Hij weet het: hij had niet moeten gaan. Het is 11 september 2016, een bewolkte zondagavond. In zijn auto ligt een fles whisky, van huis meegenomen als medicijn tegen de klappen die ongetwijfeld zullen volgen. Een paar slokken. Hij twijfelt, maar als hij niet gaat, staan ze straks wellicht bij de school van zijn zoon. Dus stapt hij de Bredase loods binnen. Wat moet hij anders?
In de loods gaat hij op een barkruk zitten. Achter hem zit een aantal mannen, in een halve cirkel om hem heen. Hij wordt geslagen. Dan trekt iemand een vuurwapen. Een tondeuse bromt. Hij moet stil blijven zitten terwijl al zijn haren op de grond vallen. Ze pakken een nijptang, zijn pink moet eraf. Iemand geeft hem een geel vaatdoekje met een zaagje erop. Hij moet zijn eigen vinger afzagen.
„Stop, stop”, zegt iemand.
Het vuurwapen is er weer. Ze zetten het op zijn hoofd. Hij mag zelf aftellen, zeggen ze. Dat vertikt hij. Dan wordt er afgeteld. Vijf, vier … Hij denkt dat het is afgelopen. Drie, twee … Denkt aan zijn zoontje, dat hij nooit meer zal zien. Een, nul …
Mannen uit de wietwereld
Het is woensdag 14 september 2016 als een man met kaal hoofd binnenstapt bij een politiebureau in Brabant. Hij heet Martinus en vertelt dat hij ernstig mishandeld is in een loods, nadat hij lange tijd door mannen uit de wietwereld is bedreigd.
„Je slaapt niet thuis vanavond”, reageert de politie. ’s Nachts brengen ze hem naar een hotel, ver weg van zijn woonplaats. Hij mag met niemand contact opnemen, ook niet met zijn ouders. Kort daarna tekent hij, op advies van de politie, een contract met als kop: ‘Overeenkomst opvang veilige locatie’.
De dreiging van de mannen in de loods is zo groot dat naar huis gaan voor hem te gevaarlijk is. Martinus tekent de overeenkomst op 19 september 2016. Hij zal in de rechtszaak tegen de mannen naar verwachting een belangrijke getuige zijn.
Martinus’ achternaam kan om veiligheidsredenen niet gepubliceerd worden. Als Martinus samen met zijn advocaat Peter Schouten zijn verhaal doet, valt hij soms even stil. Dan komen de tranen, vooral als hij terugdenkt aan de maanden dat hij beschermd moest worden. „Ik wil mijn verhaal vertellen om uit te leggen wat er met je gebeurt als je door de overheid beschermd moet worden na een aangifte. Ik heb te maken gehad met heel goede agenten. Maar de organisatie rammelt, er lijkt totaal niet over te zijn nagedacht.”
Geldproblemen
In de maanden nadat hij het contract heeft getekend, stopt het inkomen van Martinus; hij kan niet meer naar zijn werk. Hij krijgt geldproblemen, kan geen contact meer opnemen met zijn vrienden en vanwege de veiligheid kan zijn zoon niet meer bij hem wonen. Martinus zegt steeds meer spijt van zijn aangifte te krijgen.
Er bestaan verschillende categorieën getuigen die overheidsbescherming krijgen. De zwaardere gevallen vallen onder het Team Getuigenbescherming. Dat team van de landelijke eenheid van de politie opereert onder gezag van het landelijk parket van het OM. Dit programma geldt bijvoorbeeld voor de bekende kroongetuige Peter la S. van het Passage-proces.
Daarnaast bestaat het Stelsel Bewaken en Beveiligen, een samenspel van verschillende overheidsdiensten. Daaronder vallen ook mensen die niet getuigen in strafzaken. Martinus valt onder de regionale variant van dit stelsel. Hij is feitelijk geen beschermde getuige maar een getuige die beschermd wordt.
Per getuige die beschermd wordt, kunnen de voorwaarden en maatregelen wisselen, die in een overeenkomst worden vastgelegd. Martinus tekende zijn overeenkomst zonder dat daar een advocaat bij aanwezig was, terwijl hij daar naar eigen zeggen wel om heeft gevraagd. Daarop zou hem zijn medegedeeld dat dit niet nodig is, omdat hij „geen verdachte” is.
Martinus tekende zijn overeenkomst zonder dat daar een advocaat bij aanwezig was, terwijl hij daar naar eigen zeggen wel om heeft gevraagd
In de praktijk bestaat er een groot verschil tussen de beschermingsvormen, zegt strafrechtadvocaat Sander Janssen, die in 2013 promoveerde op een onderzoek naar kroongetuigen en getuigenbescherming. „Als je onder het Team Getuigenbescherming valt, kun je best veel invloed hebben op hoe je beschermd wordt. Terwijl je je bij het Stelsel Bewaken en Beveiligen veel meer hebt te schikken naar de aanwijzingen van de staat.” De grote boeven weten dat, zegt Janssen. „Die verklaren dus niet voordat ze hun bescherming zwart op wit hebben geregeld. Want als je eenmaal hebt verklaard, is het vaak te laat. Dan heeft het OM je verklaring al, en heb je nauwelijks nog mogelijkheden eisen te stellen aan de wijze van beveiliging.”
Volgens Janssen is de manier waarop getuigen beschermd worden nu te ondoorzichtig. „Het is een blinde vlek, het moet veel transparanter. De verschillende voorwaarden waar een getuige zich aan moet houden, komen zelden naar buiten. Gewone burgers weten zo nauwelijks waar ze mee te maken kunnen krijgen.”
Ook in het document dat Martinus ondertekent, staan tal van voorwaarden. Zo is contact met journalisten verboden. Martinus zegt zich te realiseren dat dit verhaal ervoor kan zorgen dat de beveiliging stopt. Advocaat Schouten: „Wij hebben nu meer vertrouwen in openheid dan in de overeenkomst. We doen dit omdat we vinden dat het programma tekortschiet in doen wat het zou moeten doen: getuigen beschermen.”
Het is 2008 als de ellende voor Martinus begint. Hij heeft schulden, een vriend biedt aan 1.200 euro voor te schieten. Een gewone lening, denkt Martinus, zonder een spoor van criminaliteit. Maar een paar maanden later staat zijn achterbuurman op de stoep. „Een onderwereldfiguur”, volgens Martinus. Hij zei: „Jij hebt een schuld bij mij, ik wil het terug. Als je dat niet doet, ben je opgejaagd wild.”
Als tegenprestatie moet Martinus in Wouw een woning hennepplanten beheren. Een groep van vier mannen houdt in de gaten of alles goed gaat. Maar Martinus laat per ongeluk een tuinslang lopen. Door de wateroverlast wordt de plantage ontdekt als hij er niet is. Om het goed te maken met zijn schuldeiser, moet hij een wietplantage in zijn eigen huis nemen.
Op een dag trekt Martinus het niet meer. Hij vlucht naar een andere woning, en zegt tegen de mannen dat hij wil stoppen. Dat valt verkeerd: diezelfde avond krijgt hij klappen. Hij moet zich twee dagen later melden in de loods in Breda.
Aan een boom vastbinden
Nadat ze hem in de loods met het vuurwapen hebben bedreigd, pakt iemand een muntstuk. „Kop of munt”, vragen ze. Als Martinus verliest, zeggen ze, binden ze hem in het bos aan een boom vast. Martinus kiest kop, en heeft geluk: het is vier keer kop. De avond eindigt als Martinus toezegt dat hij wekelijks 350 euro zal afgeven aan de mannen, nagenoeg zijn hele salaris. Hij mag naar huis. De volgende dag belt hij de politie, die meteen beschermende maatregelen regelt.
Martinus hopt van vakantiepark naar vakantiepark, met een kogelvrij vest naast zich op de achterbank, totdat hij onderdak vindt bij een vriend. Maar de voorwaarden van het contract blijven gelden: zonder toestemming mag hij met niemand contact hebben.
Een uitkering aanvragen is lastig: het is te onveilig om naar het gemeentehuis te gaan. De eerste twee maanden heeft hij geen inkomen, daarna krijgt hij ‘zakgeld’: per week 30 euro voor de vriend bij wie hij verblijft en 20 euro voor zichzelf. Pas na enkele maanden komt de uitkering rond, met terugwerkende kracht. „Het leven op een vakantiepark is duur”, vertelt Martinus. „Alleen een wasje is al 10 euro. Soms had ik zelfs te weinig geld om te eten. Maar ze vroegen wel of ik voor een gesprek met mijn contactpersoon naar Breda kon komen. Ik zat op drie kwartier reizen, had geen geld voor vervoer. ‘Dan leen je dat maar’, werd me gezegd.”
Sinds de gebeurtenissen in de loods heeft Martinus nachtmerries, hij wil medische hulp. Maar volgens het contract vindt „consultatie alleen plaats na toestemming van de contactpersonen”. Om ontdekking van de locatie te voorkomen, gaat dat buiten de verzekering om. En, zo staat er: „De kosten voor medische of psychische hulp zijn [...] in principe voor uzelf.” Martinus: „Toen ik aangaf een dokter te willen zien, werd me verteld dat dit niet mogelijk was. Ze konden geen arts over laten komen.” Pas na een e-mail van zijn advocaat kan hij een dokter zien, maar psychische hulp blijft uit.
Als Martinus een tijdje op verschillende adressen verblijft, krijgt hij bezoek van hulpverleners. Hun conclusie is dat zijn zoon voor de veiligheid naar Martinus’ ouders moet. „Ik kon niks doen, want anders zou ik op straat staan”, zegt Martinus. „Maar toen voelde ik me harder gestraft dan degenen die me dit aangedaan hebben. Ik was helemaal alleen, en ik dacht: ik zie hem nooit meer terug.”
Verdachten op vrije voeten
In maart van dit jaar zegt Martinus dat hij met zijn zoon herenigd wil worden. In een e-mail reageert de ‘maatregeladviseur’ van het programma Bewaken en Beveiligen dat als dit gebeurt „de politie de hoofdofficier van justitie adviseert de reeds genomen veiligheidsmaatregelen niet langer vanuit het Stelsel Bewaken en Beveiligen te handhaven”. Met andere woorden: als zijn zoon bij hem intrekt, vervallen de veiligheidsmaatregelen.
Inmiddels zijn alle zeven verdachten uit de loods op vrije voeten, in afwachting van hun proces. Maar als Martinus dit jaar voor een verhoor bij de rechter-commissaris zit, weet hij niet wat hij hoort. Zijn adres wordt opgelezen, in bijzijn van de advocaten van de verdachten. Advocaat Schouten: „Mijn mond viel open. Ik heb ingegrepen, men was er niet van op de hoogte dat dit niet zou kunnen. Het toont aan dat de systemen gewoon niet goed op elkaar zijn afgestemd.”
Brabantse zwijgcultuur
Getuigen zijn cruciaal in de aanpak van de problemen die de drugscriminaliteit in Brabant veroorzaken, zo lieten Brabantse burgemeesters al meerdere keren weten. Ze hekelen de zwijgcultuur in Brabant. Bewoners van Heusden kregen dit jaar nog een brief, waarin gevraagd wordt „niet weg te kijken” van drugscriminaliteit.
Schouten: „De overheid in Brabant hamert er almaar op dat burgers aangifte moeten doen tegen de onderwereld, maar dan moet zo iemand ook een goede begeleiding krijgen tijdens zijn bescherming. Het is niet de bedoeling dat de aangever eraan onderdoor gaat.”
De beschermingsmaatregelen zijn volgens Martinus nog steeds van kracht. De bescherming is niet per se permanent, en kan worden afgebouwd als de dreiging minder wordt. Martinus zou er ook zelf uit kunnen stappen.
Vertrouwen erin heeft Martinus niet meer. „Vanaf het moment dat ik dat document heb getekend, is mijn leven gestopt. Ik heb meer verloren dan gewonnen. Natuurlijk weet ik niet wat er gebeurd zou zijn als ik geen aangifte had gedaan, maar nu woont mijn zoon nog steeds niet bij me. Mijn schulden zijn alleen maar groter geworden. Ik heb mijn vrienden al een jaar niet meer gesproken.”
Naar verwachting wordt de strafzaak tegen de zeven mannen, die verdacht worden van afpersing in vereniging, eind dit jaar afgerond. „Ik word nog bijna elke nacht huilend wakker”, vertelt Martinus. „Dan roep ik heel hard ‘schiet dan, schiet dan’ in mijn slaap. Maar overdag lijkt de nachtmerrie gewoon verder te gaan. Mijn hele leven is verdwenen.”