Foto : Vader Frans Polspoel verdween voor zes
maand zonder dat iemand wist waar hij zich
bevond. Moeder Stefanie van
Zillekes met zoontjesEdmond en Alfons.
1945 Leestenaars en de tweede wereldoorlog
Frans Polspoel, op zijn paspoort
stond Marie Francois Polspoel, uit de Vinkstraat,
was krijgsgevangene genomen en
verdween voor zes maand uit circulatie.
Niemand wist waar hij uithing.
Als landbouwer werd hij heel die
tijd in Duitsland en ook een tijdlang in
Tsjechoslowakije op boerderijen tewerkgesteld.
Daar leerde hij noedels eten.
Frans was in 1934 gehuwd met Maria
Stephanie Maes.
Het echtpaar kreeg vier kinderen :
Alfons,gehuwd met Lisette Fierens uit de
Winkelstraat.
Edmond, zijn officiele naam was
Edmund, hij huwde met Melanie
Selleslagh en werd schepene in het
laatste gemeentebestuur van het autonome
Leest.
Paul, gehuwd met Victoire Maes en
enige en jongste dochter Maria die
gehuwd was met Jan Tirri.
Op 5 oktober 1949
kreeg burgemeester De Laet een schriftelijke melding overhandigd van de
voorwaardelijke invrijheidstelling van A.V. Op briefhoofd van het Ministerie van Justitie, Administratie der
Strafinrichtingen, Veroordeelden wegens misdrijven tegen de Veiligheid van de
Staat. Dienst voor wederopvoeding, reclassering en voogdij.: Dossiernummer
55242.
Brussel 28-9-1949
Mijnheer de Voorzitter,
Ik heb de eer u de (voorwaardelijke)
invrijheidstelling op datum van 23-9-1949
mede te delen van V.A. geboren te
Leest, de 17/8/1916, burgerl.staat ongehuwd, beroep tuinbouwkundige, woonplaats
Leest, Elleboogstraat.
Veroordeeld de 11/1/1945 door KH Brussel tot 15 j.
hecht terzake van inbreuk art 113, 117GWB.
Deze invrijheidstelling werd verleend onder volgende
voorwaarden : onder voogdij, met verbod zich met politiek in te laten en met
verplichting zich te onthoudenvan
omgang met andere vrijgestelden.
Mag ik U verzoeken de persoon aan te duiden, die
volgens U het meest geschikt blijkt om de voogdij over boven vernoemde
invrijheidgestelde waar te nemen, en die zou aanvaarden er zich mede te
gelasten.
Om Uw taak te vergemakkelijken, voeg ik bij die
schrijven een formulier voor het antwoord (Model B) dat U enkel dient in te
vullen en mij zo spoedig mogelijk terug over te maken.
De voogd gelieve onmiddellijk contact op te nemen met
zijn (haar) pupil(le) en de voogdij waar te nemen in overeenstemming met de
richtlijnen van mijn dienst. Zodra hij volledig ingelicht is over de toestand,
de gesteldheid en het gedrag van de invrijheidgestelde, zal de voogd een eerste
omstandig verslag opstellen, en door Uw bemiddeling aan de Voogdijdienst,
Ministerie van Justitie te Brussel, laten geworden. Vervolgens zal hij om de
drie maand, op dezelfde wijze, beknopte maar volledige verslagen, overmaken.
Nochtans, indien de voogd bij zijn eerste contactname
met zijn pupil, in kennis zou gesteld worden van ernstige moeilijkheden die
zich in de reclassering van betrokkene zouden voordoen, zal hij onmiddellijk,
door een bondig verslag, de dienst hiervan op de hoogte brengen.
Indien bij de uitoefening van de voogdij moeilijkheden
oprijzen zal de voogd U hieromtrent verslag uitbrengen ; U gelieve mij hiervan
onmiddellijk in te lichten opdat ik met volledige kennis van zaken, de nodige
maatregelen zou kunnen nemen.
Ingeval het niet mogelijk blijkt, binnen de veertien
dagen een geschikte voogd te vinden, houd ik er aan dat de hierbijgevoegde
stukken mij dadelijk zouden teruggezonden worden.
Met de meeste hoogachting.
Voor de Minister :
Voor de Gemachtigde Directeur :
K.Potoms
Overgemaakt aan de heer BurgemeesterDe Laet te Leest op 5/10/1949
Voogd : burgemeester De Laet.
Bij deze
schriftelijke melding was een bijvoegsel (formulier 11) van de gevangenis van Mechelen
:
Gevangenis Mechelen
Voorwaardelijke invrijheidstelling.
Naam en voornamen : V.A. C. J. T.
Plaats en dag van geboorte : Leest den 17-8-1916
Burgerlijke stand : ongehuwd
Uiteenzetting der
feiten van V. A.
Feiten gepleegd: te Graz of elders in Duitsland.
Veroordeelde is de zoon van de V.N.V.burgemeester van
Leest. Hij zelf is overtuigd van de triomf der Duitse legers, en zeker van alle
straffeloosheid tijdens hun heerschappij ten lande, stelt zich kordaat aan als
pro-Nazi en voert door woord en daad propaganda voor het Oostfront.
Na als gemeentesecretaris tot in 1941, in diens geest
te hebben gefungeerd wordt hij adjunct-marktafgevaardigde te Mechelen en te
Tongeren, en lijft zich alsdan, in maart 1942, bij het Vlaams Legioen in.
Hij beweert dat, gelet op zijn gezondheidstoestand,
hij daar een ondergeschikten geneeskunditgen dienst vervulde, bij de
burgerlijke bevolking
In augustus 1943 maakt hij deel uit der gelederen der
SS brigade Langemark doch hier ook zou hij in de burelen werkzaam zijngeweest, en zou hij onwetens een verbintenis
hebben getekend voor vier jaar, eindelijk verminderd op twee jaar, derwijze dat
hij in maart 1944 ontslag nemen kon.
Eens huiswaarts gekeerd hernam hij dienst in de
hoofdgroepering Vlees en Veeproducten in Mechelen en Yperen.
Hier zij vermeld dat de vader van veroordeelde een
groot landbouwbedrijf uitbaatte, doch aan het hoofd stond van een talrijk gezin
en dat de aanverwingscontracten voor de SS mannen, het bekomen van een boerderij
voorzagen van 25 à 30 hectaren in Oekraïne voor de verbintenissen van een
termijn van 4 jaar.
V. was fier op zijn uniform. Hij had minachting voor
de goede Belgen, trotseerde de rijkswacht, dewelke hij de militaire groet wilde
afdwingen daar hij in Rusland de graad van SS Langemark onderofficier had
veroverd.
Hij droeg zilveren epouletten, een kepi en wapens.
Overigens had hij veel reklaam gemaakt bij zijn
vertrek naar Stratz, waar hij zijn militaire opleiding ontvangen zou. Wanneer
hij eigenlijk naar het front vertrok, zes maanden later, gaf zijn vader op het
gemeentehuis een groot gelegenheidsfeestwaarop alle vooraanstaande V.N.V van de omtrek werden verzocht,
politieke redevoeringen werden gehouden, gelukwensen geuit, enz
V. heeft een ganse roman verzonnen om te doen geloven
dat hij buiten het weten zijner familie vertrokken was om de bolchevisten te
gaan bevechten.
De werkelijkheid is gans anders, want de familie was
V.N.V., steunde de Oostfrontstrijders en bevoordeeligde op alle wijzen hun
echtgenoten en kinderen van de omtrek.
Zijn gedrag was vroeger onberispelijk. Hij had een
goede faam en stond gunstig bekend. Gafzich nooit over aan dronkenschap, ongebondenheid of ontucht.
Stond in goede betrekkingen met zijn familie. Op
zedelijk gebied was zijn gedrag en houding onverbeterlijk.
Bevindingen van het
personeel : V. A. C. die wat romantisch
is aangelegd, heeft zich laten verleiden en trad toe tot de Oostfrontstrijders.
Heel snel zag hij zijn fout in en kon hij in maart 1944 reeds ontslagen worden.
In de gevangenis heeft hij verder door zijn
gedragingen, werkijver en geest van uitboeting getoond dat hij werkelijk spijt
heeft en is zijn morele gesteltenis gerangschikt als zeer goed.
Ontwerp van
reclassering : Oudste zoon van een landbouwersgezin van 8
kinderen, keert hij in dit gezond familiaal milieu terug en levert zijn
reklassering niet de minste moeilijkheid op.
Plaats waar de
belanghebbende het voornemen heeft zich te vestigen : Leest Elleboogstraat.
Uitgaansfonds : 1419,80 fr.
Datum van
voorwaardelijke invrijheiddstelling : 23-9-49
Defenitieve
invrijheidstelling : 8-9-69.
1945 4 juni
Gemeenteraad :
...5e
punt. Motie De Leers over te maken aan den Krijgsraad.
De
Raad, gezien het verzoek van den heer Provinciegouverneur om bij den heer
Krijgsauditeur aan te dringen tot bespoediging van de zaak De Leers,
schoolhoofd te Leest; gezien den heer De Leers groot oorlogsinvalide is
van
1914-1918. Gezien zijn uitwendige verwondingen ten gevolge van gemelden
oorlog. Gezien den treurigen toestand van zijn gezin;
overwegende dat de feiten die hem ten laste worden gelegd naar ons
bescheiden
hem
maar voor een klein deel kunnen toegeschreven worden, ingevolge zijn
geesteszwakte ; gezien den toestand zich jarenlang heeft vertoond min of
meer
abnormaal te zijn, zoowel in zijn privaat en openbaar leven als in zijn
beroepsbetrekkingen; besluit éénparig :
aan
den Krijgsraad te vragen deze motie in aanmerking te willen nemen zoowel
bij
de bespoediging als bij de uitspraak van het vonnis.
Daarna wordt de zitting gesloten verklaard om 22 uur en 10 minuten.
1945 4 en 5 juni
1945 Belgisch Staatsblad 155-156 :
Ministerie van Binnenlandse
Zaken.Leest.Burgemeester ontzet.
Bij
besluit van den Regent dd. 17 Mei 1945 is de heer V. Jan-Emiel,
uit
zijn ambt van burgemeester der gemeente Leest ontzet.
1943 Nacht 22/23
juni : Een Engelse Halifax-bommenwerper werd neergeschoten en
kwam
neer in de Tiendeschuurstraat kort bij de hoeve van Scheers: 7 slachtoffers.
t Ridderke november 2010 : Oorlog
in de lucht
Een
vliegtuigcrash in juni 43 op de grens van Hombeek en Leest
Bijzonderheden
over deze raid
Datum : 22/23 juni
1943
Vertrekbasis :
Lissett, Yorkshire, UK.
Eenheid : eskadron
158
Inzet : 557
vliegtuigen
Target : de stad
Mülheim
Verliezen :35 vliegtuigen en 198 manschappen
Bijzonderheid : de
Halifaxbommenwerper JD259 werd door een jager afgeschoten en stort hier neer.
De zeven bemanningsleden komen om.
Getroffen door :
Oblt Willehm Telge.
Het neergeschoten
vliegtuig betrof de Halifax JD259 van het 158ste eskadron en het
werd ingezet op Mülheim aan de Ruhr. Volgens gegevens van de RAF was het de
avond van 22 juni 1943 vertrokken om 23.09 uur van de basis Lisset
(Yorkshire,Engeland) met zeven jonge bemanningsleden : zes Engelsen van de RAF
en één Australiër van de RAAF.
Dat waren :
Flight Sergeant Leonard Ernest Cavanagh
(kapitein-piloot),20 jaar, RAAF 415377.
Sergeant Robert James Sage
(boordwerktuigkundige),21 jaar, RAF
Sergeant Thomas
Ridley Forster (navigator),21 jaar, RAF
Flying Officer Daniel Valentine Elliott
(bommenrichter), RAF
Sergeant Walter Richard Green (radio-operator en
schutter),22 jaar, RAF
Pilot Officer Ronald
Albert Charles Maund (schutter midden), RAF. Zijn lichaam werd pas weken later gevonden.
Flight Sergeant Oliver William Todd (schutter achter),
RCAF
De lichamen warden
gekist en op een Duitse legerwagen geplaatst. Een aalmoezenier las nog de
gebeden. Dan werden ze afgevoerd.
De ganse crew van
deze Halifax rust nu op het kerkhof Schoonselhof bij Antwerpen.
In de vroege morgen die woensdagochtend warden we
opgeschrikt door ongewone vliegtuiggeluiden. Niemand kan nog getuigen van een
luchtgevecht maar volgens de oorlogsrapporten moet het zich boven ons hebben
afgespeeld. Een Halifax op terugweg uit Mulheim, werd uit koers gedreven en
achtervolgd door een Duitse Messerschmitt. Sommigen zagen nog het rokend
vliegtuig dat in de lucht ontplofte en neerstortte tussen de Kapelseweg en
Tiendeschuurstraat. Vanaf nu ervoeren we luchtoorlog anders, tastbaarder. Voor
onze ogen lagen op bekende velden en akkers de verspreide brokstukken van deze
kolos een vliegend fort maar ook de lichamen, jong, halfverkoold, dood.
Mülheim
Mülheim was die nacht aan de beurt gekomen en
bestookt door 242 Lancaster-, 155 Halifax-, 93 Stirling-, 55 Wellington- en 12
Mosquitovliegtuigen. In dit derde bombardement werd de hele stad vernield in
drie opeenvolgende golven.
De Britten rapporteerden dat de stad voor 65% plat
lag. De brandweer bleef dagen nablussen. 1.630 huizen waren totaal vernield,
2.100 huizen moesten ontruimd worden zodat 40.000 mensen elders hun toevlucht
moesten zoeken. Er waren ook 530 doden.
Het bombardement in Mülheim was om 1.30 uur afgelopen
en één uur later werd de Halifax JD259 getroffen door een Duitse jager die
opgestegen was van het vliegveld Venlo in Nederland op de Duitse grens.
De vliegenier Oblt. Wilhelm Telge van het eskadron
nachtjagers II (NJG 1) schreef het neerhalen van deze Halifax op zijn palmares.
De Duitse jagers schoten diezelfde nacht niet minder
dan 23 vlietguigen af.
Zowel een Duits Bericht als een RAAF-rapport geeft
2.30 uur op als tijdstip dat deze vlieger afgeschoten werd op 5 km ten westen
van Mechelen. De Hombeekse ooggetuigen daarentegen geven een latere tijd. Deze
Halifax is blijkbaar uit de koers van het eskadron gejaagd en nagezeten door de
Duitse jager tot in Mechelen. De plaatselijke getuigen zagen geen luchtgevecht maar
slechts het getroffen en rokend vliegtuig.
Getuigenissen
Brokstukken van de bommenwerper lagen sterk verspreid
op de velden tussen de Kroningerhoeve van de familie Scheers in Leest en het
Hoefijzer van de familie Onghena in Hombeek.
Yvonne
Onghena woonde als jong meisje in de ouderlijke hoeve :
het was zomer en heel goed weer, echt warm. Een
groot stuk van de motor stak dwars door onze stal. We hebben de koeien er met
veel moeite moeten onderuit halen. Een stuk vleugel stak in de weide achter ons
huis. Daar rond en op vele plaatsen was het gras allemaal verschroeid. Eén van
de Engelse piloten werd twee à drie weken later teruggevonden in een
patattenveld van Fierens wat verder. Het lichaam was in ontbinding.
Virginie
Dons-Soli, woonde destijds als twintigjarige bij haar ouders op
het Heike. Daar was die vroege ochtend het hele gezin naar buiten gelopen; ze
vertelde :
Het was ongeveer 5 uur of 5.30 uur. We hoorden het
vreemd geluid van het vliegtuig dat in moeilijkheden scheen te verkeren. Kort
daarop was er een ontploffing. Ik heb met eigen ogen gezien hoe het vliegtuig
in de lucht met een grote knal in een vuurbol veranderde en uiteenspatte. De
brandende delen vielen wat verder neer overal verspreid.
Het grootste deel is kort bij de hoeve van Scheers
neergekomen op een zo wat hoger gelegen weide kort bij de boerderij. In de
voormiddag nog waren de Duitsers er bij en werden de dode piloten afgevoerd.
Victor Van
Hoof, later garde in Leest was er ook snel bij en getuigde :
In juni 1943 werd er in de Tiendeschuurstraat aan de
hoeve Scheers, een Engelse Halifax-bommenwerper neergeschoten. Al de
inzittenden werden hierbij gedood.
Het vliegtuig, een viermotor, lag in stukken
uiteengespat. De stuurkabine lag tussen de hoeve Scheers en de woning van Em. Geets,
een eind in het veld.
Zoals zovele souvenirjagers ging ookik om wat vijsjes en onderdelen. Terwijl ik
op handen en voeten in die kabine bezig was wat los te prutsen werd ik
toegebruld in het Duits. Ik moest de kabine verlaten met mijn handen boven het
hoofd en mij als laatste man in de rij zetten bij andere souvenirzoekers.
Die Duitser,ik zal zijn kop nooit vergeten, hij zag
opvallend scheel, begon iedereenaf te
tasten en bij elk voorwerp dat hij uit de mensen hun zakken haalde, kregen die
een ferme stamp of slag in hun gezicht. Ik dacht al aan mijn volle zakken en
hoeveel slaag ik wel zou krijgen, doch terwijl hij bezig was slaagde ik erin om
de meeste voorwerpen ongezien uit mijn zakken te halen en op de grond te laten
vallen.
Toen het mijn beurt was had ik nog slechts enkele
kleine stukjes in mijn zakken en ik kwam er vanaf met een slag in mijn gezicht.
Doch toen ik wegging werd ik als laatste brutaal teruggeroepen en moest al de
voorwerpen die hij uit de zakken gehaald had oprapen en terug in het vliegtuig
gooien. Nadat dit gedaan was kreeg ik zonslag in mijn rug van de kolf van zijn geweer dat ik minutenlang zonder
adem zat.
Ik heb die schele eens goed bekeken en zijn gezicht in
mijn geheugen geprent maar ik heb hem later noch in Duitsland, noch in enig
krijgsgevangenkamp aangetroffen.
Dat de militaire wacht niemand doorliet kan in de
eerste momenten wel zo geweest zijn. Eens de dode lichamen van de piloten
afgevoerd waren, kon men er volgens andere getuigen toch vrij rondlopen.
Frans Tersago
:
We zijn als jonge gasten gaan kijken naar de
brokstukken van dit vliegtuig. Die lagen ver verspreid over de velden. Een
motor stak door de stal van Onghena. Het grootste wrakstuk lag verder naar
Leest en daar zijn we niet bij geweest. Er waren Duitsers die de wacht hielden.
De lichamen van de gesneuvelde vliegeniers waren in kisten aan de rand van de
weg gebracht. Ze stonden juist voor de spooroverweg aan de Kapellebaan. Toen
wij er waren, werd er een gebed uitgesproken door een Duitse aalmoezenier. Daarna
werden de kisten op wagens afgevoerd.
1942 Frans Geerts ("Frans
van de Fijne", zie foto onderaan) uit de Scheerstraat diende een contract voor levering van late aardappelen af te sluiten
met zijn schoonvader (Edward Soli) teneinde die vruchten van Hombeek naar Leest te
krijgen.
1943 ...Tijdens de tweede wereldoorlog, en wel
in 1943 werden ook te Leest de
kerkklokken weggehaald ; zij wogen respectievelijk 928 en 234 kg.
De
derde klok was gebarsten en bleef ter plaatse...
(Luc in DB- 1977, Uit de oude doos, onze klokken.)
Klokkenroof
Gedurende de tweede wereldoorlog haalde de Bezetter
twee klokken uit onze toren om ze tot kanonnen om te gieten. Na de oorlog werden drie nieuwe klokken aangekocht,
want onze derde klok was ondertussen ook gebarsten.
Over de vroegere klokken kunnen we wat meer vertellen
aan de hand van kerkrekeningen uit 1610 en 1649.
Zo weten we dat de kerckmeesters hebben doen gieten
bij Hans Van den Gheyn clockgieter te Mechelen twee clocken, wegende saemen 825
pond voor de somme van 350 gulden
12 stuyvers.
Deze rekening werd achteraf voorgelegd aan de abdis
van Kortenberg die voor onze parochiekerk moest instaan, maar blijkbaar niet
scheutig was om te betalen.
Ze verloor echter het proces en betaalde tenslotte de
som af in zes betalingen.
In 1606 waren de rekeningen vereffend.
Veertig jaar later, onder pastoor Van Hanswijck, was
één van deze twee klokken gebarsten. Ze werd hergoten en er werd een derde klok
aangekocht. Daartoe werd in 1649 voor 1617 gulden aan klokspijs uitgegeven en
385 gulden aan Petrus Van der Gheyn betaald voor het gieten van de twee
klokken. De grote klok woog 2.087 pond en de middelbare 1.305 pond.
De verdere geschiedenis van deze drie klokken lezen we
tussen de aantekeningen van Pastoor De Heuck :
-de grootste klok (uit 1649) barst op 19 september
1788 bij de lijkdienst van Joannes Bulens. Ze wordt hergoten op kosten van de
abdij van Kortenberg, ditmaal zonder discussie. Het is de zogenaamde Tiendenklok
van Leest : Andreas gewijd op 19 januari 1790.
-de twee klok (eveneens uit 1649) barstte in 1739 en
werd hergoten door Lambertus Franquin uit Mechelen, op kosten van de parochie.
Ze werd gewijd op 11 december 1739 en kreeg de naam Maria.Roger Willem Borguelmans, meier van het
distrikt Mechelen was peter en Amelia Reyntjens, echtgenote van Philippus
Fierens was meter.
-de kleine klok St.Nikolaes uit 1608 hing gebarsten
in de toeren toen ze op 19 januari 1790 door Jacobus Joannes Van de Voerde,
Carolus Jozef Peeters en Carel Van Asch in t geheim werd in stukken geslagen,
omdat de pastoor De Heuck weigerde de klok te laten hergieten op de kosten van
de kerkfabriek.
Onder pastoor Joris werd op Kerstdag 1861 andermaal
een klok gewijd. Ze kreeg de naam Jozef.
Willem Devens uit Antwerpen was peter en Petronilla
P.E. Leenaerts, vrouw van burgemeester en dokter Voet was meter.
Deze klok werd gegoten bij Van Aerschot te Leuven.
(LG, blz43 en 44)
Frans Susse Teughels
in De Band mei 1978 : Dat is nu geen
klokkenluiden meer !
k Zie ze nog aankomen, op hun fiets : drie bonken van
mannen, met daarbij Louitje, een wat oudere vent, heel tenger. Ze gooiden hun
fiets tegen onze gevel. Louitje ging bij Fons binnen om het kruis te halen :
Fientje van op de Heide was namelijk gestorven, en het was een oude gewoonte
dat de naaste gebuur het kruis kwam halen om het tegen het sterfhuis te
plaatsen en dat hij dat kruis zou dragen tijdens de laatste tocht naar de kerk
en het kerkhof.
De drie sterke mannen zouden Fons helpen bij het
luiden van de klokken.
Het was een ware kunst : eerst de klok in beweging
brengen, en dan driemaal met een korte ruk tegenhouden. Zo gaf de klok driemaal
een korte slag. Vervolgens werd een Weesgegroet gebeden en dan herbegon het
kleppen, zo driemaal achter elkaar, voor het Angelus.
Nadien begon het luiden voorgoed.
Was er een man gestorven, dan werd aangevangen met de
grote klok, voor een vrouw met de kleine. Dat luiden duurde een vijftal
minuten.
Het uitsterven gebeurde zoals de aanvang : voor een
man werd de grote klok laatst geluid, terwijl een vrouw zich moest tevreden
stellen met de kleine. En dan zo rap mogelijk om een pint, want gewoonlijk stonden
die mensen te dampen van het zweet. Normaal gingen ze eerst bij Fons binnen, en
dan, om het relaas van het afsterven te vertellen en aan te dikken, in de
andere herbergen, één voor één.
Nu is dit allemaal verleden tijd !
1943 18 januari :
Symons Guillaume, geboren te Leest op 20 januari 1885 en
wonende Scheerstraat nr. 8 benoemd
tot grafmaker in vervanging van
Pieter Spruyt en Alfons Scheltiens,
ontslagnemers.
Vergoeding :- als grafmaker : 50 fr per graf of put.
-als
kerkhofverzorger een jaarlijkse vergoeding van 1.000 fr.
1943 18 januari :
De weduwe Verbeeck-De Maeyer, Tisseltbaan 20 kreeg een gunstig
advies op haar vraag tot uitbating van een wagenmakerij met
elektrische motor
en
werktuigen. (GR)
1943 29 januari : Een ingenieuze uitvinding. Er worden thans
onverslijtbare banden
voor
de fiets gemaakt in kurk, belegd met een laagje rubber. Ze wegen 700
gram. (KH-GvM)
1943 1 februari :
De koolzaadteelt wordt verplicht gemaakt voor landbouwbedrijven
van meer dan 5 hectare. Ze zullen
minimaal 6% van de bebouwde oppervlakte
in koolzaadteelt omzetten. De
overtollige weiden moeten naar landbouwgrond
omgebouwd worden. (KH)
Bijvoegsels:
-het contract van Frans Geerts voor de overbrengst van
zijn aardappelen.
-Frans Geerts tijdens de mobilisatie.
-afscheid van de grootste klok. Links José Croes (José
van Sinne), rechts een dochtertje van dokter Stuyck. (foto : Eduard Geerts)
Boven, vanl. naar r. : Tony Teughels, Egied Robeyns,
Louis Publie, Marcel Piessens, Frans Verschuren, Frans Huys, Jozef Vloeberghen.
Midden : Meester Huysmans, August Fierens, Alfons Mertens,
Francois Publie, Frans Vloebergh, Alfons De Cock, Marcel Diddens, Marcel De Wit
en meester De Leers.
Onder : Frans Spruyt, Louis Verbruggen, Alfons De
Hondt, Jan Geets en Alfred De Bleser.
We zijn volop in de oorlogsjaren : de tijd van de slodderbroeken,
de tijd ook van voedselschaarste en Winterhulp.
Elke voormiddag kregen de kinderen een wortel of een
paar sojakoeken, een lepel levertraan en een paar tabletten vitaminen. (Als we
straf stonden moesten xe met de doos vitaminen boven onze kop staan )
Het was ook de tijd van energiebesparing : slechts in
twee klaslokalen van de vier werd er vuur gemaakt. Twee studiejaren kregen les
in de voormiddag en de twee andere in de namiddag : voor de leerlingen
betekende dat slechts een halve dag school.
(LG, blz.157)
1942 13 juli :
Juliaan Geerts legde in openbare vergadering de eed af als nieuwe
schepen : Ik zweer getrouwheid aan den Koning, gehoorzaamheid aan de
grondwet en aan al de wetten van het Belgische volk. (GR)
1942 15 augustus :
Smokkelaars gevat.
Er werd gemeld dat smokkelaars hun waar
vervoerden op de weg van Leest naar
Hombeek, doch ze hadden lont geroken en waren niet te zien.
s
Anderendaags in de morgen gingen twee controleurs met de veldwachter zich
verdekt opstellen. Ditmaal moesten ze niet lang wachten of twee personen
verschenen per fiets, ieder met ongeveer 75 kg aardappelen. Toen ze de
controleurs zagen, lieten ze hun smokkelwaar in de steek en vluchtten
weg.
Een
achtervolging werd ingezet en spoedig waren ze ingehaald. Het waren de
gebroeders C. Uit de Pikkerie. Een huiszoeking leverde nog de vrucht op
van
1.000 kg aardappelen die werden aangeslagen met de fietsen. (KH-GvM)
1942 24 augustus :
Gemeenteraad : Aannemingscontract der
aangenomen
bewaarschool.
1942 1 september :
Mevrouw Van Baelen, geboren Spoelders Maria
Theresia
Joanna, geboren te Thisselt den 4 maart 1906, wonende Kouter 4, benoemd
tot
kuischvrouw der gemeentelijke scholen.
De vergoeding toegekend per klas
bedroeg 250 fr en 200 fr voor de toiletten,
hetzij samen voor zes klassen en
twee toiletten 1700 fr per jaar. (GR)
1942 8 december
Gemeenteraad : Politiereglement op het
sluiten der
winkelinrichting.
1942 22 december
Gemeenteraad : Politiereglement op het
wegruimen van
In Sulingen was een groottransitkamp opgericht, van hieruit werden
vrijgekomen gevangenen en arbeiders naar hun respectievelijke landen gezonden.
Alle mogelijke nationaliteiten zaten hier samen
wachtend in barakken, op vervoer naar huis.
Die uit het westen, Belgen, Hollanders, Fransen konden
snel weg, maar Polen, Russen, Joegoslaven moesten langer wachten en velen
durfden zelfs niet meer terug.
Onder deze mensen waren gevaarlijke sujetten, ze waren
gewapend met weggegooide Duitse wapens en gingen s nachts op rooftocht bij de
Duitsers.
Ze stalen en roofden alles wat in hun handen viel en
namen het weinige dat de Duitsers nog hadden, af.
In Sulingen verbleven ook veel Zebras, dat waren
bevrijde gevangenen uit de kampen, velen uit Bergen-Belsen. Die waren nog
gekleed in hun gestreepte pijama.
Van hen vernamen we gruwelijke verhalen over hun
verblijf in die kampen.
Bij de boeren in Freistatt waren veel vluchtelingen
uit het Rijnland en de Roer ondergebracht en die konden nu ook naar huis, terug
naar hun gebombardeerde steden.
De Duitse bevolking moest om 10 uurvan straat en wee degene die een minuut te
laat was, die werd onbarmhartig opgepakt en tot de volgende ochtend opgesloten.
Hierbij werden vele soldaten die over hun militaire
kledij een burgerjas hadden getrokken, opgepakt en naar een krijgsgevangenkamp
gevoerd.
Hier letten we vooral op SS-ers, maar we hebben er
nooit een kunnen pakken.
Ons werd dagelijks gewezen op de Duitse weerstand
Weerwolf doch wij hebben hier nooit iets van gemerkt, de meeste Duitsers
hadden hun nederlaag nog niet verteerd, waren nog te zeer ontgoocheld.
Hun geloof in de fürer was te groot geweest en nu bij
het zicht van duizenden en duizenden ordeloze soldaten die zich hadden
overgegeven en onder strenge bewaking naar achter werden gevoerd, moesten ze er
zich wel bij neerleggen.
De bevolking zelf leed honger en had gebrek aan alles.
In de steden verbleven ze in overgebleven kelders. In de dorpen die overbevolkt
waren van gevluchte stedelingen werd ook het voedsel schaars en zoals bij ons
onder de bezetting, verkochten hier de boeren ook aan de meestbiedenden.
Wij hadden een paradijselijk leven,niet werken, lekker eten, veel geld...
Als ontspanning werden we s avonds naar Bremen,
Hannover of Sulingen gevoerd.
Naar een bierkelder of een filmvertoning en na de film
steevast in de houding voor het God save the King.
Met mijn moto verkende ik de ganse omgeving en mijn
vele verlofdagen bracht ik door
in steden als Bremen, Hannover, Dusseldorf en Berlijn.
Daar zag ik Russische soldaten fietsles krijgen, tot
groot en ingetogen plezier van de Duitsers. Komisch en onvergetelijk.
Hier bestond ook een grote ruilhandel tussen soldaten
van verschillende nationaliteiten. De Russen waren verzot op Amerikaanse
sigaretten, terwijl de Amerikanen hiervoor polsuurwerken en vodka aannamen. Die
uurwerken waren toch afkomstig van de Duitsers, de Russen was toegestaan alles
wat hen bruikbaar was als oorlogsbuit mee te nemen. Ik heb Russen gezien met
drie, vier horloges aan elke pols.
Kerstmis 1945 brachten we door bij de Amerikanen in
Bremen. Nabij de Dom in de huidige Ratskeller was hun kantine ondergebracht.
Onvergetelijke sfeer met bier, wijn a volonté, de vrouwen hadden echter nog
geen toegang.
Als we ons verplaatsten konden we overnachten in
Amerikaanse of Engelse transitkampen en hun kantines hadden altijd voldoende
stock aan sigaretten, zeep, tandpasta, enz. Betalen met Duitse marken en die
hadden we genoeg.
In het najaar van 1945 werd de omgang met de Duitsers
losser, krijgsgevangenen en ook burgers werden in de cantonnementen
tewerkgesteld.
De Duitse tewerkgestelden brachten allerlei voorwerpen
mee om te ruilen tegen voedsel, ook smokkelaars doken op. Vooral sigaretten,
bonen, koffie en nylonkousen waren zeer gegeerd maar vooral dozen vlees en
ander voedsel was in trek.
De bevolking leed immers honger, meer dan ik ooit in
België had gezien.
De boeren werden door de stadsbevolking nog feller
belegerd dan bij ons in het hongerjaar 1941.
Maar stilaan werd alles min of meer normaal, de
bevoorrading geraakte terug op gang,
in de steden begon men puin te ruimen en ieder toog
aan het werk.
Ook de omgang met burgers werd toegestaan, bals werden
ingericht en vluchtelingen kwamen terug naar huis.
Na Freistatt kwamen we in een aantal kleinere plaatsen
terecht tot we in het voorjaar 1946 naar Leese verhuisden.Een kleine
provinciestad nabij Hannover.
Hier werden we ondergebracht in een door Russische
slavenarbeiders nieuw gebouwde fabriek. Grote betonnen bunkers, een verdieping
ondergronds, een verdieping bovengronds, zwaar en kunstiggecamoefleerd met sparrenbomen, tot op de
daken toe.
Hier werden onderdelen gemaakt voor de beruchte
V-bommen.
Een aanzienlijk aantal lag nog klaar voor verzending, via een spoorweg die
eveneens onzichtbaar was vanuit de lucht met hoogopschietende sparren, waarvan
de kruinen hoog boven de sporen aan elkaar waren gebonden.
De geleerden die vroeger voor de nazis hadden
gewerkt, werkten verder, thans onder Engels gezag. De heren Professoren, zoals
ze door de Duitse werklieden werden genoemd, werden door Engelse officieren van
de geheime dienst in burgervoertuigen gebracht en opgehaald. Wat zij daar
uitrichtten gebeurde in de grootste geheimhouding.
De gewone arbeiders werden bij het verlaten van de
fabriek door ons gefouilleerd maar deze heren moesten we ongemoeid laten.
De bunkers waren uitgerust met de meest moderne
machines en de magazijnen staken nog vol met allerlei materiaal.
Er was strenge kontrole en wij mochten niets aanraken,
alles was immers bestemd voor Engeland of de USA..
Half april 1946 was onze taak daar afgelopen en na een
treinreis van een dag en een nacht belanden we in Bastenaken.
Hier kwamen we in een totaal vernielde stad, we
waanden ons terug in Duitsland. Platgeschoten huizen, waarvan de bewoners in de
kelders verbleven, in de velden nog veel stukgeschoten Duitse en Amerikaanse
tanks en ander oorlogsmateriaal.
We werden ondergebracht in de kazerne die door de
Amerikanen voor ons was ontruimd en we hingen opnieuw af van het Belgisch leger
: weer oefeningen, dat was maanden geleden, Belgische kost, bouletten,
saucissen, slecht en veel te weinig...of er gemord werd.
We waren van de hemel in de hel terechtgekomen.
Door een afdeling van onze compagnie werd deelgenomen
aan de eerste steenlegging van de mardassonheuvel, een gedenkteken voor de
Amerikaanse strijdkrachten.
Na een verblijf van enkele weken ging het naar Bergen,
waar we in een leegstaande school hokten en belast werden met het ophalen en
wegbrengen van Duitse krijgsgevangenen die in de koolmijnen moesten werken.
Gelukkig heeft dit niet lang geduurd, op 23 juni 1946
werden we totaal onverwacht bedankt en met onbepaald verlof naar huis gestuurd.
Terug burger, dit vergde een enorme aanpassing...
Fotos:
-Berlijn 1945 : Sovjetsoldaten en Amerikanen ruilen
horloges om. Deze fotos werden eigenhandig door Victor genomen.
-Vic na de fusie, zijn outfit is er op vooruitgegaan.
Links van de garde staat Marcella Van Steen. Rechts Wiske Verbruggen geflankeerd
door haar baas Marcel Leemans.
Via Antwerpen, Turnhout de Hollandse grens over tot
Hengelo. In Holland werd onze trein letterlijk door de bevolking bestormd.
Honderden mannen, vrouwen en kinderen liepen met onze trein mee, bedelend om
eten.
Wat wij konden missen werd uit de wagons gegooid :
conserven, sigaretten, chocolade...
Dit waren toestanden die wij in België met de
bevrijding niet hadden ervaren, hier werd nog echt honger geleden.
In Hengelo stapten we over op vrachtwagens, de grens
over tot in Mofrika en in Wezel de Rijn over op een pontonbrug die door de
Engelsen was aangelegd.
Over Osnabruck, Diepholz tot Freistatt waar we werden
ondergebracht in een oud-mannengesticht. Elk van ons kreeg een apart kamertje,
prachtig ingericht met een goed bed en prima sanitair, een verademing na onze
tenten en strozakken.
Hier werden we belast met de bewaking van een groot
depot van de Rasc, dat waren frontrantsoenen, sigaretten en kleding van het
Engelse leger.
Italiaanse krijgsgevangenen stonden tot onze
beschikking voor het opknappen van allerlei karweien, doch die stalen zoals de
raven.
Die bestolen ons terwijl we er bij stonden,
ongelooflijk wat die allemaal flikten, die waren ons in alles te slim af.
In het begin was het hier voor ons zeer streng, niet
ongewapend het cantonnement verlaten, nooit alleen buiten en no
fraternisation, absoluut geen contact, geen verbroederingmet de Duitsers, op straf van krijgsraad.
De eerste weken werd dat door ons zelfs niet
overwogen, wij benaderden ze met de grootste terughoudendheid. De Duitsers zelf
waren opmerkelijk beleefd, onderdanig, ja zelfs kruiperig, ze waren ook gelaten
en angstig, gingen voor ons opzij en velen namen hun hoed of pet af als ze ons
passeerden.
De Engelse MPs waren zeer streng en onverbiddelijk
zeker zolang de oorlog duurde.
In Diepholz was een groot Pools kamp, waar die Polen
door de Duitsers als slavenarbeiders waren ondergebracht. Nu waren ze vrij en
men moet niet over veel verbeeldingskracht beschikken om zich te kunnen
voorstellen hoe die zich gedroegen tegenover hun vroegere bazen. Stelen,
plunderen, alles wat niet te heet of te zwaar was sleepten ze naar hun
barakken.
Met mijn vriend Jan Baetens stapte ik naar Willebroek,
we gingen ons melden in het Fort van Breendonk om de aangehouden zwarten te
bewaken.
Ook tientallen Duitse krijgsgevangenen werden daar
binnengebracht en opgesloten.
Nu moesten wij hun fouilleren.
Alles wat ze niet in gevangenschap nodig hadden werd
hun afgenomen.
Wat een contrast : kruiperige onderdanigheid was in de
plaats gekomen van hun vroegere arrogantie.
Ik herinner me nog die Duitse officier die zich enkel
door een andere officier wilde laten ontwapenen en aftasten. Dat gebeurde ook,
een Belgische officier nam de egards waar, maar s nachts alleen in zijn cel
kreeg hij een speciale behandeling en schoot er van zijn waardigheid niet veel
meer over.
De collaborateurs die werden aangevoerd kregen ook een
speciale behandeling, zij werden vooraan de straat afgezet en moesten tussen
een driedubbele haag losgelaten gepeupel lopen. Hierbij werden ze geslagen,
gestampt, beschimpt, met de haren getrokken...ze haasten zich naar de min of
meer veilige gang van het fort...
Daar werden ze opgesloten in de kamers van de vroegere
kampbewoners.
Tijdens de dag werden ze met allerlei karweien belast
en ook bij nacht werden ze niet gespaard, althans die eerste dagen niet.
Na enkele dagen werden wij belast met het bewaken van
de zennebrug te Leest.
We hadden ons wachtlokaal op het gemeentehuis.
Bewapend met een geweer, een tricolore band om onze arm en een Duitse gordel om
het lichaam waaraan een koppel Duitse handgranaten, zo deden we in ploegen van
twee dienst op de brug.
Alle vreemdelingen werden gecontroleerd en door onze
ploeg werden twee in burger geklede Duitsers aangehouden en aan de Engelsen
uitgeleverd.
Voedsel werd bereid in Willebroek en per vrachtwagen
aangevoerd, het was goed en overvloedig.
Na enkele weken werd alles stilaan normaal en de
meesten gingen terug aan het werk.
Ik kon mijn oude job weer opnemen in de garagebij De Baere doch het werk aldaar bestond
hoofdzakelijk uit puin ruimen, wat mij minder beviel.
Ik besloot nog even de kat uit de boom te kijken.
Soldaat Oorlogsvrijwilliger Van Hoof
Ik vernam dat ze oorlogsvrijwilligers vroegen en ik
heb me gemeld in Antwerpen. Dat was op 23 oktober 1944, op de Rubenslei nr. 22.
Toen ik daar volledig uitgekleed in een hokje stond te
wachten sloeg er in de onmiddellijke omgeving een bom in. Kalk viel van muren
en plafond, doch de keuring ging ongestoord verder.
Ik werd goedgekeurd en opgeroepen naar de
Panquinkazerne te Tervuren.
Na een zestal weken tamelijk zware opleiding werd ik
Soldaat Oorlogsvrijwilliger Van Hoof Victor bij het 8ste bataljon
fuseliers 3de compagnie met stamnummer F8/479 en met specialisatie
chauffeur motocyclist. Volledig uitgerust met Engels materiaal, de platte
Engelse helm incluis.
Te Joli-bois, bij Waterloo, werden we ondergebracht in
een danszaal en stonden in voor de bewaking van Engelse benzine- en
munitiedepots, die talrijk verspreid lagen in de weiden rond de Leeuw van
Waterloo.
Ook te Bosvoorde, aan de paardenrenbaan, had ik
munitie te bewaken en te Koningslo Vilvoorde stonden we in voor de bewaking van
een groot Duits krijgsgevangenenkamp, dit samen met de Engelsen.
Het kamp bevond zich op een open veld en was omringd
door hoge wachttorens.
De gevangenen sliepen in tenten, ik heb altijd gehoord
dat er zon 110.000 bij elkaar zaten. Whermacht soldaten, SS-ers, Vlaamse
SS-ers, Zeemacht..alles zat er door elkaar.
Sommige Vlaamse SS-ers lachten ons uit en verweten ons
voor Bleukens.
Wij maakten ons beklag daarover bij onze officieren
die dat doorspeelden aan hun Engelse collegasmaar die begrepen niets van onze situatie en zij traden niet op, voor
hen waren alle gevangenen Duitsers.
Voor de afzondering en de ondervraging van de SS-ers
moesten speciale eenheden komen. Wel was er een detensionbarak, waar de meest
arrogante en weerspannige elementen werden in ondergebracht. Die werden daar
door Engelse MPs aan een speciale training onderworpen, een training die niet
onderdeed voor wat zij destijds met velen van ons hadden gedaan.
Hier bleven we tot april 1945 en dan de trein op naar
Duitsland.
Foto : Henri Van den Heuvel bij wie Vic mocht onderduiken.
Ondergedoken
Toen ben ik ondergedoken.
Landbouwer Henri Van Den Heuvel uit de Hertstraat, de
latere schepene van de Blekken, stak zijn nek uit en bood me onderdak.
Op zijn hooizolder richtte ik mijn logement in, in het
hooi had ik een gang gemaakt om er in geval van nood diep in weg te kruipen.
Hier heb ik vertoefd tot en met de bevrijding op 3 september
1944.
Mijn moeder bezorgde mij eten en soms ook moeder Van
den Heuvel.
Tijdens de dag sleet ik de tijd met boeken lezen en s
nachts wandelde ik het Hertsveld op of ging al eens slapen bij mijn vriend Jan
Baetens, waar ik zonder het medeweten van zijn ouders langs een
zoldervenstertje binnensloop.Doch voor het licht werd moest ik terug zijn op
mijn hooizolder. Avontuurlijk was dat wel maar ook vaak angstaanjagend en ik
was steeds op mijn hoede. Elke auto die men hoorde kon van de Gestapo zijn, elke
vreemde persoon werd gewantrouwd.
Na enkele weken sloeg de verveling toe en nam ik meer
en meer risicos.
Overdag liep ik soms de velden en het Zuurbos in en
durfde ik al eens naar huis te gaan.
Daar groef ik van in het ovenhuis een onderaardse gang
die uitliep achter de haag van onze tuin en uitkwam in de aanpalende gracht.
Vele malen heb ik die vluchtweg ingeoefend, gelukkig heb ik hem nooit hoeven
gebruiken.
Nadien heb ik pas beseft hoeveel risico en gevaar
Henri Van den Heuvel gelopen heeft door mij onderdak te bezorgen. Ik ben hem er
altijd zeer dankbaar voor gebleven.
Intussen kropen de dagen voorbij en de geallieerden
naderden.
Ik sliep nog steeds op mijn hooizolder en sporadisch
bij Jan Baetens.
Daar was ik toen ik op een nacht begin september op de
Juniorslaanin de richting Leest-dorp
een tamelijk grote groep Duitsers met door paarden getrokken wagens, zag
voorbijtrekken. Heel stil en zonder orde trokken ze af.
De dag nadien, op een zondag, ik keek toe vanuit het
Zuurbos, zag ik zenuwachtige Duitsers in de Heilige Hoek, ze waren bezig
paarden op te eisen voor hun terugtocht.
s Anderendaags s morgens was het zover !
Onbeschrijfelijke vreugde ! De Engelsen waren er. De Blaasveldstraat stakvol met oprukkende Engelse soldaten, camions
vol met lachende, sigaretten en chocola uitdelende soldaten.
Men kan zich voorstellen welke opluchting de
bevrijding bracht en hoe geestdriftig we onze bevrijders hebben onthaald.
Schrik, honger en alle miserie was vergeten.
Foto : links Vic in
1943. Om toen te kunnen fietsen moest je creatief zijn. Rchts zijn
onafscheidelijke vriend Jan Baetens van de Juniorslaan.
Het Hongerjaar 1941
Het jaar 1940 liep min of meer normaal ten einde, maar
1941 zou een nog nooit meegemaakt hongerjaar worden.
De Blaasveldstraat zag zwart van het volk. Mensen van
Blaasveld en Willebroek liepen huis in en huis uit, bedelend om voedsel.
De boeren verkochten enkel aan degenen die konden
betalen en dan meestal s nachts want de buren mochten dit niet zien.
De smokkelaars deden gouden zaken : 40 fr voor een
kilo tarwe, 35 fr voor een slecht roggebrood. Het rantsoenbrood zelf was ook
zeer slecht, de deeg plakte aan het broodmes en het rantsoen bedroeg 225 gram.
Ook vlees, vetten, suiker en bijna alles was
gerantsoeneerd. Vele stadsmensen stierven letterlijk van honger, terwijl de
meeste boeren en smokkelaars zich verrijkten. Ook degenen die de kant van de
Duitsers hadden gekozen kregen dubbel rantsoen en hadden niets te kort.
Ik verplaatste me nog dagelijks per fiets naar de
Leuvensesteenweg maar dat werd steeds problematischer omdat ook fietsbanden op
rantsoen waren, evenals schoeisel.
Om aan een fietsband te geraken moest je een bewijs
hebben dat je minstens 5 km van je werk woonde, anders kreeg je geen bon.
Als je er al een bezat, had je veel geluk nodig om er
twee keer mee naar Mechelen te kunnen rijden want die erzatsrubber barste en
sprong in stukken.
Bijna dagelijks moest ik aan mijn banden werken. Soms
reed ik met twee buitenbanden over elkaar. Mijn meest efficiënt experiment :
van de binnenband van een auto een fiets buitenband fabriceren. Datresulteerde in enkele maanden probleemloos
rijden, maar door de toenemende schaarste kwam ook daar een einde aan en einde
1942 nam ik de trein voor mijn verplaatsingen.
Wij zelf konden bij onze buren, boeren, niets kopen,
omdat ze de hoogste prijs niet durfden vragen, ze verkochten veel liever aan de
smokkelaars. Die kwamen hun waar tijdens de nacht ophalen.
Ik ben vele malen na mijn werk per fiets naar
Londerzeel gereden om een slecht roggebrood van 35 fr dat ik daar bij een
smokkelbakker kon kopen.
Onderweg moest men op zijn hoede zijn voor controle
van Belgische gendarmen en kontroleurs van de ravitaillering, want meermaals is
het gebeurd dat dit werd afgepakt.
Ook ben ik ooit eens met mijn vader naar
Stekene-Koewacht, ook per fiets, gereden.
Naar we hadden vernomen was de tarwe en het koren daar
goedkoop omwille van de smokkel met Holland. We kochten daar 20 kg tarwe. Elk
10 kg op onze fiets, ook sacharine hadden we daar gekocht, en hiermee naar
huis. Overal op onze hoede voor kontrole maar we zijn er toch heelhuids mee
thuis geraakt.
Zo gingen de dagen voorbij vol kopzorgen over eten en
hoe er aangeraakt.
De Schele Duitser
In juni 1943 werd er in de Tiendeschuurstraat aan de
hoeve Scheers, een Engelse Halifax-bommenwerper neergeschoten.
Al de inzittenden werden hierbij gedood.
Het vliegtuig, een viermotor, lag in stukken
uiteengespat. De stuurkabine lag tussen de hoeve Scheers en de woning van Em.
Geets, een eind in het veld.
Zoals zovele souvenirjagers ging ookik om wat vijsjes en onderdelen. Terwijl ik
op handen en voeten in die kabine bezig was wat los te prutsen werd ik
toegebruld in het Duits. Ik moest de kabine verlaten met mijn handen boven het
hoofd en mij als laatste man in de rij zetten bij andere souvenirzoekers.
Die Duitser,ik zal zijn kop nooit vergeten, hij zag
opvallend scheel, begon iedereenaf te
tasten en bij elk voorwerp dat hij uit de mensen hun zakken haalde, kregen die
een ferme stamp of slag in hun gezicht. Ik dacht al aan mijn volle zakken en
hoeveel slaag ik wel zou krijgen, doch terwijl hij bezig was slaagde ik erin om
de meeste voorwerpen ongezien uit mijn zakken te halen en op de grond te laten
vallen.
Toen het mijn beurt was had ik nog slechts enkele
kleine stukjes in mijn zakken en ik kwam er vanaf met een slag in mijn gezicht.
Doch toen ik wegging werd ik als laatste brutaal teruggeroepen en moest al de
voorwerpen die hij uit de zakken gehaald had oprapen en terug in het vliegtuig
gooien. Nadat dit gedaan was kreeg ik zonslag in mijn rug van de kolf van zijn geweer dat ik minutenlang zonder
adem zat.
Ik heb die schele eens goed bekeken en zijn gezicht in
mijn geheugen geprent maar ik heb hem later noch in Duitsland, noch in enig
krijgsgevangenkamp aangetroffen.
Ontspanning
Vermaak bestond in hoofdzaak op zondag naar de cinema,
soms tweemaal, van 5 tot 8 naar de ene en van 8 tot 10u30 naar een andere en
altijd te Willebroek.
Wat later kwamen dan de bals op en mocht er terug bal
gegeven worden.
Bier was nog slechter dan het huidige tafelbier,
gekleurd water, doch in de meeste cafés
konden de klanten bier krijgen van onder den toog...
Dat was iets beter, was zogezegd smokkelbier, doch
zijn geld niet waard.
De bals floreerden, alle zondagen volle bak.
Wij gingen te voet naar Leest (dorp), Blaasveld, meestal
in groep en wegens de totale verduistering was dit zeer plezant.
Op de bals werd er soms ook controle gedaan door de Gestapo, alle uitgangen
werden afgezet en één voor één naar buiten. Identiteitscontrole.
Degene die niet in regel was, of die op hun lijsten
voorkwam, werd apart gezet, streng bewaakt en meegenomen.
Het Arsenaal gebombardeerd
Vele malen was het ook alarm op de Leuvensesteenweg
dit tot vreugde van de mannen van het Arsenaal, die liepen dan weg van hun werk
tot op de vaart en dienden een tijd niet te werken.
Wij bleven op ons werk.
In het Arsenaal stond Duits afweergeschut en telkens er vliegtuigen overkwamen
werd er vandaar op geschoten.
Tot bij een bombardement het afweergeschut met toren
en al naar beneden donderde.
De Leuvensesteenweg werd zwaar geteisterd, vele doden
en haast alle huizen getroffen.
De Wapenfabrieken van Herstal
In 1944, ik was pas enkele weken 18 geworden, kreeg ik
van de Werbestelle de oproep om mij s woensdags te Mechelen in de
Leopoldstraat aan te bieden.Ik werd er door een Duitse dokter gekeurd en de
vrijdag daarop reeds diende ik mij aan te bieden in de FN fabrieken van Herstal
bij Luik in die tijd Deutse Waffen und Munitionsfabriken genoemd.
Inderhaast een valies gekocht, het was een rieten dat
herinner ik mij nog, en die vrijdag vanuit station Mechelen afreis richting
Luik.
Een speciale trein met werkvolk, mannen en vrouwen,
die in Duitsland tewerkgesteld waren. De trein stopte enkel te Leuvenen dan te Luik, Guillemin statie.
Met nog een zestal personen stapte ik uit en we werden
al dadelijk gecontroleerd door Feldgendarmen.
Nazicht papieren, bestemming Waffenfabriken ? Geen
probleem, we mochten door.
Dan met de tram naar Herstal en ons aanmelden in de
fabriek.
We werden onthaald door iemand die goed Nederlands
sprak.
Eten konden we in de fabriek, logies was er in een
leegstaande school op een tiental minuten gaans, maar uit zijn verdere uitleg
konden we opmaken dat we eerder in een gevangenis dan in een fabriek
terechtgekomen waren.
En of dit waar was. Controles overal en op alle
momenten van de dag, meestal op de onverwachtste, schutsels tussen de
werkbanken.
In de fabriek fabriceerde men wapens en munitie en dat
was te merken.
Bij het verlaten van de gebouwen werd men van boven
tot onder afgetast en dienden we speciale apparatuur te passeren die ontworpen
was om zelfs het allerkleinste vijsje te detecteren.
Ik werd in een ploeg ingedeeld, kreeg een werkbank en
een plan van een door mij te maken stuk, doch ik had geen vakschool gelopen en
kon geen plan lezen.
Mijn identiteitskaart gaf als beroep mecanieker aan en
dat verwarden ze met paswerker.
De eerste dag diende ik ook in het magazijn mijn
persoonlijk gereedschap af te halen, een stel vijlen, een hamer en allerlei
fijn meetgereedschap.
Hier had ik al een eerste nare ervaring.
Nietsvermoedend stapte ik de openstaande deur van het
magazijn binnen, flater !
Ik had mij moeten wenden tot de balie ernaast. De
Duitse magazijnier kwam brullend op me af en gaf me zon doodsschop dat ik
metersver door de lucht gekatapulteerd werd.
Gelukkig kreeg ik voor dat plan hulp van een Limburgse
collega en zo kon ik mij wat bezig houden, maar mijn rendabiliteit lag de
gehele periode die ik daar verbleef spectaculair laag.
De dagen duurden daar oneindig lang en vaak trachtte ik
naar het luchtalarm.
Wanneer dit afging liet men vallen wat viel en
vluchtte iedereen naar de schuilkelders tot einde alarm. Soms vijf zesmaal per
dag. Daar werden wij met Duitse discipline ingedreven, opeengepakt als
haringen, maar ik was wat blij enkele minuten van mijn plan weg te zijn.
Bommen heb ik er nooit weten vallen.
Het eten was op zijn Duits,s middags soep met worst
en soms al wat groenten in en meestal een beetje aardappelen met choucroute of
ook zure witte koolsoep en zwart brood, maar steeds veel te weinig.
Gelukkig had ik van thuis wat mee om aan te vullen,
anders was het honger lijden.
Na de werkuren waren we vrij en dan wandelden we wat
door Herstal en omgeving of we namen de tram naar Luik.
Na daar een tiental dagen te hebben gewerkt kreeg ik
er genoeg van.
In mijn logement prepareerde ik een speciale sigaret :
een weinig tabak en veel zout.
Toen ik die de volgende morgen opstak en een paar maal
inhaleerde, werd ik draaierig en viel flauw. Men bracht mij naar de infirmerie
en daar schreef de Duitse arts me acht dagen rust voor.
Ik was in de hoogste hemel, vlug naar het logement,
alles inpakken en wegwezen met de vaste overtuiging nooit meer terug te komen.
Tegen niemand iets gezegd van mijn voornemen, want wie
kon je vertrouwen ?
Met de tram naar het station, de onvermijdelijke
controle, alles uitladen voor de feldgendarmerie, grondige fouillering en de
trein op naar Brussel.
Op die trein idem dito,reiskoffier uitladen,
aftasten...
Toen de trein Leuven naderde werd de stad geteisterd
door een hevig bombardement.
Ik ben het station uitgevlucht en heb de tram genomen
over Brussel, richting Mechelen.
Tussen Leuven en Brussel, in volle veld, werd de tram
tot staan gebracht door Gestapo en Feldgendarmen voor een nieuwe controle.
Zelfde stramien : afgetast worden en valies uitladen. Enkele passagiers werden
apart genomen en moesten onder strenge bewaking achterblijven.
Vanuit Brussel per trein tot voorbij het station van
Vilvoorde, dat ook gebombardeerd was, trein op naar Mechelen en van daar te voet
naar Leest.
Niet slecht voor een zieke.
Thuis gekomen heb ik intens genoten van mijn acht
dagen en toen die om waren kreeg ik een dreigbrief van Luik dat ik terug moest
komen werken.
Eeen inschikkelijke Duitse dokter in de Stassartstraat
te Mechelen gaf me nog acht dagen bij, toen ik klaagde over steeds terugkerende
draaienissen, maar geen haar op mijn hoofd had ook maar enige intentie om terug
te keren.
Foto : de ouderlijke
woonst in de Blaasveldstraat in 1978. Tijdens de oorlog ook herberg In den
Nieuwen Buiten.
De Vlucht
Die woensdagmorgen vertrokken we, te voet naast onze
zwaar beladen fietsen, want tante Melle kon geen fiets rijden..
Op de Juniorslaan gekomen sloten we aan bij de massa,
een nooit geziene aaneengeslotenmensenzee met alle mogelijke vervoermiddelen, te voet, per fiets,
stootkar, kruiwagen, wagens getrokken door paarden, allen zwaar
beladen...richting Tisselt.
Voor ons uit stapte een soldaat met een geit aan een
ketting.
We volgden de mensenzee in de richting Kapelle op/den
Bos.
Daar zagen we de eerste sporen van de bombardementen :
kapotte huizen.
Aan de brug stonden zeer nerveuze Belgische soldaten,
we begrepen snel waarom, want toen we even voorbij de kerk waren hoorden we
achter ons een harde knal. Ze hadden de brug in de lucht laten vliegen.
Ik heb me nadien steeds blijven afvragen hoe men daar
in hemelsnaam in geslaagd was, met die immense onafzienbare rij vluchtelingen.
We vervolgden onze weg langs Ramsdonk, Londerzeel. In
Steenhuffel moesten we schuilen, we werden overvlogen door Duitse vliegtuigen
die door Belgisch afweergeschut werden bestookt. We schuilden in de hangar van
een plaatselijke brouwerij en hoorden de stukken schrapnels op het dak inslaan.
Angstaanjagend !
Gelukkig werd daar niemand gekwetst.
Langs binnenwegen ging het dan richting Merchtem Heikant.
Het was ondertussen avond geworden en we moesten uitzien naar een
slaapgelegenheid.
De meeste huizen, door hun oorspronkelijke bewoners
verlaten, staken reeds boordevol.
Tot we op een boerderij kwamen, hier mochten we in de
stal achter de koeien op stro slapen. Dat vonden we nog plezierig ook, ik heb
er voortreffelijk geslapen.
De oudere mensen begonnen intussen na te denken en
zagen de miserie en de risicos van de vlucht in.
s Anderendaags rond negen uur, toen we aanstalten
maakten om verder te trekken, werden we plots verrast door een vijftal Duitsers
te paard met hun geweer op ons gericht.
Een gebrul in het Duits : we moesten gaan staan met
onze handen in de lucht.
Ze vroegen of er geen Belgische soldaten bij ons
waren. Na een ontkennend antwoord lieten die ons verder met rust en reden weg.
Dat we geschrokken waren hoeft niet gezegd, enkele
minuten voordien waren daar nog twee Belgische soldaten per motorfiets met
side-car aangekomen en naar ik later vernam, hadden die zich bij de boer
omgekleed, hun militaire kledingsstukken omgeruild voor burgerkleren, en zich
tussen ons vluchtelingen gemengd.
Daar het geen nut had om nog verder te vluchten,
besloten we huiswaarts te keren.
Langs een binnenweg terug naar Londerzeel
Daar werden we plots brutaal aangesproken door een
Belgisch officier. Mijn vader en nonkel Fons moesten zich identificeren. Toen
hij zag dat wij vluchtelingen waren, vroeg hij waar de Duitsers zich bevonden.
Toen we vertelden dat die reeds lang voorbij waren, trok hij zich terug in een
korenveld. Daar zaten nog vele soldaten verborgen. Naderhand vernamen we dat
die allen werden krijgsgevangen genomen.
In Ramsdonk lagen in de living van een woning waarvan
de deur openstond, vele gekwetsteBelgische soldaten, ze waren verzorgd door Duitse verplegers.
Op de straat nabij de kerk lagen de lichamen van een zevental dode soldaten in
alle mogelijke houdingen.
Van de pastoor, een ex-onderpastoor van Leest,
vernamen we dat deze soldaten in dronken toestand op de Duitsers hadden
geschoten.
In Kapelle o/d Bos moesten we, omwille van de
opgeblazen brug, via het sas de vaart oversteken. Om hun paarden en kanonnen
over de vaart te leiden hadden de Duitsers een primitieve brugvan bomen en balken gecontrueerd.
Het was geen makkie onze zwaar bepakte fietsen
daarover te krijgen, hierbij werden we bereidwillig geholpen door Duitse
soldaten.
In de namiddag kwamen we thuis, alles was gelukkig nog
zoals bij ons vertrek.
Generaal Paulus
We waren nog niet lang thuis toen er Duitsers
passeerden. In dichte rijen, te voet en met paarden trokken ze richting
Blaasveld.
s Avonds hield er een gans regiment ruiterij halt op
de weide van Leemans tegenover ons café.
Duitsers, met paarden, wagens, kanonnen, gans de
straat vol, overal waar men zag, Duitsers!
Ze trokken tenten op, maakten hun paarden vast aan de
draadomheining, zetten wachtposten uit.
Ik meen dat wij een van de eersten terug thuis waren..
De Duitsers liepen bij ons in en uit, deden of het
allemaal van hun was.
De radio werd aangezet, dat was toevallig een
Telefunken en dat viel duidelijk in hun smaak.
Op de Leuvense stoof maakten ze wijn warm en maar
drinken en dansen. Dat deden ze onder elkaar en velen raakten bedronken.
Plots werd alles muisstil. Er waren twee Feldgendarmen
binnengevallen. Ze begonnen meteen alles te doorzoeken.
Ons moeder moest mee naar boven, ik wou ze volgen maar
één van die Duitsers zette zijn voet op mijn borst en duwde mij naar beneden.
De mannen met de metalen keten en plaat om hun hals
hadden ookhet plezier van de andere
Duitsers vergald want die dropen stil één na één af.
Boven hebben die feldgendarmen alles overhoop gehaald,
vermoedelijk op zoek naar Belgische soldaten of wapens. Er werd echter niets
gevonden en ze lieten ons verder met rust.
s Anderendaags ging ik de straat op en keek mijn ogen
uit naar dit machtige leger.
Op de weide van Stanne Gobien was het grote
vergadering van hoge officieren, herkenbaar aan de rode strepen op hun rijbroek
en kepi. In één van deze officieren, een grote magere man, meen ik stellig de
latere beroemde generaal Paulus te hebben herkend. Doch lang mocht ik daar niet
slenteren, want door een wachtpost werd ik toegesnauwd dat ik moest verder
gaan.
In de voormiddag vertrokken ze richting Blaasveld.
Gans de straat en de wei van Leemans lag vol met lege wijnflessen, duizenden,
oorlogsbuit, allemaal gestolen uit leegstaande huizen.
De daaropvolgende dagen en weken heerste er een enorme
drukte in onze straat : oprukkende Duitsers, terugkerende vluchtelingen,
afgevoerde Belgische krijgsgevangenen.
Stilaan hernam het leven zijn gewone gang, de meeste
mensen waren terug thuis, enkele bleven weg, sommigen in krijgsgevangenschap.
Ons café was terug open en we deden goede zaken aan
die vluchtelingen. Ik moest bijna dagelijks met een triporteur met twee honden
in, naar Mechelen, naar brouwerij Lamot om bier en ijs aan te halen.
Ik begon terug te werken op mijn oude post.
Mijn baas was ook teruggekeerd en al het materiaal dat
we hadden verstopt lag nog op zijn plaats. Doch aan autos was weinig werk,
slechts enkele kregen een vergunning om te rijden, er werden nog allerlei
beperkingen ingevoerd en er kwam een strenge rantsoenering.Een gouden tijd voor
smokkelaars brak aan.
Enkel voertuigen die dienden voor bevoorrading kregen
benzine.
Daarom werkten wij veel aan de vernieuwing en
vergroting van de garage. Onze baas had een toekomstvisie, maar al wat wij
opbouwden zou in 1943 en 44 worden platgebombardeerd, ditmaal door de Engelsen.
Toen de benzine nog schaarser werd, specialiseerde
mijn baas zich in het plaatsen van gazogénes, dit waren kolenketels die
gestookt werden om gas op te wekken, als surrogaat voor benzine. Doch weinigen
haalden een bevredigend resultaat.
Men moest s morgens minstens een half uur uittrekken
vooraleer men kon vertrekken : het vuur aansteken, dan trachten om met benzine
te starten en wanneer men gas had, overschakelen op kolen. Na enkele ritten
waren de leidingen binnenin aangekoold en dienden gereinigd te worden.
Uiteindelijk werden de ketels in de meeste gevallen
gebruikt om er allerlei smokkelwaar in te vervoeren.
Dat was soms vlees maar veelal tarwe waarmee vnl.
Waalse groentenhandelaars de garage kwamen ingereden. Ze losten hun waar en
vertrokken op hun beurt met benzine.
Vele Belgische vervoerders die voor de Duitsers o.a.
op de vliegvelden reden, kwamen in de garage een deel van hun benzine verkopen
of ruilen voor tarwe of andere schaarse producten.
Dat was poort toe, benzine lossen en vertrekken met
een lading tarwe.
Onze baas heeft vele malen Breendonk geriskeerd en wij
die van die handel op de hoogte waren, moesten zwijgen als een graf..