank aan dit maneuver, dat het paard niet werd meegesleurd. Boer Ongenae mocht van geluk spreken dat hij juist den spoorweg had overgestoken.”

    1939 – 15 maart : Leestenaar benoemd tot onderwijzer in Heffen.

    “HEFFEN.- Woensdag dezer, kwam de gemeenteraad bijeen, om over te gaan tot het benoemen van een onderwijzer. Heer De Rooster, uit Leest behaalde 5 stemmen en heer Jacobs L. 4. Er werden zoo maar 20 aanvragen ingediend.” (GvM, 17/3/1939)

    1939 – 30 maart – GvM : Uitslag Wipschieting Leest.

    Lokaal Scheltjens.
    Hooge : Fr. Van Lint
    Zijden : Fr. Van Lint – De Coster
    Kallen : Pelgrims – De Bockser.

    1939 – 9 april : Overlijden van Henri Frans Willem KERO – begraven te Leest.

    “Men verzoekt ons het overlijden te melden van Mijnh. Henri Frans Willem KERO wed. van Mevr. Eudoxia BOELENS, geboren te St. Jans-Molenbeek, op 1 october 1864, overleden te Mechelen op 9 april 1939. Bediend van de HH. Sacramenten. De plechtige lijkdienst gevolgd van de bijzetting in den familiekelder te LEEST, zal plaats hebben donderdag 13 april, ten 11 ure in de dekenale kerk van O.L.Vrouw over de Dijle. Vereeniging ten sterfhuize Graanmarkt, 51, ten 10.30 ure.” (GvM, 12/4/1939)

    1939 – 6 mei – GvM : Rechterlijke Kronijk – Boetstraffelijke rechtbank Antwerpen

    Het dodelijk ongeluk te Zandhoven.

    Op 30 mei 1938 reed een autobus, waarin werklieden van het Albertkanaal, aan Zandhoven Heikant, eene melkkar het onderste boven. Er bleef een dode en 7 personen werden gewond. Meerdere personen stelden zich burgerlijke partij samen met de nabestaanden van den doode, tegen F.D.B., autovoerder te LEEST, bestuurder van de bus, in den dienst van den textieluitbater K.C. van Mechelen. De zaak werd in ’t lang en ’t breed bepleit tijdens meerdere zittingen van de achtste kamer der rechtbank. Fr. De B. kreeg met uitstel 4 maanden gevang en 700 frank boete, zijn baas werd burgerlijk verantwoordelijk gesteld en aan de burgerlijke partijen werd in totaal 277.627 frank toegekend.” (GvM, 6/5/1939)

    1939 – Zaterdag 3 juni : Burgemeestersbenoeming.

    Bij Koninklijk Besluit van 3 juni 1939 werd Emiel Verschueren burgemeester benoemd van de gemeente Leest. (GvM, 6/6/1939)

    “Zaterdag kwam de officieele mededeeling toe dat tot burgemeester van Leest benoemd werd de heer Emiel Verschueren. De nieuwe burgervader werd geboren te Leest op 31 juli 1889. Kanonschoten en klokkengelui kondigden de blijde boodschap aan.”(GvM, 4/6/1939)

    1939 – Maandag 5 juni : Gouden Bruiloft Jan Lauwers – Flor. Beulens.

    “Uit Leest. – Morgen maandag, zal de naburige gemeente volop in feest zijn, en zulks ter gelegenheid der viering van den gouden bruiloft der echtelingen Jan Lauwers en Flor. Beulens, wonende aldaar in de Winkelstraat. De geburen en dorpsgenoten willen deze blijde gebeurtenis mee maken door dapper mee te feesten, en hebben al zoo een feeststoet en zoo meer ontworpen. Om 10 uur wordt in de parochiekerk eene plechtige dank- en jubelmis opgedragen. Daarna ontvangst ten gemeentehuize, enz. De ‘Gazet’ stuurt van heden af reeds een hartelijk proficiat aan de jubilarissen ‘Jan en Flor’. En nog vele jaren hoor !” (GvM, 4/6/1939)

    1939 – Vrijdag 16 juni : Geweldige brand te Leest – Landbouwerswoning door het vuur verslonden.

    “Vrijdagnamiddag, rond 2.15 uur, is brand ontstaan in de landbouwerswoning van Jaak Fierens-Peeters, gelegen Koeistraat 6, te Leest. De bewoners waren op dit oogenblik afwezig. Voorbijgangers merkten voor het eerst de rookwolk op en verwittigden de geburen. Daar het vuur een geweldige uitbreiding nam, gelukte men er enkel in drie koeien en een kalf te redden. Gansch de inboedel en het geld werden door het vuur verslonden. De oorzaak is niet bekend.” (GvM, 17/6/1939)

    1939 – Maandag 17 juli : Gouden Bruiloft.

    Die dag vierden, te Hombeek, Hendrik Beullens en Johanna Maria Coleta Van Camp hun gouden bruiloft.
    Hendrik was geboren te Leest op 13 november 1864 en trad op 17 juli 1889 in het huwelijk met Johanna Maria Coleta Van Camp die te Hombeek geboren was op 16 april 1868. Het echtpaar kreeg 16 kinderen waarvan er op de dag van hun gouden bruiloft nog 9 in leven waren, evenals 23 kleinkinderen. Het feest werd ingezet met een Mis om 10 uur, ingezegend door pastoor Nijs in de parochiale kerk St Martinus van Hombeek. Daarna volgde een plechtige ontvangst in het gemeentehuis door het Schepencollege en de gemeenteraadsleden. De jubilaris zetelde zelf 12 jaar in de gemeenteraad. ’s Avonds bracht de Kon. Harmonie, waarvan Hendrik Beullens ondervoorzitter was, een feestserenade. (GvA, 14/7/1939) (Foto onderaan)

    1939 – 28 juli – GvM : Plaats van gemeentesecretaris te begeven.

    Plaats van GEMEENTESECRETARIS te begeven te Leest met de volgende voorwaarden : Minstens 30 jaar oud zijn op 1 augustus 1939 en geen 35 jaar geworden zijn, oud-strijders en gelijkgestelden 5 jaar meer. Belg zijn. Van goed gedrag en zeden. Diploma bezitten van bestuurswetenschappen 1ste en 2de studiejaar der prov. Antwerpen. Getuigschrift van middelbare studiën van den lageren graad. Aan zijn militieplicht voldaan hebben. Wedde volgens de wet. De gemeente bewonen zes maand na de goedkeuring der benoeming. Aanvragen met de noodige bewijsstukken per aangeteekend schrijven te sturen aan den heer Burgemeester te Leest, voor 13 augustus 1939.” (GvM,28/7/1939)

    Op 22 augustus 1939 werd Egied Bradt met 8 stemmen op de 8 verkozen tot gemeentesecretaris van Leest. (zie foto)

    1939 – 30 juli : Examenuitslagen.

    In de Provinciale Middelbare Landbouwschool Deurne behaalde Irma Selleslagh haar einddiploma met onderscheiding. (GvM)

    Foto’s :

    -Hendrik Beullens en Johanna Van Camp.

    -Egied Bradt.





    01-08-2018 om 08:51 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 15/04-21/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 08/05-14/05 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 24/04-30/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 26/09-02/10 2022
  • 19/09-25/09 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 22/08-28/08 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!