1957 – Maandag 3 december : Dodelijk ongeval te Leest. Boetstraffelijke rechtbank van Mechelen.
Het dodelijk verkeersongeval te Leest.
“Maandagavond 3 december ll. deed er zich te Leest, op de Kouter, een verkeersongeval voor met een personenauto, bestuurd door P. Pieter Jan, uit Hombeek. Een mede-inzittende, Van Bever Louis, een 56-jarige ongehuwde landbouwer vond hierbij de dood. Een andere inzittende, Buelens Fr. insgelijks woonachtig op genoemd adres, kwam er evenals de bestuurder ongedeerd van af. Het betrokken autovoertuig was volgens het ingesteld onderzoek van de baan geweken, had enkele afsluitingspalen aangebeukt, om vervolgens te kantelen. Het slachtoffer dat achteraan in de auto zat werd het hoofd gepletterd tussen de geopende deur van de auto. Genoemd autobestuurder werd, gezien zijn bijzondere toestand opgeleid en vertoefde sedertdien in voorhechtenis, onder betichting in dronken toestand een auto-voertuig te hebben bestuurd met de gekende noodlottige gevolgen. Hij verscheen vrijdag voor de rechtbank. Deze veroordeelde de beschuldigde voor de slagen en verwondingen met dodelijke afloop tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maand en 6.000 fr. boete en voor de dronkenschap tot 1 maand gevang en 2.000 fr. boete. (G.v.A., 19/1/1957)
1957 – 6 december : Sint-Niklaas op ronde ! (K.W.B.)
KWB organiseerde een huis-aan-huis bezoek met Sint-Niklaas en Zwarte Piet. Het initiatief kende zoveel succes dat het een klassieker zou worden. “Sint-Niklaas, de kindervriend heeft dus zijn ronde op onze parochie gedaan… Wat waren onze kinderkes blij en ook eens wat bevreesd. Want het was toch de eerste maal dat de heilige Sint met zwarte Piet bij onze kinderen kwam terwijl ze niet sliepen. Het was dan ook zeer aandoenlijk onze kleine mannen stillekes te horen prevelen “Dag Sint-Niklaas” of hun liedje te horen zingen. Zij hebben naar zijn komst verlangd en zullen zeker nog enkele tijd zijn raadgevingen indachtig zijn. Sint-Niklaas dankt langs deze weg al de mensen die meegewerkt hebben aan het wellukken van dat prachtig feest voor onze kinderen. Tot volgend jaar…want, mits een paar kleine veranderingen, komen wij volgend jaar terug !” (DB, december ‘57 )
In dezelfde uitgave van de periodiek van Milac verscheen een verslag van Zwarte Piet : De reis van Sint-Niklaas door de bril bekeken van Zwarte Piet. “De eerste keer dat ik met Sint-Niklaas door uw dorp mocht trekken van huis tot huis, heb ik niet veel werk gehad met mijn stok. Maar toch, was de goede Sint weer niet zo goed geweest, dan had ik er wel enkele over de knie gelegd. Enkele van die grote lummels en kleinere lummelkes die geen eerbied genoeg meer hebben voor mijn grote baas. Hen vertel ik toekomend jaar wel meer… De kinderkes zeiden allemaal dat ik, Zwarte Piet, zo braaf en…schoon was ! Ja, kinderkes, altijd geweest… In Leest zijn brave kinderen, vooral…de meisjes (de kleine). Er is er maar één geweest die veel schrik had en zei “ik heb schrik voor die vieze man !” Zij heeft mij dan toch een handje gegeven eer ik wegging. Sint-Niklaas heeft schone toneeltjes beleefd in Leest, vooral waar de grote mensen zelf beleefd waren en niet bleven voortwerken als Sint-Niklaas binnenkwam (spruiten kuisen natuurlijk…). Maar waar vader en moeder zelf goed meeleefden hebben de kinderen veel onthouden van de goede Sint. Ik herinner mij hemelse toneeltjes. Kinderen stonden er met grote ogen en open mond te staren naar die lange baard, die hoge mijter, die schone mantel en dat dikke boek waarin alles stond opgeschreven. Als ge die kinderen met een speld in de beentjes zou prikken, ik geloof niet dat ze dat op die ogenblikken voelen. Hemels ! Onschuldige kinderkes ! En alles wat Sint-Niklaas hen vroeg beloofden zij te doen…”Ja, Sint-Niklaas”, enz. Och nee, eentje sprak Sint-Niklaas tegen….een klein jongetje dat nog zo graag een tutter nam. Sint-Niklaas zei dat zo’n grote jongen de tutter niet meer mocht nemen : “Zullen wij de tutter maar in de kachel gooien ?” En onmiddellijk daarop riep de kleine man “Nee !” Sint-Niklaas heeft veel afgezien in Leest. Zo ver en zo slecht weer. Maar ook ik, Zwarte Piet, heb veel afgezien…Vroeger had ik altijd mijn ezel bij, maar ja…Nu heb ik alles zelf moeten dragen, voor elk kind was er immers iets. Eens toch heb ik mijn stok bijna gebruikt…Met dat geval van de ezel. Een kind zag ons van ver afkomen en liep natuurlijk heel vlug naar binnen om het aan moeder te zeggen. “Moeke, Sint-Niklaas is daar en Zwarte Piet. Maar Sint-Niklaas heeft geen ezel bij ! Maar de Pater is er ook bij, zou die soms de ezel zijn !!!” Ja, toen heb ik mijn stok bijna gebruikt. Maar de anderen van onze karavaan lachten er mee. Zo beleefden wij schone en koddige dingen in Leest. Sommigen wilden ons te drinken geven, wat al eens mag gebeuren (vooral voor Zwarte Piet) maar Sint-Niklaas zei meestal dat men in de hemel ook niet dronk. Vroeger legden de mensen en kinderen wortelen en bieten gereed voor mijn ezel, nu ik zelf alles moet dragen, schijnen de meesten geen medelijden te hebben. Ja, wij hebben veel plezier beleefd aan de brave kinderen in Leest, en als ik toekomend jaar nog niet afgedankt ben, zal ik weer graag met Sint-Niklaas naar Leest komen. Zwarte Piet.” En ook : “Om alle kinderen, die wij moesten bezoeken, een geschenkje te kunnen geven, hadden wij in de loop van de maanden oktober-november een 90-tal brieven uitgestuurd met het verzoek ons allerlei kleinigheden toe te sturen, opdat wij niet teveel uitgaven zouden hebben. Van die 90 hebben de volgende firma’s, handelaars of uitgeverijen ons graag gratis een pakje toegestuurd. Wij willen dit gebaar niet onbekend laten en publiceren hier hun namen en prijzen ze openlijk aan als voorbeelden. De rangschikking hier heeft geen enkel belang : 1.A.C.V., Mechelen. 2.Koffies Sint Rombouts, Antwerpen. 3. Macaronie Remy. 4.Firma Caltex, Lier. 5.Marie Thumas Leuven. 6.Margarine “Solo”. 7.Firma Huyghebaert, Mechelen. 8.Crême “Impèrial”. 9.Chocolade “Jacques”. 10.Uitgeverij Bonden van het H. Hart. 11.Macaroni Soubry. 12.Uitgeverij “Heideland”, Hasselt. 13.Uitgeverij “Wereldbibliotheek”. 14.Drukkerij-Uitgeverij Lannoo, Tielt. 15.Drukkerij-Uitg. Van In ,Antw. 16.Kaas “Kraft”. 17.Firma “Fort”. 18.Chocolade “Côte d’or”. 19.Goede Pers, Averbode. 20.Koffie’s De Rode Pelikaan. 21.Uitgeverij St Franciscus, Mechelen.
1957 – 8 december : Cyclocross op St-Niklaas-Kermis - “2de Grote Prijs Pantoffels Jupi”.
Deze cross te Leest telde voor het criterium “Vermassen” en het gewestelijk criterium “De Sportvriend”, waaraan een hoofdprijs van 5.000 fr. werd toegekend. Volgende vedetten werden gecontracteerd : kampioen René De Rey, Firmin Van Kerrebroeck, Roger De Clercq, Karel Van Houtte,, Frans Feremans, Rik Willems, De Schacht, Raf. Dielemans, Maurits Neyt, alsmede de Nederlandse kampioen Brinkman.
Technische gegevens : afstand 24,7 km. Prijzen : 8.500 fr plus premies. Prachtpalm en trainingsvest “Vleeswaren De Smedt” aan de winnaar. Beker voor clubs (3 man). Inschrijvingen : zaal Huybrechts, Dorp, tot 14 uur. Vertrek te 14u30.”
De uitslag : 1. Roger Declercq, de 28 km in 1 u 37’34”; 2. Firmin Van Kerrebroeck op 5”, 3. Frans Feremans op 1”, 4. Karel Van Houtte 1’10”, 5. René De Rey 1’25”, 6. Rik Willems 2’20”, 7. Rafaël Dielemans 3’20”, 8. Herman Brinkman 4’05”, 9.André De Schacht 7’20”, 10. Verschueren René, 11. Frans Van Erdtveld, 12. Georges Declercq, 13. Francis De Nayer, 14. Van Quicelberge André, 15. Collin Gaston, 16. Van den Branden, 17. Heylighen Henri.” (DB, november en december ’57, GvA, 3/12/57)
Foto’s :
-Spruiten kuisen, een bekende activiteit in Leest.
-Streekrenners René De Rey en Frans Feremans waren zeer populair in onze regio. Laatstgenoemde was een tijdlang postbode te Leest.
-Een veldrit uit 1953 in Leest : Van Kerrebroeck leidt voor Roger Declercq. Op de achtergrond een zicht op de Molenstraat.
-De aankomst van de cross van 1953 : Roger Declercq versloeg voor een massa toeschouwers Van Kerrebroeck en De Rey in een lange spurt.
1957 – Decembernummer “De Band” : Dringende oproep van de Burgemeester aan de ouders van schoolgaande kinderen.
“Ouders, langs deze weg doe ik beroep op uw goede wil en medewerking. U weet allen welke grote verantwoordelijkheid u heeft tegenover uw kinderen en u weet ook welke grote gevaren er schuilen op onze wegen. Wellicht kent u de grote ROEKELOOSHEID van de schoolgaande, of liever van de schoolrijdende, kinderen niet. Deze maken onze reeds zo gevaarlijke wegen echt onveilig. DOOR DE HOGE OVERHEDEN WERD AAN ONZE VELDWACHTER OPDRACHT GEGEVEN STRENGE MAATREGELEN TE NEMEN, zelfs tegen elke overtreder PROCES-VERBAAL OP TE STELLEN. Ouders, voor het te laat is, houdt uw kinderen langer thuis : de school begint om 08u30 en ’s middags om 13u30. Laat uw kinderen thuis slechts vertrekken om op tijd in de school te zijn en NIET om voor de klasuren nog een of andere koers te betwisten, waardoor hun eigen leven en dat van anderen in gevaar komt. En drukt ze vooral op het hart steeds en overal het fietspad te gebruiken, dit is het veiligste weggedeelte voor de fietsers. Ouders, helpt ons om onze taak te verlichten, voor het TE LAAT is… De Burgemeester Pieter DE PRINS.”
1957 – December : Werkloosheidscijfers.
Er waren die maand 14 mannen volledig en 35 tijdelijk werkloos. Bij de vrouwen 2 volledig en 23 tijdelijk werkloos. (DB, maart ‘58)
1957 – Zondag 1 december : Jaarlijkse Toneelavond B.J.B.
De jongens van de B.J.B. brachten het drama “Zo streden onze Boeren” van Kan. Engelen, een drama over de Boerenkrijg in drie bedrijven en de klucht “Moppie de ongeluksvogel” van P. Gerdas in één bedrijf. Acteurs : Rik Van de Vondel, August Verbruggen, Gaston Keulemans, August Emmeregs, August Peeters, Jos De Smet, Jozef Vloeberghen, Marcel Diddens, Achiel Van Winghe, Florent Daelemans, Frans Verbruggen senior, Frans Verbruggen junior, Willy De Boeck, Alfons De Smet, Marcel De Prins, René Bernaerts en Edward Diddens. (DB, november en december ’57)
In “De Band” van december 1957 schreef “iemand uit het publiek” volgende recensie : “Wij mogen gerust zeggen dat het drama “Zo streden onze Boeren” iedereen voldaan heeft. Het stuk was niet heel gemakkelijk spelen, maar onze jongens hebben allen hun best gedaan, de een natuurlijk met iets meer succes dan de andere. Toch blijft er nog veel te verbeteren, alhoewel wij allen redelijk moeten zijn en het onmogelijke niet mogen verwachten. De prestatie bv. van Gustje Emmeregs bewijst nochtans dat met overtuiging en durf, er heel wat resultaten te bereiken vallen. Het blijft een feit dat onze jongens “te braaf” zijn en zich niet genoeg durven tonen. En dat is nochtans iets dat zeer nodig is in een drama. Wij hopen dat de jongens elk jaar beter en beter zullen worden in hun toneel en dat zij zeker zo ver zullen komen als hun roemrijke voorgangers het gebracht hebben. Zij weten dat zij de sympathie van de meeste mensen hebben, dat bewees trouwens alleen reeds de talrijke opkomst. Naar het algemeen oordeel was de klucht minder gelukt, alhoewel er verschillende goede pogingen in voorkwamen. Die jongens zijn nog erg jong en misschien groeien er nog echte vedetten uit !”
1957 – Zondag 1 december : Vergadering Boerenbond.
Een massa aanwezigen op deze maandelijkse vergadering van de Boerenbond. “Als spreker trad de H. Van Assche op, die vooral sprak over de saladeteelt in onze streek. Op dat gebied is er zonder twijfel toekomst voor onze boeren die een beetje durf hebben. De spreker heeft dat zeker doen inzien bij onze landbouwers. ..” (DB, december ’57)
1957 – 2 december : Frans CROON werd opgeroepen voor zijn dienstplicht.
Frans Croon, Blaasveldstraat nr. 4, werd opgeroepen om zijn dienstplicht te vervullen. Hij werd die dag te Turnhout verwacht. (DB, oktober ’57)
Foto’s :
-Burgemeester Pieter De Prins bij zijn inhuldiging.
-Gelegenheidsacteurs op de toneelavond van de B.J.B : Rik Van de Vondel en Gust Emmeregs.
-Soldaat Frans Croon uiterst rechts onderaan.
-Soldaat Croon links in het gezelschap van twee vrienden.
1957 – Decembernummer “De Band” : Christine DE LAET (Zuster Melanie) schreef : Er was eens een ’n wip.
Er was eens een wip te Leest, een wip die daar, bij alle weer en ontij, steeds schoon haar zonnelied stond te zingen. Die wip was wel, met de kerktoren, het hoogste, fijnste, edelste ding dat er was : die twee immers piekten met hun wijsvinger recht de hemel in. Heel Leest hing, met ziel en zenuw, aan hun rijzende spil. De molen was een goedige reus, jawel; doch, bij avond en donker schrikaanjagend met het gezoef van zijn zwartkantelende vleermuisvlerken. Wie kent er de uitdrukking niet : een slag van de molen hebben ? Maar hebt u ook al wel eens gehoord : een slag van de wip hebben ? De wip, ziet u, staat in het hart van ons leven. Zou er iemand aan het nut van een wip, en dus ook van schieten, kunnen twijfelen ? Men schiet brood in de oven, en op een wip is het gebakken. Ook de heiligen schoten, waren zelfs beroepsschutters : was het niet met schietgebeden dat ze op hun voetstuk wipten ? – Het is duidelijk, dat een wip, zo voor het tijdelijk als voor het eeuwig leven, het weergaloos beste ding is. LEEST had eens een wip !...Andere dorpen hadden mogelijk wel dit of dat, doch wij hadden honderdmaal méér en beter : wij hadden een wip ! Op sommige zondagnamiddagen was het daar een vrolijke wemeling. Dan kwamen, behalve onze eigen mannen, de scherpschutters af van de omliggende dorpen : Londerzeel, Breendonk, enz. : allen waren present en men kon het hun aanzien, dat waren geen bleke slungels : dat waren stoere, joviale kerels. Onze kippen hadden dat ook gauw in de gaten. Al vielen er op zulke dagen wel pijlen onder hun verwanten, zodat ze er pluimen bij lieten en kakelend en snebberend dan uiteenstoven, toch kwamen ze, in vrouwelijke nieuwsgierigheid, alle kijken als de mannen afkwamen, en kekkedaakten hun tukkezot blij, in koor welkom toe. De schutters openden de pezen op hun boog. In trui of hemdsmouwen, met leren armbekleedsel, schaarden ze zich in gelid onder de wip : allen onder onze eigen Leestse wip ; want ja, mensen, dat was me nu eens een pracht van een wip ! Welk dorp kon er in heel het vaderland, en daarbuiten, bogen op zo een wip als wij ! Zo een slanke, elegante wip ; zo een sterke, rasechte, met drie ijzeren armen in de aarde klauwende, bodemvaste wip…als wij ! Een wip, geworteld in de eigenste vrome Vlaamse grond waarvoor onze voorvaderen in 1302 op de Groeningenkouter, waarvoor onze Boeren ten jare 1798 in onze gouwen hier, en waarvoor onze jongens aan de IJzer hun bloed vergoten ! De storm beukte wel bomen en blaaskakerige schouwen en spoorpalen omver, maar, o neen ! niet onze wip ! Zie nu even naar de schutters; bekijk er zo eentje terwijl hij mikt. De lippen zijn dun en toegenaaid van wilskracht. Zijn één open oog is als een patrijspoort gebrakeerd op de gaai. Zijn flamingo-hals rekt zich, mede de kin agressief scherp de hoogte in spiesend : energie voor drie, en zo vol inwendig vuur, dat het is of zijn wezen zelf vonken schiet. Er spannen zich levende, trillende draden van hem naar de hoogvogel…Frans Hals, vergelijk en beken : uw schoten schutters van Haarlem zijn maar een schaduw naast deze : waar of niet ? De pijlen snorren door het gekruif en gestreuvel van de vederweelde daarboven, stevig vastgespitst op het takkenrif van wat we (in de vlastijd zaliger), de “strijp” noemden. Daar prijkte, schitterend plechtig, souverein, de koningsvogel, de heerlijke reuzengaai, links en rechts onderaan geflankeerd door fiere vleugeladjudanten : de zijvogels ; en dezen zelf door twee kadetten : de wuivende kallen ; en de laatsten dan geëscorteerd door heel het kakelbont gehummel van de kleine vogeltjes. Pijlrapers zwermden lustig toe op het lokaas van een cent of een solleken ! De behendigsten vingen zelfs de pijlen rechtstreeks op in hun vlucht : heerlijk !... “Hela…! Binnen blijven, zusje !”…Een vriendelijke grote hand grijpt me bij de schouder en troont me mee…Ai ai… en ’t was me toch zo boeiend ! Dat bij die schermutselingen onze dakpannen hun leven veil hadden voor de goede zaak, daarvan getuigen nog de blauwrode littekens. Daarvan moge ook getuigen, de paraplu waarop de regen trommelde en waaronder, Zuster Victoria en ik, eens met veel jolijt in het bed zaten, onder een gehavende zoldering. Gekneusde koppen en neuzen belandden bij ons. Moeder gaf hun elk een warm badje, en plakte er een pleistertje op, en…klaar was Kees voor nieuwe decoraties… O ! Daar gaat plots een juichkreet op…Iemand heeft, in een supreem koningsschot, de gaai afgeschoten ! Een kostelijk topmoment ! …Eerst nadat de geestdrift wat geluwd is, gaat het spel voort naar de andere spijlen, tot zijvogels, kallen, klein grut, alles kaal en eraf is. En dan worden de helden van de dag gevierd. De koning wordt in de hoogte gestoken en onder zoveel triomf en tralala rondgedragen, dat zelfs een boogscheut verder, de kikvorsen op het vijvervlak komen aandansen, hun wijde bruine kaken opensperren en kwakwakend mee kermissen op hun manier, want nu wordt het een gonzend gezellige verbroederingsavond, waarop de wip, en de blauw-stralende hemel erboven, blij neerblikken. Te Zichem werd onlangs de 300ste verjaardag gevierd van de stichter van de St. Sebastiaans-schuttersgilde. Heel natuurlijk was Claes daar, en heel onnatuurlijk, ik ook : op mijn weg naar Averbode. ’t Was daar een prachtige kleurige stoet, waarvan de film “Lied van mijn Land” een stukje geeft. Van over heel ’t Vlaamse land en tot van uit Holland toe, waren de schutters daar. En mijn oud hart, geboren en getogen bij de wip, tjoekte verjongd, want heel dat mooi verleden van Leest rees weer op voor mijn geest…Maar Leest zelf was er niet. September 1956…Hier “was” eens de “Hofweg” naar De Greef, naar Van Inghelgem toe. Achter een hoog-groeiende haag vermoedt mijn oog amper de dierbare plek waar eens de wip stond. Dit stuk verleden werd dus ook afgegrendeld…,weggevaagd. – Wanneer ???... Hoe ??...Wie zegt het eens in De Band ? Krijgt Leest nog ooit eens die typische vorm van folklore, van volksvermaak terug ? Wie geeft Leest zijn wip weer ?...Er is wat heimwee om het schone oude, dat verdwijnt voor goed. En toch, het is goed zo ! Nieuwe idealen rukken ook te Leest aan de tralies. De jongeren zijn geen slap deeg, geen voddenlappen : het zijn dappere kerels : doch ze weren zich op een ander terrein en staan er hun man : vroom en Vlaams. Nog mikken ze, Goddank, naar het hoge ; het zit hun koen, als onvervreemdbaar erf, in het bloed. LEEST, uw wip, het moge ons spijten, ging…; de ziel van uw wip echter bleef. Zij leve voort, groot en schoon. “Vergunne ons dit des Hemels Vader. Nu zegt dan “Amen” altegader”. Z.M.”
Meer over Christina De Laet (Zuster Melanie) in deze Kronieken, o.a. : januari 1955, april 1978, 2/4/1981.
De “Jezuïetenhoeve” op de Rennekouter.
Evenals de paters Augustijnen, hadden ook de Jezuïeten van Mechelen voor de Franse revolutie hier een pachthof te Leest en heel wat eigendommen. Als we op de kaart van 1723 van Jan Van Acoleyn even gaan uitrekenen, dan komen wij aan een totaal van 17 bunder, 2 dagwand en 45 roeden land en weidegrond, dat op hun naam was ingeschreven. Dat komt neer op meer dan 21 ha. Deze gronden lagen gegroepeerd rond de hoek Elleboogstraat-Tisseltbaan en verderop de Rennekouter in. Hun pachthof zelf (“Huys en Hoff met land en weye”) lag aan de noordkant van de Tisseltbaan, in U-vorm en tegen de straat. Een gedeelte van de gebouwen echter lag aan de overkant van de Tisseltbaan, wat verder het land in “tusschen de dreve, Kalfbeke en strate”, ongeveer op de plaats van het “Wiphuis”, de latere woning van Dons. De toenmalige gebouwen zijn allemaal verdwenen. Het huidige “Wiphuis” (zo genoemd omdat er een wip was achter het huis, waar de boeren uit het rond ’s zondags kwamen schieten) dateert slechts uit 1841, op het ogenblik dat de Jezuïeten hun eigendommen reeds kwijt waren. Dit huis behoorde in aanvang aan de weduwe van Louis Voet (de dokter die het kasteeltje gezet heeft op de Kouter)…
In 1723 was Peeter Bulens (geboren 1675) pachter op de hoeve van de Jezuïeten. Hij was getrouwd met Joanna Van Cauwenberghe en overleed er op 4 oktober 1741. Zijn jongste zoon Jacobus Bulens was toen 21 jaar en volgde hem op. Hij huwde met Joanna Maria De Keyser. Hij was de laatste pachter op de hoeve : “…ultimus villicus Jesuiterum Mechliniensium villa in Leest…” noteert pastoor De Heuck bij zijn overlijden op 20 februari 1802 (81 jaar). Georges Herregods.(L.G., blz.65)
Foto’s :
-De Jezuïetenhoeve in 1723, naar een tekening van Jan Van Acoleyen.
-Het Wiphuis op de Rennekouter waar voordien de “Jezuïtenhoeve” gevestigd was. De wip lag achter het huis.
-Een staande wip uit onze tijd.
- Christine en Melanie De Laet groeiden op in het Wiphuis.
1957 – 18 november : Soldaat Freddy PEIRS vanuit Ossendorf.
-Freddy Peirs vanuit Lombardzijde, 18/11/1957 : “Reeds veertien dagen ben ik hier in het opleidingscentrum van de Luchtdoelartillerie en heb nog niet eens de tijd gehad om mij te vervelen. De eerste vergunning krijgen wij op zaterdag 30 november en de zondagavond moeten we reeds terug binnen zijn. Met Kerstdag ben ik hier en met Nieuwjaar kom ik wel eens af, hoor ! Beste groeten aan alle bekenden en tot weerziens !”
-Freddy Peirs vanuit Ossendorf, 18/12/57 : “Er is hier niets anders meer te doen dan piket, wacht, karwei en speciale onderrichtingen. Ik houd er aan U NOGMAALS TE DANKEN VOOR AL DE ONTVANGEN BLADEN EN PAKKETTEN. Ik zal er voor zorgen dat ik na m’n legerdienst ook te Zulte zal kunnen starten met een soldatenblad. Een stevige handdruk van uw vriend.”
-Freddy Peirs vanuit Osendorf, 4/2/1958 : “Eindelijk ben ik hier dan met een briefje. Zoals u waarschijnlijk reeds wist, ben ik verleden week overgeplaatst naar het 33e Artillerie te Ossendorf : we kwamen hier met 69 man waarvan 6 radiooperateurs. Hoe gaat het in Leest ? Alles O.K.? Het zal waarschijnlijk tot einde maart of begin april zijn vooraleer ik nog eens in verlof kom. Ik dank u voor dat mooie Nieuwjaarspakket dat ik ontvangen heb, ook voor De Band. Beste groeten en…tot wederziens.” (DB, maart 1958)
-Freddy Peirs vanuit Ossendorf, 18/12/1958 : “Er is hier niets anders te doen dan piket, wacht, karwei en speciale onderrichtingen. Ik houd er aan u nogmaals te danken voor al de ontvangen bladen en pakketten. Ik zal er voor zorgen dat ik na mijn legerdienst ook te Zulte zal kunnen starten met een soldatenblad. Een stevige handdruk van uw vriend.”
1957 – Maandag 18 november : Ontspanningsavond van de K.F.Sint Cecilia.
Met Kees Brug. De opbrengst was bestemd voor het kerstfeest van de kinderen van de leden. (“DB”, oktober ’57)
Het gezelschap van Kees Brug bestond uit Elly De Latt, Jos Baert, Charlie Sax, Judy Sax, Wim Van de Velde, Lauren & Angelo, The Amelis en Len Cornel en z’n Univox-ensemble. Kaarten aan 30 frank. (“DB”, november ’57)
Kees Brug (pseudoniem van Gaston Verbruggen, °Boom 20/5/1923, +Antwerpen 8/7/2001) was een populaire Vlaamse all-round artiest en cabaretier die meer dan dertig jaar met zijn eigen show door Vlaanderen en Nederland toerde. In Leest fleurde hij met zijn groep vaak de “Bonte Avonden” van Milac op.
1957 – 21 november : Eucharistische Kruistochters legden hun beloften af.
“Op 21 november legden 20 leden van de E.K. hun gelofte af. ’s Morgens algemene communiemis. ’s namiddags Lof met inlijvingsplechtigheid. Warm en gloedvol klonk het uit de jonge kinderharten : JEZUS, MIJN KONING, IK BELOOF OP MIJN EREWOORD STEEDS EEN VURIGE KRUISTOCHTER TE ZIJN. Zingend trokken een 30 leden naar de school waar geurende koffie en verse koeken wachtten. Enige leuke nummertjes brachten deze dag nog meer vreugde bij. Tenslotte, na nog enkele volksdansen, werd de dag besloten met een prachttombola. (Zusters Annonciaden)” (DB, februari ‘58)
1957 – 24 en 25 november : Jaarlijks Teerfeest K. Fanfare “Sint-Cecilia”.
(DB, februari ’58)
1957 – 30 november en 1 december : 32-ste Nationale Tentoonstelling van Sier-, Nut- en Reidsuiven door de Mechelse Club “De Luxeduif”.
Niet minder dan 48 sierduivenkwekers namen aan deze wedstrijd deel met 603 duiven. In de uitslag vonden we een Leestenaar terug als kampioen met een “Pauwstaart”. Niemand minder dan Meester Alfons Hellemans, Dorp 12 Leest was de laureaat. (G.v.A., 3/12)
In deze Kronieken, hierna te lezen op datum van 18/7/1957, wijdde deze krant een artikel aan meester Hellemans en bracht een bezoek aan zijn hok met zijn 30-tal pauwstaarten.
1957 – 18 november : Soldaat Milicien Karel FIERENS vanuit Turnhout.
“Hier nen groten bleu uit Turnhout ! Vooreerst hartelijk dank voor de lectuur die ik reeds toegestuurd kreeg. Stilaan begin ik het soldatenleven gewoon te worden. Het eten is hier redelijk goed en het is hier nie zo streng als men geneigd is te denken. We beschikken over cinema, televisie, kantine, enz. Na 6 uur mogen we buiten ; er zijn mannen die er van profiteren om meer bier te drinken dan hun maag en verstand kunnen verdragen : op zulke “zaken” is men hier zeer streng. Ik zag hier reeds Stanne De Prins en Jan Diddens. We zijn reeds een paar maal naar de tir geweest : schieten met de F.N., 5 patronen. Ik schoot reeds drie rozen. De dagen gaan hier vlug voorbij en onze opleiding zal vlug voorbij zijn; daarna doen we waarschijnlijk mutatie naar Siegen of Soest. Hier in de infanterie zitten allemaal stoere kerels; eigenaardig is dat de meesten bij de Scouts of bij de Chiro geweest zijn, wat dus ook al bewijst dat de jeugdbewegingen interessant zijn. Nog een goede dag aan alle bleu’s van Leest en tot ’n volgende keer.”
-Karel Fierens vanuit Siegen, 30/11/1957 : “We zijn hier gisteren in Siegen aangekomen na een treinreis van ongeveer 16 uren. Ik ben hier ingedeeld in de compagnie “Zware Wapens” (mortieren) en we zullen, na twee maanden opleiding in Turnhout, hier nog 5 maanden opleiding krijgen : één maand bij de fuseliers en 4 maanden bij de mortieren. Maar ja, aan alles komt wel een einde ! Het is hier een mooie streek en vanuit onze kamer hebben we een mooi zicht. We slapen met tien man op een kamer. Ik vind het hier zeker zo interessant als in Turnhout. Maandag beginnen we met de oefeningen. Er zijn ook verschillende vermakelijkheden, een ruime kantine, een schone cinema en een informatiezaal. De stad Siegen zelf ligt op een 30 minuten van de kazerne ; er zijn veel verboden huizen. Ne goeie dag aan alle miliciens van Leest, vooral aan Frans Huys, Rik Somers en Jan Diddens.”
-Karel Fierens vanuit Siegen op een “vrijdagavond 1957” (DB, december ’57) : Alles gaat hier in Siegen naar wens, alleen het weer is hier niet fameus. Vandaag heeft het hier reeds een ganse dag gesneeuwd. Ze kennen bij de “Karpatten” maar één sport en dat is cross. Alle dagen mogen we gaan oefenen op de looppiste of buiten de kazerne. Hier in Duitsland voelt ge het maar pas goed aan, hoe fijn het is een Milac te hebben, die aan u denkt. Als ge wat lectuur toegestuurd krijgt, gaat deze van hand tot hand. Beste groeten aan alle miliciens en…aan die goede Milac !”
-Karel Fierens vanuit Siegen, 19/1/58 : “Terwijl de mooie muziek van radio Luxemburg de sfeer van onze kamer zo aangenaam mogelijk maakt, zet ik me nog eens aan ’t schrijven. Vooreerst veel dank voor die twee mooie boeken en dat prachtig album ; de boeken werden door iedereen op de kamer gelezen; ook de Band lezen ze hier allemaal. We krijgen hier nog veel lessen en we moeten blokken. Buiten de kazerne is hier niet veel te zien ; we zijn een half uur van de stad verwijderd. Ik eindig met de beste groeten aan alle soldaten van Leest !”
-Karel Fierens vanuit Siegen, 26/2/1958 : Met mij gaat het opperbest, hetgeen ik echter niet kan schrijven van het weder. Wij dachten dat de winter voorbij was, maar hebben ons schromelijk vergist. Het is een geluk dat ik van Milac weer een paar mooie boeken toegestuurd kreeg. Binnenkort gaan we op kamp naar Vogelsang. We trainen hier ook volop voor de cross Piron welke de Karpatten verleden jaar wonnen en dewelke ze dit jaar kost wat kost hopen te winnen ook. Ook het kampioenschap van Siegen werd door ons met brio gewonnen. Ik doe de beste groeten aan alle soldaten, Leestenaars en dank nogmaals de goeie Milac die de soldaten nooit vergeet !”
-Karel Fierens vanuit Siegen, 27/3/1858 : “Ik dank u nogmaals voor de vele en mooie lectuur die mij hier zo regelmatig toekomt ! Het koude weder der vorige weken is nu zachter geworden. Wij leven in spanning : één van deze dagen is het nacht-alarm…Gisteren werd het kampioenschap op de hindernispiste betwist. Met onze ploeg van 15 man maakten wij de beste tijd, op 20” achter de overwinnaar. De Karabiniers vormen een zeer sportief bataljon. Ook aan de handbal en voetbal doe ik mee. We zijn nu aan ’t trainen voor het atletiekkampioenschap. Binnenkort gaan we op kamp naar Vogelsang; de meesten hebben er wat schrik van…ik ontmoette hier ook Frans Croon. Hartelijke groeten.”
-Karel Fierens vanuit Siegen, 5/4/58 : “In dit briefje ga ik trachten de mannen van de kamer even in beeld te zetten, zoals dit gevraagd werd in De Band van april 1958. Vooreerst onze kameroverste : hij is van GEEL en heeft zijn haar laten “plekkop” snijden voor twee pinten bier. Een goede jongen die ons af en toe vermaakt met zijn saxofoon. Is er een “oorlog” losgebroken dan tracht hij de kalmte terug te winnen door wat water op de verhitte hoofden te gieten. Onze metser van Liezele kan met zijn zotte snuit gans de kamer doen lachen dat er de tranen van in uw ogen staan. De judoman krijgt van ons zoveel klop als hij goesting heeft. Is lenig als een boonstaak en rap als een slak. Kan binnen 20 jaar reeds een gele band hebben indien hij zo blijft bij leren. De man van Antwerpen : liever lui dan moe en zagen dat de stukken er af vliegen. ’s Nachts moeten we soms het vuur openen met sloeffen om hem te laten verstaan dat hij wat minder moet snurken. ’t Is precies ne oude Ford. De smalle : doornat hoop en al 40 kg. De aanvoerder van de sectie “maf” ; als hij 10 minuten rust krijgt, ligt hij reeds te slapen. Vreet veel maar wil niet groeien. Onze bokser : in de refter zit hij nog te eten wanneer de andere reeds op hun kamer zitten. Heeft een gezicht als een voetbal, maar dan een nr. 5. Gaat tegen zijn goesting in verlof en kan geen meisjesnaam horen (hoe dat komt, weet niemand). Den Thomas : in ’t burgerleven een afgezwaaide student die z’n diploma behaalde in de lichamelijke opvoeding. Doet ons ’s avonds turnen dat we ’s morgens bijna niet uit ons bed kunnen. De strop van Gent : kreeg reeds 26 dagen ballen. Een man die zich bij het scheren steeds kwetst ; hoe kan het anders : in ’t burgerleven is ons stroppeke beenhouwer ! De Vlaanderaar : eet meer bollen en chocolat dan wat anders ; wordt er niet mager van. De kogelstoter van onze compagnie : kan beter pinten pakken dan sport te doen. Is reeds méér dan één keer door de ressort van z’n bed gezakt. Durft ’s nachts hardop te dromen en ziet er niet tegen op om ’s nachts te gaan slaapwandelen. De Leestenaar : is u voldoende bekend. Op onze kamer “liggen” mannen van : Passendale, Brugge, Zepperen, Ninove, Merchtem, Ruisbroek Sauvegarde, Borgerhout, Geel, Liezele en Meulebeke.”
-Karel Fierens, vanuit Vogelsang, 13/4/58 : “Sedert dinsdag zijn we hier in het door en door gekende Vogelsang aangekomen. We hebben nog niets gedaan dan geschoten met allerhande wapens waaronder de blindicide en de mortieren van 81 mm. Nadat we ongeveer een 50 bommen verschoten hadden, waren we zo doof dat de sergeant zich bijna dood moest schreeuwen om zich verstaanbaar te maken. Die nacht hebben we maar slecht kunnen slapen want onze oren leken precies kokende fluitmorens. We zijn hier met 5 man bij kersverse rekruten geplaatst en alzo beleven we soms toch nog aangename ogenblikken, vooral ’s avonds wanneer ze hun wapens kuisen en ze aan ons, DE ANCIENS, komen vragen of de loop van hun geweer proper gekuist is ! Als ge tien maal moet zeggen : “D’r zit nog vuil in”, wel dan kuisen ze die nog wel 20 keer…Morgen maandag vallen er granaten te werpen. Ik ben nieuwsgierig te weten welke de uitwerking is van een Mills. Een ganse week reeds hadden we hier typisch “Vogelsangs-weer”; vandaag is er verandering in gekomen en is een warm zonnetje ons komen vergezellen op onze “wandelingen” naar het groot meer en de andere bezienswaardigheden. Nog een goede dag aan alle miliciens van Leest en vooral aan de afzwaaiers die…met tegenzin het leger zullen verlaten…”
-Karel Fierens, 13 april 1958 : “Mijn garnizoenstad Siegen. De stad Siegen ligt in West-Falen, genaamd naar de stroom de Sieg, welke uitmondt in de Rijn te Bonn. De stad is begrensd door zeven heuvels die zich ongeveer 400 meter boven de zeespiegel verheffen. De afstand Siegen-Brussel langs de baan genomen is ongeveer 320 km. Meer dan 50.000 inwoners telt deze stad. Het merendeel der bevolking is tewerkgesteld in de staalnijverheid, papiernijverheid, voedingsindustrie, kalk, cement en chemische producten. Het merendeel der bevolking is protestants; er bestaan afgescheurde sekten en ongeveer één derde belijdt de katholieke godsdienst. In en rond de stad verblijven nog steeds vele vluchtelingen afkomstig uit het Oostgebied en uit Polen. Siegen beroemt er zich op, de geboorteplaats te zijn van de grote Vlaamse schilder Pieter Pauwel Rubens. Hij werd aldaar geboren op 29 juni 1577 terwijl zijn ouders er in ballingschap leefden.”
-Karel Fierens vanuit Vogelsang, 20/4/1958 : “Hartelijk dank aan de familie Beterams die mij langs Milac om een mooi boek bezorgde ! Van 1 tot 16 mei zal ik in verlof zijn. Tot de 29ste april blijven we hier. Het eten is niet al te fameus. Een oefening van 36 uur wacht ons nog. We deden reeds 5 nachtoefeningen hier en schoten met energa, blindicide, M.I.30, FAL, Vigneron, pistool, MG, enz. We missen hier geweldig de radio die we op de kamer hebben te Siegen. Hartelijke groeten aan allen !”
-Karel Fierens vanuit Siegen, 28/10/1958 : “Hartelijk dank voor de twee spoedbrieven die ik hier aankreeg daags na de verkiezingen. Het is werkelijk heel mooi van Milac de soldaten daar over zo spoedig mogelijk in te lichten want dat is toch een zaak waarin iedereen belang stelt, ook een soldaat zonder stemrecht. Milac heeft hierdoor nogmaals bewezen dat zij haar soldaten niet vergeet en dan zeker de jongens in Duitsland niet ! Hier wordt druk gewerkt om alles in orde te krijgen voor de bataljonsfeesten. Ge kunt de jongens regelmatig zien drill-oefeningen doen. Onze compagnie heeft de in haar gestelde verwachtingen reeds gedeeltelijk ingelost : van de eerste 2 wedstrijden hadden we reeds 4 punten en staan dan ook aan de leiding met een doelpunt gemiddelde van 7 – 1 per wedstrijd. We zullen echter geen mosselen roepen voor de schuit aan wal ligt want voetbal kan soms aardig draaien. Op 27 december kom ik in verlof voor een ONBEPAALD aantal dagen. Beste groeten aan alle Leestse soldaten en aan alle Leestenaren.”
-Karel Fierens vanuit Siegen, 21/12/1958 : “Weldra ben ik van de klas en het is zeker niet met tegenzin dat ik de kazerne zal verlaten, beladen met een volgepropte kitzak. Over mijn dienst heb ik nooit te klagen gehad. Soms hoort men soldaten en oud-soldaten zeggen dat het leger een rotboel is. Naar mijn mening heb je het zoals ge het zelf maken wil, dikwijls ligt de grote fout bij de soldaten zelf. Vooral hier in Duitsland wordt er zo goed mogelijk gezorgd dat de jongens in de kazerne zelf voldoende ontspanning kunnen vinden. Maar boven al die ontspanning is een regelmatige briefwisseling het meest te verkiezen. Wat ontvangt een soldaat met meer vreugde dan een briefke van ’t liefke, van thuis, van een kameraad, van de familie ? Daarbij komt dan nog, voor ons Leestenaren, De Band en al die aangename attenties die ons door de goede diensten van Milac worden bewezen. Ik denk dat ge eerst soldaatje moet gespeeld hebben alvorens ge de inspanningen door Milac gedaan naar waarde leert schatten. Ik ben er dan ook zeker van dat Milac nog vele soldaten aangename stonden zal bezorgen. Voor mij is het leger geen verloren tijd geweest : uw karakter wordt hier geschaafd. Maar bij sommigen helpt “schaven” al niet meer en er vallen dan ook stukken… Ik houd er aan, u nogmaals m’n grote dank en m’n grote erkentelijkheid te betonen voor alles wat Milac voor mij gedaan heeft en ik hoop –en het is m’n vurigste wens- dat de Milac te Leest nog vele jaren voor onze soldaten zal ijveren. Ik besluit mijn laatste soldatenbrief met m’n hartelijke groeten aan alle soldaten en alle Leestenaren wiens sympathie voor Milac mij niet onopgemerkt is voorbijgegaan.”
Foto’s
-De enige foto in mijn bezit waarop Karel Fierens voorkomt is een klasfoto met meester Meyers. Karel heeft plaatsgenomen als derde van links op de tweede rij tussen Jan Diddens en Marcel Van Hoof uit de ‘root’.
1957 – 28 oktober : Filmavond georganiseerd door KWB.
1957 – Novembernummer “De Band” : Voor wanneer verkeerssignalen.
“De erge botsing die voor een paar zaterdagen in de dorpskom heeft plaats gehad, heeft nogmaals aangetoond dat het hoog tijd wordt dat er in het dorp en op andere kruispunten in de gemeente verkeersplaten worden aangebracht die de autovoerders er attent op maken dat zij een gevaarlijk punt naderen. Ons inziens zou de dorpskom mogen doorgereden worden aan slechts 30 km/uur. Wanneer zal er iets in deze zin gedaan worden ? Onze gemeente beschikt over zeer goede steenwegen, wanneer worden er de zo noodzakelijke verkeersplaten aangebracht ? Richtingsaangevers volstaan niet ! De snelheidsbeperking bij het doorrijden van de dorpskom lijkt ons dringend. Moeten er eerst zeer erge ongelukken gebeuren ?” Hoe lang zullen onvoorzichtige schoolkinderen het dorp onveilig maken, wanneer worden er eindelijk eens voorgoed drastische maatregelen genomen ? Reeds vroeger hebben wij in ons blad gewezen op het feit dat wild-koersende onvoorzichtige schooljongens voor en na de klasuren de dorpskom onveilig maken en zichzelf en alle weggebruikers aan groot gevaar bloot stellen. Wij menen te weten dat de Heer Burgemeester aan het onderwijzend personeel opdracht had gegeven om de kinderen vroeger op de speelplaats toe te laten, onder bewaking. Bij het verschijnen van ons artikel heeft hij die instructies aan het schoolpersoneel herhaald. Van verschillende zijden wordt ons bericht dat deze aanstootgevende “esbattementen” van de schooljongens spijtig genoeg nog niet tot het verleden behoren. MOET ER EERST EEN GROOT OF KLEIN ONGELUK GEBEUREN vooraleer DRASTISCHE MAATREGELEN WORDEN GENOMEN ? OUDERS, LAAT UW KINDEREN NIET TE VROEG VAN HUIS VERTREKKEN ! GEEFT ZE NIET DE TIJD OM MISPLAATSTE GEVAARLIJKE “ACROBATIEN” TE VERTONEN ! ONDERWIJZERS , U WEET WAT VAN U VERWACHT WORDT, ook voor en na de klasuren! MENEER DE BURGEMEESTER, U ZIJT…..de burgemeester van Leest en u kunt en zult de maatregelen nemen die voor de hand liggen. Het wordt hoog tijd dat er een eind gemaakt wordt aan de “legende” (?) dat de jongensschool van Leest van niemand gelijk welke opmerking of suggestie te aanvaarden heeft, dit niet alleen in verband met de kwestie waarover sprake. IN ONS VOLGEND NUMMER ZULLEN WIJ GRAAG DE MENING VAN ONZE LEZERS AFDRUKKEN IN VERBAND MET WAT WIJ HOGER SCHREVEN. De naam van de inzender wordt niet bekend gemaakt, tenzij uitdrukkelijk gewenst. Wij hopen op onze lezers te mogen rekenen opdat deze zaak in ’n kortst mogelijke tijd zou “afgehandeld” worden. LEESTENAREN, AAN U HET WOORD ! Schrijft uw brieven op ’t adres : DE BAND, Redactie LEEST.”
1957 – 3 en 10 november : “Rust Roest” bracht “Gebroeders Kalkoen”.
In de zaal “De Roselaar” bracht de Leestse toneelkring “Rust Roest” die twee zondagen “een vrolijk spel in drie bedrijven” “Gebroeders Kalkoen” van G. Nielen in een regie van Alfons Hellemans. De rollen waren in handen van : Frans Van Neck, Jozef Coeckelbergh, Marcel Leemans, Louisa Vloebergh, Maria Selleslagh, Frans Teughels, Constant Huysmans, Lutgarde, Leo en Fons Hellemans. (DB, december ’57)
G.vA. van 1/11/1957 : “Rust Roest” speelde het grote blijspel dat overal geweldig succes oogstte nl. “De Gebroeders Kalkoen”, kluchtspel in 3 bedrijven door G. Nielen. Zijt ge voor gezonde lach en humor, houdt dan een van die dagen vrij en komt naar de zaal De Rozelaar, bij Teughels Th. Tegen 06u30.”
1957 – 4 november : Opgeroepen voor Miliaire dienst.
Theo Maris (een foorreiziger uit de Winkelstraat) werd opgeroepen te Brasschaat en Freddy Peirs (de koster uit het Dorp) werd die dag verwacht te Lombardzijde. (“DB”, oktober ’57)
1957 - 7 november - G.v.A. : Advertenties.
Gevraagd. “GEMEENTE LEEST – Te begeven betrekking : 1. van bijzondere leermeesteres in de huishoudkunde en aanverwante vakken met 8-1/2 uren les per week (toegankelijk voor kandidaten van het vrouwelijk geslacht). Voorwaarden : Belg zijn; in het bezit zijn van alle burgerlijke en politieke rechten; van goed zedelijk gedrag zijn; op 30 november 1957 ten hoogste 30 jaar oud zijn (maximum leeftijdsgrens op 35 jaar gebracht voor de voorkeurrechthebbenden); een geneeskundig onderzoek ondergaan; houder zijn van volgende diplomas’s of getuigschriften : van landbouwregentes of gelijkwaardige. Bezoldiging : wettelijk barema van de staat. Aanvragen schriftelijk in te dienen en aangetekend op de post te bestellen uiterlijk 20 november 1957 en te richten tot de burgemeester van Leest. Bij de aanvraag voegen : uittreksel uit geboorteakte; getuigschriften van nationaliteit; bewijs van goed zedelijk gedrag; bewijzen van voorkeurrecht; voor eensluidend verklaard afschrift van diploma’s getuigschriften. Voor bijkomende inlichtingen richte men zich tot het gemeentesecretariaat.”
1957 – 9 november : Soldaat Milicien Jan DIDDENS vanuit Soest.
“Hier bij de grenadiers is het heel streng : nog strenger dan in Turnhout. De oefeningen zijn niet zo zwaar maar we hebben veel dril. Het eten is zeer goed. Beste groeten aan alle soldaten van Leest.”
-Kazerne Steenstraete, Soest, 15/11/57 : “Hartelijk dank voor DE BAND ! Ik ben in Soest sinds de 26ste oktober. Ge vraagt of ik Miel Ceuppens hier al gezien heb of Frans Huys. Nog niet. Ik ben al dikwijls voorbij de kazerne gegaan als we op oefening gingen. Nachtoefeningen krijgen wij twee maal op de week. In mijn bataljon ligt er ene van Battel, twee van Willebroek en ook mijn beste vriend, Edward Verdickt van Heffen, die op mijn kamer ligt. Nog vele groeten en tot ziens !” (DB, december ’57)
1957 – 9 november : Zilveren Bruiloft voor Louis en Mathilde Diddens-Vloeberghen.
(“DB”, mei ’57) Frans Louis Diddens was te Leest geboren op 17 juni 1909 en hij overleed na een smartelijk ongeval te Leest in de Sint-Jozefskliniek te Mechelen op 25 augustus 1976.
Louis Diddens was gehuwd met Maria Mathilde Vloeberghen, eveneens te Leest geboren op 10 februari 1909 en overleden in het O.L. Vrouwziekenhuis te Mechelen op 4 januari 1999.
Foto’s :
-De ingang van kazerne Steenstraete in Soest.
-Huwelijksfoto van Louis en Mathilde Diddens-Vloeberghen.
-Het gezin Diddens-Vloeberghen rond 1955. Bovenaan Hilda, Josefien, Marcel, Paula en Maria. Midden : Vic, vader Louis, Edward, moeder Mathilde en Karel. Onderaan : Frieda, Marc en Wilfried.
1957 – 15 oktober : Nieuw K.W.B.-jaar werd ingezet met Jaarvergadering.
“Dit was tevens de eerste vergadering met de nieuwe proost. We hebben in hem de man gevonden welke wij nodig hebben om de K.W.B. terug op volle toeren te laten draaien. Want werk is er genoeg. Eerst en vooral hebben wij dit jaar onze LOURDES-REIS : er moet en er zal een afgevaardigde van onze Leestse arbeiders voor het beeld van O.L.V. van Lourdes voor Leest gaan bidden. Ook hebben we een St-Niklaasfeest : een groots opgevatte zaak die door de medehulp van onze mensen zeker veel succes zal kennen. Ook vragen wij aan al onze leden, de namen van hun kinderen op te geven aan de wijkmeester. Beste mensen, het St Niklaasfeest van uw kinderen moet u helpen uitbouwen tot de mooiste dagen van hun leven. Ook wij zijn van wal gestoken met ons kaart-criterium en zoals beloofd, hebben wij voor zeer nuttige prijzen gezorgd. Voor het eindklassement zijn twee prijzen voorzien : een ELECTRISCH SCHEERAPPARAAT en een KAS SIGAREN. Voor de gewone avonden zijn er steeds voor 400 frank aan prijzen. Wij menen te mogen besluiten dat dit criterium tenvolle de aandacht verdient. Uitslag eerste kaartavond (32 deelnemers) 1.Marcel Van Winghe, 2.Edward Coeckelbergh, 3.Jan Van Praet. Polfliet Emiel, verslaggever.” (DB, november ’57)
Voor die Lourdes-reis werd aan de leden een bijdrage gevraagd van 5x2 frank en enkel zij die deze bijdrage betaald hadden kwamen in aanmerking voor de reis. (DB, december ’57)
1957 – 17 oktober : Joannes Leemans en Virginia De Muyer vierden hun gouden huwelijk.
“De echtelingen Leemans-De Muyer (Blaasveldstraat) vierden hun gouden huwelijksjubileum. Na een plechtige dankmis werden zij op het gemeentehuis ontvangen en met het traditionele geschenk bedacht.” (DB, november ’57)
De landbouwer Joannes Leemans (°Leest 13/10/1884) is een zoon van Ludovicus Guillielmus en van Anna Monica Verbruggen. Hij huwde met Virginia De Muyer (°Leest 8/7/1883, + Leest 22/6/1960) die hem zes kinderen schonk : -Lodewijk Frans Leemans (°Leest 19/9/08), huwde met Francisca Huys. -Frans Leemans (°Leest 5/8/1909). -Edward Antoon Leemans (°Leest 18/8/1910) huwde te Blaasveld Hendrica Albertina De Kunst. -Elisabeth Maria Leemans (°Leest 22/8/1911) huwde met Fredericus Henricus Wauters. -Isabella Bertha Leemans (°Leest 16/10/1912) huwde Edmundus Franciscus Cruypelants. -Jozef Frans Leemans (°Leest 19/4/1914). (Met dank aan Lieve Huysmans)
1957 – 21 oktober : Teerfeest van het zangkoor “St Gregorius”. (DB, november ’57)
1957 – 24 oktober : Constant Huysmans nieuwe kassier Raffeisenkas.
“Ter gelegenheid van de aanstelling van de nieuwe kassier van de plaatselijke Raffeisenkas, Constant Huysmans, verenigde een gezellig souper de bestuursleden op 24 oktober.” (“DB”, november ’57) Het bestuur van de Raffeisenkas vergaderde meestal in het Brughuis van de familie Apers.
1957- Zondag 27 oktober : De Chiro vierde Christus Koningsfeest.
De Chirogroep, intussen uitgegroeid tot een zestigtal leden, vierde een dubbel feest. Vooreerst ter ere van Christus Koning maar ook ter verwelkoming van hun nieuwe proost pater Helmart, een minderbroeder uit Mechelen. Om 14u30 was er een plechtig lof met sermoen door de pastoor en na het lof ging het in optocht naar de parochiezaal te midden van bevlagde huizen en met de muziekkapel op kop. De nieuwe proost opende het feest met het gebed en verheugde zich over het feit dat hij met de ouders en hun kinderen zo nauw contact kon nemen. Een stemmig Christus Koning toneeltje, daarna smakelijk eten met enkele kluchten verzorgd door groot en klein en nadien een welgelukte tombola. (DB, nr.11 en G.v.A., 27/10/57)
1957 – 28 oktober : Gemeenteraad benoemde Paula Bradt.
Op de gemeenteraadszitting van 28 oktober werd Paula Bradt als onderwijzeres benoemd aan de gemeentelijke meisjesschool. (“DB”, november ’57)
1957 – 28 oktober : Grondvergunning op het kerkhof voor familie De Decker.
In aanwezigheid van Burgemeester Pieter De Prins en de schepenen Emiel Verschueren en Prosper Busschot en de raadsleden P. Verbeeck, Ferdinand De Prins, F. Van der Hasselt, L. Wuyts, F. Verwerft en F. Muysoms en secretaris Bradt keurde de gemeenteraad een grondvergunning goed op het gemeentekerkhof : “De Gemeenteraad, gelet op de vraag door DE DECKER Frans wonende te Leest Blaasveldstraat strekkende tot het verkrijgen van een eeuwigdurende vergunning van vier vierkante meter grond op het gemeentelijk kerkhof, teneinde aldaar een graf der familie DE DECKER-VAN LOO en FIERENS-DE DECKER, Blaasveldstraat te Leest. Overwegende dat de bezoeker er in toestemt als prijs dezer vergunning per vierkante meter, de som te betalen van Frank 1.000 waarvan 750 voor de gemeente-eigenares en Frank 250 voor de Commissie van Openbare Onderstand. Besluit : een vergunning van vier vierkante meter grond op het kerkhof, waarvan de plaats zal aangeduid worden door de Burgemeester, is toegestaan aan M. DE DECKER Frans, hoger vermeld.” (GA)
Foto’s :
-Bestuur Raiffeisenkas tijdens een vergadering in het Brughuis met v.l.n.r. De Prins Jan (1924-2007), Lamberts Alfons Emiel (1922-2006), De Smet Jozef (Jos) (1938-2014), Apers Frans (1912-1985), Proost Lornoy Frans (1921-1991), Van den Brande Alfons (1901-1985), De Rooster Clement, Huysmans Constant (1915-1988), Beullens Frans (1911-1996) en ?????
(Foto : Eddy Apers)
-Ter gelegenheid van het Christus Koningsfeest publiceerde Gazet van Antwerpen een foto van de ganse groep van de Chiro van Leest.
-Paula Bradt werd juffrouw Paula.
-Het graf van de familie Frans De Decker-Louisa Van Loo. (Foto : Eddy Apers)
-Gedachtenisprentje van Virginie De Muyer die op 17 oktober haar gouden jubileum vierde.
In de vakantietijd kwam er een tiental burchtknapen bij en ook het leiderskorps werd versterkt met Guido Hellemans. Leider Freddy Peirs diende op 4 november zijn dienstplicht te vervullen. De groep zag er toen als volgt uit : Burchtknapen : 36 jongens en 3 leiders : Eddy Beterams, Jos Verlinden en Guido Hellemans.
Knapen : 17 jongens en 3 leiders : Jan Vloebergh, Rik Van den Vondel en Jos De Smet. Kerels : 12 jongens en drie leiders : Louis Vloebergh, Freddy Peirs en Ferdi Polfliet. Samen : 65 jongens en 9 leiders = 74 leden met als groepsleider Louis Vloebergh.
1957 – Oktobernummer “De Band” : Jaarverslag van de Vereniging voor Rundertubercuose-Bestrijding.
Met het verschijnen van het K.B. van 4/12/1956, gewijzigd en aangevuld in het Staatsblad van 26/8/57, is de beslissende en laatste fase ingezet van de rundertuberculose-bestrijding. Het is naar onze mening overbodig en nutteloos het doel en de noodzakelijkheid van de gezondmaking van de veestapel hier nogmaals uiteen te zetten. Het is immers toch in de meeste gevallen menselijke berekening die van de veehouder een voor- of tegenstander van deze bestrijding maakt, naargelang hij al of niet een gezonde of een besmette veestapel bezit.
Hoe ver staan wij te Leest ? Hierna een overzicht van de evolutie der laatste jaren :
Welke waren de resultaten van het laatste onderzoek ? Bedrijven Vrije Niet vrije Bedrijven 156 99 57 Dieren 1.300 1.056 244
Procentsgewijze komen wij dus tot volgend resultaat : vrije bedrijven 64%, niet vrije bedrijven 36%, vrije dieren 81% , reageerders 19%. Gemiddeld aantal dieren per bedrijf : 8,3.
Welke besluiten kunnen wij uit bovenstaande cijfers trekken ? 36% of 57 veehouders van Leest zullen in de eerstkomende jaren nog een min of meer grote inspanning moeten doen om hun bedrijf t.b.c.-vrij te maken. Wij overdrijven zeker niet wanneer wij zeggen dat 75% dezer veehouders met een beetje goede wil en met geringe financiële uitgaven dadelijk hun bedrijf kunnen uitzuiveren. De anderen echter staan voor grotere moeilijkheden, voor een probleem dat niet in een handomdraai is op te lossen. Ieder geval dient echter afzonderlijk bekeken want het is niet genoeg de reageerders te verwijderen, er moeten t.b.c.-vrije dieren in de plaats komen en die moeten tevens gezond gehouden worden. Aanpassing van de stal aan de moderne vereisten en een degelijke ontsmetting zullen hiertoe zeker in grote mate helpen. De voorzitter : Van den Brande Alfons. De secretaris : Verbruggen Alfons.
“De ouders van kinderen onder de 12 jaar worden DRINGEND verzocht zo haast mogelijk op het gemeentehuis de nodige identiteitskaarten af te halen.”
1957 – Oktober : Vergadering B.J.B.-jongens.
“De jongens zijn tegenwoordig volop aan het werk als voorbereiding van hun prachtig toneel, een drama over de boerenopstand. U zult er nog meer over vernemen. Houdt in alle geval allen zondag 1 december vrij… De algemene vergadering van deze maand mag goed gelukt heten, spijts het zeer slechte weer die avond. Het mannelijke B.J.B. gebed leidde de vergadering in. Onze voorzitter verwelkomde allen, maar toch speciaal onze nieuwe proost. Hij sprak de wens uit dat alle jongens zouden samenwerken met hem om de groep hoger op te brengen. Dadelijk daarna hield E.H. Proost een kleine toespraak. Hij deed ons beseffen dat wij werkelijk een katholieke actiegroep vormen. Vooral drukte hij er op dat wij de schone traditie van onze ouders, die werkelijk christelijke traditie, zouden voortzetten en verder opbouwen. Een klare les over grondcultuur en grondverzorging, bemesting van de verschillende soorten grond werd ons gegeven door meester Merkx uit Kalfort. Hij beantwoordde daarna verschillende vragen. Onze jonge vriend Van Winghe vertelde ons kort zijn reis naar Lourdes, die hij gewonnen had in onze groep. Een Mariabeeld, door hem uit Lourdes meegebracht werd onder allen verloot en gewonnen door een van onze jongste leden : Eduard DIDDENS. Deze keer besloot het gebed de vergadering niet, want verschillende jongens ontspanden zich nog met kaarten op een potje bier. ONZE LEUS : CHRISTEN EN VLAAMS…” (DB, november 1957)
1957 – 1 oktober : Karel Fierens opgeroepen.
Karel Fierens uit de Kleine Heide moest naar Turnhout. (DB, september ’57)
1957 – Zondag 13 oktober : Vergadering Boerenbond.
“Ging door in “Ons Parochiehuis”. Spijts een schoon programma was de opkomst eerder gering. Hadden onze boeren schrik voor de mist ? Of heeft de A-griep ook sommige van hen geveld ? Na het gebed hield onze voorzitter een pittige toespraak, waarin hij E.H. Onderpastoor begroette als de lang-verwachte nieuwe proost (Noot : Pater Heldmar, Jozef Jehaes). Hij beloofde medewerking om samen onze diep-christelijke boerenstand gezond te bewaren en cultureel omhoog te voeren. Daarna sprak E.H. Proost ons toe. Hij drukte er vooral op met veel overtuiging dat wij “bouwers” zouden zijn aan ons zelf en onze families. Verder wees hij op het probleem der jeugd, waarvoor hij begrip en medewerking vroeg bij de vaders. Eindelijk kwam dan de spreker, dhr. Wijnants aan het woord, die ons sprak over de problemen van belasting en ouderdomspensioen. In een zeer verzorgde taal legde hij de verschillende aspecten uit, en toonde klaar aan dat wij veel voordeel konden halen met ons voor alles en in alle gevallen tot onze organisatie, de Boerenbond, te wenden. Tenslotte belichtte hij nog even het delicate punt van de bedrijfsovername door de jongere boeren. De voorzitter dankte hartelijk de spreker voor zijn klare uiteenzetting. Een kort gebed besloot de vergadering. Hopen wij dat onze boeren toch beter de schoonheid en het nut van hun organisatie zouden begrijpen. Toekomende maand : BETER !!!” (DB, november ’57)
1957 – 14 oktober : Louis Geets opgeroepen.
Louis Geets, Kapellebaan 2, werd opgeroepen naar R.S.C. (DB, oktober ’57)
1957 – 14 oktober :Filmavond van Milac.
Milac richtte een filmavond in. Op het programma stond “De Laatste Brug” met Maria Schell in de hoofdrol. De vertoning ging door in het parochiehuis en kostte 15 frank. Bij die gelegenheid hield de Nationale secretaris van de Katholieke Filmliga een spreekbeurt. (DB) Deze oorlogsfilm van de regisseur Helmut Käutner uit 1954 vertelt het verhaal van een Duitse vrouwelijke arts die in de Tweede Wereldoorlog gedwongen wordt om voor de Joegoslavische partizanen te werken. Naast Maria Schell waren de hoofdrollen weggelegd voor Bernhard Wicky en Barbara Rûtting.
Foto’s :
-Chiroleider Freddy Peirs moest zijn dienstplicht vervullen.
-Twee foto’s van Eduard “Warre” Diddens, de winnaar van het Mariabeeld hier tussen zijn ouders en op oudere leeftijd.
-Twee affiches van “De Laatste Brug” : de Engelse en de Duitse versie.
1957 – 23 september : Mêre Aleydis (Jeanne DE BOECK) schreef vanuit Titulé :
“Alle maanden beleef ik nu terug een paar uurtjes genot aan het lezen van al dat nieuws uit de parochie in De Band. Weet dat dit één van de enigste uurtjes zijn dat onze geest hier wat ontspanning krijgt en eens wat anders te horen en te lezen dan steeds dat gesleur in deze zwarte wereld. Alles is hier opperbest en bijna vier jaren Congo-leven achter de rug. Onze post hier in de Uele bloeit geweldig. We vierden in 1956 het 25-jarig bestaan van onze missie. Nu hebben we hier reeds 4 posten en drie in de Katanga. Alle soorten van werken bloeien er. Ik ga u alleen over onze uele-Missie schrijven.
TITULE :
Oudste post –moederhuis vanaf 1931 voor de Uele. Bewaarschool, lagere school, huishoudschool, pedagogische school (dit is nog geen normaalschool) waar monitricen gevormd worden na 2 jaar voor de beroepsschooltjes. Alles te samen reeds 550 leerlingen ; we hopen over een paar dagen aan de 600 te zijn. Hospitaal met voor dit jaar (9 eerste maanden) 2.200 gehospitaliseerden, 340 geboorten, 1.100 melaatsen, 13.000 nieuwe gevallen in het dispensarium, 1.000 kinderen en 430 zwangere vrouwen op de consultaties. Daarbij 5 werkende beroepsdispensaria met een 250 nieuwe gevallen per maand. Hierbij nog op twee plaatsen naailessen voor de inlandse vrouwen.
ANGODIA :
Post die werd opgegeven ter wille van Ganga.
GANGA :
Prachtig hospitaal midden in de brousse, dus veel minder werken dan Titulé, maar duizendmaal schoner. Een lagere school met een 130 kinderen (weinig bevolkte streek) en 9 brousseschooltjes voor 1e en 2de studiejaar. Daarbij een negental cursussen voor vrouwen in het naaien. Bestaat ongeveer 3 jaar.
DAIGILA :
Post Cotonco, schoon hospitaal met veel zieken, lagere school met 300 kinderen, minder uitgebreid dus dan Titulé, maar een grote post die nog zal uitbreiden in de toekomst. Twee jaar oud. School voor blanken.
BAMBESA :
Nieuwe post waar nu nog maar twee Mêres zijn die zorgen voor de blanke school ; in januari komt een derde voor de school der zwarten. Door gebrek aan religieuzen kan het hospitaal niet door ons bediend worden. Er is een dokteres die werkt met een verpleegster. Zal wel uitbreiding nemen in de toekomst. Post Incac, dus post waar opzoekingen gedaan worden voor de landbouw in Congo.
Een volgende maal meer nieuws over mijn post, Titulé, waar ik nu bijna vier jaar werkzaam ben als verpleegster in het hospitaal. Het blank hospitaal werd afgeschaft sedert december daar men de dokter wegnam om het hospitaal van Ganga te doen marcheren. Allerbeste groeten aan gans Leest ! Mêre Aleydis.” (DB, november 1957)
Jeanne (Maria Antonia Johanna) De Boeck was in de Winkelstraat te Leest geboren op 3 maart 1928 als dochter van Alfons en Henriette De Prins (een zus van burgemeester Pieter De Prins). Ze trad in bij de zusters ursulinen van O.L. Vrouw-Waver (1947) en werd er regentes wiskunde-wetenschappen (1948). Ze studeerde verder en behaalde het ‘Diploma Tropische Geneeskunde’ aan het Tropisch Instituut te Antwerpen (1952) en dat van koloniaal verpleegster te Leuven (1953). In hetzelfde jaar vertrok ze naar de missies, i.c. naar Belgisch Congo (Democratische Republiek Congo). In de oostprovincie in de Uele te Titule werkte ze bij de melaatsen in de ziekenzorg (van 1953 tot 1960) en na de onafhankelijkheid (tot 1962) als leerkracht. Die twee jaren waren bijzonder moeilijk en ze kwam naar België. Terwijl ze in Mechelen onderwees (ursulineninstituut, 1962-1965), leerde ze Spaans aan het COPAL (Collegium pro America Latina) te Leuven. Ze specialiseerde zich verder te Duffel en behaalde een A1-diploma verpleegkunde voor de centrale jury (1967). Daarop verwierf ze een getuigschrift van de Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking te Brussel (1968). Dan vertrok ze (in 1969) naar Concepcion (Chili). Daar werkte ze in de Hogar de Cristo als madre Juanita in het opvangtehuis, de polykliniek, het ouderlingengesticht of de ‘hogar de ancianos’ en in de huizen voor verlaten meisjes. Ze leerde er met de computer werken en werd meer dan eens voor haar inzet en werk geëerd : zo ontving ze in Chili diploma’s voor jeugdzorg, drugbestrijding, gedragsverandering, bestrijding van HIV en vooral werd ze ereburger van Concepcion (1984); bij ons ridder in de Orde van Leopold II. In 1962, 1976, 1978, 1980, 1982 en 1984 was ze op verlof in België. Na haar opruststelling kwam ze voorgoed naar België terug (eind 1992) maar zat er evenmin stil. Een hele tijd (tot 2000) hielp ze nog in de school in de Mechelse Hoogstraat en werd hulparchivaris van de congregatie in O.L. Vrouw-Waver. Ook was ze (van 1992 tot 2003) één dag in de week te vinden als ‘verkoopster’ in de ‘Trefzaal’ van het ‘Pastoraal Centrum’ te Mechelen. (‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, 2009, Wilfried Hellemans)
Zuster Juanita overleed in Huize Sinte-Angela, Bosstraat 9A te O.L.V.- Waver op 8 april 2020. Ten gevolge van Covid-19 had de afscheidsliturgie in alle intimiteit plaats. Meer over Jeanne De Boeck in deze Kronieken : 16/7/56, 16/7/84, 2/3/88.
Foto’s :
-In 1947 nam Jeanne afscheid van haar familie toen ze naar het klooster vertrok. V.l.n.r. : haar tante Julie Brion-De Prins, vader Fons De Boeck, pastoor Coosemans, Jeanne, oom-burgemeester Pieter De Prins, moeder Henriette (Jette) De Prins, grootnonkel Karel De Boeck (woonde in) en tante Marie De Prins. (LG, blz. 323)
-Zuster Jeanne De Boeck in haar Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse periode.
1957 – 21 augustus – G.v.A. : Ludo Verwerft had aanrijding.
“Aan de Adegempoort had er een aanrijding plaats tussen de personenwagens, respectievelijk bestuurd door Verwerft Ludo uit Leest en Talboom Maurice uit Terhagen. Stoffelijke schade.”
1957 – 19 september – G.v.A. : Mechelen en omstreken rijke bodem aan schatten. Schatgravers!
“…Te Leest, nabij de Steinemolenhoef, op het veld gekend als Steinwerk, en nabij de Oude Mechelbaan (dat is de Romeinse heirbaan van Bavay naar Utrecht) in een bocht der Aabeek, werden grondvesten ontdekt en alle onderdelen van een Romeins gebouw, met vele scherven van urnen en allerhande vaatwerk. De idee om daar opgravingen te doen kwam van een volksvertelsel dat voor vaste waarheid verkondigde dat op die plaats een kasteel gestaan had, dat in de grond verzonken was als straf van God omdat de kasteelheer “Zwart Goed” gekocht had. Daar ook is er voorzeker nog wat te vinden…”
1957 – 19 september : Oprichting Zangkoor St.-Cecilia.
Het bestuur van de Koninklijke Fanfare Sint Cecilia ging over tot de oprichting van een zangkoor Sinte Cecilia. (DB) Stan Gobien in “Leest in Feest” : “De stuwende kracht achter dit koor was Luc Beterams. Op het Palmzondagconcert van 1958 werd met de fanfare de Bergsuite van Jos Moerenhout uitgevoerd. Het zangkoor St.-Cecilia stond toen onder leiding van Leo Hellemans. Het zangkoor kreeg een vlag van de familie Beterams (zie foto). Deze familie had ze zelf vervaardigd. In de hoeken van deze vlag staan het schild van de provincie Antwerpen, de Vlaamse Leeuw, de Leestse kerk en de eerste noten van de Bergsuite. Dit vaandel werd in de vijftiger en zestiger jaren uitsluitend gebruikt door het zangkoor St.-Cecilia. Later, toen het zangkoor in feite ophield te bestaan, werd het gebruikt door de jeugdfanfare en door het trommelkorps. Dit vaandel werd ook nog gebruikt door de fanfare wanneer die wandelconcerten van lange afstand gaf, zoals bijvoorbeeld in de Bloemenstoet van de stad Mechelen. Het zangkoor St.-Cecilia was min of meer een ‘onderafdeling’ van de fanfare, net als de toneelvereniging ‘De Moedige Vrienden’ en later ‘Voor Taal en Kunst’ dat waren. Toen in februari 1959 burgemeester Emiel Verschueren werd ingehuldigd trok het zangkoor door de Leestse straten achter het vaandel. Het zangkoor gaf dikwijls een optreden weg op het Palmzondagconcert van de fanfare. Na de populaire Bergsuite die meer dan eens op het programma kwam, werden in 1960 ‘In ’t Witte Paard’ van Beznatzky, het ‘Zigeunerkoor’ van Verdi en ‘Op de Perzische markt’ van Ketelby uitgevoerd. In 1962 had het zangkoor August Fierens (zie foto) als dirigent en werd er opgetreden met de ‘Vogelhandelaar’ van Zeller. Dirigent Theo Fierens had helemaal geen bezwaar tegen de samenwerking met het zangkoor. Op het programma van het Palmzondagconcert van 1973 stonden zelfs vier koorwerken met begeleiding van de fanfare : ‘Vader Abraham had zeven zonen’, van Pierre Kartner, de ‘Csardasvorstin’ van Kahlmann en twee composities van Jef Aerts, ‘Leest aan de Zenne’ en ‘Vlaamse volksliedjes’. Het fanfarekoor stond toen onder leiding van Rik Lauwens. Voor een aantal muzikanten waren de repetities die aan een muziekconcert met het zangkoor voorafgingen een ware belevenis. De fanfare bestond toen uit vooral mannen. Wanneer er dan ineens zoveel dames in het repetitielokaal aanwezig waren, gebeurde het wel eens dat ze de zaak uit de hand lieten lopen. Er waren mannen bij die het vrouwelijk gezelschap ten zeerste op prijs stelden en die alles in het werk stelden om de gezamenlijke repetitie zo lang mogelijk te laten duren. Alle middelen waren voor deze muzikanten goed : op een verkeerde tijd invallen, van de zenuwen een aantal bemols of kruisen vergeten, gezichten trekken, de medemuzikanten aan het lachen brengen…Het viel soms zo op dat de dirigent zich kwaad maakte en dreigde met een strafrepetitie zonder zangkoor. Wanneer de zangstukjes werden gerepeteerd waarbij ook nog gedramatiseerd moest worden, overdreven de acteurs soms zo fel dat het onnatuurlijk werd. Sommige zangeressen vonden deze gang van zaken waarschijnlijk af en toe gênant, anderen zullen het daarentegen wel plezierig gevonden hebben… Op de uiteindelijke uitvoering met publiek werden de fratsen gelukkig doorgaans achterwege gelaten…
Foto’s :
-De vlag van de familie Beterams.
-In 1962 was August Fierens dirigent van het zangkoor.
-Het zangkoor Sint-Cecilia in actie. V.l.n.r. : Alice Verbergt, Karel Lauwens, Jeanne Geerts, Paula Lauwens, “Dikke Rang” (geen Leestenaar) en Frans De Bruyn (’t Bruinke).
-De dames : Julia De Bruyn, Josefien Polfliet, Louisa De Bruyn en Francine Van Eekel.
-De heren : Louis Schillemans, Eduard Geerts, Michel De Win, Eddy Beterams en Vic De Boeck.
1957 – Zondag 18 augustus : Eerste prijs voor de Leestse fanfare Sint Cecilia in Westmeerbeek.
In het tweedaags muziekfestival van de Kon. Fanfare “De Verenigde Vrienden” uit Westmeerbeek behaalde de Leestse fanfare Sint Cecilia in de stapwedstrijd een 1ste prijs in ere-afdeling met 84 p. en met lof van de jury. Sint-Cecilia telde 52 uitvoerders.
1957 – 20 augustus : Marcel Leemans verhuisde naar Leest.
De meester-kleermaker kwam van de Pennemeesterstraat 25 Mechelen. (DB, sept.’57) Marcel Leemans was te Hombeek geboren op 6 april 1921 en gehuwd met Yvonne Smets (°Mechelen 17/10/1920, +Mechelen 16/3/2005) die hem zeven kinderen schonk : Frieda, Ria, Marc, Dirk, Krista, Lucia en Karla Leemans. In Leest werd hij naast kleermaker ook winkelier. Zijn zaak bevond zich tegenover het kerkhof van Leest. In 1982 beëindigde hij zijn activiteiten als “voedingsdetaillist” en kleermaker en liet zijn “Centra” winkel over aan zijn verkoopster Julia Lauwers en haar man Willy De Nies. Marcel Leemans overleed te Mechelen op 14 oktober 1993.
1957 – 24 augustus : Kampperiode voor Marcel Verschuren.
“Marcel Verschueren, Juniorslaan, moet op 24/8 een wederaanpassingskamp gaan doen van drie weken te Lier.” (“DB”, juli ’57)
Marcel en zijn echtgenote Marieke Van den Brande (foto onderaan) waren jarenlang de exploitanten van de herberg “In de Welkom” aan de Leestsesteenweg.
1957 – 25 augustus : Koninklijke Fanfare “St-Cecilia” op opening Bloemenstoet Mechelen. (“DB”, februari ’58)
1957 – September : Ledenaantal Chiro.
In september 1957 zag het ledenaantal van de jongenschiro er als volgt uit : Burchtknapen : 36 jongens en 3 leiders : Eddy Beterams, Jos Verlinden en de nieuwe aanwinst Guido Hellemans. Knapen : 17 jongens en 3 leiders : Jan Vloebergh, Rik Van den Vondel en Jos De Smet. Kerels : 12 jongens en 3 leiders : Louis Vloebergh, Freddy Peirs en Ferdi Polfliet. Samen : 65 jongens en 9 leiders, met als groepsleider Louis Vloebergh. (DB)
1957 – September : Schoolbevolking.
De gemeentelijke jongensschool telde 84 leerlingen. De gemeentelijke meisjesschool 107 en de aangenomen bewaarschool 81. 28 jongens en 12 meisjes van Leest liepen school te Kapelle o/d Bos. Te Hombeek en Tisselt waren respectievelijk 4 en 5 jongens van Leest ingeschreven. Het totaal aantal schoolplichtige kinderen voor het schooljaar 1957-58 bedroeg 154 jongens en 124 meisjes. (DB-oktober-1957)
1957 – Septembernummer “De Band” : Pater Jozef SELLESLAGH vanuit Urundi.
“Beste dorpsgenoten, het is nu 3 jaar geleden dat ik voor de tweede keer in URUNDI ben aangekomen. In januari ben ik dan veranderd en naar MUHANGA gaan wonen. Muhanga ligt op een 30-tal km van NGOZI, de residentie van onze Bisschop. Het ligt zo in ’t midden van het vicariaat en wij hebben hier reeds meer dan 30.000 kristenen. Het is dan ook de tweede grootste post van het vicariaat. De bevolking is hier zeer dicht want de missie is niet heel uitgestrekt en heeft een straal van 30 km, dat maakt dat als we meer dan 15 km rijden, we al buiten de grenzen zijn, een 10 à 15 minuten rijden met de moto. We hebben ook een groot en klein seminarie op het gebied van de missiepost. Veertien dagen geleden (brief van 14 juli 1957) hebben we hier een grote toeloop van mensen gehad bij de wijding van onze nieuwe kerk. We hebben hier een nieuwe kerk gebouwd met een toren van 25 meter. De bruikbare ruimte in de kerk voor de kristenen is 50 m x 16 m. De dag van de kerkwijding waren er misschien wel 15 à 20.000 kristenen tegenwoordig ; die konden natuurlijk niet in de kerk. De overgrote menigte stond buiten. Iedere zondag zit de kerk vol in twee van de drie missen. Natuurlijk komen niet al de kristenen van de missie hier naar de Mis, alleen zij die op een uur of anderhalf uur van de post wonen, de anderen gaan naar de schoolkapel. Enkele weken geleden heeft een blanke niet ver van mijn vorige missie Karusi een leeuw geschoten. Die was er met een koe van onder getrokken. De mensen waren dan de blanke gaan halen die het beest met een kogel neerschoot. Het wijfje was er niet bij en heeft dan nog enkele dagen rondgelopen en heeft op een 10-tal km van daar nog een oude vrouw opgesmuld. Beste groeten en tot later. U allen genegen in Christus, Jozef Selleslagh, Missie Muhanga Ngozi / Urundi.”
Jef werd geboren in de Bist op 8 mei 1917 (nu : Witveld) als tweede oudste van de negen kinderen van Louis Selleslagh (°29/10/1887, +27/7/1969) en Leonie Verbergt (°29/6/1888, +31/8/1966). Hij overleed te Antwerpen op 9 oktober 1974. Zijn uitvaart vond plaats te Leest op 14 oktober waar hij ook begraven werd. Daar werd zijn grafsteen (in 2002) verwijderd.
1957 – September : Werkloosheid.
Die maand telde de gemeente 3 werkloze mannen en 1 werkloze vrouw. (DB, oktober ’57)
1957 – 2 september : Onder de wapens.
Jan Diddens, Blaasveldstraat 25 Leest ging die dag binnen in de kazerne van Turnhout. (DB, september ’57)
1957 – 8 september : Rene Spoelders opgeroepen.
Rene Spoelders, Kouter 20, werd in Hasselt verwacht en dit voor 6 dagen (GTA). (DB, september ’57)
1957 – 10 september : Jozef JEHAES (Pater Heldmar O.F.M.) benoemd tot onderpastoor.
Deze Limburgse pater werd te Hoeselt geboren op 12 augustus 1928. Hij werd op 7 augustus 1955 priester gewijd. Hij was één jaar onderpastoor te Waterschei en werd op 10 september 1957 tot onderpastoor benoemd in Leest. Hij zou er zeven kinderen dopen in de periode van 29/9/57 tot 5/10/58. In de loop van het jaar 1958 werd hij uit Leest weggeroepen en (in februari 1959) overgeplaatst naar het Hasseltse OFM-klooster. (DB, november ’57 en “De Sint-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1957 – Maandag 16 september : Filmavond ten voordele van de Chiro.
In “Ons Parochiehuis” werd de film “Jongensstad” gedraaid ten voordele van de Chiro. (DB, oktober ’57)
Foto’s :
-Marcel Leemans in het gezelschap van zijn medewerkster Louise Verbruggen.
-Een advertentie van Marcel Leemans uit 1957.
-Marcel Verschuren en zijn echtgenote Maria Van den Brande.
-Chiroleiding jaren ’50 : bovenaan : Freddy Peirs, Guido Hellemans, Jos Verlinden en Louis Vloebergh. Onder : Hendrik Verbeeck, Rik Muyshondt, Jan Vloebergh en Rik Van de Vondel.
1957 – 14, 15 en 16 augustus : Milac-delegatie bezocht Leestse miliciens in Duitsland.
De delegatieleider Jan De Decker publiceerde een uitgebreid verslag in ‘De Band’. Dauphine 156J4 voerde ons naar Duitsland. Reis van 899 km over België – Nederland – Duitsland. EENS TE MEER BRACHT MILAC WAT ZON IN EEN SOLDATENHART
“Op 14, 15 en 16 augustus bracht ik als afgevaardigde van het MILAC-KOMITEEeen bezoek aan onze jongens in Duitsland. Deze reis kon toch nog doorgaan dank zij de bereidwilligheid van iemand buiten de gemeente, de Heer J. MEES van Blaasveld. Hij was graag bereid zijn auto ter beschikking te stellen. Onze sympathieke garde VICTOR VAN HOOF, grote vriend van MILAC en schoonzoon van J. Mees, was bijna gans de 899 km lang aan het stuur en ontpopte zich als een uitstekend chauffeur. MILAC dankt de Heren MEES en VAN HOOF voor hun grote bereidwilligheid en hun zéér gewaardeerde hulp ! (Noot M.V.H. : naast mijn grootvader Jan Baptist Mees, bakker uit Blaasveld, mijn vader Victor Van Hoof, waren ook mijn grootmoeder Sofie De Schoenmaecker en ik van de partij. Ik was toen 9.) We vertrokken te Leest op woensdag 14 augustus rond 6 uur in de morgen. Over Mechelen, Leuven, Tienen, St.Truiden, Tongeren, Maastricht, Aken, kwamen we rond 11 uur in Eschweiler/Probsteierwald waar we in het ‘Kamp Astrid’ (250ste Kompagnie Ordnance) Frans GEERTS te zien kregen. Het kamp ligt helemaal in de bossen, een zeer gezonde streek. Enkele dagen tevoren mocht Frans het bezoek ontvangen van zijn verloofde ! Bij het drinken van een lekker pintje ‘Wicküler’ werd er hartelijk gekeuveld over ditjes en datjes. Na deze zeer hartelijke ontmoeting, namen we rond 13 uur afscheid van de Frans. De tocht ging nu verder naar KEULEN en omgeving.
Te Bensberg in het ‘Kwartier Diksmuide’ (6de Bataljon TTR) zagen we te 17 uur Marcel VAN HOOF (Noot : de jongste broer van Garde Victor Van Hoof). Nu naar Keulen voor het avondmaal en de overnachting. Hieraan bewaren wij enkele speciale herinneringen waarover we hier niet kunnen uitweiden. De helft van het gezelschap werd gelogeerd in het Transit Hotel voor soldaten, de andere helft in het luxueuze ‘BELGISCH HUIS’ te Keulen. Als afgevaardigden van MILAC hadden we in beide huizen gemakkelijk toegang, in principe zijn ze voorbehouden aan militairen.
De donderdag 15 augustus werd ingezet met een H. Mis in de Dom van Keulen. Het ontbijt namen we in het Transit Hotel. Hierna deden we nog een toch over de Rijn per kabelspoor. Rond half tien gingen we Jean De Smedt afhalen en we reden naar Niehl waar we te half elf Leon VAN DEN SANDE zagen bij de 107e Kompagnie Q.M. in het ‘Kwartier Onderluitenant Holm’. In de kantine werden een paar pintjes gedronken en Jean en Leon vertelden een en ander over de kazerne. Kaartjes werden geschreven naar de soldaten Hendrik Somers te Turnhout, Alfons Polfliet te Mechelen, Stanne De Prins te Turnhout, Antoine Van Praet te Tongeren, ook naar onze Z.E.H. Pastoor, Proost van het Komitee. (Ook van uit Pobsteierwald werden naar de soldaten in België kaartjes geschreven) Spijtig genoeg kon Leon Van den Sande zich niet lang vrij maken en rond 12 uur vertrokken we dan naar Keulen voor een stevig middagmaal.
We namen hierna afscheid van Jean De Smedt en verder ging de lange tocht naar Soest waar we te 17u30 Frans HUYS, Emiel CEUPPENS en Jan VAN DEN SANDE zagen. Frans Huys in de kazerne ‘Kolonel SBH Adam’, Kompagnie Hoofdkwartier 4de Infanteriegroepering ; Jan Van den Sande in dezelfde kazerne maar bij het 12e Bataljon Transport ; Emiel Ceuppens in de kazerne ‘Kanaal van Wessem’ bij het 6de Bataljon Artillerie. Méér dan 3 uur verwijlden deze drie sympathieke boys en de voorzitter van MILAC in de kazerne ‘Kanaal van Wessem’. Bij het drinken van meerdere pintjes was de sfeer allerhartelijkst en zéér gezellig. Deze ontmoeting heeft ons het meest deugd gedaan : dit is wellicht te wijten aan het kunnen samenbrengen van die soldaten op één plaats. Elders konden wij dat niet, enigszins uitzondering gemaakt voor Niehl waar we Jean De Smedt en Leon Van den Sande konden samenbrengen. We schreven weer een kaartje naar de SM in de heimat en naar Mijnheer Pastoor. Spijtig genoeg waren er geen zichtkaarten van Soest meer voorradig en dienden we gebruik te maken van ’filmster-kaarten’ om onze hartelijke groeten over te brengen. We bekennen graag dat het ons een aardig gevoel gaf, aan onze Proost dergelijke kaart te moeten sturen, maar ja…ten slotte vonden we het nog plezant… We gingen ook even kijken op de kamer van de Mille, alhoewel hij er danig mee ‘geambeteerd’ zat. De eigenlijke reden ontdekten we al spoedig. Zijn KAMERGENOTEN vinden namelijk een decoratief element in het behangen van de muren met foto’s en ‘afbeeldingen’ (?) van film- en andere sterrren en sterretjes…We gaven de jongens de raad de vensters zorgvuldig gesloten te houden opdat die ‘schoon kinderen’ geen verkoudheid zouden opdoen. We haalden ook aan, dat de beenhouwers in de heimat in de étalage een bericht plaatsen : ‘TIJDENS DE WARMTE WORDT HET VLEES NIET TEN TOON GESTELD’. We stelden vast dat de Mille een graaggeziene gast is op de kamer. Frans Huys en Jan Van den Sande schenen ook gekend en bekend te zijn, zodat we veronderstellen dat dit sympathieke trio een stel flinke kameraden is. Met veel spijt moesten we in de late uurtjes afscheid nemen van die gezellige kerels en van de plaats waar een atmosfeer was geschapen waarin het zo goed was te verblijven. Ontroerd namen we afscheid.
Een avondmaal en overnachting in de ‘Gaststätte Andreas Behrens’ te Ampen-Soest besloot de tweede dag van ons bezoek. Vrijdag 16 augustus vertrokken we te kwart na zeven. Onderweg werd meerdere malen halt gehouden. Te Dusseldorf werden inkopen gedaan. Van proviand en cadeautjes voorzien, reden we naar Aken. Van hier maakten we een omweg naar Valkenburg in Holland waar we een kleine uitstap deden. Rond 21 uur waren we terug T H U I S ! Het was een zeer mooie reis, die onder een paar regenvlagen niet geleden heeft, want er was zon bij de bezoekers en de bezochten !
Enkele slotindrukken : het was bij onze jongens goed te zien dat zij zéér in hun schik waren met dit bezoek van MILAC. Ook werden ze door ons bedacht met chocolade en koekjes. De band tussen de thuis en de kazerne werd weer eens verstevigd. De soldaten van Leest kunnen zo dikwijls de overtuiging opdoen dat zij niet worden vergeten. Op ogenblikken dat wij met soldaten gans alleen waren, hebben wij met ontroering kunnen vernemen dat zij MILAC zeer dankbaar zijn en ook bewonderen voor hetgeen zij voor de soldaten zo voortdurend presteert. Vele stonden van heimwee naar de gezelligheid van de huiselijke haard, van bitterheid en van verbittering, van verveling en moedeloosheid, konden verdreven worden door al die attenties van MILAC voor onze soldaten. MILAC brengt zo dikwijls een STUKJE THUIS. Ons werk kan niet zonder vruchten blijven met de zegen van de Allerhoogste. Om onze SOLDATENDIENST in stand te kunnen houden en uit te breiden, moeten wij kunnen rekenen op de morele en financiële steun van alle Leestenaren. Onze MILAC is geen liefhebberij, geen tijdverdrijf, geen ‘boekske’ (sic…) maar betekent een noodzakelijke en niet te onderschatten STEUN voor onze jongens. Het brengt zo veel zon in een soldatenhart ! MILAC wil het KONTAKT levendig houden tussen de THUIS en de KAZERNE. Door deze Aktie willen wij bekomen dat onze soldaten niet zouden terugkeren naar de parochie als een VREEMDE, naar hun K.W.B., naar hun B.J.B., naar hun fanfare, naar hun gemeente. Moesten wij ons beperken tot het opsturen van het parochieblad en DE BAND, dan deden wij slechts een heel klein beetje voor onze soldaten. Gezien de verschillende elementen van onze Aktie, menen wij terecht te mogen rekenen op de sympathie en de steun van de geestelijke en burgerlijke overheid van onze gemeente, van al de plaatselijke maatschappijen, bonden en organisaties, van al de onderwijzers en onderwijzeressen van Leest en van zo vele anderen. Het MINSTE dat zij kunnen doen is EEN ABONNEMENT NEMEN OP ONS BLAD. Wij begrijpen ook niet, hoe het komt dat oud-soldaten die nu gehuwd zijn of huwen en al dan niet te Leest blijven wonen, geen abonnement op ons blad nemen; ONZE SOLDATENDIENST KOST JAARLIJKS DUIZENDEN FRANKEN ! (en teerfeesten houden wij niet; een ‘culturele’ organisatie noemen wij ons ook niet, maar wij d o e n iets voor onze s o l d a t e n, waaraan anders misschien niemand denkt…) STEUNT MILAC !”
Dat dit bezoek door de soldaten werd geapprecieerd valt o.a. te lezen in de soldatenbrieven van Miel Ceuppens. (zie 9/2/1957)
Foto’s : -De Milac-delegatie tijdens hun bezoek aan Leestse soldaten in Duitsland. V.l.n.r. : Jan De Decker, Sofie De Schoenmaeker, Jan Baptist Mees. Onderaan ondergetekende en samensteller van de Kronieken van Leest Marcel Van Hoof. Enkel garde Vic Van Hoof ontbreekt op de foto. -Mijn oom en naamgenoot soldaat Marcel Van Hoof in Bensberg, rechts zijn broer Victor. -Jean De Smedt in het kwartier Moorslede te Delbrück. -Soldaat Emiel Ceuppens in Soest. -Met de Renault Dauphine van de garde die 899 km bijkreeg op zijn teller.
1957 – Augustus : Karel De Borger over zijn verlof met de Kristelijke Mutualiteiten te Bouillon.
“ ’t Was woensdagmorgen; rond 7 uur stonden we met 10 in aantal van onze parochie te wachten in het “Volksbelang” op de autobus. Eindelijk was zij daar. Nog een groet aan ouders en vrienden en we waren vertrokken met een uur vertraging (08u30). De reis verliep goed want om 12u30 kwamen we op onze bestemming. Daar ontvingen we al spoedig een goed middagmaal. Daarna begon onze eerste wandeling om de streek te verkennen, en we bereikten het hoogste punt van Bouillon. Van daar zagen we de hele stad goed liggen. Te 6 uur waren we terug in het kamp. Te 9 uur hadden we formatie met een woordje van de aalmoezenier, dan moesten we naar boven om te gaan slapen. De volgende dag moesten we om 07u15 opstaan en ons klaar maken voor de H. Mis. Te 10 uur vertrokken we op trektocht die 35 km lang was. De 3de augustus gingen we in de voormiddag naar het kasteel van Bouillon en op zondag avond trokken we de bergen op, om de verlichting van de stad goed te kunnen aanschouwen. Maandagvoormiddag vertrokken we met de bus naar Sedan in Frankrijk. Daar bezochten we het kasteel en reden verder naar Orval waar we de abdij bezichtigden. Dinsdag hadden we voor de eerste keer slecht weer en hadden we filmvertoning. Woensdag en vrijdag hadden we kampvuur. Zaterdag 10 augustus vertrokken we terug naar ons dorpke te 13u30. Onderweg stapten we af te Beauraing om wat te gaan bidden bij O. L. Vrouw. Rond half zeven waren we te Mechelen. Karel De Borger, Kleine Heide nr 7, 13 jaar.”
1957 – Augustus : Jan SPOELDERS vertelt over zijn vakantie te Bouillon.
Jan Spoelders, toen 13 jaar, uit de Kouter, vertelde : “Waarde lezers en lezeressen. Toen ik te Mechelen aankwam waren er al enkele jongens in het Volksbelang die hun verlof gingen doorbrengen in de Ardennen. Elk met een valies (’t is te zeggen een kartonnen doos) en een rugzak. Toen de bus aankwam was het een zogezegde stormloop om een goed plaatsje. Daar verlieten we de stad Mechelen met een traan in de ogen doch met innige blijdschap. We arriveerden te Bouillon te 2 uur. Het eerste wat we ginder deden was eten. Daarna de slaapkamers gaan bezichtigen en dozen uitladen. De leiders waren goeie zielen, tenminste als ge niet met hun voeten speelde. Wat men ginder zoal doet ? We deden vele wandelingen, ook gingen we zwemmen en vissen in de Semois. Op zekere dag waren we aan het wandelen, berg op, berg af. Nu moesten we door een smalle opening, met een weinig wringen en trekken ging dat wel van een dikkerd door dat gat te krijgen ! Op een avond gingen we het verlicht kasteel van Godfried van Bouillon bezichtigen. Er viel van de burcht niets te bespeuren want er was niets verlicht. Bij daglicht zagen we er de zetel van Godfried, een 80 m diepe waterput, een klokje ½ zilver en ½ brons en een vergeetput waar beenderen van een mens in liggen. De terugreis verliep zeer vlot. Alleen een klein ongelukske : als we boven op een hoge berg waren, brak de as van de bus en wij natuurlijk hals over kop naar beneden, al de jongens hun nek gebroken. We hebben alles gauw hersteld door alles met plakband aaneen te lijmen. Daar kwam de toren van St-Romboutskerk in het zicht en weldra ook de toren van de plaats waar een BAND gedrukt wordt zoals er nergens één bestaat, ook niet te Bouillon. Jan Spoelders, 13 jaar, Kouter.”
1957 – 1 augustus : Hendrik Somers onder de wapens.
Hij begon zijn militaire dienst op 1 augustus bij de Infanterie te Turnhout. (DB, juli ’57)
1957 – Zondag 4 augustus : “Sensationele Voetbalmatch Boerenbond-B.J.B."
Ploeg Boerenbond: De Prins Theophiel, Van der Hasselt Felix, Alewaeters Frans, Broothaerts Jozef, De Prins Frans, De Smet Jules, De Laet Frans, Selleslagh Egied, De Prins Jan, Verhasselt Raymond en Rottiers Karel. Reserven : De Prins Marcel en Goossens Edgard.
Ploeg B.J.B.: Van Winghe Achiel, De Smet Jos, Vloeberghen Jozef, Diddens M arcel, Fierens Karel, De Boeck Willy, De Prins Marcel, Keulemans Gaston, Verbruggen Jerome, De Smet Cyriel, Emmeregs August. Reserven : Verbruggen August, Van Winghe Désiré, Daelemans Florent, Bernaerts René.
De match begon om 15 uur en werd gefloten door scheidsrechter Victor De Laet. De uitslag is ons helaas niet bekend. (DB)
Vervolg 1957 – augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers : Brieven van Kolonialen :
Jan DE KEERSMAECKER – Maria DE LAET
°Kapelle/op/den/Bos, 2/9/27 °Leest, 29/9/27. Vertrek : 6/5/1952 Vertrek : 4/3/1953. Gehuwd te Kaniama (Katanga) : 9/5/1953. Hun kinderen : -Maria-Kristina Julia Francina, °23/7/1955. -Elisabeth Maria Alice Victoria, °1/10/1956. Adres : Cobelkat, B.P. 26, KANIAMA (Katanga).
“Het doet ons telkens zéér veel plezier, hier DE BAND te ontvangen ! Zo blijven wij op de hoogte van alles wat er te Leest gebeurt ; ook de burgerlijke stand wordt goed gevolgd : hier komen veel namen voor, voor dewelke wij ons afvragen vanwaar al die mensen gekomen zijn ! Als wij dan het MILAC-nieuws doorzien, en lezen dat die schooljongens van eertijds, als een Frans HUYS en Emiel CEUPPENS, nu al soldaatje spelen, dan moeten wij geloven dat wij reeds 4 jaar Congo achter de rug hebben : de tijd gaat flink vooruit ! Stilaan maken wij plannen om eens over te wippen naar Leest; spijtig genoeg is daaraan een heel groot risico verbonden : de boel naar goeddunken laten draaien en totaal overlaten in negerhanden… Moeilijk te geloven dat het voor 4 jaar hier nog volle wildernis was, waar mensen wonen komt er leven. We zullen terug de Zoo te Antwerpen moeten gaan bezoeken om wilde beesten te zien, want tot nu toe hebben we er nog geen kans toe gekregen hier, alhoewel op enkele kilometer van hier heelder kudden wilde buffels en olifanten huizen, maar ze blijven op afstand van al dat geronk en getoef der auto’s en trakteurs. Voor het ogenblik zijn de negers een 4de droogschuur aan ’t bouwen voor de sigarettentabak ‘Kentucky’. Zo’n droogschuur meet 30 m en is 7,5 m hoog, verdeeld in 3 kamers. Er worden dan bomen gekapt en in de droogschuur geplant : ze moeten dienen als steun voor het dak dat in bamboe en stro is. Er is bouwmateriaal genoeg daar de stenen gemaakt worden uit slijk en gedroogd in de zon. Zo’n steentje weegt 7 kg. De lonen voor de negers komen stilaan omhoog; dat het werk er van gedaan bitter weinig is, daar wordt niet naar gevraagd. De beschaving gaat ook wat te snel : de negers kunnen ze op verre na niet volgen. Waarom nu weer die pensioenwet; de negers weten nog niet eens hoe oud ze zijn en dan tot zogezegd 40 jaar moeten werken, ‘dan zijn we allen lang dood en wie heeft dan ons geld’, redeneren ze. Deze voormiddag (24 juni) is het medisch onderzoek geweest, door een blanke dokter van de Staat, van het negerwerkvolk. Gelukkig een goede uitslag. In sommige kampen zijn 7 negers op de 10 aangetast door syphilis. Gij zult wel begrijpen dat onze missionarissen als grootste doel hebben, normale huisgezinnen te stichten. Regelmatig in het jaar komt de reis-pater hier op de concessie de kristenen bezoeken ; er wordt dan Mis gelezen, gebiecht, gecommuniceerd, onderwezen, gedoopt. De kindjes dragen al schone namen, maar de heidenen houden zich nog aan inlandse namen zoals Welu, Mirangala, Nutakala, enz. Een kleine pagadder droeg de naam van Tabacongo, dus van de tabakplantage hier te Kaniama; een andere spruyt heette Chef train en Deo Gratias ! We zijn nu in het droog seizoen : veel stof en wind, zogezegd wintertijd, met dat verschil dat we altijd grote dorst hebben. Het bier wordt hier verkocht aan 15 fr de fles. Lekkere drank maar nogal straffe kost : hoog alcoholgehalte kwestie van bewaren. ‘Sinba’ of ‘Kasaï’ worden het meest gedronken. ‘Tembo’ is luxe-bier. Whisky wordt ook goed verzet, goed geneesmiddel voor malaria, tand- en keelpijn. De dagen zijn hier goed volzet. Jan moet per jeep op de concessie het werk nagaan, te voet zou het zeer vermoeiend zijn gezien de grote afstanden. Na de noen is er rusttijd tot 5 uur ongeveer en dan komt er terug beweging. De koewachters die terug uit de brousse komen met de koeien, de varkens die huilen om eten, de kinderen die van hun middagdutje zijn opgestaan, enz. Om 7 uur ’s avonds is het etenstijd, dan lezen we de Gazet van Mechelen en De Standaard of we doen wat schrijfwerk. Komt er bezoek, dan wordt dat tot in de late uurtjes getrokken : het is dan het beste van de dag of liever van de nacht : echte tropische nachten met heldere sterrenhemel. Met Sinksen hadden we Juul MUYSOMS hier verwacht : spijtig genoeg is Juul er niet door gekomen. Dilolo-Kaniama is zowat 700 km, een heel tapke dus ! En voor wanneer een soldaat-Leestenaar te Mamina om zijn dienst te volbrengen ? Volgens we links en rechts vernomen hebben, zijn er van Kapelle-op-den-Bos, Hombeek en Heffen hier op de basis te Kamina geweest : met een beetje goede wil, hadden ze ons gemakkelijk kunnen bereiken. Op 1 juli komt Cirkus De Jonghe een vertoning geven en dan zondag voetbal Kaminabasis-Kaniama. We wensen de redactie DE BAND nog vele jaren, veel wellukken en een flinke verspreiding, ja zelfs over ’n stukje wereld ! Zeer genegen en TOT WELDRA, familie De Keersmaecker.”
Maria De Laet is een dochter van burgemeester Viktor De Laet en een zus van o.a. Frans, de uitbater van ‘In den Barreel’ op de Dorpsplaats en van Pater René De Laet. Jan De Keermaecker was afkomstig van Kapelle-op-den-Bos. Het gezin kreeg uiteindelijk 7 kinderen.
Zuster Maria Dominika (Melanie DE WIT) schreef vanuit
Boënde over het bezoek van de koning.
“Op een goeden dag kwam hier een spoedbericht aan en als een vuurke deed het nieuws de ronde : ‘Koning Leopold komt naar Boënde !’ Alhoewel het een wetenschappelijk en geen officieel bezoek was, wilde de Districtkommissaris Zijne Majesteit toch heel schoon ontvangen. Al de kinderen van de Missie werden gevraagd om van aan het vliegplein de haag te vormen, zelfs de kleintjes van de bewaarschool moesten meedoen. We haalden al de vlaggen te voorschijn en al zingend en op stap trokken onze duizend kinderen naar het vliegplein (9 april). De lagere en huishoudschool van de meisjes, de lagere, de vakschool en de middelbare landbouwschool van de jongens, allen in uniform; het was een wemeling van kleuren die in de zon nog feller uitkwamen. De allerkleinsten werden op een camion gestoken en ter bestemming gevoerd. In hun lichtblauw kleedje en ieder een Kongolees vlaggetje in de hand, hadden ze veel beziens. Aan het plein was het een geroezemoes van stemmen maar zodra het vliegtuig aankwam, werd alles stil. Koning Leopold was alleen vergezeld van zijn ordonnance en van de bestuurder van de Nationale Parken in Congo, zelfs de prinses was niet meegekomen tot groot spijt van heel de bevolking. De Districtkommissaris ging de Koning bij het uitstappen groeten en welkom heten in naam van de ganse bevolking van Boënde. Twee kleine meisjes (een blank en een zwart) boden bloemenruikers aan. De Koning werd uitbundig toegejuicht. De enige die door de Koning werd aangesproken en met een handdruk begroet, was onze Eerwaarde Moeder Overste. Nadien stapten de overheden in de auto om een ritje te maken in de stad en hielden even stil aan het bureel van het district waar de Koning een geschenk werd aangeboden. De volgende morgen zou de koninklijke auto op de Missie voorbijkomen. We stelden weer in der haast onze kinderen op. Zodra de auto in het zicht was, traden twee meisjes naar het midden van de weg. De wagen stopte onmiddellijk en de Koning opende zelf de deur van de auto. De kinderen boden Hem een bloemruiker en een geschenk aan. Zijn eerste woorden waren : ‘Wat is dat schoon, dank u, dank u !’ Al de zusters waren ondertussen tot aan de auto gekomen. Zijne Majesteit drukte ons allen de hand en dankte nogmaals voor het mooie geschenk (een zelfgeweven matje in raffia waarop in donker bruin kunstig een negerkop is gewerkt). Twee volle dagen is de Koning hier gebleven en heeft al dien tijd opzoekingen gedaan. Bij het vertrek was er minder volk op het vliegveld. De Koning ging iedere Blanke groeten en gaf allen de hand. Met de Pater had hij nog een kort onderhoud en heel gemeend dankte hij voor de diensten door de missionarissen aan de Congo bewezen. Onze negers konden maar niet begrijpen dat iemand die zoveel gezag heeft, zo eenvoudig doet, en heel gewoon gekleed is in broek en hemd juist zoals zij. Daarbij moet de Koning wel heel veel van de missionarissen houden, want als Hij aankwam sprak hij alleen met de zusters en als Hij vertrok praatte Hij het langst met de Pater. Het was voor de eerste maal dat ik de Koning heb gezien en op de twee dagen dat Hij hier was, gaf Hij mij tweemaal de hand. Dat is zeker iets dat nog weinig mensen van Leest kunnen zeggen ! Hartelijke groeten aan al de mensen van Leest !” (Meer over deze zuster in de Kronieken bij 16/7/1959)
Foto’s :
-Uiterst rechts onderaan Maria De Laet. De foto dateert van 1937 n.a.v. het huwelijk van haar zus Pelagie. Vooraan : Jeanne, René, vader Victor, José, moeder Julie Meuldermans, Frans en Maria. Achteraan : Louisa, Victor, Julia, Jaak, Pelagie en Georges.(Foto : Lieve Huysmans)
-Oud-Koning Leopold III bezocht dat jaar Congo als Voorzitter van het IRSAC, het Instituut voor het Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal-Afrika.
-Een jonge Melanie De Wit op foto en in een tekening uit ‘De Band’.
Vervolg 1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers : Dominikaan Kamiel EMMEREGS :
“Dat Leest een eigen maandblad bezit, wist ik wel, maar dat het reeds in ’t goud zit, dat had ik nooit vermoed ! Tussen haakjes : DE BAND mag er zijn ! IN ZIJN GENRE IS HET IETS VAN ’T BESTE DAT IK KEN. De redactie kent haar stiel en de technische verzorging is van de bovenste plank. Een pluimpje daarom voor de stille noeste werkers ! En nu komt eigenlijk de kat op de koord. Want, wat zou DE BAND van ’n oud-Leestenaar, reeds 32 jaar weg, wel willen vernemen in dit krabbeltje ? Ik heb mijn artikel maar ‘Leestse sigaren’ gedoopt, wat U vermoedelijk wel zal doen denken aan de ‘VLIEGENDE SIGAREN’ van het parochieblad, waarin ondergetekende reeds 12 jaar week na week tracht…geen blad voor de mond te houden. Ik weet niet of gij die rubriek regelmatig leest ; in ieder geval weet ge nu dat ge er af en toe uw zaligheid krijgt vanwege ’n oud-dorpsgenoot, die zijn herkomst camoufleert achter de naam ‘Sinjoorke’, en die, op één jaar na, sedert 1942 te Antwerpen woont. Een dag die ik nooit zal vergeten is 20 augustus 1939 : dag van mijn eremis. Zo geestdriftig en spontaan heeft heel onze gemeente toen meegevierd, meege…zweet (’t was die dag danig heet) en meege…dronken… ! Ik hoor de kanonskens nog bulderen, ik hoor de muzikanten nog blazen hun schoonste stapmarsjen !... Acht dagen daarop was ’t mobilisatie. Toen begon een andere kermis ! Mijn werk (hoofdzakelijk redactie en propaganda van ’t parochieblad) brengt mee, dat ik vrij veel op de baan ben. Naar schatting heb ik tot nog toe zowat 250.000 km afgeketst op Vlaanderen’s goede en…slechte wegen. Zo is het te begrijpen dat ik nog al eens naar Leest overwaai, meestal dan voor een soort blitzbezoek in de Tiendeschuurstraat. Mijn indruk is dan altijd : ten slotte is Leest tussen dit en 30 jaar niet heel veel veranderd. De mensen zijn er nog altijd even werkzaam als godsdienstig, twee kolossale eigenschappen waar Leest fier mag op gaan ! En waaraan ieder Leestenaar moet blijven houden. Verder hoor ik zeggen dat het meer zou moeten regenen voor de boeren, dat de patatten veel te goedkoop zijn, dat het parochiehuis goed floreert en de cafés niet minder en…dat er met de kiezing soms aardig wat haarkepluk wordt gedaan, maar dat zulks dan toch weer rap vergeten is. Waar IEDER Leestenaar in elk geval moet helpen voor zorgen is dat onze gemeente een door-christelijke parochie blijve ! Welja, ik kom graag naar Leest maar…die ellendige wegen er naartoe ! Ik bedoel vooral de weg via Hombeek (Hombeekse stwg) en…de wijdvermaarde autostrade Battel-Leest !...Geloof me, zo iets komt ge in heel West-Europa niet meer tegen ! En dan die sierlijke bocht, juist voor de Zennebrug ! Enkele confraters die Leest bezochten, onthouden er drie dingen van : ’n sympathiek dorp, zeggen ze, maar…die kwaaie weg vanuit Battel en die geurige Zenne, de machtige prachtige vloed, die ons dorp van Mechelen scheidt…Totdat ik zeg, dat de Zenne bevaarbaar is voor schepen van kleine tonnemaat en dat dit schilderachtig, dartel rivierke bovendien een blijvende rijkdom betekent voor de hooischuren van heel ’t gewest. Is’t waar of niet ?
Uit mijn schooljaren te Leest herinner ik mij nog goed de drie onderwijzers, nu zowat de patriarchen van de jongensschool geworden : meester De Leers, de ‘bovenmeester’, die ons de eerste notities van tuinbouw en Frans heeft ingepompt ; meester Selleslagh, de ster van ’t hoogzaal van wie ik nog eens veel stokslagen heb gekregen ; en meester Meyers, bij wie ik niet meer in de klas heb gezeten, maar die ik heb weten starten als versgebakken onderwijzer. Toen ik 12 jaar was, had ik heel de universitaire cyclus der Leestse jongensschool doorlopen. Toen kwam E.H. Frans De Hondt, op dat moment professor aan ’t Klein Seminarie te Hoogstraten, zekere dag bij ons thuis binnen vallen om vader en moeder ervan te overtuigen dat ik misschien wel pastoor kon worden. In september 1925 trok ik dan, gelaarsd en gespoord, en bovendien geladen met 2 grote valiezen, naar Hoogstraten. Charelke Lamberts en Felix Van der Hasselt waren de twee andere slachtoffers. We reisden af als twee dikke boerkens onder ene paraplu… K. Emmeregs o.p.”
Kamiel Emmeregs was de Leest geboren op 14 april 1913 als oudste uit een landbouwersgezin van zeven kinderen. Na humaniorastudies als intern te Hoogstraten trad hij in bij de dominicanen te Gent (1932). Hij werd er geprofest als pater Koenraad (24/9/1933) en legde zijn plechtige geloften af in het Leuvens klooster (1937). Op 6 augustus 1939 werd hij te Leuven tot priester gewijd. Zijn eremis vond plaats op 20 augustus datzelfde jaar. De dag nadien moest hij onder de wapens. Hij werkte korte tijd te Genk en te Gent, langer op Antwerpen-Linkeroever (1947) en vooral te Tienen (sinds 1957) waar hij overste was (1959-1965) en van 1959 tot aan zijn dood woonde. ‘Midden in de oorlog’, zo schreef zijn confrater R. Van Wassenhove, ‘werd hij aangezocht om mee te werken aan het parochieblad en het ermee verbonden studiecentrum…’ Zo werd hij kerkelijk journalist. En inderdaad, meer dan 30 jaar, week na week vanaf 9 juni 1946, schreef hij bijdragen in het parochieblad ‘Kerk en Leven’ onder de schuilnaam Sinjoorke. Het werden er meer dan 1800 ! Eerst heetten ze ‘Vliegende Sigaren’, dan ‘Spijkertjes’ en tenslotte ‘Vrij Commentaar’.
In een van die stukjes schreef hij : ‘Onder meer in ‘Vrij Commentaar’ heeft het parochieblad eerlijk gepoogd een kritisch klankbord te zijn van alles wat er in ’s Heren Kerk reilt en zeilt…en dat is meer dan een beetje !’ En elders ‘(…) waar we wel allemaal zouden moeten van wakker liggen, is de vraag : hoe slaagt het christendom erin, onze razendsnelle tijd te volgen, om hem vandaag en vooral morgen met succes de evangelieboodschap te brengen.’
In zijn Tiense periode was hij ook nog de moderator van het centrum voor Godsdienstige Bezinning te Tienen waar hij jaarlijks een tiental conferenties organiseerde. Als vierenzestigjarige overleed hij in de Heilig-Hartkliniek te Tienen op 6 november 1977 : ‘mijn boekhouding is afgesloten, ik ben klaar. Ik ben een gelukkige dominikaan geweest,’ waren zijn afscheidswoorden. Zijn uitvaart gebeurde in de Dominicaanse Sint-Germanuskerk te Tienen op 10 november. Hij werd in de buurt begraven op het kerkhof van Bost. Op 14 november vond nog een pl. Eucharistieviering plaats in de St.-Niklaaskerk te Leest. Meer over Kamiel Emmeregs in deze Kronieken : 6 augustus 1939.
Foto’s :
-Pater Emmeregs na zijn eremis. (Foto : LG, blz 320)
-Herinnering aan zijn priesterwijding en eremis.
-De Pater zoals de meeste mensen hem gekend hebben.
-De meesters Meyers, De Leers en Selleslagh.
-Felix Van der Hasselt liep samen met Kamiel en Charelke Lamberts school in het Klein Seminarie van Hoogstraten, in het ‘pastoorsfabriekske’ noemde hij dat later.
Vervolg 1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers :
Oud-onderpastoor Stany De Decker :
“Mijn beste lezers ! Regelmatig ontvang ik hier nog DE BAND, en ik moet zeggen, ik ben steeds nieuwsgierig om D.B. te ontvangen. Zo gauw die binnenkomt, moet alle werk maar een beetje wachten, de gazet wordt opzij geschoven en D.B. doorbladerd. Zo kan ik nog echt meeleven met mijn vroegere parochie. Al de namen die men leest, zijn er nog allemaal die zoveel zeggen; al de verslagen die men leest getuigen van die echt goede geest die er te Leest heerst. Bij de aankondiging van het JUBILEUMNUMMER heb ik nog eens een groot pak bovengehaald : al de nummers van DE BAND van nummer één af, en ik zeg : het is een groot pak. Als men nu dat eerste nummer beziet, wel, het is om compassie mee te hebben : zo dun, zo schamel, zo primitief, zo’n antieke tekeningen en een stijve soldaat die met een stuk geweer met een scheve-schele loop de wacht houdt bij een invallensgereed huis… En nochtans, toen dit eerste nummertje geboren was, waren we fier : HET WAS ER ! We konden nu verder bouwen. En dat verder bouwen, heeft voortgeduurd, en is er steeds op vooruitgegaan. De MILAC-werking van Leest kreeg vaste vormen, meer en meer personen werden eraan geïnteresseerd. En zo kwam het tot een grote ploeg medewerkers. De medewerkers van voor een paar jaar kunnen zeker getuigen dat we zo bij volle activiteit graag eens een foto zouden genomen hebben van mijn kamer ! Het was een warboel in de hoogste graad, maar er werd gewerkt en gezwoegd om tijdig een nummer klaar te krijgen. Aan mijn bureel zat er één de stencils te typen, aan de andere kant waren er een paar bezig met te illustreren : hier een opschrift, daar een tekening. Aan de drukmachine werd er aan een geweldig tempo de ene stencil na de andere doorgedraaid. Het was van “draaien altijd maar draaien”, maar ook van “zweten altijd maar zweten”. Er zijn avonden geweest dat we er zo maar een 12.000 bladen papier doordraaiden : een speciaal Paas- of Kerstnummer ging tot 40 blz, er werd gedrukt op 300 exemplaren ! Maakt de vermenigvuldiging, en ge zijt er ! En aan mijn tafel zaten intussen een paar medewerkers ijverig de adressen van de abonnenten op de eerste bladzijde te schrijven, of lekten hun tong droog aan de adresbandjes. Eens het typen gedaan, alsook het tekenen en illustreren, adresseren en tourneren, begon het werk van het samenbundelen. En dat ging aan de lopende band ! Een 3 tot 4 man koersten de tafel rond, waarop al de bladen schoon in hoopjes bijeen lagen. Al lopend werd er van elke hoop een blad geritst en al die bladen kwamen samen bij iemand die ze gelijk legde, een volgende sloeg er haakjes in, en de stapel “Banden” groeide gestadig. Dat werk gedaan, werden ze gesorteerd per straat en de volgende dag meegesleurd naar de Meisjesschool waar onze flinke helpsters steeds zo goed hun best gedaan hebben om die maandelijks rond te doen, nieuwe abonnenten te winnen, geld te ontvangen enz. De Eerwaarde Zusters hebben er dikwijls veel last mee gehad… De grote hoop “Banden” was nu weg, maar nu dienden er nog pakjes gemaakt voor de soldaten, de zusters en paters in de Missie en voor al de lezers buiten Leest. Hiermee kon ik dan de volgende dag naar de post geladen als een muilezel (meer muil dan ezel…) Ik wens verder “GOED HEIL” aan DE BAND. Moge het groeien en bloeien ten bate van heel Leest ! MOGE HET EEN ECHTE BAND ZIJN eerst en vooral tussen al de medewerkers en organisaties (want dat was zeker het eerste grote nut : samenwerking en samenbundeling van al de organisaties). Moge het ten tweede een ECHTE BAND ZIJN TUSSEN AL DE LEESTENAREN & OUD-LEESTENAREN (waartussen ik me ook blijf rekenen) en dan ook een ECHTE BAND TUSSEN LEEST EN ZIJN SOLDATEN ! Met de beste groeten aan alle Leestenaren. Je oud-onderpastoor St. De Decker.”
Broeder Romanus (Karel DeLaet) :
Geboren te Leest op 20 september 1896. In ’t klooster getreden bij de Broeders van O.L.Vrouw te Mechelen op 20/4/1914. Uitgeweken naar Engeland bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, kwam naar Frankrijk (is oorlogsinvalide). Tijdens en na de oorlog verder werkzaam in het Belgisch Krijgshospitaal te Faverges (Haute Savoie,Zwitserland). Terug te Mechelen 2.2.1920. Verplaatst naar Alsemberg op 25 december 1920. Vertrokken naar Canada 15 augustus 1932. Opvoeding wezen en verlaten kinderen. Genaturaliseerd tot Canadees staatsburger op 1 februari 1953. Was in verlof te Leest : 1933, 1948, 1955. Adres (in 1957) : Orphélinat St Joan Baptiste, LAC SERGENT (Cte Portneuf) Canada.
“Beste Leestenaren, wanneer ik door brieven, tijdschriften of gazetten verneem van de moeilijkheden die zich voortdurend voordoen in België, heb ik waarlijk medelijden met u. Om maar één punt aan te raken : noemen wij de wet Collard. Moest België een federaal stelsel hebben gelijk Canada hier, konden de Vlamingen hun eigen pot koken. Onbekend is onbemind, maar het ware toch goed dat enkele verlichte geesten het stelsel zouden bestuderen. Wat uitstekend werkt elders, kan misschien wel aangepast worden. Men kan opwerpen dat de katholieke Walen er zouden bij verliezen, maar in afwachting van een ideale schuilplaats te vinden, laat ge u allen natregenen. Hier hebben we ook mensen met gebreken : tegenstrevers, heethoofden die elkaar als kat en hond aanstaren maar de erge wrijvingen worden vermeden, juist door het federaal stelsel hier in voege (Federalisme = statenbond of een streven naar). Voor gans Canada zijn er 4.500.000 Frans Canadezen, zo iets van 31%, dus een minderheid. Maar het Gouvernement houdt zich vooral bezig met de algemene zaken : leger, post, douanen, enz. Iedere provincie heeft ook zijn eigen parlement en maakt wetten voor de plaatselijke zaken. Het onderwijs valt onder de bevoegdheid van de provinciën. De tegenstelling tussen Fransen en Engelsen, katholiek en protestant, was vroeger reeds zo groot dat de Franse katholieken de overwinnaar dwongen hun rechten te vrijwaren. Om kort te zijn : ziehier hoe mijn provincie het onderwijs regelt. De katholieken hebben het bestuur hunner scholen, de protestanten hebben hun eigen stelsel en geen van beiden bemoeit zich met het programma van de andere. Ik ben hier meer dan 30 jaar en heb nooit een klacht gehoord van de Engelse minderheid op onderwijsgebied. Het is onmogelijk vermits zij hun eigen onderwijs regelen en zoveel scholen kunnen bouwen als ze willen, als het minimum aantal leerlingen aanwezig is. De katholieke minderheid in andere provinciën was vroeger minder goed behandeld dan de protestantse maar juist die goede behandeling (hun eigen zaken te laten behandelen) heeft veel bijgedragen om de zaken af te ronden. Een politieker die jaar in jaar uit moet horen : “Ziet hoe de minderheid het stelt in die andere provincie en hoe gij ze behandelt”, wordt het soms beu voor verdrukker door te gaan en natuurlijk de stemmen te verliezen van de verdrukten. Ik wens u dus uit gans mijn hart het federaal stelsel alhoewel ik weet dat die wens een slag in ’t water is dat dan nog vertroebeld wordt door politiekers die de waarheid vrezen als de duivel een wijwatervat… Vlaanderen zou zich kunnen redden indien het zijn eigen baas was en verlichte en krachtdadige leiders had. Denkt men soms dat hun rechten na de gebrade kiekens zo maar uit de hemel voor de voeten zullen vallen ? Help u zelf, zo helpt u God. Ieder Leestenaar, naar zijn krachten, brenge het zijne bij om God en de kerk te dienen, het goede recht der stamgenoten te doen zegevieren opdat er vrede en eendracht komt door gerechtigheid. Wanhopen brengt geen aarde aan de dijk. Tracht uw leiders wakker te schudden, duwt ze vooruit, redt wat er nog te redden is en de toekomstige geslachten zullen u zegenen. Beste Leestenaren, met goede moed aan ’t werk, vroeg of laat wordt het gezegde waarheid : “De aanhouder wint”. Hartelijke groeten, Broeder Romanus.”
Foto’s : -Stany De Decker. -Stany tussen enkele Chirojongens. V.l.n.r. : onbekend, Jos De Smet, Eddy Beterams, Stany, Juul Muysoms, Louis Vloebergh en Miel Polfliet. -Briefje van broeder Romanus (Karel De Laet) waarin hij zichzelf voorstelt. -Karel De Laet naast Gust De Prins, ergens achter het front tijdens W.O.-I. (“LG”, blz. 274) -Een tekening van de broeder uit “De Band”.
Vervolg 1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers :
Zuster Melanie (Christine De Laet) :
“Op verzoek van “De Band” is het ons wel aangenaam een woordje te sturen ter gelegenheid van zijn vijftigste verschijning. Het is een hele toer inderdaad zulk een publicatie aan te pakken en vooral ze zo dapper op de been te houden. Niet slecht MILAC doch wij allen begroeten maandelijks van harte het boekje : dit zo simpele, zo deugdelijk gezonde kost, die sprankelende luim met tevens toch een noot van onmisbare ernst erin. Wij wensen DE BAND veel moed voor de nieuwe reeks 50 nummers.
Heilig Hartinstituut Heverlee
Men suggereert ons, wat te vertellen over de omgeving waarin we verblijven. Heverlee ligt, zoals u weet, bij Leuven en telt ongeveer 12.000 inwoners. We zijn hier in het Heilig-Hartinstituut : een schoolcomplex dat goed floreert, met leerlingen van alle leeftijd tussen 3 en 22 jaar. Tijdens het verlopen schooljaar hadden we 2.246 leerlingen, waaronder 1.221 internen. Behalve de gewone lagere school met bewaarschool, is er de middelbare school. Verder de beroepsschool met het technisch regentaat, de huishoudschool met het huishoudkundig regentaat, de middelbare en hogere landelijke huishoudschool, de lagere normaalschool, ook de bewaarnormaalschool (Renilde Verbruggen verwierf bij ons in juli, met grote onderscheiding haar einddiploma in deze afdeling), de vier soorten van middelbare normaalschool (wetenschappen, letterkunde, Germaanse talen, lichamelijke opvoeding), de oude en moderne humaniora met economische afdeling, ook nog verschillende Franstalige secties. We zijn hier met 220 zusters. We worden bijgestaan door een uitgebreid lekenpersoneel : 75 juffrouwen onderwijzeressen en een 30-tal helpsters. Heverlee is een moederhuis van Annuntiaten : het heeft het noviciaat voor de aanvaarding en opleiding van jonge zusters… Zr M. Victoria (Noot : haar zus Melanie De Laet) is terug goed opgekikkerd en weet zich nog op honderd en zoveel manieren nuttig te maken. Na 25 jaar missiearbeid is haar hart natuurlijk voor een groot stuk nog aan Congo blijven vastzitten. Zr Albert Marie (Noot : Marcella Van Aken) werd in 1955 tot schoolhoofd benoemd van ons bijhuis te Nodebais, waar ze werk presteert dat ten zeerste gewaardeerd wordt.
Het H. Hartinstituut is een bijenkorf van roezige activiteit : het werkvolk niet meegerekend, zijn we hier dus met 2.570 personen geweest dit schooljaar : een bont wereldje vol stemmige afwisseling en emoties naar ieders gading…Tijdens de vakantie krijgen we hier, met de nodige tussenpozen om uit te blazen, regelmatig de studiedagen van de B.J.B., K.A.J., V.K.S., E.K., C.O.V., enz. en al wat er occasioneel bijkomt als b.v. Pax Romana, het Nationaal Congres van het Vrij Middelbaar Onderwijs, enz. We streven ernaar ons het vertrouwen waardig te tonen dat ouders en overheid in ons stellen. We trachten door toewijding, door degelijkheid van onderwijs en opvoeding, door diepe religieuze bezieling, door innige onderlinge verbondenheid en sterke centralisatie, het Instituut te maken tot een der krachtigste bolwerken van het katholiek meisjesonderricht in het land. Wie graag meer inlichtingen verlangt kan gratis, op verzoek, een prospectus bekomen, en mag immer, bij gelegenheid, een bezoek brengen aan de inrichting. Nu vlug punctum : we mogen niet te schrokkerig beslag leggen op het zo welwillend gegund, doch beperkt plaatsje thans beschikbaar in DE BAND. Het is nog geen vaarwel, hopen we. Met hartelijke groet aan onze dierbare Familie, geburen, kennissen, en aan U allemaal. Zr M. Victoria en Zr M. Melanie(Melanie en Christine De Laet).”
Beroemde studenten van deze school waren : Eva Brems (politica), Saskia De Coster (schrijfster), Anne Teresa De Keersmaeker (choreografe), Els Dottermans (actrice), An Lemmens (presentatrice), Dries Mertens (voetballer), Jonas Van Geel (acteur), Stan Van Samang (acteur, muzikant)… Bekende leraren : Jo Claes (schrijver), Jeanne Devos (zuster en missionaris), Mia Doornaert (journaliste)…
Maria Christine De Laet (Zuster Melanie) was te Leest geboren op 12 mei 1901 en ze overleed te Heverlee op 2 april 1981. Ze werd begraven op het kloosterkerkhof.
Foto’s : -Christine De Laet (Zuster Melanie) -Melanie De Laet (Zuster Victoria) -Het H. Hartinstituut te Heverlee. -Marcella Van Aken (Zuster Albert-Marie) -Belgisch hoogleraar mensenrechten en kamerlid Eva Brems was een oud-student.
1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Dit jubileumnummer werd te Leest gratis huis aan huis besteld en was opgedragen aan de soldaten, aan pastoor Coosemans, aan de nationaal aalmoezenier van Milac F. Willems, aan Pieter De Prins, de burgemeester van Leest en aan alle vrienden van Milac. Jan De Decker, Tiendeschuurstraat 3, was nog steeds verantwoordelijk uitgever en bezieler van het blad. De geschiedenis van Milac Leest kan men terugvinden in deze Kronieken op de stichtingsdatum 15 maart 1953. Het eerste nummer van “De Band” was zeer pover, telde slechts zes bladzijden en had een oplage van 30 exemplaren. Dit vijftigste nummer had een oplage van 550 exemplaren. “Stilaan slaagden wij er in, met de welwillende medewerking van vele vrienden-correspondenten, aan ons blad zowat de tint te geven van een d o r p s b l a d ; talrijke oud-Leestenaren abonneerden zich. Wij hoeven zeker niet te zeggen dat én onze soldatendienst én de uitgave van ons maandblad die vijf lange jaren vele moeilijkheden hebben meegebracht : geldnood, tegenkantingen, onbegrip, onverschilligheid (vooral van die mensen die door hun ambt of functie de eersten zouden moeten zijn om ons werk te steunen en aan te moedigen…), gebrek aan medewerking, afbrekende kritiek, kwaadwilligheid en zo meer… Spijts dit alles, hebben wij kunnen volhouden en al die uren, uren en uren die ons werk heeft gekost, hebben wij niet gewogen noch geteld. Hetgeen wij hebben gedaan én door ons MILAC-werk én door ons blad, gebeurde steeds met de betrachting : goed te doen. Mogelijk zijn we er niet altijd in geslaagd. Wij betuigen onze erkentelijke dank aan al degenen die, onder welke vorm ook, ons werk hebben helpen in stand houden en uitbreiding doen nemen. Dank aan al die soldaten die ons regelmatig geschreven hebben, vaak ook persoonlijke brieven waarin zij openhartig hun moeilijkheden bloot legden en waarin de schrijnende behoefte merkbaar was aan een zacht gebaar en een warm woord. De meesten in deze categorie hebben wij kunnen helpen door onmiddellijk contact te nemen met officieren, aalmoezeniers en hooggeplaatste personen. Wij laten aan anderen over om te zeggen wat die vijf jaar MILAC voor een honderd soldaten hebben betekend. Wij hebben bijna voortdurend onze soldaten met kleine attenties bedacht, hen er aan herinnerend dat er nog iemand aan hen dacht, dat het thuisfront hen niet vergat. Het weze ons hier toegelaten, er –met pijn in het hart- op te wijzen dat 8 op de 10 jongens, na hun militaire dienst ons blijkbaar niet meer kennen of misschien nooit gekend hebben, ook al hebben ze vroeger wel geschreven “ik zal niet vergeten wat ge voor mij hebt gedaan”… 8 (ACHT) op de 10 (TIEN) lopen ons na hun soldatentijd “stoemmelings” voorbij, een paar zeggen (mompelen) nog “iets”, anderen zeggen helemaal geen bakkes meer. Merci, mannen… Sommige soldaten laten GEDURENDE MAANDEN geen sikkepit van zich horen. Het is gebeurd dat dergelijke “zware gevallen” dan nog op de koop toe, achter onze rug (natuurlijk…), babbelen : “Ik krijg van de MILAC niets meer, nu kunnen ze ook ontploffen”, zonder er bij te voegen (natuurlijk…) dat ze nog niet eens hun nieuw adres hadden laten weten. Wij halen deze treurige feiten hier aan om U een beeld te geven van de omstandigheden waarin wij vaak moeten werken (en volhouden…). Nog dit : een paar bewegingen en bonden geven nog de indruk dat MILAC ten slotte maar een “boekske” (sic…) is of “iets” dat niet veel te betekenen heeft. Wij hebben het inderdaad beleefd dat leden uit parochiale organisaties zich lieten ontvallen : “Wat hebben wij nu toch met die MILAC te maken”…Vergeten wij niet dat de nationale MILAC de soldatendienst is van het JEUGDVERBOND VOOR KATHOLIEKE ACTIE en als dusdanig door het Belgische Episcopaat werd herkend, elf jaar geleden. Enkele cijfers mogen u duidelijk maken waarin onze soldatendienst tijdens die 5 jaar bestaan gedaan heeft:
1.Tijdschriften : 12.331 ! In de loop van die 5 jaar Milac werden aan onze soldaten in het totaal 12.331 tijdschriften verstuurd : Het Goede Zaad, Zondagsvriend, De Band, Ons Land, De Haardvriend, Humoradio, Ons Volk, Bevrijding, Toren, Vlaamse Filmkens, Doorbraak, Kompas, Mardijck, Raak, Africa Christo en Het Weekblad, Ons Zondagsblad, enz, enz.
2.Boeken : 258. Handboek van de soldaat, Liefde Huwelijk Geluk, Orate Fratres, Brieven aan een soldaat, Boeken uit de Reinaert- en Prismareeksen, …
3.Dagbladen : 38 abonnementen van 1 tot 3 maand.
4.Allerlei : 32 kg chocolade, 19 kg pralines, 48 kg koekjes, toeristische documentatie, landkaarten van Duitsland, kamerversiering, enz. enz.
5.Terugbetaling onkosten voorbereidingsretraite : 28 maal 100 frank.
Wij verzonden in het totaal 4.500 brieven : bedelbrieven 358, prijzen voor tombola 1.305, allerlei omzendbrieven voor Leest en daar buiten (De Band of Milac), 1.175, allerlei (Sociale Dienst Leger, Ministerie Landsverdediging, persoonlijke brieven soldaten, Legeraalmoezeniers, medewerkers feestavonden, ouders van soldaten, volksvertegenwoordigers, e.a.)."
“De Band” had naar aanleiding van dit 50ste nummer gevist naar de ervaringen van enkele vooraanstaande lezers met de periodiek van Milac. Komen achtereenvolgens aan het woord : zuster Melanie (Christine De Laet), oud-onderpastoor Stany De Decker, broeder Romanus (Karel De laet), de Dominikaan Kamiel Emmeregs en de kolonialen Jan De Keersmaecker en Maria De Laet.
Bijgevoegd :
-Het voorblad van het vijftigste nummer.
-Inspiratie hadden de tekenaars meer dan voldoende. Nog enkele voorbladen van het populaire soldatenblad.
1957 – 16 juli : De Koninklijke Fanfare “Sint-Cecilia” Leest bracht een serenade naar aanleiding van het huwelijk van Rik Lauwens met Josephine Polfliet.
Ter gelegenheid van het huwelijk van een muzikant of een bestuurslid, eventueel van een zoon of dochter van een bestuurslid, werd een serenade gegeven. Een dergelijk optreden diende te worden aangevraagd bij het bestuur van de fanfare. Meestal op de huwelijksdag zelf trok de fanfare dan met muziek naar de plaats waar het huwelijksfeest werd gegeven en tot de vijftiger jaren werden zulke feesten meestal thuis bij de bruid gevierd. Voor de woning van de bruid stond het jonge paar in de deuropening te luisteren naar de serenade. Op dergelijke gelegenheden werden korte stukjes gespeeld en aan het eind van de plechtigheid mocht de bruidegom nog vragen om zijn lievelingsstuk te spelen. De woordvoerder van de fanfare, doorgaans de secretaris, hield tussen de muziekstukken door een gelegenheidstoespraak. (“Leest in Feest”, Stan Gobien)
Hendrik “Rik” Lauwens werd te Leest geboren op 31 december 1934 als zoon van Jan Baptist en Mathilleke De Bruyn. Josephine Polfliet werd te Kapelle op den Bos geboren op 15 maart 1931. Zij zou haar man drie kinderen schenken : Willy, Hugo en Maryse.
1957 – Zaterdag 27 juli : De KWB op reis naar de Vallei van de Ourthe en de Ambleve.
Vertrek om 04u30, aankomst rond middernacht, max. 35 plaatsen. Prijs pp : 180 fr. (DB, juli ’57)
In “De Band” van oktober ’57 verscheen daarvan een verslag van Jozef Vloeberghen : “Op 27 juli kon men ’s morgens vroeg reeds hier en daar licht zien aangaan en een kwartiertje later stopte er dan reeds één of meer personen buiten in de grijze morgenschemering. Het waren mannen van de KWB die zich vlug klaar maakten om toch maar op tijd te zijn op het vertrek dat vastgesteld was op 04u20. De algemene wens was “als het maar goed weder wordt”. Dat beloofde het echter bij ons vertrek niet te worden, want de hemel was gans overdekt met een zwart wolkenscherm. Zelfs bij onze aankomst in Luik was de sombere wolkenmassa zo mogelijk nog donkerder dan het zwarte Luik zelf. Maar achteraf klaarde het toch wat op en alhoewel het nog redelijk vroeg was, kwam de stemming er toch reeds stilaan in onder de deelnemers en deelneemsters aan de K.W.B.-reis. Af en toe striemde de regen tegen de bus, maar telkens als er moest gestopt worden, werd het het schoonste weder van de wereld, precies of de weermaker was ook van de KWB. In Coo was er reeds een pleisterplaats voorzien en Jozef Van de Poel schoot zich letterlijk en figuurlijk in de belangstelling, want hij zou daar zo waar al die ballonetjes van het water geschoten hebben ! Natuurlijk moest ook iedereen eens met dat kabelspoor “Téléphérique” naar boven. Zodra iedereen uit de stoel gewipt werd, ging de reis verder naar Trois Ponts, Vielsalm en Nadrin. Op dit plaatsje heeft men een schoon vergezicht op de Ourthe, die daar in 6 verschillende kronkelingen te zien is. Maar intussen was de vrolijkheid in de bus ten top gestegen en werd er in de bus een daverende voetbalmatch gespeeld (een ballonnentjesmatch laag over de koppen heen !) Toen er halt gehouden werd in Durbuy, was daar ineens allemaal op de been, want de mensen zagen daar onmiddellijk dat er iets te doen was in het kleinste stadje van België. Er staat daar een kiosk te midden van het dorp. Hewel op die kiosk hebben de mannen van de KWB een daverend concert gegeven onder de kundige leiding van Jan Keulemans, die ook gezorgd had voor de nodige instrumenten ! ’s Avonds op het stadhuis zou dan de erewijn geschonken worden voor de muzikanten en leden, maar spijtig genoeg moesten we weer verder, zodat we dit buitenkansje maar afgeslagen hebben. Onder algemene opgewektheid werd dan de terugreis aangevat en naar de algemene stemming te zien was iedereen weer tevreden over deze uitstap, die als het ware een vriendschap smeed tussen al de deelnemers. Onze enigste wens in verband met die reis is : mogen we volgend jaar weer zo een aangename dag hebben, en dan met veel meer deelnemers ! Jozef Vloeberghen.”
Foto’s :
-Serenade naar aanleiding van het huwelijk van muzikant Rik Lauwens met Josephine Polfliet. Het bruidspaar tussen de musici van de koninklijke fanfare St.-Cecilia. Vooraan Rik De Bruyn die dirigeert, Theo Fierens speelt trompet en Louis Alewaeters bombardon.
-Rik en Josephine op hun gouden huwelijksjubileum.
-KWB-reisverslaggever Jozef Vloeberghen.
-Jef Van de Poel schoot bijna alle ballonnetjes stuk.
-Jan Keulemans leidde het concert.
Vervolgt met “Het Vijftigste nummer van ‘de Band’”.
1957 – Zaterdag 6 juli : Gemeenteraadszitting -Op de dagorde :
1. Herziening gunning wegeniswerken Kleine Heide en Bist. 2. Aankoop van onroerende goederen langs Kleine Heide en Bist. 3. Gunning onderhoudswerken B.6.GV, 1957. 4. Begrotingswijziging. 5. Vergoeding opmaking der kiezerslijsten. 6. Weddevaststelling gemeentesecretaris.
Op de raad van 23 juli dat jaar : 1. Kasnazicht C.O.O (Commissie van Openbare Onderstand). 2. Kasnazicht gemeente. 3. Begroting kerkfabriek. 4. Grondvergunning op het kerkhof aan familie Coosemans-De Schoenmaecker, Dorp. Familie Lamberts-Verbruggen, Tisseltbaan. 5. Lening bij het Gemeentekrediet van België van één miljoen twee honderd vijftig duizend frank voor gemeentelijk aandeel in de kosten van verbeteringswerken aan de buurtsteenweg Kleine Heide en Bist. (DB, augustus 1957)
1957 – 6 juli : Zilveren bruiloft August en Melanie Vloebergh-Van Dam.
Staf en Nieke (“Nie Bareel”) hadden een “pottenwinkel” in de Dorpstraat. Potten, pannen, kommen, voor elektrische of andere vuren in verlakt en aluminium…ketels, kuipen in alle vormen en maten…drinkserviezen, koffieserviezen…steriliseerbokalen en ketels…verven, verfborstels en toebehoren…Nie Bareel had het allemaal. August “Staf de Metser” Vloebergh was te Leest geboren op 3/9/1904 en overleed te Mechelen op 9/4/1975. Kerstekind Melanie was eveneens te Leest geboren op 25/12/1902 en overleed te Mechelen op 21/3/1989. (DB, mei ’57).
1957 – 11 juli : Juffrouw Maria Rheinhard met pensioen.
‘DB’ :“Op 11 juli 1957 is Juffrouw Maria Rheinhard, onderwijzeres aan de gemeentelijke meisjesschool, op rust gegaan ; dit werd eerst nu officieel bekend gemaakt. Zij werd geboren te Mechelen op 22 augustus 1903. In 1916 kwam de familie Rheinhard te Leest wonen. Marie Rheinhard behaalde haar diploma van onderwijzeres aan het Instituut der Ursulinen te O.L.Vrouw Waver op 29 juli 1922. Van 21 september 1922 tot 1 mei 1923 was zij interimaris aan de gemeentelijke jongensschool te Leest, in vervanging van Alfons Hellemans die was opgeroepen. Van 1 mei 1923 tot 17 januari 1927 was zij interimaris aan de gemeentelijke meisjesschool te Leest en van mei tot augustus 1927 aan de aangenomen meisjesschool te Heffen. In september 1927 werd te Leest de gemeentelijke bewaarschool geopend. Deze werd ondergebracht in een houten loods die door de gemeente was aangekocht voor 12.765 frank bij de dienst der militaire gebouwen te Mechelen. Deze “barak” had aanvankelijk een lengte van 28 meter en was 6 meter breed (12 m voor de klas) ; een gedeelte ervan werd voortverkocht. Voor de functie van bewaarschoolonderwijzeres werden veertien kandidaturen gesteld ; Maria Rheinhard werd verkozen met 5 op 8 stemmen. Soms had Maria te zorgen voor 80 (tachtig) kleuters ! Tien jaar lang heeft zij het in die barak uitgehouden tot zij in oktober 1937 werd benoemd aan de gemeentelijke meisjesschool te Leest. Al die jaren heeft zij zich met hart en ziel aan het onderwijs en de opvoeding van de kinderen gegeven, dit met een zeldzame autoriteit. Niets was haar te veel. En al wat ze deed, heeft zij gedaan in eenvoud en met een onkreukbare plichtsvervulling. Daar boven rees, hoog als een toren, haar persoonlijk voorbeeld en haar taaie wil die ons deed denken aan de “sterke vrouw” uit het Boek der Wijsheid. Al die jaren is zij niet alleen “de onderwijzeres” geweest. Samen met andere meisjes, was zij zeer actief in de “Missienaaikring” die in 1926 te Leest werd gesticht. Alle maanden kwamen zij bijeen op een zondag : Mr Cleeren gaf hen een missievorming. In de week werden vele uren besteed aan allerlei naaiwerk voor de Missies. Juffrouw Rheinhard was voorzitster van deze kring. Uit deze “Missiekrans” is in 1928 de B.J.B. te Leest gegroeid : één van de eerste afdelingen van het land. Juffrouw Rheinhard was leidster en, in opvolging later van Bertha Scheers, schrijfster. Deze afdeling had een 40-tal leden. Bij het jubileum van Pastoor Beuckelaers, werd onder impuls van de B.J.B., een Vlaamse kermis gehouden. De afdeling van juffrouw Maria nam zeer actief deel aan het eerste grote Massaspel te Scherpenheuvel en aan de eerste grote Jeugddag te Brussel. Op Kerstmis werden jaarlijks taarten gebakken die dan werden gedragen naar de ouderlingen en zieken van de parochie. Haar afdeling speelde eens een –voor die tijd zéér modern- toneelstuk “Wilde Strijd” waarin Maria de rol van “den duivel” speelde (In de drama’s was zij immer de “slechte” en in de blijspelen immer de “kwispel”). Deze “Wilde Strijd” werd hernomen bij het vertrek van Zuster Victoria naar de Missie. (Een laatste maal is Juffrouw Maria op het toneel verschenen bij het afscheidsfeest dat werd aangeboden aan Pater René De Laet : als “doop-meter” en voordrachtgeefster over de keuken ! Steller van deze bijdrage bewaart hieraan zeer bijzondere herinneringen die voor publicatie niet vatbaar zijn !!!)
In 1943 trok zij zich terug als leidster van de B.J.B. Sinds 1930 was zij reeds werkzaam in de Boerinnengilde, eerst als gewoon lid, later als schrijfster en voorzitster. Zij was ook schrijfster van het Davidsfonds. Heden is zij nog schrijfster van Boerinnengilde en Vrouwenbond H. Hart. Binnenkort hoopt de Boerinnengilde het 200ste lid te vieren en het 35-jarig bestaan van de afdeling. Zo werd een zeer onnauwkeurig beeld geschetst van de activiteiten van juffrouw Maria Rheinhard. Nu zij –van het geven moe- op rust is moeten gaan, denkt zij met weemoed aan die jaren in het onderwijs doorgebracht te Leest. Zij is Leestenaar gebleven met hart en ziel. Zij heeft én bij haar leerlingen én bij de leden van verschillende organisaties een levensblijheid opgewekt waarmee zij zelf zo rijkelijk is bedeeld. Door haar woord en voorbeeld als opvoedster en leidster heeft zij zovelen doen geloven in het leven zoals God dit schiep, heeft zij bij zo velen een enthousiasme en een vuur verwekt voor al het goede en al het schone dat ons tijdelijk bestaan ons biedt. Zij heeft haar krachten nooit gespaard. Zij heeft haar talenten niet voor zich zelf opgeborgen en zij heeft haar licht “niet onder de korenmaat verborgen gehouden”. Zij is al die jaren niet sleepvoetend door Leest gegaan met een pietluttig kaarsje in de hand, maar zij heeft een brandende fakkel gedragen die bij zo vele jonge mensen en bij zo vele moeders vuur, geloof, hoop en liefde heeft verwekt. De godslamp heeft zij hoog boven haar eigen kleinheid gedragen tot ze werd een ontembare gloed : ’n gloed van geloof, ’n gloed van grenzeloze hoop, ’n gloed van veroverende liefde. God lei een kroon en een kruis in haar handen. Zij heeft ze beiden aanvaard en gedragen, in de overtuiging ook dat nooit iets groots wordt geboren waar een mens niet heel zijn hartebloed gaf. Zij behoorde niet tot de katholieken die van het Evangelie, dat grote wetboek van heldhaftig leven, een kerkboekje in zakformaat hebben gemaakt en zij wist ook dat de ware liefde deze is die geven kan zonder terug te krijgen en die niet tot kramp verstart als ze geen dankbaarheid vindt. Juffrouw Maria, nog vele jaren ! En “mersie” voor wat gij deed te Leest !”
Meer over Maria Rheinhard in deze Kronieken bij 17 februari 1987 (“In Memoriam Maria Rheinhard”)
Foto’s :
-De spijskaart van het feestmaal bij hun huwelijk, rechts de huwelijksfoto van Staf en Nieke Vloebergh-Van Dam. -Staf en Nieke op oudere leeftijd. -Enkele advertenties van de winkel van Staf en Nieke, gepubliceerd in het maandblad van Milac. -Twee foto’s van ‘juffrouw Maria’, rechts in een processie.