Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG d SALA WERREL
10-04-1934 Kunsthandel Sala - Bij raadsbesluit van 26 Januari 1934
Bij raadsbesluit van 26 Januari 1934 werden van H.D. Sala aangekocht de perceelen Breestraat Nis 114a, 114b en 114c. Perceel Breestraat 114c wordt door den heer Sala gebruikt als spiegel- en lijstenfabriek en als etalageruimte, de beide andere perceelen vormen één pand, waarvan in de benedenverdieping, Breestraat 114b de kunsthandel van den heer Sala is gevestigd, terwijl de bovenverdieping, Breestraat 114a, als woning is verhuurd voor F 800.- per jaar.
De heer Sala zou gaarne op korten termijn de perceelen Breestraat 114b en 114c huren, nl. voor drie maanden, met verlenging van maand tot maand, tenzij de huur door een der partijen wordt opgezegd. Hij is bereid een huursom van F. 1800 per jaar, straatbelasting inbegrepen, te betalen. Voorgesteld wordt dit te aanvaarden.
06-11-1931 Kunsthandel Sala expositie Wim van Woerkom
(Berichten, reeds geplaatst in een groot gedeelte onzer vorige oplage).
LEIDEN. EXPOSITIE WIM VAN WOERKOM.
In de kunst handel Sala exposeert deze maand de nog jonge Nijmeegsche schilder Wim van Woerkom, die met een vijftigtal werken een verrassenden indruk maakt.
't Is onbegrijpelijk hoe iemand van zijn leeftijd reeds zoover in techniek en uitbeelding gevorderd is, dat sporen van tekortkoming in een of ander detail zijner kunst bijna niet te vinden zijn. Hij is - gelukkig - geen schilder die het moderne mint om het moderne zelf en dus de inhoud opoffert aan den vorm, hoewel de moderne smaak, vooral in kleuren, hem toch niet vreemd is.
Vooral waar hij in zijn werk de donker overheerschende kleuren gebruikt treffen deze door een bijzonderen toon, warm en sprekend. Anderen zijn licht en hel van toon, vooral de stadsgezichten uit zijn Franschen tijd, zijn stadsgezichten van Marseille Lyon en Arlos.
Daartusschen staan zijn beste werken en wel zijn stillevens en vooral "De vlucht uit Egypte", die leeft door een diepe innerlijkheid. Het wit besneeuwde land met kale, dorre boomen en bij een dezer Maria gezeten, met het Kind in haar armen, daarbij St. Jozef, naast haar staande, en de ezel. Dit werk is zoo mooi van toon, het treft, omdat je hier precies ziet de droeve geschiedenis van het heilig Huisgezin, zooals je die van jongsaf aan in de mooiste oogenblikken zag in je geest, zooals je die bemediteerde rond Kerstmis en Nieuwjaar. En het is toch geen getrouwe copie van de bekende prenten. De kleuren zijn bijzonder mooi en er spreekt uit dit werk een warm en begrijpend gevoel.
Van Woerkom's portretkunst spreekt heel sterk in drie van zijn portretten, ter expositie aanwezig. Het zijn naar wij meenen drie van zijn naaste familieleden en elk geeft zoo duidelijk en mooi het verschillend karakter van den uiteenloopenden leeftijd. Het zijn de portretten van zijn vader, zijn broer "Alphons" en van "Kareltje", waarschijnlijk de jongste uit het talrijke gezin. De verschillende uitdrukking die zoo juist den leeftijd en levenservaring verraadt, is niet alleen verkregen door den vorm, maar ook door de keuze der kleuren. Men kan het karakter er uit lezen.
Al deze werken zijn olieverfschilderstukken en pastels, en van deze laatsten is vooral zijn "Piëta" zeer goed geslaagd. Stemmig, sober en indrukwekkend. Ook zeer mooie Houtsneden zijn er te zien. De bestgeslaagden zijn de "verjaging van Adam en Eva, uit het Paradijs" en de "Pool".
Een album bevat nog reproducties en foto's van zijn werken, waaronder verschillende glas-in-lood-schilderingen, die vanaf de foto natuurlijk moeilijker te beoordeelen zijn, maar toch direct groote kunde verraden. Deze expositie van een jongen kunstenaar belooft veel, heel veel en wij zien met belangstelling het nieuwe werk van den schilder tegemoet.
De tentoonstelling is gedurende de heele maand November gratis toegankelijk.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG d SALA WERREL
23-05-2009
10-10-1933 Kunsthandel Sala H.L. Landmann
H. L. LANDMANN
Kunsthandel Sala
Van dezen jongen kunstenaar moet men in elk geval schrijven, dat hij ernstig kan werken. Dat bewijzen in 't bijzonder een paar groote geaquarelleerde stillevens, de nummers 17 en 19, blijkbaar reeds dateerend van een jaar of tien geleden.
Deze zeer doorwrochte en nauwgezette studies toonen niet enkel een niet aflatende aandacht, maar ook een bepaalde gevoeligheid. Zij zijn niet dood gewerkt en blijken geen mechanische reproducties van de werkelijkheid: er zit liefde in, een zekere schuchtere ontvankelijkheid voor het wonder.
Hoewel van een persoonlijke visie of een persoonlijke wijze van weergave nog geen sprake kan zijn, hebben deze bladen op rustige wijze wel iets ruims, iets bewogens. Zij houden een belofte in.
Ziet men vervolgens het latere werk, dan valt het niet mee. De olieverf-stillevens van den lateren tijd zijn op min of meer academische wijze verdienstelijk, maar toch strikt gezien een grovere herhaling van hetgeen reeds in de aquarel no. 19 werd bereikt. Natuurlijk moet men hierbij de zware eischen, door de olieverftechniek gesteld, niet uit het oog verliezen.
Over het geheel zijn de bloemstukken, waarvan de kleur onzeker blijkt, het minst; het sterkst daarentegen enkele gezichten op binnenhavens enz, men lette speciaal op het schilderij no. 47. Hierin werd een tonalistische fijnheid bereikt, waaraan wellicht Tholens invloed niet vreemd is.
Overal blijkt Landmann het best op dreef, waar hij meer strak teekenend en tonalistisch bepalend, dan coloristisch schilderend te werk ging; daarom verwondert het ook niet, dat sommige, in zilverigen toon gehouden teekeningen het verst reiken en tegelijkertijd het persoonlijkst lijken.
Een teekening als die van een binnenhof met trap te San Gimignano, dit jaar gedaan, opent perspectieven voor een verdere ontwikkeling misschien mede in de richting der lithographie. Het verfijnde, stille en mijmerende, toch tegelijkertijd geserreerde van zoo'n teekening overtuigt mij heel wat meer, dan het overgroote deel der schilderijen. Maar ik moet daar aan toevoegen, dat elders in de teekenigen de blik wel eens te sterk door bijkomstigheden werd afgeleid.
Misschien moet Landmann nog iets strenger met zich zelf zijn?
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG d SALA WERREL
22-05-2009
18-01-1933 Kunsthandel Sala overgeplaatst naar den Haag.
Wijziging 17 Jan.: Firma Sala en Zonen, Leiden, Breestraat 114b en c handel in lijsten, spiegels en kunsthandel. De dd 13 Januari jl. ingeschreven opgave dat de handelszaak is opgeheven, is abusievelijk geschied. Deze opgave had moeten luiden: De handelszaak van de Firma D. Sala en Zonen, is dd 28 Dec. 1932 overgeplaatst naar den Haag, Noordeinde 28a.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG d SALA WERREL
21-05-2009
24-03-1937 Kunsthandel Sala Jan Ingenhoes
JAN INGENHOES
Kunsthandel Sala
Jan Ingenhoes heeft niet minder dan 47 stillevens geëxposeerd en die stillevens zijn vrijwel alle in een gedempten toon gehouden; geen helle kleur, die u er uit roept. Bovendien vinden wil er tal van zelfde voorwerpen op. En als versiering zijn op tafeltjes enz. ook tinnen voorwerpen te pronk gezet. Men begrijpt hieruit de sfeer van de expositie.
Men bewondert de kunde en nauwkeurigheid van dezen schilder, die ons geen detail onthoudt, niets aan onze fantasie overlaat. Van een citroen schildert hij elke oneffenheid en op het waas van blauwe pruimen vergeet hij zelfs niet de vingervlekken af te beelden. Tin, koper, tegels, glas, vruchten, bloemen eieren, boeken en doodskoppen alles is met even groote nauwgezetheid op het doek gebracht.
In zijn werk is zonder twijfel een vooruitgang te constateeren, maar nog moet men niet bij het bekijken van zijn schilderijen aan doeken van andere stillevenschilders denken.
Denk niet aan Floris Verster, die ook zeer uitvoerig kon zijn, maar nooit koel was; niet aan Paul Arntzenius, waarvan ik pas in de Dalton H.B.S. fraai werk zag. Doet men dat, dan voelt men het minder bewogene in de schilderijen van Ingenhoes en men denkt aan Arps.
Toch is Ingenhoes niet enkel fotograaf in kleuren; hij is wel degelijk - ik schreef het reeds - een kundig schilder. Van de hier geëxposeerde werken vestig ik de aandacht op no. 28, Keulsch potje met tinnen bord, twee eieren en een mandje met tomaten tegen een grijs fond. Verdienstelijk is no. 23 appels; no. 17 een tak duindoorn, opgehangen tegen een blanken muur en een ongenummerd, oningelijst doek van leege flesschen, die ongetwijfeld goed geschilderd zijn. De tentoonstelling sluit 30 Maart. 'sGr.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
20-05-2009
14-05-1938 Een unieke tentoonstelling.
Een unieke tentoonstelling bij Hamdorff.
Werk van overleden Gooische Meesters. LAREN.
De tentoonstelling die Zondag voor het publiek geopend zal worden in de Kunstzaal van Hotel Hamdorff, van werk van overleden Gooische meesters, zal voor velen een openbaring zijn. Door de goede zorgen van Jaap Dooyewaard, David Schulman en L. van Kesteren is hier een collectie schilderijen bijeengebracht en op mooie wijze gehangen, die men wellicht nooit meer in Laren bijeen zal kunnen zien.
Van JOZEF ISRAëLS is aanwezig een der mooiste interieurs die deze grootmeester, die Laren ontdekte, ooit gemaakt heeft. Het is het schilderij ‘Open huus'; als tweede werk van Jozef Israëls is er een zelfportret uit z'n laatsten tijd, meesterlijk van toon en expressie, waarlijk een schepping. (Beide schilderijen zijn afgestaan door het Stedelijk Museum, van welker directie voor deze tentoonstelling de grootste medewerking is verkregen).
Het is ook gelukt van ANTON MAUVE een buitengewoon mooi schilderij te verkrijgen: „Opkomende bui" (eigen dom van den kunsthandel Sala in Den Haag) en een kudde Schapen gehoed door een herderin in een boomgaard (uit het Stedelijk Museum). De stemming in het eerste schilderij is zeldzaam getroffen en in het tweede valt op, hoe buitengewoon goedbestudeerd de schapen geschilderd zijn.
Na Mauve noemen we ALBERT NEUHUYS, die met vier schilderijen vertegenwoordigd is : Moeder en Kind, een treffende expressie van de moederzorg en "De Enkhuizer Courant", allerfijnst van toon; een waar meesterwerk. Beide werken zijn uit het Stedelijk Museum. Het kleine "gouden schilderijtje" Moeder en Kinderen is een waar juweeltje en een aandoenlijk blond Portretje is dat wat de schilder maakte van de dochter van wijlen Jan Hamdorff: Martha. Deze schilder is wel prachtig vertegenwoordigd.
Van J.S.H. KEVER is er het magistrale zelfportret uit het Sted. Museum en het prachtige schilderij Pioenrozen, uit de gemeentelijke verzameling van Laren. Bijzonder mooi is het schilderij van Kever van een Larensche Boerendeel, een merkwaardig licht schilderij, in het bezit van den kunsthandel Buffa.
JAN VETH ontbreekt ook niet. De commissie is van hem alleen machtig kunnen worden het deftige portret van mevrouw G. van den Brink (de moeder van den heer P.N. van den Brink alhier). Een imponeerend schilderij van deze vrouw in oudLarensch costuum.
Van WALLY MOES is er een schilderij, zeldzaam mooi van kleur en van expressie: Moeder en Kind, eveneens uit het Sted. Museum. Het schilderij Huizer Vrouw is van een klassieke schoonheid, kennelijk geïnspireerd op de oude Hollandsche meesters.
Een waar juweel is het schilderij van TONY OFFERMANS, een Vrouw die kool snijdt in den tuin. Van kleur en licht is dit een allerfijnst doek. Een mooi gaaf schilderij is ook Moeder en Kind.
Van ARINA HUGENHOLTZ hangt er één schilderij. Hei met paarden en wagen, waaruit blijkt dat de schilderes waardig was een leerling te zijn van den door haar zoozeer vereerden leermeester Anton Mauve.
Een typisch Larensch tafereeltje biedt het prachtige stemmingsvolle schilderijtje van H. VALKENBURG: Vrouwtje in den moestuin. Men valt op deze tentoonstelling van de eene verrassing in de andere, maar een bijzondere verrassing zijn wel de twee kleine schilderijtjes van EVERT PIETERS, die prachtig van toon zijn.
Van E. VAN BEEVER treffen de drie aanwezige werken door de groote beschaafdheid en het technisch meesterschap waarop deze kunst steunt. Vol prachtige stemming is de Larensche Deel; de Larensche Boerin is in een donkeren toon gehouden, boeiend en klassiek in wezen, verbluffend van techniek.
Een der onbetwistbare hoogtepunten der tentoonstelling is het portret van een Belgisch meisje, geschilderd door FRANS DEUTMAN. Dit schilderij is waarschijnlijk gemaakt kort na zijn academietijd. Het is een meesterwerk van eersten rang en de heer J. Siedenburg te Bussum mag zich gelukkig prijzen het in bezit te hebben.
Van A. BROEDELET is er een klein schilderijtje vol devotie en teerheid van een Bruidje met gebedenboek en sluier, en een verdroomd schilderijtje van een Larensch Meisje.
Een hoogtepunt van de expositie wordt ook gevormd door het schilderij van H.T. DE COURT ONDERWATER, Huizer vrouw voor spiegel; het deftige zwart en wit maken dit schilderij, ondanks dat het een beeld geeft op den rug gezien, van het grootste belang. Het is deftig en uiterst boeiend. Het portret Larensche Vrouw is prachtig van licht en expressie en klassiek van wezen.
WIGGERS is vertegenwoordigd met een wonderlijk landschap met opkomende maan, zeldzaam zuiver van atmosfeer. Van AUGUST LEGRAS is een Marokkaansch schilderij, waarin de Oostersche sfeer zeer raak is getroffen met de felle tegenstellingen van licht en schaduw.
Met HART NIBBRIG komt men bij een schildersfiguur die zich los gemaakt heeft van de Haagsche School. Hij is vertegenwoordigd door den expressieven Kop van een Larenschen Boer en een typisch violet landschap, Gezicht op den Brink. Ook hij was een schilder van beteekenis.
Van PROF. DERKINDEREN hangt op deze tentoonstelling een geniale schets voor het groote schilderij de Processie, dat in het Stedelijk Museum te Amsterdam hangt.
De pas overleden Larensche schilder S. BOSCH REITZ is vertegenwoordigd met een groot doek, voorstellende het uitgaan van het oude R.K, Kerkje te Laren. Een typisch gestyleerd schilderij, vol karakter.
Twee allerfijnste bloemstukken, wonderen van kleur en atmosfeer, en wat de steenen en glazen potten betreft van een volmaakte stofuitdrukking, zijn gehangen van F.G.W. OLDEWELT.
Van VAN REGTEREN ALTENA zijn twee karakteristieke schilderijen aanwezig, een kop van een boer en van een boerenvrouw, waarin de psychologische expressie treft.
Twee vreemdelingen. Er zijn op deze expositie twee vreemdelingen, die langen tijd in Laren hebben gewerkt. Daar is van den uitnemenden Noorsch-Amerikaanschen schilder M. BORGORD, die een speciale studie maakte van het schilderen van het Larensche boeren type, een zeldzaam goed schilderij aanwezig van zulk een type. Een bijzonder sterk staaltje van het kunnen van dezen schilder, die zijn opleiding in Parijs heeft gehad.
Van den Amerikaan C. SNIJDER is een schilderij gehangen van een Huizer Meisje, dat fijn van toon is, mooi van uitdrukking en zeer knap van penseelvoering. Het doet Frans Hals-achtig aan.
Tot de echte Larineezen terugkeerende komen we bij mejuffrouw CHR. VAN DER WILLIGEN, de Larensche bloemenschilderes van wie een mooi waterverf bloemstuk aanwezig is. WILLEM STEELINK toont zich in zijn schilderij Schapen in een Beukenlaan een talentvol volgeling van Anton Mauve.
Ook aan de nog maar kort geleden overleden Gooische schilders heeft de commissie aandacht geschonken. Van M. DE GROOT is er een bloemstuk; van G. DE BOER een zeer goed, mystiek schilderijtje Tuinfeest; van L. VAN DER TONGE een stilleven met gevogelte, dat stamt uit zijn laatsten tijd en behoort tot het beste, wat deze schilder maakte; en van WILLEM VAN SCHAIK een van die prachtige kleinere schilderijtjes, waarvan men ook op de tentoonstelling in de O.L.B verleden week voorbeelden heeft kunnen zien.
Voorts zijn enkele zeer mooie bronzen beeldhouwwerkjes van Eduard Jacobs tentoongesteld. Deze zijn uit het gemeentelijk bezit van Laren.
De eerste jury. In de gang naar de tentoonstellingszaal is een groote origineele teekening opgehangen welke 25 jaar geleden door WILLY SLUITER werd gemaakt van de eerste jury, die bestond uit: Jan Hamdorff, J.H. Kever, L. van der Tonge, Prof. Wolter, Willy Sluiter en Hart Nibbrig. Een meesterlijke teekening, thans van, bijzondere historische beteekenis.
Uit het bovenstaande moge blijken, dat de nu ingerichte tentoonstelling een indrukwekkend beeld geeft van wat de Gooische schilders uit de periode van een kwart eeuw geleden presteerden. Zoo'n collectie komt wellicht nooit weer bijeen. Men verzuime vooral niet, haar te gaan zien. T.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
19-05-2009
18-09-1938 Kunsthandel Sala P.J.C. Gabriel
P. J. C. GABRIEL
Kunsthandel Sala
Paul Jozeph Constantin Gabriël is een te goede bekende, dan dat men deze tentoonstelling op het Noordeinde 96 verrassend zou kunnen noemen; met dat al blijkt zij zeker de moeite van het zien, waard en vooral interessant door de aanwezigheid van 'n aantal vroege stukken. In 't meerendeel dier vroege uitingen herkent men zonder veel moeite het handschrift, zoo niet de visie, van den lateren Gabriël, speciaal in het nauwkeurige, gewogene, volledige der opvatting en in de puntig of sierlijk teekenende wijze waarop onderdeelen zijn vastgelegd.
Kenmerkend voor Gabriêls schrift is bijv. de fijn lyrische studie van boomen, nr. 20, en kenmerkend voor zijn zuiverheid en compleetheid het groote Boschlandschap, dat men vroeger al eens in deze vertrekken heeft kunnen bewonderen.
Maar ik zou, als ik 't niet wist, stellig het jeugdigste werk op de tentoonstelling niet toeschrijven aan dezen meester der Haagsche School, die, terloops opgemerkt, een aparte plaats heeft in het impressionistische kader van zijn tijd en nauwelijks tot de impressionisten valt te rekenen.
Een ongedateerd wintergezicht op circa twintigjarigen leeftijd geschilderd onder kennelijken invloed van Schelfhout. Knap is het zeker, vooral in de weergave van de lucht, maar in zijn romantische zakelijkheid toch tevens conventioneel en met ‘n bijsmaakje van het twijfelachtige der kleur eener oleographie. Juist dat laatste is verdwenen uit het boven gereleveerd Boschlandschap, dat meer sober en tegelijk rijker en zuiverder is van coloriet en dat heel ferm en gevoelig werd voorgedragen, bij alle uitvoerigheid ook ruim en statig werd gehouden. De tegenwoordige "nieuwzakelijken" zouden van dit doek een en ander kunnen leeren.
Weer later van dagteekening zal het Landschap met plas aan den wand hiertegenover zijn (nr. 4), waaruit de toenemende neiging tot een samenvattende, groengrijzige toonkleur spreekt. Het aantrekkelijke korenveldje ernaast wijkt nogal af van Gabriëls gewone doen, maar de meeste werken toonen een geleidelijke en duidelijke, logische ontwikkeling, die gaat van het uitvoerig gladde, illustratieve of panorama-achtige Wintergezicht tot aan een subtiel, tegelijk strak en vloeiend geschilderd en tonalistisch fraai gebonden stemmingsbeeld als nr.41. Zomermorgen in de achterzaal.
In zijn lateren tijd is Gabriël bovenal schilder van de eenvoudigste gegevens en van de open ruimten en wijkende verten, schilder van de polders en de groote plassen, voor wien de recht overeind staande molen of palingfuik, het opschietende riet of 'n visschend figuurtje in een boot een middel beteekende, om de horizontale uitgestrektheid en onbepaaldheid van het landschap door het kantig bepaalde, vertikale accent een grootere suggestie te verleenen.
Impressionist is hij slechts voor zoover dit begrip vereenigbaar is met de zeer kalme stemming, de nauwlettende aandacht, de min of meer beschouwelijke gesteldheid van zijn werk. De schok van het moment, de gloed of bezetenheid der kleur en het verlekkerd zijn op de smeuïge verf wordt bij hem niet gevonden. Schilderde hij soms in een vrij zware pâte of een donker gamma (zie het prachtig klein paneeltje van violen), vaker werkte hij in lichte grijzen en in een dun aangebracht, welhaast onstoffelijke materie.
Het komt mij dan ook voor, dat Gabriël het meest bewondering vraagt in zijn aquarellen, waarvan een uitstekend specimen in Pulchri te genieten viel en waarvan ook deze tentoonstelling mooie voorbeelden toont, men lette in 't bijzonder op nr. 8. met de ophaalbrug. Een reeks van werken in zwart en wit doet tevens beseffen, hoe vaardig en gemakkelijk hij het krijt hanteerde.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
18-05-2009
23-11-1938 Kunsthandel Sala Bijzondere werken van Breitner
Werken van leden der Hollandsche Teeken Mij
KUNSTHANDEL SALA
Bijzondere werken van Breitner
De kunsthandelaar D. Sala is een man, die nog leeft in de tijden van de Haagsche school. Veel van die schilders heeft hij in zijn jonge jaren gekend en vooral voor het werk van G. H. Breitner heeft hij een groote bewondering.
Nu zal men dadelijk kunnen opmerken, dat Breitner, strikt genomen, niet tot de Haagsche school behoort. Immers is hij een Rotterdammer, die ten slotte de groote schilder van het wordend Amsterdam is geworden. Maar hij was aanvankelijk toch verwant aan Jacob Maris en Willem de Zwart, wel een typische Hagenaar en leerling van Jacob Maris, vertoonde weer overeenkomsten met Breitner.
Zoo kan men zeggen, dat de schilderijen, welke de heer Sala bijeen heeft gebracht als "werken van leden der Hollandsche Teekenmaatschappij" de Haagsche school vertegenwoordigen en de Breitners beslaan er de grootste plaats in. Dit uit een bewuste voorkeur van den eigenaar voor het werk van dien meester.
Breitner is de schilder van het wordend Amsterdam, van paarden en figuur. Hij ziet Amsterdam levend, met zijn grachten en straten, met zijn huizen en oude ophaalbrug, maar ook met zijn heistellingen en locomobielen. Breitner ziet de hoofdstad in actie, in zijn uitbreiding, in zijn vreugde van Hartjesdag. als de vrouwen zich tooien met kleurige mutsen en roode sjerpen.
Maar hij kan ook een ruiter op een paard plaatsen, stevig en vastberaden en een heele cavalerie - een donker doek - voor ons opstellen. Dat alles doet hij sterk en forsch, met een zekerheid, die verbluft doet staan. Die zekerheid van opzet, van kleur en van psychologie, vindt men vereenigd in de twee vrouwefiguren in de sneeuw, een groot, machtig werk van 150x100 cm. Hoe uitstekend zijn deze wezens getypeerd en hoe raak zijn de oogen. Tegen het wit van de sneeuw komen de kleuren van mantels en rood-bruinen rok der grootste vrouw met het lichte bont scherp uit. Maar toch is alles een eenheid gebleven. Dit is een werk, dat in een onzer musea behoort.
Van Willem de Zwart, den colorist, staat een innig stilleven voor het raam, rijp van kleur en binnen vindt men van hem een boerderij met varkens, een schilderij vermoedelijk uit den tijd, toen hij in Loosduinen woonde.
Jacob Maris, de oudste der drie broers, is met drie werken vertegenwoordigd. Het eene is een klein schilderij uit 1872, een schuur, waarop een duif; een vrouw er voor en wat boomen vormen den achtergrond. Romantisch is een grooter landschap met maan.
Het derde werk is een kleurige studie van een visscher met rechts het portret van Thijs Maris met hoogen hoed. Draait men dit schilderij om, dan ziet men potloodsehetsen door Thijs, rake figuurtjes en koppen. Een vroege Thijs Maris, een 1856 gedateerd schilderij uit Wolfhezen, toont, dat de toen 17-jarige schilder een buitengewoon talent had. Hoe goed van kleur is dit heuvellandschap gedaan.
Van den jongste der Marissen, Willem, hangen hier twee werken, die hem doen kennen als den erkenden schilder van eenden bij een plas en een grooter doek van twee koeien bij het water, levend werk vol bekoorlijkheid het eerste en krachtig van opzet het tweede.
P.J.C. Gabriël blijft een fijnvoelend schilder, die telkens bekoort met zijn landschappen en waterpartijen vol atmospheer.
Stemming heeft Th. de Bock bereikt in zijn groot doek van boomen aan het water en zeer fijn van toets zijn de bloemen in een groene vaas, welke op een tafel staat, door J.S. Kever. Een zeer bekoorlijk schilderij.
Van Isaac Israëls vindt men hier twee werken uit Indië: danseressen op een rij zittend en den in een mooien toon van zwarten en bruinen geschilderden gamelangspeler. Dit laatste werk vooral is een bijzonder staal van zijn kunst.
Rest mij nog te vermelden een fijn werkje van den Franschen schilder Signoret uit 1891. een landschap met boomen en twee varkens. De tentoonstelling sluit 30 November. Afbeelding: Vrouwen in de sneeuw, van G. H. Breitner.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
17-05-2009
08-12-1939 Kunsthandel Sala tentoonstelling Patty Heyningen
Patty van Heyningen
KUNSTHANDEL SALA
Opmerkelijk is deze tentoonstelling van een vijftienjarige zeker, al wordt zij niet met zooveel paukengeroffel aangekondigd als de exposities van sommige internationaal befaamde "wonderkinderen", al loopt het derhalve niet storm bij den heer Sala en al vindt men er geen onkies stalletje bij den ingang voor den verkoop van prentbriefkaarten van gereproduceerde meesterstukken.
Wat ons inmiddels verheugd, zoals de gezonde argeloosheid van het getoonde kan verheugen. Een "wonderkind" in den gebruikelijke zin van 't woord is Patty van Heyningen niet. Haar voortbrenging heeft niets van het weliswaar verassende, maar tevens argwaan wekkende mediamieke van bijv. Roswitha Bitterlichs werk. Het toont een aangename levendige afwisseling in de keuze der onderwerpen, al bepalen deze zich voornamelijk tot stillevens, het toont mede afwisseling in de kleurstelling en de wijze van schilderen, maar het is kennelijk van A tot Z product van één en dezelfde, voor natuurindrukken ontvankelijke opgewekt daadlustige en weinig samengestelde mentaliteit.
Wie tuk is op occulte verklaringen van artistieke vroegrijpheid, komt dus op deze tentoonstelling bedrogen uit. Het werk benadert soms dat van den eveneens zeer vroegrijpen inmiddels eenige jaren geleden reeds (in 1932) gestorven Patrick Bakker, wiens nagelaten schilderijen en teekeningen men o.a. in den kunsthandel Goudstikker en het Museum Boymans heeft kunnen zien. "Pattys" werk toont echter niet het imaginatief kleurvermogen en de geestelijke spanningen die men al in de vroegere uitingen van "Pat" kon waarnemen en die zijn werk uit de laatste jaren voor zijn dood een soms nagenoeg visionair accent verleenden; eerstgenoemde houdt zich veel meer, men mag wel zeggen geheel en al, aan 'n trouwhartig, Nederlands realisme of impressionisme.
Maar in het wezenlijk picturale der instelling, in de frissche spontane onbevangenheid van het reageeren op zichtbare verschijningsvormen, in het gevoel voor ruimte en atmospheer en vooral in het wonderlijk gemak van schilderen, het handig vlotte raak en fiks neerzetten van de verf, hebben deze beiden ontegenzeglijk iets gemeen.
Patrick Bakker ving op negenjarigen leeftijd aan met schilderen; Patty van Heyningen blijkt nog vroeger van wal te zijn gestoken, men vindt althans op de expositie een luchtige kleine schets van een boerin buiten, die blijkens den catalogus - en het klinkt aannemelijk - werd gemaakt toen zij zes was.
Het feit dat een grootvader schilder van beroep is zal uiteraard van invloed zijn geweest op dit vroege beginnen en hieraan zal ook ten deele moeten worden toegeschreven, dat het aanwezige niet een zoekend of overmoedig karakter heeft, maar ondanks kleine schommelingen een bepaalde gelijkmatigheid aan den dag legt en den indruk wekt van 'n rustig, geanimeerd, verzekerd op zijn doel afgaan.
Overigens is het werk der jeugdige exposante hoe aantrekkelijk en vaardig in verschillende gevallen - zie bijv. het open stilleven met azalea nr. 5, en het gulle, met tinnen kandelaar, nr. 7 - nog niet ontwikkeld genoeg in een persoonlijken zin, om met zekerheid te voorspellen wat er eventueel uit zal groeien.
Dat zij door moet gaan met schilderen, spreekt m.i. vanzelf; dat zij veel mee heeft gekregen van wat anderen zich slechts met moeite kunnen eigen maken, is eveneens duidelijk.
Wanneer Patty van Heyningen zich later geheel aan het schilderen geeft, zal zij wat dieper op haar gegevens moeten ingaan, haar doeken eens langduriger moeten vasthouden; aldus kan zij een vergeeflijke neiging tot te groote vlotheid van doen kunnen overwinnen, en incidenteel zal het werk er waarschijnlijk persoonlijker door worden.
De in beginsel altijd aanwezige kans, dat dit talent tenslotte tot niets zou komen, op niets zou uitloopen, lijkt mij vrijwel uitgesloten. Twee kleine critische opmerkingen nog: het meestal gevoelige coloriet is een enkel maal aan den bonten kant, d.w.z, meer kleurig dan kleurrijk, en de neiging de achtergronden heel dun te schilderen, de voorwerpen daarentegen te empateeren, hoewel vakkundig niet a priori verwerpelijk, wordt weleens overdreven en zou op den duur in een maniertje kunnen vastloopen.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
15-05-2009
29-08-1940 Toon Kelder Een verbeelding van huiselijk geluk en geslotenheid.
Een verbeelding van huiselijk geluk en geslotenheid. Familiegroep door Toon Kelder.
TOON KELDER IN DEN KUNSTHANDEL SALA
Iets oudere werken, zij het hier ter stede nog niet getoond, zijn naar wij meenen het rugnaakt, het portret van de vrouw van den schilder, en het stilleven der levers; de overige dateeren van den laatsten tijd en men kan er uit opmaken, dat zelfs de oorlog Kelders werklust niet verminderd heeft.
Treedt geestelijk in toenemende mate in deze kunst een neiging op tot verzamelen en consolideeren van krachten, in zijn keuze van onderwerpen schijnt de schilder ieder jaar zijn belangstelling een weinig uit te breiden. Zoo had het landschap om zich zelfs wille, dus niet gedacht als "achtergrond" voor figurale phantasieën, tot dusver geringe beteekenis in het geheel zijner voortbrenging.
Ditmaal is het anders, want het aanwezige landschap trekt vrij spoedig de aandacht en moet tot de essentieele uitingen gerekend worden. Gebouwd op de romantische contrastwerking van een sterk bewogen lucht, met een duistere wolk temidden van glanzingen van bet licht, tegenover het rustig zich strekkende, verstilde laagheuvelige land, doorkruist van een breeden weg waarover zich in den schemer een groepje ruiters beweegt schijnt dit doek ons niet alleen hechter van voordracht dan vroegere landschappen, maar opent het bepaaldelijk nieuwe beeldingsmogelijkheden op dit terrein voor de toekomst.
Stillevenschilder in den volledigen zin was Kelder al geruimen tijd. In tegenstelling bijv. tot zijn verbeeldingen van den legendarischen Don Quichotte, waarin elk werkelijkheidsgevoel ontweken wordt, benaderen de stillevens het werkelijkheidsbeeld van nabij, ook al geeft de schilder geen uitvoerig realisme en al kan het zelfs de vraag zijn, in hoeverre deze doeken "naar de natuur" werden gedaan.
Voor menigen bezoeker zullen zij niettemin het meest bevattelijk en onmiddellijk aanvaardbaar zijn, en zeker behooren zij schilderkunstig niet tot de minste werken. Integendeel, de beperkingen der voorstelling en de daarmee samenhangende vereenvoudiging van het kleurenspel voerden in verschillende gevallen tot een bijzondere rijkheid van materie en coloriet als in het ongewone stuk der levers in bruinen en groenige grijzen, en in het prachtig, sober-welig werk Brusselsch lof, zilverig op zacht blauwen ondergrond en op picturale wijze monumentaal binnen klein bestek.
Nog ingehoudener is trouwens "witte orchideeën", dat nagenoeg tot een speling van licht en donker (het fond vrijwel zwart) werd teruggebracht. Hetgeen niet wegneemt, dat de grootere figurale werken, de meer expansieve doeken, toch nog het karakteristiekst zijn voor den exposant. Kelders muzikaal idioom is nu eenmaal het orkestrale geluid, het overvloedige en voluptieuze klankvolume, hoe beheerscht of bezadigd ook bij tijden, hoe gereserveerd soms in de voordracht.
De recente familiegroep op de tentoonstelling (nr.8), compositorisch evenwichtiger van schikking en coloristisch nog iets fijner gebonden dan de oudere groep, die thans in het raam staat en reeds te Amsterdam, en Rotterdam werd getoond, moet dan ook zonder twijfel het belangrijkste schilderij heeten.
Men dient het niet allereerst als portretgroep op te vatten, want psychologisch bekeken zijn de op het doek aanwezigen in zekeren zin vaag en onwerkelijk, zij poseeren meer dan zij leven. Het meisje ziet niet naar de vruchtenschaal, die zij met haar handje beroert of vasthoudt, de moeder, hoewel naar het kind gewend, is verzonken in eigen gedachten, het jongetje staart afwezig voor zich uit en zelfs de actieve, immers schilderende vader schijnt zijn sigaret in den mond geheel te zijn vergeten. En toch is er de sfeer van het stille tezamen zijn van het viertal, sfeer van ontspanning en innerlijke verbondenheid, een schemertoestand van het gevoel, waarin de gedachten ongestoord kunnen dwalen en afdwalen zonder dat het besef van anderer tegenwoordigheid verloren gaat.
De beteekenis van het werk ligt niet op realistisch plan, men moet het zien als een verbeelding van huiselijk geluk en: geslotenheid, intiem en tevens plechtig, eenvoudig en toch niet zonder dat accent van rijpen Venetiaanschen weeldezin, dat een zoo typisch, voor ons land ongewoon en buitendien kostbaar bestanddeel van deze kunst uitmaakt.
Anders het portret van mevrouw Kelder, in zwart tegen gedempt rooden achtergrond. Hoewel het midden houdend tusschen "portret" en "verbeelding" - vergelijk eens de klare teekeningen naar prof.dr. L. Baas Becking en den dichter Bloem, waarin het concreet bepalende overheerscht - blijkt dit portret van mevrouw Kelder scherper gekarakteriseerd dan de familiegroep, en wel niet eens zoozeer door de weergave der gelaatstrekken als door de karakteristiek van de houding, de levendige, expressieve plaatsing van hand en kop in het vlak.
Ook in dit werk kan het element der zinnelijke verfijning en verdrooming een oogenblik herinneren aan laten wij zeggen Thijs Maris, maar de sfeer is met dat al samengestelder en meer bizar, met verre herinneringen aan den wrangen Lautrec.
Wij zullen niet op alle werken ingaan, maar moeten nog "Renée met de vruchten" afzonderlijk melden. De onbewustheid van het kinderlijke werd o.i. in dit doek minder zuiver gerealiseerd dan in het benedenste figuurtje der familiegroep, waar de samenhang tusschen kind en vruchtenschaal meer "vanzelf" schijnt, ongedwongener en organischer aandoet.
Wat jammer is, daar Kelder in de grijsblauwe schaal met zacht lichtende gele grapefruit zichzelf overtrof. Als stilleven apart raakt dit breed gehouden, opvallend eenvoudig en statig geschilderd fragment waaraan zich het geheele fond trouwens goed aansluit, aan het sublieme. Het heeft een zeldzame wijding en het coloriet zou Vermeer hebben verheugd.
"Het kunstwerk is geen overrompeling, maar een overreding," zei Plasschaert eens bij de opening eener tentoonstelling van Toon Kelder, jaren geleden nu, "Het moet over ons komen als een langzame dauw over een verwachtend land; als een rijpende regen over groeiende vruchten." De woorden zijn mij bijgebleven vanwege hun algemeene dichterlijke juistheid, - Plasschaert was vaak juist, en altijd dichterlijk - maar gingen zij wel geheel op voor het toenmalige werk van dezen schilder? Waren zij niet een weinig voorbarig?
Hoe dit zij, zij kunnen thans zuiverder gelden dan acht jaren geleden, toen Plasschaert de bewuste expositie inleidde op de hem karakteristieke wijze. Want Kelder overrompelt steeds minder en overreedt steeds meer. Hij groeit steeds meer naar den eenvoud toe, niet naar den schralen eenvoud der geduldige Puriteinen onzer schilderkunst, maar naar den rijpen, warmen, klassieken eenvoud, die meer of minder het kenteeken is en was van alle kunst van beteekenis.
Bij Sala kan men een nieuw naakt van zijn hand zien en het pleit al dadelijk voor deze schilderij, dat zij 't uitstekend uithoudt tusschen twee Breitners en in de omgeving van andere mooie stalen der meesters van de Haagsche School. Het is niet een naakt in etherische tinten en rustend op 'n wolk van kleurdampen, zelf nagenoeg vervluchtigd tot een geur van herinneringen, en een muziek van verlangens, languendo en dolce van stemming, als die uit den tijd toen Plasschaert sprak. Het is ook niet het meer bacchantische naakt in een tinteling, een sproeiing van kleuren en licht, zooals Kelder het wel geschilderd heeft. Het mag veel reëeler en solieder heeten, veel hechter verankerd in de concrete verschijningsvormen van het leven dan de eerste categorie, en terughoudender voornamer bezonkener dan de tweede. Vooral bezonkener, beter dan enige andere term drukt dat woord misschien de richting uit waarin de schilder zich beweegt.
Hij ontlaadt zich minder in reeksen van doeken, hoopt zijn krachten meer op in enkele hoofdwerken, waar kennelijk lang aan gearbeid wordt. De voorstelling wordt beperkt tot weinige gegevens, het kleurenspel vereenvoudigd, en noch in de visie, noch in de uitvoering is er eenige poging gedaan de natuur als het ware opsierenderwijs te verfraaien. De briljance van vroeger, die weleens kunstmatig kon aandoen, heeft plaats gemaakt voor een sobere weligheid, een statigen eenvoud; de techniek heeft een plan bereikt, waarop zij niet langer als zoodanig merkbaar is, niet langer geëtaleerd wordt, maar enkel de innerlijke expressie steunt en draagt, zoodat "vorm" en "inhoud" elkander volledig dekken. Want in het steeds hooger opvoeren van zijn beeldende middelen is Kelder allerminst, als menigeen tegenwoordig, in de techniek gevlucht; deze is hem middel gebleven en niet tot doel geworden, is hem thans zelfs vollediger een middel dan vroeger.
Het doek bij Sala geeft een staande vrouw te zien met opgeheven armen, op het punt zich aan te kleeden. De achtergrond werd rustig gehouden, in breede vlakken gedaan, en de kleuren van het geheel zijn vleeschtinten en grijzen, met een spaarzaam bruin en geel en een suggestie van zilverig blauw in het kleedingstuk boven het hoofd. Een prachtig rijp werk, dat herinneringen kan wekken aan Delacroix, hoewel het stiller is dan de overvloedige, soms dramatisch gestemde naakten van den Franschman. Ongetwijfeld komt in dit stille en zinnende Kelders Nederlandsche aard tot uiting, zijn Fransche oriëntatie in algemeenen zin ten spijt Jos. de Gruyter.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
13-05-2009
20-11-1936 Kunsthandel Sala tentoonstelling Bernard de Hoog 70 jaar
BERNARD DE HOOG 70 JAAR. BUSSUM. De kunstschilder Bernard de Hoog, die vele jaren in Bussum heeft gewoond, is vandaag 70 jaar. De Hoog is geboren te A'dam en was aanvankelijk voor den handel bestemd.
Tot zijn 20e jaar was hij op kantoor, zijn leermeesters J. v. Essen en J. Huik die in hem in zijn vrijen tijd les in teekenen gaven, wisten zijn familie van zijn talent te overtuigen. Bernard vestigde zich spoedig te Laren, waar hij in de kring van Neuhuys en Kever werd opgenomen.
Zijn binnenhuizen en bloemenstillevens verwierven een uitstekende reputatie; hij heeft talrijke Gooiers in allerlei leeftijden geschilderd; zuigelingen, spelende knapen en meisjes, jongelingen, jonge moeders, oude boerinnen en boeren.
Veel van zijn werk is naar Amerika verkocht. De Hoog heeft van zijn 35e tot 55e jaar te Bussum gewoond aan de Nieuwe Hilversumscheweg. Zijn ruim huis was een middelpunt van vele bewonderaars van kunst en kunstenaars.
Er is ter gelegenheid van zijn 70e verjaardag een tentoonstelling in de Kunsthandel Sala in zijn tegenwoordige woonplaats Den Haag geopend.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
12-05-2009
26-02-1941 Kunsthandel Sala De Zwart Breitner en Anderen
De Zwart, Breitner en anderen
KUNSTHANDEL SALA
Een koeiekop van Willem de Zwart. Een van de boeiendste werken op deze tentoonstelling is de vermoedelijk betrekkelijk vroege studie naar een koeiekop door Willem de Zwart. Het woord studie is hier feitelijk niet op zijn plaats, voor zoover het een voldragen schilderij betreft, dat in gedachte een vergelijking uitlokt met den niet minder grootschen ramskop van omstreeks 1863 door Matthijs Maris, dien men op de Maris-tentoonstelling eenige jaren geleden hier ter stede heeft kunnen bewonderen.
Beide werken zijn breed en gul geschilderd in een rijpe, volle factuur en even verantwoord van bouw als van stofuitdrukking; het verschil ligt hierin dat Thijs Maris' ramskop veel milder is van geestesgesteldheid.
De runderkop bij Sala heeft, in overeenstemming met het afgebeelde dier maar toch mede in overeenstemming met het temperament van den schilder een meer klemmend, hevig en duister aspect. De kop werd drie-kwart genomen, groot in het vlak geplaatst en als het ware van vlakbij gezien; de vuilwitte vacht van voorhoofd en neusrug steekt scherp af tegen den zwarten achtergrond.
Indrukwekkend is de wijze, waarop Willem de Zwart de ingehouden aggressieve kracht van het dier in dit soliede, forsche en degelijke schilderij heeft gesuggereerd. Hoewel de kunstenaar ook andere kanten vertoont treft zijn hevigheid vaak het meest.
Plasschaert vergeleek de "stroomende" lijn zijner teekeningen met die van den hartstochtelijken Vincent. Incidenteel doet ook dit werk aan Van Gogh denken, minder evenwel door de lijn of de structuur, als door de kleur, die verwant is aan die van Van Goghs vroege periode. Er zijn dezelfde diepe grijzen en grijs-zwarten, waar okers en olijf tinten doorheen spelen. Maar er is toch tevens een mate van verwantschap met Vincent in het "boetseerende" van den toets, in het eenigszins getourmenteerde van de teekening en in den indruk van saamgedrongenheid van opgehoopte bedwongen kracht, dien het doek bij den beschouwer wekt.
Aan het schilderij schijnt een anecdote van niet opwekkenden aard verbonden, de moeite van het vermelden waard. De Zwart heeft het klaarblijkelijk geschilderd niet naar een levend dier, maar naar een koeiekop, dien hij bij den slager zag hangen en voor de som van acht gulden verwierf. Het geld zal hij wel geleend hebben, in ieder geval moest hij het zoo snel moge!ijk weer in handen zien te krijgen, en toen hem gevraagd werd wat het schilderij moest opbrengen, berekende hij zijn kosten als volgt: acht gulden voor het model, twee voor de verbruikte verf, in totaal dus tien. Maar degeen, die informeerde, vond den prijs veel te hoog en vertrok! En dus zag de schilder zich genoodzaakt bij een latere gelegenheid nog iets minder te vragen en het werk voor negen gulden uit handen te geven....
Van De Zwart ziet men hier voorts een vrij groot doek met weiland, een vaart, een schuit en bezige menschen, doek, dat in zijn heldere en sterke, haast stootende kleuren een coloristische tegenstelling vormt met het zoo juist besprokene.
Verder o.a. een aquarel en een olieverfwerk naar precies hetzelfde gegeven, "Dekkersduin". Heeft de schilder het laatste naar het eerste gemaakt? In dat geval is het interessant na te gaan, hoe hij daarbij het motief in een geheel andere gemoedsstemming transponeerde; want denkt men bij de aquarel aan een grijzen, wilden dag, het strakkere, tonalistisch minder fijne schilderij spreekt van helder vlak zonlicht.
Van Breitners liefde voor het paard als schilderkunstig motief geeft de tentoonstelling een welsprekend beeld, door de aanwezigheid namelijk van twee superieure aquarellen; teekenend is mede, dat het op de vroegste dezer beide aquarellen soldatenpaarden betreft, op de andere daarentegen Amsterdamsche trekpaarden. In zijn eerste bloeiperiode toch beheerschte het soldatenpaard het grootste deel van Breitners voortbrenging. Gaf hij het meestal weer in felle actie, op het hier getoonde blad werd een moment van ontspanning gekozen: drie cavaleristen zien uit over een heidevlakte en schijnen rustig te beraadslagen of te causeeren.
De technische beheersching van dit werk is onvolprezen. Zooals die ruiters op hun paarden zitten, zoo stevig, ferm en toch gemakkelijk, zoo doelbewust en toch ongeposeerd, zoo werd ook de geheele voorstelling raak neergezet in vrije en breede, toch exacte, beheerschte vlakken; direct, zonder aarzeling, maar ook zonder eenige opgeschroefdheid. Feilloos is de zekerheid van visie en uitvoering, gul en gezond het levensgevoel, sterk en fijn de zachte, voorname kleur, en prachtig de suggestie van wijdheid.
En dit alles schijnt bereikt met de eenvoudigste en meest voor de hand liggende middelen zonder spoor van trucage. Er zijn uiteraard nog verschillende andere Breitners, als de aquarel van een zittenden Neger, verschillende stadsbeelden en, het nagenoeg visionnair, nagenoeg expressionistisch doek van twee vrouwen in de sneeuw.
Melden we tevens een zeer beschaafde Mauve - landschap met ploeger in schemer-stemming - en een gevoelig kopje door Suze Bisschop Robertson, dat aanrakingspunten vertoont met Thijs Maris, met Paula Modersohn en met den lateren Mankes; voorts van de verschillende werken van Willem Maris de coloristisch bijzonder fijn doorgewerkte aquarel van een koe aan den slootkant en van Weissenbruch enkele kleine landschappen.
Ook Fantin Latour, Klinkenberg en Toon Kelder zijn vertegenwoordigd; de eerste door een gave en sensitieve naaktfiguur, de laatste o.a. door een expressieve Kruisiging bij maanlicht, rijk aan stemming.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
11-05-2009
12-11-1941 Kunsthandel Sala Toon Kelder
MOEDER EN KIND (Foto Ding jan)
Klassieke eenvoud en grootheid
TOON KELDER - KUNSTHANDEL SALA
In zijn beste stukken van thans weet Kelder het innige en het monumentale, het eenvoudige en het weelderige op zeer gelukkige wijze te doen samenvloeien.
Zijn kunst onderscheidde zich reeds lang door een hier te lande ongewone neiging naar het somptueuze, een bij tijden mondain geaccentueerde artisticiteit en een welluidendheid van kleuren, die zich ordenen tot een verzadigde, "Venetiaansche" harmonie. Deze elementen zijn ook te vinden in wat hij thans maakt, maar zij zijn niet langer hoofdzaak. Zij zijn niet het eerste en laatste van wat men ziet en vormen meer een achtergrond, achtergrond van geestelijke samengesteldheid en picturale phantasie, waartegen de klassieke eenvoud en grootheid dezer kunst een verhoogd reliëf krijgen.
Reeds voor het uitbreken van den oorlog kon men een inwaarts- wending in het werk bespeuren en de oorlogsjaren hebben Kelder merkbaar verdiept. Veel is weggevallen van wat kostbaar leek en ook inderdaad zijn waarde had, met dat al niet tot het essentieele - het essentieelste - behoort.
Dit proces zal zich ongetwijfeld nog in de toekomst voortzetten, maar reeds thans is er een menschelijkheid in deze kunst gekomen, die den smaak en zwier van eertijds doen vergeten. De doeken ontstaan ook heel veel langzamer en de drang gaat minder dan vroeger uit naar de groote formaten; de kleine schilderijen zijn niet langer schetsen, coloristische notities of compositorische aanloopen, maar even rijp en bezonken als de hoofdwerken.
Men zie wat het laatste betreft, het luchtige, evenwel heel gave "Renée bellen blazend", het kleine staande naakt, 't doekje der rozen nr. 13 en bovenal het mandje met fruit (nr. 3), prachtig doorwerkt in gedempt glanzende, warme kleuren, die veel van den adel van een Chardin hebben.
Inmiddels zijn twee groote doeken, waarvan er een, het groote naakt, reeds eerder werd besproken, toch nog het belangrijkst. In het andere, een dubbelportret van des Kunstenaars vrouw en dochtertje, is een stilte, een wijding gekomen, zooals wij van dezen schilder nog niet kenden, ook al ging een vroeger getoonde familiegroep eenigszins deze richting uit.
De kleuren zijn blauwig grijs, grijswit, bestorven lila en vleeschtint, tegen donkeren achtergrond; de vormgeving is relatief strak en vast, op niet nadrukkelijke, overal gevoelige bezielde wijze. De moeder snijdt een boterham en de kleine kijkt aandachtig toe.
Het bewegingsmoment van de handen der moeder werd nauwkeurig vastgelegd en kan uit realistisch oogpunt volkomen "verantwoord" heeten, met dat al treft niet een werkelijke actie, maar een haast onwerkelijke rust. Want het gebaar is uitgetild boven de sfeer der dagelijksche bezigheden en verkreeg een ontijdelijke beteekenis, een symbolieke waarde.
Het brood werd niet enkel schilderachtig, maar ook religieus gezien; het is in wezen het bijbelsche brood, noodzakelijk voor de instandhouding van het leven. En de moeder weet het en voelt een vreemde kracht van verantwoording in zich, terwijl zij voortgaat met den nuchteren elken dag weerkeerenden ritus van het snijden in plakjes.
Kelder was nooit eenvoudiger en liefderijker dan in dit schilderij, en in zekeren zin ook nooit meer Nederlandsch, voor zoover het doek onwillekeurig het voorbeeld van den - overigens Zuidelijk beïnvloeden - Vermeer voor den geest roept. Nooit heeft hij de werkelijkheid zoo geheel aanvaard, om haar slechts dienstbaar te maken aan zijn gevoelsinzicht, zijn verbeelding, zijn zin voor harmonie en schoonheid.
Onderdeelen als het kinderkopje en de witte kan zijn verbazend knap geschilderd, maar men vergeet de kunde om der wille van de sfeer, de expressie. De vormen zijn breed en stijlrijk gegeven, geboetseerd door het als gezeefde licht, en de bijna kleurlooze tinten klinken tezamen tot een plechtig, rustig licht-en-donker. De voordracht had ook kunnen blijven steken in de behaaglijke schilderachtigheid indien niet de hunkering naar het essentieele en het volstrekte zoo sterk was geweest.
Dit werk geeft de plaats aan, waar Kelder momenteel "staat", daarom zou men zich in feite kunnen bepalen tot een bespreking van dit schilderij.
Toch willen we nog enkele andere volledigheidshalve releveeren. In de eerste plaats Renée met de bloemen, een uiterst beminnelijk doek - hoevelen konden het schilderen zonder zoet te worden? - voorts het zeestuk en het landschap, met de machtige bewogenheid der luchten en de eenzaamheid der horizonnen, en ten slotte de Don Quichot nr. 4, In zijn spookachtige dramatiek ver uitgaande boven de speelsch ironische of weemoedige vertolkingen van den held van Cervantes verhaal, welke Kelder vroeger heeft geschilderd en die toch ook reeds hun bekoring hadden.
Een tentoonstelling die er zijn mag, om het zwakjes, heel zwakjes, te zeggen. Zij duurt tot 3 December.W. Jos de Gruyter.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
10-05-2009
27-04-1942 Kunsthandel Sala Kanttekeningen bij Kelder Breitner Thijs Maris
KANTTEEKENINGEN bij Kelder, Breitner, Thijs Maris
KUNSTHANDEL SALA
Nevens belangrijke aanwinsten uit den grooten tijd der Hollandsche impressionisten, alsmee een zeer aparte Thijs Maris, vindt men thans bij Sala een paar nieuwe Kelders, waarvan speciaal de Don Quichot de aandacht trekt.
Kelder heeft vroeger herhaaldelijk met bijzondere voorliefde het thema van den legendarischen held van Cervantes roman behandeld, veelal in een min of meer speelsch phantastischen, ironisch weemoedigen geest. De ernst van het gegeven ging dan schuil achter een subtiel aesthetisch gebaar, loste zich eenigermate op tot een kleurentapijt en een vloeiend spel van licht en donker.
Allengs verkreeg het onderwerp evenwel een dieper gaande beteekenis bij hem en men voelt thans, dat het meer inhoudt dan een aanloop tot het maken van een behaaglijk schilderij, dat het een geestelijke, directe, centrale werking heeft.
Het stuk bij Sala geeft den ridder weer, op het punt af te stormen op de windmolens in de verte. Geen spoor van het anecdotische, wel een levendig besef van het grootsche zelfs klemmende van het moment. Mooi is de eenzame wijdheid van het land onder een bewogen lucht gesuggereerd, en met hoe weinige middelen: een glooiing links achter Sancho Panza, een kale vlakte vóór het witte paard en zijn schimachtigen berijder, en in de verte twee kleine gevaarten met wieken.
Het landschap brengt Georges Michel in herinnering, den Franschman die zich op Rembrandt inspireerde. Rijp en soliede van uitvoering, romantisch geconcentreerd van lichtwerking en met een overheersening van de okers in het coloriet, behoort dit sterk gebonden doek tot Kelders heugelijkste en persoonlijkste uitingen.
Voorts vindt men van denzelfde een verfijnd portret van Renée en het winterlandschap, dat eenigen tijd geleden bij een Kunstkring te Rotterdam te zien was.
Er zijn verschillende nieuwe Breitners, waaronder de verbazend rijke, spontane en beheerschte aquarel van een achterover leunend meisje op ‘n divan en het nachtelijk gezicht op Amsterdam in het bijzonder gereleveerd mogen worden. Een krachtige impressie, dit laatste, compleet in al haar schetsmatigheid. Hoe kundig werd hier en daar partij getrokken van het doorschemeren van het linnen, hoe lenig en trefzeker is het zwarte silhouet van huizen en masten tegen den nacht-hemel aangezet, en hoe pakkend zwierig zijn de reflexen van enkele oranje lichten in het water aangeduid.
In zijn soort een nooit te overtreffen kunst. In zijn soort want wie de ongrijpbare poëzie van het aanwezige doek van Matthijs Maris eenmaal heeft gevoeld, zal hier toch nog de voorkeur aan geven. Het betreft een zijner latere, geschilderde versies van de twee koningskinderen, naar den schijn meer op het doek geademd dan geschilderd, in matzilverige grijzen en met even een doorschemeren van vleeschtinten op de plaatsen van gezichten en handen.
Het nevelige der gestalten ten spijt is het beeld van een wonderlijke vastheid: op het voorplan links de jonge vrouw in een breede mysterieuze wolk van ?ulle, daarachter rechts, vlakbij en toch oneindig ver weg, de jongeling in zijn nauw sluitend kleedij. Tezamen vullen de figuren het totale vlak. Een oplichten uit grijs en weer verzinken tot grijs van twee schimmen van menschen die het innigste uitdrukken dat zich in toon laat suggereeren. Beeld van verlangen naar het Onbereikbare, ook in den schilderkunstigen zin, aangrijpend sterk in zijn verstorven weemoed.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
09-05-2009
12-07-1945 Schenking van S.J. Sala aan Lakenhal
TENTOONSTELLING IN DE LAKENHAL.
In het Museum De Lakenhal is een kleine tentoonstelling ingericht van nieuwe aanwinsten, welke afkomstig zijn uit de legaten van mej. C. M. H. Sanders te Leiden en van een belanghebbende dame die onbekend wenschte te blijven, en uit de schenking van den heer S. J. Sala te 's-Gravenhage. Hierbij bevindt zich o.m. het beroemde schilderij uit het laatste tijdperk van Matthijs Maris: "De Koningskinderen".
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
08-05-2009
15-03-1949 Vroegere Leidse kunsthandelaar Sala heeft héél wat van me verkocht zegt Roelandse trots
LEIDS PALET J. C. ROELANDSE
Via schoollei en huisdeur tot kunstenaar
"Ik probeer mezelf te vernieuwen."zegt schilder J.C. Roelandse, terwijl hij weer met een vracht schilderijen van boven komt sjouwen. "Ik probeer een lichter palet en in mijn tekeningen tracht ik in één enkele lijn zoveel mogelijk vast te leggen. Vooral dat laatste berokkend me hoofdbrekens, want ik ben juist helemaal geen man van lijnen, zelfs niet in mijn tekeningen, zoals u kunt zien!"
En terwijl ik naar gezonde verweerde kop kijk, bedenk ik met verwondering, dat deze man het vorig jaar zestig werd: een van de oude garde, op en top, volgeling van de Haagse school met hart en ziel, maar zó gegrepen door de algemene tendenz naar de lichte kleur en het abstraherende zien, dat hij deze nieuwe elementen ook tot de zijne wil maken en wil trachten te voegen in eigen persoonlijkheid en eigen artistieke opvattingen.
Een experiment overigens, waarvoor ik hem waarschuw. Vernieuwing is nodig, altijd, maar men moet zichzelf nooit forceren. Niets is zo afstotend in de kunst als onoprechtheid, ook de onbedoelde. Zo is het trouwens het gehele leven. Maar als er iets is, dat Roelandse juist niet is dan is het wel: onoprecht. Het vaal-grauwe licht van een haast onmerkbaar verglijdende Maartdag verzacht niets in zijn trekken van strijdbare man uit het volk.
En zijn woorden grijpen fors naar wat hij als waarheid voelt. "Opleiding? Nou, ik kladderde al als heel kleine jongen niet alleen mijn schoolleitje, maar ook de stoepen en de huisdeur vol. Maar mijn ouders stopten mij na het aflopen van de lagere school in een of andere betrekking, waar ik een vak moest leren. Als kunstschilder lijd je honger, beweerden ze. Waar ze grotendeels gelijk in hadden. Maar kón het niet laten, liep overal weg en leerde mezelf tekenen en schilderen, later met waardevolle aanwijzingen van Van der Nat en Floris Verster. Autodidact dus; zo noemen ze dat toch?
Zeker, zo noemen ze dat. En in het algemeen pleegt men op autodidacten ietwat hooghartig neer te zien. Zelfs de grote autodidact Van Gogh heeft daaronder geleden. Maar Roelandse was er de man niet naar, om stilletjes in een hoekje te gaan zitten lijden. Hij negeerde op zijn beurt zo'n beetje de officiële kunst, maar verwierf zich zó veel opdrachten, dat hij jaren lang ruim kon leven en zonder zorgen kon schilderen.
Tezamen met zijn stille vrouw, Adriana Owel, met wie hij in 1911 trouwde, en zijn twee kinderen, de verstandige zoon en het artistieke dochtertje, beleefde hij gouden" tijd. De familie beschikte in die dagen zelfs over een klein zeiljacht en het was niets bijzonders als de kosten van een soms wekenlange trip (waarbij het werk zeker niet werd verwaarloosd) ruim konden worden bestreden uit de opbrengst van één enkel portret.
"Nu is dat héél wat anders," zucht hij. Toch hield Roelandse zich niet helemáál afzijdig van de min of meer officiële kunst. In elk geval werd hij omstreeks 1912 voor een tijdje lid van het Leids schildersgenootschap "Ars Aemula Naturae", bij welke groep hij zich sinds enige tijd opnieuw heeft aangesloten, terwijl de officiële kunsthandel zich voor hem interesseerde via de vroegere Leidse kunsthandelaar Sala.
Die heeft héél wat van me verkocht zegt Roelandse trots. En wat is er op zulk een trots tegen? Vooral wanneer het iets verzoeten kan van de bitterheid van het heden. Want het is slecht in de kunst op het ogenblik, Roelandse weet ervan. Is hij al niet een jaar lang geslingerd tussen hopen en vrezen voor wat betreft een te houden tentoonstelling van zijn werk? "Er is geen geld!" zegt hij hard. "Ik heb het niet en niemand schijnt het te hebben!"
Het is te begrijpen, deze ontgoocheling. Want voor een schilder is tentoonstellen even broodnodig als linnen en verf. Toch blijft na het verlaten van het kleine huis aan de Hoogmadese weg te Leiderdorp niet de herinnering aan een verbitterd mens. Want terwijl hij de deur opent, heeft Roelandse nog gauw even verteld, dat hij "weer iets moois in zijn hoofd heeft". Er zijn nog wat moeilijkheden met het model en het juiste atelier, maar in zijn gedachten schildert hij al, weken lang. En is gelukkig. C. Th. R.
Categorie:1 KUNSTHANDEL SALA DEN HAAG b SALA WERREL
07-05-2009
26-04-1952 S.J. Sala schenkt schilderij van Suse Robertsen aan de Lakenhal
Aanwinsten voor de Lakenhal
De heer S. J. Sala, voorheen wonend te 's-Gravenhage, thans te Bergen, die de vorige week zijn 75ste verjaardag vierde, heeft reeds herhaalde malen door een aantal schenkingen blijk gegeven van een warme belangstelling voor de Lakenhal.
Onlangs schonk hij een buitengewoon fraai schilderij van Suse Robertsen, voorstellende "Buurtje", alsmede een typisch maanlandschap van Jacob Maris, terwijl het museum van dezelfde zijde enige tijd geleden een omvangrijk duinlandschap van Willem Tholen in bruikleen mocht ontvangen.
Samen met zijn vroegere schenkingen, waaronder de Koningskinderen van Thijs Maris, en enige andere schilderijen uit de Haagse School, zijn deze aanwisten thans tentoongesteld in een aparte zaal, welke tijdelijk vanwege de Verster tentoonstelling vrij kwam.
In dezelfde zaal is tevens een aantal portretten opgehangen afkomstig van het onlangs verworven legaat Challand. Hiertoe behoren o.m. vier bijzonder fraaie familieportretten door de Haarlemse schilder Cornelis Kruseman.