Europa en bij uitbreiding de rest van de wereld werd van de 14e tot en met de 19e eeuw meermaals getroffen door epidemieën van onder andere de besmettelijke pest. In die 14e eeuw stierf zelfs een derde van alle Europeanen door die zogenaamde ‘Zwarte Dood’. Zoiets lijkt nu ondenkbaar. Een pandemie (een wereldwijde epidemie, red.) is niet meer van deze tijd, toch? Wetenschappers denken er alleszins anders over. “Een globale epidemie is onvermijdelijk, en de wereld is daar niet klaar voor”, zo klinkt het.
Meer nog: de kans op een epidemie op wereldwijde schaal is zelfs groter dan ooit, zegt beroemd Amerikaans epidemioloog Larry Brilliant aan de Amerikaanse zender CNN. Ook andere experts in volksgezondheid waarschuwen daarvoor. “Eén kuch, één kus of één handdruk kan al voldoende zijn om niet alleen jouw eigen leven, maar ook om dat van iedereen rond jou heen aan te tasten voor maanden of zelfs jaren”, klinkt het.
Bij elke nieuwe uitbraak van een virus, wordt de wereld geconfronteerd met hoe kwetsbaar de bevolking eigenlijk is. Meer dan 28.000 raakten besmet met het ebola-virus tussen 2014 en 2016. 11.000 mensen kwamen uiteindelijk als gevolg van de ziekte om het leven. Intussen hebben ook al 84 landen gemeld dat het Zika-virus gesignaleerd was in hun regio’s.
Ongeziene catastrofe
Omdat die uitbraken telkens onverwacht kwamen, zijn experts het er unaniem over eens: ook de volgende uitbraak van een virus zal onverwacht komen. “En daarom moeten we er klaar voor zijn”, zegt Jimmy Whitworth, professor in internationale volksgezondheid aan de London School of Hygiene & Tropical Medicine. Maar we zijn daar niet klaar voor, zeggen Ranu Dhillon, Devabhaktuni Srikrishna en David Beier van de Harvard Universiteit. “De wereld is compleet onvoorbereid voor een globale pandemie. Moest ebola zich door de lucht verspreid hebben (dat is niet het geval, het virus verspreidt zich via vocht, red.) of moest het zika-virus zo dodelijk zijn als het ebola-virus, dan zouden we met een ongeziene catastrofe zitten. Een oncontroleerbare uitbraak zou kunnen resulteren in een besmetting die meer dan 30 miljoen mensen doodt”.
“We zijn maar zo veilig als het zwakste land ter wereld”, zegt Whitworth daar nog over. “Dat betekent dus eigenlijk dat we allesbehalve echt veilig zijn. Want infectieziekten kennen ook geen grenzen.”
Dat ziet de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ook nu al: “Iedere maand zijn er honderden kleinere uitbraken”, zo klinkt het daar. “Er zijn kleine clusters van uitbraken, altijd en overal.” Die kleinere uitbraken gebruikt de WHO om te voorspellen wat de kansen zijn voor een grotere uitbraak, voor een groter probleem.
En dat probleem zit er volgens Whitworth aan te komen, door de manier waarop we leven. “Veel aspecten van ons moderne leven, vergroten het risico op de verspreiding van virussen en infectieziektes”, zegt hij.
STIJGENDE BEVOLKING EN VERSTEDELIJKING. Een eerste factor is de steeds toenemende bevolking en de verstedelijking van die bevolking. Het aantal megasteden, steden waar meer dan 10 miljoen mensen wonen, is de voorbije 15 jaar verdrievoudigd. De Verenigde Naties voorspelt dat 66 procent van de wereldwijde bevolking tegen 2050 in steden of stedelijke gebieden zal wonen.
Mensen wonen daar dichter op elkaar dan op het platteland. Je eet, leeft, slaapt, werkt,...dichter op elkaar. “De kans dat een ziekte zich daar via water, de lucht of bijvoorbeeld muggen kan verspreiden, is groter dan in landelijke gebieden”, zegt Whitworth.
Maar meer volk, betekent ook dat er meer voedselproductie nodig is. Boeren moeten meer produceren, moeten ook meer dieren houden, waardoor de kans groter is dat ze dichter bij die dieren zullen wonen. “En dat leidt ertoe dat ook op het platteland ziektes makkelijker kunnen verspreiden. Dieren zijn namelijk vaak een bron van veel ziektes.”
DIEREN IN HUIZEN. Niet alleen het aantal mensen stijgt, ook de ruimte die nodig is om al die mensen te huisvesten, groeit. Mensen trekken naar gebieden waar voordien niemand woonde, zoals bijvoorbeeld bossen. Mensen komen daardoor steeds vaker in contact met dieren waarmee ze voordien geen contact hadden. En door dat contact met ‘nieuwe’ dieren, is de kans op contact met nieuwe infecties ook groter.
Bovendien worden bijvoorbeeld die bossen vernietigd om er huizen op te bouwen of om er landbouwgrond van de maken. Dragers van bepaalde infectieziekten, zoals ratten of muizen, trekken daardoor vaker naar de woningen naar mensen, omdat hun natuurlijke habitat in de bossen vernietigd werd.
KLIMAATVERANDERING. Door de klimaatverandering zijn er meer hittegolven, maar tegelijk ook meer overstromingen onder andere door overvloedige regen. Dat zijn ideale omstandigheden voor infectiedragers, zoals bijvoorbeeld muggen, om zich voor te planten. En dat niet alleen: als gebieden overstromen door overvloedige regen, verspreiden infecties zich via dat water ook naar andere gebieden die voordien minder bereikbaar waren, zeker ziektes die zich via het water kunnen verspreiden, zoals cholera.
Volgens de WHO zal de opwarming van de aarde tussen 2030 en 2050 250.000 meer doden veroorzaken dan nu het geval is, en dat door de hitte, door ondervoeding, maar ook door de verspreiding van infectieziektes, zoals bijvoorbeeld malaria.
MEER REIZEN. “We zijn ook kwetsbaar door een toename in reizen”, gaat Whitworth verder. Volgens de VN werd er in 2015 meer gereisd dan nooit tevoren. Toen trokken 1,2 miljard mensen eropuit. Dat waren er 50 miljoen meer dan het jaar ervoor. En dat was al het zesde jaar op rij dat de toeristische sector zo’n grote groei kende. Maar doordat er meer wordt rondgereisd, is de kans dat een virus of een infectieziekte meereist ook groter geworden. Tijdens de incubatietijd (de tijd tussen de besmetting en de eerste symptomen van de ziekte, red.) kunnen mensen verder rondreizen en zo anderen besmetten zonder dat ze het doorhebben of zonder dat die mensen ziek lijken.
En ook dieren zelf reizen: zo heb je de zogenaamde ‘luchthaven malaria’, waarbij mensen besmet raken in luchthavens door muggen die meegereisd zijn in vliegtuigen.
CONFLICTEN. Door onrust in landen, stijgt de kans op een epidemie. Want door zo’n burgerconflicten, ligt de focus dáár op. De mogelijkheid van overheden om dan snel en efficiënt te reageren op een plotse uitbraak, is miniem.
De uitbraak van ebola in Sierra Leone, Guinea en Liberia is daar een goed voorbeeld van. Politieke onrust had de daar al bijzonder zwakke overheden nog feller verzwakt. Toen het ebolavirus zich verspreidde, hadden de overheden daar geen antwoorden op, waardoor er een ware epidemie uitbrak.
GEEN MEDISCH PERSONEEL. Door conflicten in zo’n gebieden, trekken artsen, verpleegsters en verplegers ook weg uit die regio’s. Zo’n kwetsbare landen hebben al een zwakke gezondheidszorg, maar als het weinige medisch geschoolde personeel er dan ook nog eens wegtrekt op zoek naar betere leef- en werkomstandigheden, blijft er nauwelijks nog slagkracht over om epidemieën tegen te gaan of in te dijken.
Meer dan 75 landen in de wereld hebben minder dan 1 dokter per 1.000 inwoners, zo blijkt uit cijfers van de WHO. 50 landen hebben minde dan 1 verpleger of verpleegster per 1.000 inwoners. Het overgrote deel zijn landen in Afrika.
SNELLERE VERSPREIDING VAN INFORMATIE. In tegenstelling tot wat je zou verwachten, kan de toenemende informatiemaatschappij waarin we nu leven, in het voordeel spelen van een snelle verspreiding van ziektes. Nieuwe, snelle en meer vormen van communicatie, verhogen het risico op het verspreiden van angst. Het risico op paniek neemt toe. En het risico op het verspreiden van valse info in tijden van crisis zal ook toenemen. “Sociale media zijn daarin moeilijk te controleren”, zo klinkt het. “Het veelvuldig posten, herwerken en uit de context trekken van info kan invloed hebben op wat mensen al dan niet geloven.” Dat kan langs de ene kant een positief effect hebben wat verspreiding van ziektes betreft, maar langs de andere kant kan het ook paniek, angst en stigmatisering veroorzaken. Bovendien is het verspreiden en geven van accurate informatie van cruciaal belang wanneer er een uitbraak van een ziekte of virus dreigt.
TERUGSCHROEVEN VAN FONDSEN. Ranu Dhillon, Devabhaktuni Srikrishna en David Beier van Harvard vrezen dat het maar een kwestie van tijd is voor een dodelijk, besmettelijk virus wereldwijd verspreid wordt. Zij zien ook het terugschroeven van fondsen vanuit de VS naar wetenschappelijk onderzoek en naar ontwikkelingshulp als een bepalende factor,
Ook de zwakke organisatie van de WHO heeft volgens Dhillon, Beier en Srikrishna invloed. De organisatie heeft te weinig slagkracht en kan onvoldoende globaal coördineren.
VACCINS. Er zijn geen of te weinig vaccins. En het duurt te lang vooraleer vaccins ontwikkeld worden. Er was geen ebola-vaccin, bijvoorbeeld. Pas jaren later werd er eindelijk een vaccin dat werkte geproduceerd. Hetzelfde geldt voor het zika-virus. Voor veel virussen is er geen vaccin, en de vaccins ontwikkelen duurt meestal te lang. De tijd dat er een goed werkend vaccin ontwikkeld wordt, kan de ziekte al veel verder verspreid zijn.