Veelgebruikte insecticiden die het centrale zenuwstelsel van insecten lamleggen, hebben ook negatieve gevolgen voor zangvogels. Trekvogels kunnen gewicht verliezen waardoor ze later beginnen met de vogeltrek. Op termijn zou dat de voortplanting en zelfs het voortbestaan van deze vogels kunnen bedreigen, schrijven de Canadese biologe Margaret Eng en haar collega’s deze week in het wetenschappelijke tijdschrift Science.
Het team stelde zangvogels bloot aan neonicotinoïden. Deze ‘neonics’ verschenen in de jaren negentig voor het eerst op de markt en liggen al jaren onder vuur vanwege hun impact op het milieu. Ze blokkeren de overdracht van zenuwimpulsen bij insecten, die daardoor verlamd raken en sterven. Ze zijn bedoeld om plaaginsecten te bestrijden, maar treffen ook nuttige insecten, zoals honingbijen.
In Nederland worden neonics onder andere gebruikt in de akkerbouw, de fruitteelt en de bollenteelt. Het middel imidacloprid is in de EU verboden (net als twee soortgelijke middelen), maar op het verbod is een ontheffing aan te vragen. Twee andere neonics zijn nog wél toegestaan in de EU. In de Verenigde Staten en Canada mag imidacloprid nog gewoon worden gebruikt.
Aanvankelijk dachten biologen dat alleen insecten die bladmateriaal of sappen van met neonics behandelde planten eten eraan doodgaan. Maar inmiddels blijkt de impact groter: zo werd in recent onderzoek duidelijk dat neonics in bladluizenpoep dodelijk zijn voor sluipwespen en zweefvliegen. Dat neonicotinoïden ook op vogels een schadelijke invloed kunnen hebben, bleek voor het eerst in 2014 in een Nature-artikel van biologen van de Radboud Universiteit. Daarin stond dat hoge concentraties neonics samengaan met een achteruitgang van insectenetende vogels.
„Destijds dacht ik: die daling in het aantal insecteneters komt doordat het voedselaanbod slinkt”, zegt Theunis Piersma, hoogleraar trekvogelbiologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. „Maar het artikel van Margaret Eng laat nu zien dat neonicotinoïden ook aantoonbaar schade kunnen veroorzaken bij directe consumptie. Dat is schrikbarend. Fabrikanten hebben altijd beweerd dat vogels en andere gewervelden géén last zouden hebben van het zenuwgif.”
Ook promovendus Nick Hofland van de Radboud Universiteit, die onderzoek doet naar de langetermijninvloed van pesticiden op insectenetende vogels, noemt het Canadese artikel zorgwekkend. „De biologen tonen duidelijk aan dat neonicotinoïden kunnen zorgen voor een lager vetpercentage en voor een vertraagd vertrek: twee grote nadelen voor migrerende vogels.”
Piersma: „Uit een eerdere studie van Eng en collega’s, in 2017, bleek al dat trekvogels in gevangenschap gedesoriënteerd raken na consumptie van neonicotinoïden. Ze zijn nu een stap verder gegaan door de vogels ook in het veld te onderzoeken. Daar vertonen ze níet die desoriëntatie, omdat ze eerst de tijd nemen om te herstellen – een vogel die zich ziek voelt gaat niet vliegen als-ie niet hoeft. Maar die extra lange pauzes hebben óók een negatieve invloed op hun overlevingskans.” Zo is de kans groter dat ze tussentijds ten prooi vallen aan een roofdier, of dat het weer verslechtert tijdens hun ‘stop-over’, schrijven de Canadese biologen in hun artikel. Bovendien krijgen vogels die met vertraging aankomen op hun broedplek vaak de minder goede territoria, en brengen ze minder jongen groot dan vroeg arriverende vogels.
Witkruingorzen
De Canadese biologen onderzochten de gevolgen van neonicotinoïden bij één specifieke vogelsoort: de witkruingors (Zonotrichia leucophrys). De vogels (lichtgrijs met een zwart-witte kop) komen in principe alleen voor in Noord-Amerika. Toch is het onderzoek wereldwijd interessant, omdat nu voor het eerst de gevolgen van pesticiden op in het wild levende trekvogels zijn onderzocht.
Piersma: „Witkruingorzen zijn zaadeters, en zouden dus geen hinder van neonics vinden als het puur om een achteruitgang in het aantal insecten gaat. Maar bij veel gewassen worden juist de zaden behandeld met een coating van neonics, en die vormen een supergeconcentreerd gif.”
Bij insectenetende vogels zal zo’n effect minder snel optreden, vermoedt Hofland. „Voor insecten is de gifstof zó sterk dat ze algauw het loodje leggen. De levende insecten die vogels binnen krijgen zijn dus waarschijnlijk niet vergiftigd met neonics.”
De Canadese biologen voerden in het wild gevangen vogels een niet-dodelijke dosis imidacloprid: twaalf kregen er een relatief lage dosis, twaalf een hogere. Daarnaast was er een controlegroep, die voedsel zonder insecticide kreeg voorgeschoteld.
Bij aanvang van de proef wogen de vogels gemiddeld ruim 30 gram. Zes uur na het voeden waren de vogels die de lage dosering kregen zo’n 3 procent lichter dan eerst. De vogels met de hoge dosering verloren in diezelfde periode bijna 6 procent van hun lichaamsgewicht. De onderzoekers vermoeden dat het gewichtsverlies komt door het ‘anorectische effect’ van imidacloprid: vogels die de hoge dosering kregen, aten zo’n 70 procent minder dan vogels uit de controlegroep.
In theorie kan de daling van het lichaamsgewicht ook door de stress van het vangen komen. Maar zelfs bij een lange acclimatisatieperiode daalde het lichaamsgewicht van vogels na een hoge dosis imidacloprid met 17 procent in drie dagen. Vooral de hoeveelheid lichaamsvet nam af. „Zorgelijk”, vindt Hofland, „Want juist vet dient als brandstof voor vogels tijdens hun trek.”
De witkruingorzen kregen na de laatste metingen weer de vrijheid om hun trekroute te vervolgen. Maar vogels die de hoge dosering imidacloprid kregen, bleven gemiddeld 3,5 dagen langer op hun plek dan vogels uit de controlegroep – vermoedelijk om op krachten te komen en te herstellen.