Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Kronieken van Leest
    bij Mechelen
    19-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    ANGELUS VAN DE VONDEL, landbouwer te Leest.

    V. : “Hebt ge bedregen geweest ?”

    A. : “Nooit, Mijnheer, door niemand”.

    V. : “Van wie huurt gij ?”

    A. : “Van M. Gillis en jufvrouw Baertmans.”

    V. : “Waar gaan uwe kinderen ?”

    A. : “Naar de katholieke school, omdat ik mijn brood win van de katholieken en dat ik weet dat hun dat aangenaam is ; zij zouden soms lastig kunnen geweest zijn was het anders gegaan. Ik heb dat gedaan uit vrees, maar toch uit mijne eigene consciencie, zonder dat mij ooit iemand heeft bedregen.”

     

    AELEWATERS, zoon, te Leest. Vrijwillige getuige.

    “Mijn vader heeft de sakramenten geweigerd gezien zoolang een kind van 12 jaar niet uit de gemeenteschool is gebleven. Dat deed hij tegen zijnen dank, nu blijft het kind te huis.”

     

    LOUISA VERTONGEN, landbouweres. Vrijwillige getuige.

    “De pastoor heeft mij de absolutie geweigerd omdat mijne kinderen naar de gemeenteschool gaan waar ze goed leeren en waar een goede meester is. Ik ben naar het bisdom gegaan verleden jaar dijnsdag voor vastenavond en daar met eenen

    onder-bisschop , of zoo, gesproken die mij gezegd heeft, gij moogt niet zonder sakramenten leven, de school is goed. Indien ze slecht wordt heeft hij gezegd dan moet gij beloven uwe kinderen er uit te trekken. Ik ben naar den pastoor dat gaan zeggen, en hij heeft gezegd dat hij de absolutie gaf voor eenen keer. Dan ben ik niet teruggegaan. Hij heeft gezegd dat hij naar onzen meester M. Vinquart van Huy zou schrijven en mijnen man zou opmaken en dat ik met mijne kinderen zou moeten vertrekken op mijnen rug.” (Langdurig gelach)

    V. : “Heeft uwe man u verlaten ?”

    A. : “Neen maar hij was fel opgestookt. Hij heeft mij zelf gezegd dat iemand hem opgehitst had maar hij zegde niet wie. De pastoor heeft mij ook een brood geweigerd, zonder de reden te zeggen.”

    V. : “Maar gij hebt ze toch goed kunnen verstaan ?”

    A. : “Ja, ja. De onderpastoor heeft ook de vrouw van Govaerts opgestookt haren man te verlaten liever als hare kinderen in de gemeenteschool te laten.”

     

    CATHARINA VAN LINDEN, vrijwillige getuige.

    “Mijn zoon is hulponderwijzer genoemd in 1879 de 15e april. Dan heeft de pastoor gezegd : nu zie ik dat het voor het geld is dat uwe andere kinderen in de gemeenteschool zijn. Als hij er te veel is heb ik geantwoord, moet de gemeente hem maar afzetten. Dat zullen ze niet doen heeft hij dan gezegd, er zijn 1400 onderwijzers te kort.

    Te Paschen heeft hij mij de absolutie geweigerd. Ik heb gezegd wat kan ik doen ?

    Hij heeft geantwoord er zijn meer katholieken als liberalen om u te helpen. Ja zeide ik, maar nu snijd mijn mes van twee kanten.” (Gelach)

    V. : “Waar gaan uwe kinderen ?”

    A. : “Nog naar de gemeenteschool.”

     

    EGIDIUS DIERCKX. Vrijwillige getuige.

    “Een mijner geburen, De Boeck, heeft mij gezegd dat zijne kinderen naar de vrije school gingen, omdat hij niets anders dierf doen, maar dat hij spijt had zijne kinderen niet bij Dumont te mogen zetten, dat ze in de andere school achteruitgingen.”

    De zitting wordt ten 7 ure geheven.  

     

    De zitting wordt ten 9 ¼ geopend.

    Verscheidene vrijwillige getuigen doen zich opschrijven. Bij het openen der zitting ontstaat er eene hevige opschudding. De heer Wauters, bestuurder der vrije katholieke school van St Rombauts te Mechelen, die zich als vrijwillige getuige komt aan te geven, wordt door den brigardier der gendarmen van de voorgehouden plaatsen weg gedreven, en eischt in naam der vrijheid dat de voorzitter die plaats gansch doet ontruimen. De heer De Vigne beveelt dat enkel de journalisten op die plaats mogen blijven.”

    Volgen nog diverse getuigenissen van mensen uit Tisselt, Heffen...

     

    In 1979 werd de gemengde parochieschool opgericht in de voorste lokalen van “Ter Coose” in de Kouter. Het eerste schoolhoofd, tegelijk koster, werd P. Jozef Hellemans. (°1838, + 1885)

     

    19-02-2012 om 12:22 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

                het ambt van hoofdonderwijzer der gemeenteschool zal warnemen.

                Ingevolge den wensch uitgedrukt door den Gemeenteraad, in zijne zitting van

                28 december 1916, zijn wij zoo vrij namens de Raad, U zijne en onze oprechte

                danken aan te bieden, voor Uwe zoo nauwgezette als eervolle waarneming van

                het ambt van Hoofdonderwijzer onzer gemeenteschool gedurende omtrent veertig

                jaren. Wij zeggen Eervol, en met rede, want de opvoeding der jeugd, was steeds

                uwe groote bezorgdheid, ook uwe school was altijd bij wedstrijden, op de eerste

                plaatsen.

                Nogmaals dank dus, en welverdiende rusttijd, gunnen wij U van harte, nog vele

                jaren.

                Namens het gemeentebestuur, ondertekend Vandenbossche en Burgemeester

                J. Bernaerts.”  

     

     

    1879 -                                  DE SCHOOLSTRIJD

     

    De eigenlijke schoolstrijd begon in ons land met de wet Van Humbeeck in 1879, die bepaalde dat elke gemeente een openbare lagere school moest hebben, waar het godsdienstonderricht alleen op uitdrukkelijk verzoek van de ouders, buiten de normale lesuren, door geestelijken mocht worden gegeven.

    Daarnaast kreeg de administratie het verbod onderwijzers aan te nemen die geen diploma van een officiële normaalschool konden voorleggen.

    Die wet had een voorgeschiedenis die opklom tot Willem I, die zich had voorgenomen het hele onderwijs te reorganiseren en te leiden.

    De liberalen gingen in 1815 met dit principe akkoord, maar bij hun unie met de katholieken in 1828 erkenden zij het recht op vrijheid van het confessionele onderwijs in ruil voor de belofte van persvrijheid.

    Artikel 17 van de Belgische grondwet luidde daarom in 1831 : “Het onderwijs  is vrij.

    ...Het openbaar onderwijs, gegeven op kosten van de staat,wordt geregeld bij de wet”.

    In beginsel waren er dus twee grondwettelijk evenwaardige schoolnetten in België : een openbaar en een confessioneel, of anders uitgedrukt : een neutraal staatsonderwijs en een vrij katholiek onderwijs.

    Het liberale congres van 1846 eiste echter voorrang voor het staatsonderwijs om alle kinderen tot goede staatsburgers op te leiden.

    Na de electorale overwinning van de liberalen in 1878 werd de wet Van Humbeeck aanvaard. Die wet leidde tot het uitbreken van de schoolstrijd (1979-1884), die door de katholieken in alle hevigheid tegen ‘de scholen zonder God’ gevoerd werd.

    In een groot aantal gemeenten werden toen katholieke scholen opgericht (in 2000 gemeenten op de 2500) en in de confessionele gemeentescholen steeg de schoolbevolking van 13% (1878) tot 63% (1880) van de schoolgaande jeugd.

    De schoolstrijd zou de katholieke partij in 1884 een grote verkiezingsoverwinning opleveren.

    Na 1884 ging de strijd van de zijde der liberalen voort : tegen de sluiting van 1000 openbare gemeentescholen, tegen de broodroof van duizenden door de staat gediplomeerde leerkrachten en tegen een verregaande subsidiëring van het vrij onderwijs, tot in 1919 met instemming van alle politieke partijen een wet de gelijke subsidiëring bezegelde.

    Deze vrede zou bewaard blijven tot begin van de jaren vijftig.

    Naar aanleiding van die tweede schoolstrijd (1954-1958) richtten de Belgische bisschoppen “School en Gezin” op. Ook Leestenaars engageerden zich om (vanaf maart 1956) met een (meestal maandelijkse) bijdrage het katholiek onderwijs in stand te houden.

    (Kroniek van België, Standaard Uitgeverij en Nederlandse Larousse)

     

    In het Parochie-Archief van Leest ligt een verslag van het “Nauwkeurig verslag der zittingen gehouden door de Officieele Schoolinkwisiteurs te Mechelen”.(Betreft een brochuurtje uitgegeven door de vrije katholieke scholen van Mechelen)

    Zaterdag 9 en maandag 11 april 1881 – Ondervraging van Gemeenteonderwijzer Dumont :

    DUMONT. Gemeenteonderwijzer te Leest.

    “Ik ben in dienst sedert oktober 1878.

    In juni 1879 heeft de Pastoor Van der Cruysse, mij den post van koster, organist en onderwijzer der klerikale school aangeboden. Ik heb geweigerd. Hij sprak eerst van 1900 fr. voor alles te samen ; later van 1800 fr.” (Getuige beziet een papier dat hij in de hand heeft).

    V. : “Gij moogt geene nota’s gebruiken”.

    A. : “Het zijn maar de en-tête;...” (gelach)

    “Moortgat, een voorbeeldig man, is door den Pastoor als organist afgezet geweest. De klerikale school is bestuurd door eenen zekeren Hellemans, gediplomeerde onderwijzer, die tevens koster en organist is, en door Fr. Moons, oud 17 jaren, zoon van een gemeenteraadslid. Zij telt 170 leerlingen, 18 à 20 onder de 6 jaar.

    Hellemans heeft mij zelf gezegd een inkomen van omtrent 2400 frs. te hebben. De moniteur Polspoel heeft 8 à 9 stuivers (72 centiemen) daags.

    De arme kinderen der klerikale school ontvangen schoolbehoeftens en kosteloos onderwijs. De overigen betalen naar vermogen 40, 50 of 60 centiemen per maand.

    Kinderen die vroeger 60 centiemen betaalden, gaan nu kosteloos naar de klerikale school, bij voorbeeld de kinderen De Vleeschouwer.

    Vroeger telde de gemeenteschool 180 leerlingen. In oktober 1879 waren er slechts 9, dit getal is langzamerhand aangegroeid tot 28.

    Ik wijt de ontvolking toe aan de handelwijze der geestelijkheid, bijzonder van den Pastoor. Hij heeft het burgerlijk onderwijs als gevaarlijk voor zeden en geloof, ja als verderfelijk afgeschilderd. In de gemeentescholen zegde hij, zullen veel onnodige zaken geleerd worden, die de kinderen niet moeten kennen, bij voorbeeld de namen van stroomen en rivieren in andere landen; in onze scholen zullen zij leeren lezen en schrijven, en al wat noodig is.

    Om mijn gezag te ontnemen, vergeleek hij de onderwijzers aan schijnheiligen, schismatieken, ja, aan eene landpest die door elkeen met de grootste zorg moet gevlucht worden. Eenige personen hebben dien raad gevolgd, onder anderen Vleminckx gemeente raadslid, die eens aan den burgemeester aanraadde, in eene herberg, het gezelschap van den onderwijzer te vluchten.

    Een ander middel was, dat de katechismus, die vroeger in de kerk gegeven wierd van october 1879 tot in maart 1880 in de klerikale school gegeven wierd.

    Kinderen, die in de gemeentescholen gingen, wierden daar geweigerd. Nu wordt de katechismus weer in de kerk gegeven, maar de kinderen der gemeenteschool worden zelden ondervraagd. Een kind Govaerts, is nooit ondervraagd geweest en het is daarom dat het de school heeft verlaten.

    Twee kinderen der gemeenteschool die dit jaar hunne eerste Communie moesten doen, worden waarschijnlijk uit misachting de laatste gezet.

    Een ander middel is het weigeren der Sacramenten. De pastoor had mij zelf gezegd dat de kinderen hunne eerste Communie niet zouden mogen doen, maar dit is bij de bedreiging gebleven.

    Aan mijne vrouw wierden de sacramenten geweigerd om dat ze het naaiwerk onderwees, aan Joseph Aelewaters, ziek zijnde, wierden de sakramenten zoo lang geweigerd, tot dat een kind waar hij voogd van was naar de katholieke school ging.

    Aan Pateet J.B. die in 1879 wilde trouwen heeft de pastoor de sakramenten toegediend op voorwaarde dat een bestedeling, en zijn knecht uit de avondschool zouden wegblijven.

    De pastoor heeft brood geweigerd in eene uitdeeling van brood, aan eenen stokouden grijsaard, Vertongen, waarvan de klein kinderen naar de gemeenteschool gingen. Later heeft hij zulks ook aan de dochter van Vertongen, vrouw Roelands geweigerd.

    De eigendommen van Leest behooren voor de helft aan groote klerikale eigenaars. Ik ken geen feiten van drukking tenzij door tusschenkomst van den pastoor , bij voorbeeld Alf. Cooseman heeft eenen bestedeling uit de gemeenteschool moeten wegnemen, en Franciscus De Laet ook. Zulk is ook aan den burgemeester Bogaerd door den baron d’Overschie of zijn rentmeester voor het kind van Bogaerd gevraagd.

    Er is eene uitdeeling van brood gebeurd met de inhuldiging der klerikale school. Drij pachters der gemeente hebben daaraan geen deel mogen nemen omdat zij niet gegeven hadden en geen vlag uitgesteken.

    De zoon van den veldwachter Bouwens, schoenmaker, mag voor de geestelijkheid niet meer werken omdat zijne broerkens naar de gemeenteschool komen.

    De genaamde Fierens heeft mij zelf gezegd dat hij verplicht wasdoor juffer Van den Bosch van Schaerbeek zijne kinderen uit de gemeenteschool weg te nemen.

    Een zekere Maes die 4 kinderen heeft, moest 300 fr. Hebben. Hij heeft ze van den pastoor gekregen op voorwaarde dat hij zijne kinderen in de klerikale school zette.

    Geerts heeft zijne kinderen in september 1880 uit de gemeenteschool moeten wegnemen, onder bedreiging van de hulp welke de vrouw Geerts van hare zuster, meid bij den deken van Laeken, kreeg, te zien weigeren.

    De onderpastoor heeft aan mijne vrouw gevraagd het handwerk niet meer te onderwijzen, en mij te vragen den katechismus niet meer te doen, zeggende dat indien ik dat weigerde, het een bewijs was dat ik haar weinig achtte of beminde.” (Gerucht buiten de zaal.) (Parochie-Archief nr.80)

    19-02-2012 om 12:18 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1878 – In oktober 1878 werd Jan Dumont onderwijzer te Leest. Hij was afkomstig van

                Orsmaal-Gussenhoven en gehuwd met Anne Jepherina Matterne. Voordien was

                hij onderwijzer te Zemst-Laar.

                Hij woonde in het schoolhuis en had drie kinderen : Stefanie, Albert en Raymond.

                Evenals hun vader gingen ze allen in ’t onderwijs.

                Voor meester Dumont was De Keersmaeker hier onderwijzer, door de gemeente

                betaald. Erg lucratief was de job van onderwijzer in die tijd niet : “la misère en

                redingote”, zo werden ze toen bestempeld. Ze droegen zoals de burgemeester en

                de dokter een lange jas (redingote).

                Het begin van zijn carriëre te Leest werd gekenmerkt door de schoolstrijd.

     

                Mijn grootvader Jan-Baptist Mees was een oud-leerling van meester Dumont.

                Hij vertelde in 1976 :

                “...ik was een deugniet toen ik klein was, leren zat er voor mij niet in, maar

                kattenkwaad uitsteken, in ’t school en daarbuiten des te meer. Aan de appelen

                gaan zitten in de pastorij en vechten met Fons Hellemans en de andere jongens...

                Ik heb daar dikwijls slaag voor gekregen van mijn vader en meestal terecht, maar

                die keer van meester Dumont, dat vergeet ik nooit. Ik had weer iets misdaan, ik

                weet niet meer wat en ‘k moest bij meester Dumont komen. Ik had toen juist een

                nieuw floeren pak gekregen van mijn vader. Meester Dumont zou er dus geen stof

                uitkrijgen, maar de slagen die ik toen gekregen heb !

                Gelukkig brak zijne regel na een twintigtal keren.

                De linten in mijn kostuum stonden er maanden daarna nog in. Ja, meester

                Dumont, dat was ne krak, die sloeg voor “ ’t hemmen”...

                Ik herinner mij ook nog dat hij eens met zijn been in het klokkenzeel verstrengeld

                geraakte en mee omhoog getrokken werd met zijn hoofd omlaag.

                Hij had zijne voet gebroken. De weken daarop kwam hij naar school met de hulp

                van een stoel. Zijn ene been steunde de grond, zijn andere lag geplooid op die

                stoel, dewelke hij met zijn handen telkens verplaatste, een koddig gezicht was dat

                toen...”

                Passage uit “Zo de ouden zongen...” van J.A.Huysmans in De Band van maart

                1980 :

                “...voor de heren hadden wij in ons buffet enkele speciale glazen met een oorken

                aan, van vorm zoals meisjes, met ingebonden lenden, op hoge schoenhakken : dus

                niet aanvaardbaar voor gewone mensen, den Burgemeester Bernaerts

                aangeboden, met gehalveerde moed, omdat diens aanwezig ontzag, de

                drinkebroers hun dorst plots milderde ; aan Mijnheer Moyson, met wat waakzaam

                nazicht, want die was nogal vergeetachtig in betalen, aan Mijnheer Dumont,

                meester Dumont, door mij met wat leedvermaak, omdat ik die man met de

                koterhaak, groter dan hijzelf, nooit naar zijn soms vierkante kin zou hoeven op te

                kijken. Ik werd eerder naar het Mechels College gestuurd.

                Ik vond hem niet lief om volgende reden : in 1914, na de thuiskomst van de vlucht,

                had ik in de beemden bij de bommentrechters rond ons beschoten dorp, een

                houten bak vol oorlogstuig vergaard, waaronder koperen bombuskens, geuten

                hulsels met koperen sierbanden aan, koperen mitrailleurs hulzen en kogels en

                loden bollen.

                Op zekeren dag staat Madammeke Dumont voor haar deur en ze roept me :

                “Bertje,” zegt ze, “onze meester weet van de kinderen dat ge zo’n schoon

                bommenpotten hebt, hij zou die eens graag bekijken.”

                Ja, en ik er met mijn buit naartoe.

                Aan Madammeke heb ik die eens durven terugvragen, en die zei : “Ik zal het

                aan den meester zeggen”.

                En het bleef daarbij...”

     

                In het februarinummer van “De Band” in 1955 schreef Frans Moyson :

                “Van meester Dumont kregen we een solied onderwijs dat een stevige grondslag

                was voor onze latere studies.

                We hadden veel respect voor hem, maar ook veel schrik van zijn “koterhaak” die

                in de winter moest dienen om de stoof te koteren en het vuur aan te wakkeren...

                Die koterhaak was een tuig om ontzag voor te hebben, want hij was zo groot als

                meester Dumont zelf, en hij moest niet alleen dienen om het vuur aan te wakkeren,

                maar soms ook om diegenen die niet horen wilden, te doen voelen dat de meester

                het meende.

                Meester Dumont had ook biekens en het was voor ons een buitenkansje als de

                biekens aan ’t zwermen waren : terwijl hij de zwerm ging vangen, mochten wij op

                de speelplaats gaan spelen.

                Ik herinner me ook nog dat we op een zomerse voormiddag gedurende de klas

                opgeschrikt werden door een hevig geronk. Het was een vliegmachien.

                We mochten van meester Dumont naar buiten gaan om ons eerste vliegmachien te

                zien...”

     

                En in augustus 1957 haalde Stephanie Dumont, de dochter van de meester, in De

                Band, herinneringen op aan haar vader.Ze was toen 79.

                “Vader was onderwijzer te Leest van november 1878 tot einde schooljaar 1917.

                Mijn ouders gingen dan naar Evere wonen bij mijn broer Albert, die aldaar

                bestuurder was van School nr. 3, Leuvense steenweg. Daar stierf moeder in 1923

                en vader in 1931.

                Ik was 37 jaar in het onderwijs, waarvan de 23 laatste jaren in Anderlecht, waar

                ook mijn jongste broer, Raymond, onderwees.

                Zo lang onze ouders in Leest waren, gingen wij natuurlijk zo dikwijls mogelijk

                ‘naar huis’.

                In 1945 ging ik mij standvastig in Orsmaal vestigen. In 1946 ging Albert met

                pensioen en kwam samen met zijn vrouw bij mij wonen. Ons gelukkig samenzijn

                duurde niet lang : Albert werd ons ontnomen in 1947.

                In juli 1956 stierf Raymond in Anderlecht. Ik woon nu alleen maar heb hier nog

                een twintigtal kozijns en nichten. De zoon van mijn vader’s broer is hier

                burgemeester.

                Van 1911 tot 1915 was ik onderwijzeres te Overhespen en ik woonde er bij mijn

                oom en tante.

                In 1914, op 15 augustus, kwamen mijn twee broers mij halen en brachten mij

                naar Leest bij onze ouders. Mijn broers keerden weer naar hun scholen.

                Op 20 augustus vluchtte ik naar Boom met mijn ouders.

                Na drie weken kwamen wij terug per camion naar Leest, waar al de deuren open

                stonden. Op een morgen rond 4 uur bracht een Duits soldaat de 2 jongste

                kinderen Albert en Jan, van Beullens uit de Biest, bij ons. Die waren alleen thuis

                achtergebleven als hun ouders en de overige kinderen werden verjaagd.

                Als alles kalm werd rond hun huis, hebben ze allerlei op hun kruiwagen geladen

                en kwamen ze naar ’t dorp, op zoek naar tante Trien en vandaar zijn ze bij ons

                aangeland.

                Ja, die kruiwagen : daarop stond een mand en daarin een brood, een zij spek, een

                kom vet, een broodmes, een pot voor water, een doos met knoppen en garen, een

                naald stak aan de kraag van hun jaske.

                Ik vroeg : “Wie heeft dat alles voor u gereed gemaakt ?” – “Ik”, zei de kleinste,

                (Albert, nog geen vijf jaar!) “maar het spek heeft onze Jan uit het vleesvat

                genomen, want ik kon er niet aan, ik ben nog te kleintjes”.

                “En die naald ?”

                “Die steekt daar om ze niet te verliezen, want als er nu een knop van mijn broek

                ging, moest ik er hem toch aanzetten hé.”

                De eerste Leestenaar die we na 14 dagen weer zagen, was Louis Van den Brande.

                Die vertelde ons hoe alle mensen op zoek waren naar hun koeien en andere

                beesten. Vader deed aan Beullens zeggen dat zijn zoontjes bij ons waren. Vader

                Beullens is al lopende bij ons aangekomen en dan hebben wij een scène gezien

                tussen de kinderen en hun vader en we hebben allen samen tranen van geluk

                gestort. Ik geloof dat dit een der schoonste herinneringen van mijn ouders aan

                Leest geweest is.

                Ik kwam eens in Leest terug op de begrafenis van Juffrouw Mathilde Hellemans

                en  verbleef later eens enkele dagen bij meester Meyers.

               Mijn eerste meester in de school van papa was Alfons Polspoel, die graag

                fungeerde als moniteur.

                Later kende ik de meesters  Hellemans,  Constant Teughels,  Alex Van den

                Bossche, De Win en Constant Moons, de opvolger  van mijn vader. “

                (In 1957 verbleef Stephanie Dumont op de Grote Stweg 74 te

                 Orsmaal-Gussenhoven)  

     

                Na 38 jaar dienst ging meester Dumont met pensioen op 28 december 1916.

                Hij vestigde zich met zijn gezin te Evere bij zijn zoon Albert die daar schoolhoofd

                was  en hij zou daar  op 2 februari 1931 overlijden.

                Op 27 januari 1917 ontving hij van het gemeentebestuur van Leest volgende

                dankbetuiging :

                “..bij deze doen wij Uld kennen dat Mr. Moons, met den 1 februari eerstkomende

    Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1878 – 13 november : “REGLEMENT VAN POLICIE DER GEMEENTE LEEST, alsoo

                gedaan en vastgesteld door den gemeenteraad van Leest, in zitting van 13

                november 1878 :

                Artikel 1 – De openbare plaatsen, alwaer men drank verkoopt zullen van den 1

                november tot den 31 meert alle dagen worden gesloten ten 9 ure ’s avonds, en ten

                10 ure van den 1 ste april tot den 31ste october.

                Artikel 2 – Telken dage zal de klok een kwart uurs voor degene hiervoren bepaald

                worden geluid, ten einde een ieder van die sluiting te verwittigen.

                Echter zal de burgemeester in geval van feesten, openbare verlustigingen of in

                buitengewone omstandigheden dit uur mogen verschuiven, of zelfs bevelen dat de

                aftochtsklok niet geluid worde.”

     

                Hst.IV – Algemeene gezondheid, zuiverheid der straten, voorzorgen ter

                voorkoming van besmettelijke ziekten, verkoop van drogerijen.-

                ...

                Artikel 30 – Het is verboden op de straat iets te werpen of neder te leggen dat

                stinkende uitwasemingen zou kunnen veroorzaken of luchtgezondheid benadeelen,

                behalve het mest en het vet voor den landbouw bestemd, hetwelk denzelfden dat

                moet vervoerd worden.

                Artikel 31 - ...

                Artikel 32 – Alle uitverkoopers van drank, in volbouwde straten wonende, zijn

                gehouden pissijnen te maken, in dier voege dat de waters niet afloopen op den

                openbaren weg. Die pissijnen zullen bijtijds worden gezuiverd om geenen stank

                te veroorzaken.

                Artikel 33 – Het is verboden binnenshuis konijnen op te voeden...

                Artikel 36 – De karren met drekachtige stoffen geladen, behalve degenen bestemd

                om onmiddellijk op het land te worden vervoerd, mogen bij dag niet blijven staan

                op de straten...

     

                Hst. V – Openbare Veiligheid.

                Artikel 57 – Het is verboden, steenen, sneeuwballen of andere stoffen op peerden

                te werpen, dezelve door aflossen van geschut of onbetamelijk kletsen met de

                zweep te verschrikken. Het spel met reepen of vliegers, in openbare straten of

                wegen, is stellig verboden.

     

                Hst.VII – Verscheidene bepalingen.

                Artikel 81 – Het is verboden zich naakt te baden ; en zelfs met kleedsel is dit

                verboden , in de nabijheid van woningen of van openbare wegen.

                Artikel 83 – Het is aan verminkte of aan gebrekkelijke personen verboden in

                straten of wegen hunne gebreken of wonden te toonen om het medelijden der

                voorbijgangers te verwekken...

     

                Alsoo gedaan en vastgesteld in uitvoering van artikel 78 der gemeentewet van

                30 Meert 1936, door den gemeenteraad van Leest, in zitting van 13 november

                1878. De Secretaris Sebrechts, de Burgemeester Leopold de Meester.”

     

    Bij dit reglement vonden we een lijst met de hebergen van Leest, gedateerd op 31 december 1878 :

     

    Straat                          Benaming                               Herbergier

    1. Mechelbaan          In ’t Brughuis                         Van Moer Jan Frans

    2. Dorp                       Bellevue                                 Van den Heuvel Th.

    3. Dorp                       In Thisselt                               Vermeeren Frans

    4. Dorp                       In den Rozelaer                      Verlinden Antoon

    5. Dorp                       Estaminet                               Wwe. Teughels J.B.

    6. Dorp                       In de Kroon                             Fierens Jacobus

    7. Dorp                       In Sint Sebastiaen                   De Vleeshouwer J.

    8. Dorp                       In de Groene Linde                Wwe. Van Hoof J.B.

    9. Dorp                       In den Sleutel                         Huysmans J.B.

    10. Dorp                     In de Zwaan                           Wwe. Baerts Corn.

    11. Dorp                     Estaminet                               Diddens Josephus

    12. Dorp                     In Roomen                              Symons Petrus

    13. Dorp                     Het Keizershof                        Patteet Frans

    14. Dorp                     In den Nieuwen Buiten          Huysmans Jacobus

    15. Koeistraat             In de Wandeling                     Kerremans Joannes

    16. Koeistraat             In de Kantin                            Ravyts Carolus

    17. Tinneschuurstr     Herberg                                  Absillis Joannes

    18. Thisseltbaan         Op het Bergsken                    De Ruysscher Aug.

    19. Thisseltbaan         In de Groene Weide               De Greef Carolus

    20. Thisseltbaan         In de Passant                          Van Kerckhoven J.

    21. Thisseltbaan         Het Nieuwhuys                       Huysmans Guill.

    22. Thisseltbaan         A la Station                             Steenmans Petrus J.

    23. Thisseltbaan         In de Wijngaert                      De Muyer Jan Frans

    24. Thisseltbaan         In Frascati                              Van den Brande Frans

    25. Thisseltbaan         In het Hoefijzer                      Van Looy Melchior

    26. Thisseltbaan         Het huis ten Halven               Wwe. Van Win

    27. Capellestraat        Herberg                                  Van den Brande Petrus

    28. Kleinheide            De Vlasbloem                         Geerts Antoon

    29. Kleinheide            In de Warande                        Maes Joannes

    30. Kleinheide            In de Koeisteert                      Geerts Frans A.

    31. Kleinheide            In den Nachtegaal                  Geerts Victor

    32. Capellebaan         In den Boomgaert                  Meysmans Joannes

    33. Alemstraat            In den Boer                            Van den Heuvel Ph.

    34. Alemstraat            In Roomen                              Schaerlaken Egid.

    35. Alemstraat            Jagersrust                               Spoelders Joannes

     

    Een lijst van 1887 vermeldt 47 en één van 1895 vermeldt 52 herbergen.

    In 1930 waren er 30 herbergiers in de gemeente.

    19-02-2012 om 12:13 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1867 – Petrus De Maeyer werd burgemeester van Leest. 

                Hij was te Leest geboren op 14 december 1809 en overleed te Mechelen op 12

                Februari 1891.

                Petrus De Maeyer was gehuwd met Monica De Blezer.

                Zij was geboren te Puurs op 2 augustus 1807 en overleed te Leest op 31 december

                1861.

     

    1867 – “Het is nu reeds voor den vierden maal, beminde christenen, dat de cholera ons

                komt bezoeken : in 1832, in 1849, 1859 en nu in het ongelukkige jaar 1867.

                Die onzichtbare vijand klopt aan onze deur, treedt in onzen woningen binnen, zet

                zich neder bij onze slaapsteden, en hoopt slachtoffer opslachtoffer...”

                (Sermoenen van pastoor Joris – Parochie-Archief 57 Leest)

     

    1867 – 2 mei : De gemeente opende een avondschool voor volwassenen. (DB-mei 1958)

     

    1868 – 12 februari : Stichting van de maatschappij “van den Heiligen Vincentius a Paulo,

                den schamelenden armen bedeelende.”  

     

    1869 – “Aen Hunne Majesteiten den Koning en de Koningin der Belgen.

                Sire, Mevrouw,

                Het is dan waar dat de onverzoenbare dood het duurbaar kind aan Uwe

                teederheid komt te ontrukken en dat alle Uwe pogingen, alle uwe zorgen, dien

                wreeden slag niet hebben kunnen verwijderen.

                Dit onmeetbaar ongeluk welke het Vaderland van zijnen Erfprins berooft, in

                wiens toekomst wij allen onze hoop stelden, heeft ons, evenals de gansche

                Belgische familie smartelijk getroffen. Mochte het diepe medegevoel, ons door dit

                treurige verlies ingeboezemd, Uw lijden enigszins verzachten, mochte de

                betuiging onzer onwrikbare verkleefdheid eenige leniging aen Uwe smarten

                toebrengen, dit ware de vervulling van onzen vurigsten wensch in deze droeve

                omstandigheid”.

                (Motie van de Leestse gemeenteraad – 30 januari 1869)

     

    1871 – Leopold de Meester nam de burgemeestersjerp over van Petrus De Maeyer.

                Leopold was een zoon van Pieter Jan de Meester (eveneens burgemeester te Leest

                en te Hombeek) en van Catharina Geelhand de Merxem.

                Hij werd geboren in 1825 en huwde met Anna Rachel de Coussemaeker.

                Leopold de Meester was eeerst schepen te Hombeek (1856), daarna burgemeester

                te Leest en nadien provincieraadslid van Antwerpen.

                Hij woonde op een kasteeltje op de weg naar Hombeek.

                Het was zijn zoon Henry de Meester de Ravenstein die het Hof ter Haelen

                verkocht aan Emiel Verschueren. Henry werd later burgemeester te Zandhoven.

                Leopold de Meester overleed in 1885.

                Hij was ook de grootvader van de laatste burgemeester van Hombeek.

     

    1872 – 10 november : Die dag overleed te Leest Edmondus De Smedt, geboren te

                Hombeek op 4/6/1837, landbouwer en wonende te Hombeek. Hij was gehuwd

                met Anna Gertrudis De Smet en zoon van Joannes Baptist en Maria Anna De

                Roy.

                Hij werd op 10 november om 19u38 gevonden op de spoorlijn

                St-Niklaas-Mechelen tussen de barelen 3 en 4.

                (Burgerlijke Stand Leest, overlijdens 1872, akte 37)

     

    1873 – Jan Baptist Bauwens werd benoemd tot veldwachter.

                “Bij beraming van den12 april 1900, heeft de gemeenteraad van Leest aanvraag

                gedaan tot het bekomen der Medalie van 1e Klas voor den heer Jan Baptist

                Bauwens, alsdan veldwachter te Leest, voor dezes goede diensten van meer dan

                35 jaar veldwachter, en tot heden is er geen gevolg aan gegeven.

                Aangezien d’heer Bauwens, alsnu op pensioen gesteld is, zoo nemen wij de

                vrijheid door deze, onze vroeger gedane vraag te herinneren...”

                (Brief van het gemeentebestuur tot de arrondissementskommissaris van

                Mechelen, gedateerd 21 november 1901)

     

    1875 – 5 mei : Gemeentesecretaris Sebrechts kwam in dienst. Hij verving de overleden

                Fremie. (DB-mei 1958)

     

    1876 – Stand der bevolking genoteerd op 31 december 1876 :

                Blaasveld : 1078, Breendonk : 1828, Heindonk : 581, Hombeek : 1799, LEEST :

                1410, Tisselt : 1830, Willebroek : 5125.

                (’t Vaartland nr.3 – 1977)

     

    1877 – “Het proces-verbaal der verpachting van het gras, groeiende langsheen  de wegen

                van de gemeente, leert ons dat de opbrengst ervan 168,50 fr en de onkosten

                16,55 fr bedroegen.

     

    1877 – A. Luytgaerens uit Mechelen werd veearts van het district dat bestond uit de

                gemeenten Blaasveld, Heffen, Heindonk, Hombeek, Leest, Mechelen en

                Willebroek.

     

    1877 – In de provincieraad van 3 augustus werd de provinciale bouwmeester Blomme

                belast met de plans en bestekken voor het bouwen van een meisjesschool te Leest.

                In dezelfde raad werd A. De Meester gemachtigd om op zijn eigendom te  Leest,

                de  Bosbeek te verleggen.

     

    1877 - In de provincieraad van 21 november kreeg de gemeente Leest een toelage van

                tweederde van 2341,89 fr, dit als aandeel voor het leggen van de steenweg van

                Tisselt naar Oxdonk.

                (’t Vaartland nr.3 – 1977)

     

    1877 – Op 21 november dat jaar kreeg de gemeente Leest toelating van de Provincieraad

                voor een buitengewoon krediet van 40 fr ten titel van loon aan de

                lantaarn-ontsteker.

     

    1877 – Op 3 december 1877 stemde de provincieraad een buitengewoon krediet van 65 fr

                ten titel van vergoeding aan de heer De Keersmaecker, voor het vervaardigen van

                de nieuwe bevolkingsregisters, alsmede 575 fr als drukkosten der

                opstellingsbulletins.

    19-02-2012 om 12:10 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1866 – “Les chaussées de Hombeeck à Leest et de Heyst-op-den-Bergh à Hulshout

                sont achevées.”

                (Rapport Général – Arrondissement de Malines pour l’ année 1866)

                Het toponiem Kouter vonden heel vroeg terug :

                1366 : “...in Leest supra locum dictum Coutere.” (LGM)

                1391 : “..Comansbloc sit in Leest supra Coutere…” (GM)

                1399 : “Johannes Massijs ...juxta Couterstrate...” (GM)

                1421 : “..in Leest supra locum dictam Coutere..” (GM)

                1431 : “...ad molendium Walteri de Voisdonc sitam...” (GM) enz.

                Op de gemeenteraad van 6 mei 1935 kwam de “Lijnrichting van de Kouter”

                aan de orde :

                “...gezien deze weg een der schoonste is van gansch de gemeente. Gezien het

                veel verkeer dat er op dezen weg plaats heeft, daar hij de rechtstreeksche

                verbinding is met Hombeek Statie en ook met Mechelen, besluit :

                Een lijnrichtingsplan zal opgemaakt worden voor gezegden Kouterweg, van in

                het Dorp tot aan de grens van Leest (weg nr.21 plus gedeelte van weg nr.2).

                Het College zal het plan laten opmaken mits de volgende punten in acht te

                nemen :

                1. De weg zal overal dezelfde breedte moeten hebben van in het Dorp tot aan de

                grens. Waar hij nu smaller is, zal hij later verbreed worden, met dien verstande

                echter dat men steeds zal werken om den weg rechter te maken en om gevaarlijke

                punten, hoeken of draaien te doen verdwijnen.

                2. Daar waar de weg recht is en het breedst, zal men een punt vaststellen, om die

                breedte over gansch de lengte van den weg uit te breiden.

                3. Geen gebouwen, herbouwingen, afsluitingen of beplantingen zullen mogen

                opgericht worden op een afstand minder dan 3,50 meter van de grens van het

                aldus opgemaakte lijnrichtingsplan. Zoodra het plan zal opgemaakt zijn, zal het

                samen met de braadslaging aan de goedkeuring der bevoegde hoogere overheid

                onderworpen worden.”

                

     





    19-02-2012 om 12:05 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1865 – “Aan Zijne Majesteit Leopoldus II, Koning der Belgen, Sire, Het is ons een

                droevige en tevens eene heilige plicht aan de voeten Uwer Majesteit de betuiging

                der innige deelneming te komen nederleggen, met dewelke de bevolking der

                gemeente Leest zich aansluit bij den algemeenen rouw des lands.

                Koning Leopoldus I de doorluchtige Vader Uwer Majesteit, is tusschen ons

                midden door de onverbiddelikjke dood weggerukt als een aangebeden

                familiehoofd met zich dragende de algemeene jammerklachten van dankbare

                kinderen, de grievende treurnis van een gansch volk bij het afsterven van den

                weldoener des Vaderlands.

                Overtuigd, Sire dat Uwe Majesteit het voorbeeld des doorluchtigen overleden

                Vorsten wil navolgen, en inniglijk verzekerd dat Haar niets zo zeer ter herte

                ligt dan de welvaart, de vrijheid en de onafhankelijkheid van ons duurbaar

                België, aarzelen wij niet en stond aan Uwe Majesteit en Haar doorluchtige

                gade en vorstelijke kinderen, de hulde onzer liefde en onveranderlijke

                getrouwdheid toe te brengen.

                Sire, wij zijn met den allergrootsten eerbeid van Uwe Majesteit de zeer nederige

                dienaars.” (GR-30/12/1865)

     

    1865 – Mattheus Edward Buelens werd burgemeester van Leest maar hij zou datzelfde

                jaar, op 10 april, overlijden, hij was slechts 35.

                Mattheus Buelens was afkomstig uit Hombeek. Hij werd er geboren op 16 april

                1830 als zoon van Peter Buelens en van Joanna Maria Smets.

                Mattheus Buelens huwde te Leest op 26 november 1856, met de weduwe Marie

                Louise Wouters, oudste dochter van burgemeester Carolus Wouters.

                Haar eerste man Jaak Somers, pachter op de Rendelbeekhoeve, was tien maanden

                voordien overleden (14/1/1856).

                Mattheus Buelens liet vier kleine kinderen achter :

                -Jan Constant (geboren 1857, overleden in 1865),

                -Theofiel (geboren 1859, was gehuwd met Pelagie Steemans),

                -Henri Augustinus (geboren 1861, overleden 1876) en

                -Marie Theresia Leonie (geboren 1865, overleden 1873).

                Na de dood van haar man trouwde Marie Louise Wouters een derde maal, in

                1866, met Jan Theodoor Bogaert, die later burgemeester werd van 1879 tot 1881.

                Ze overleed in 1875.

                Ze was de dochter geweest van een burgemeester en de echtgenote van twee

                anderen.

                Tot 1867 zou Bonifacius Lauwers te taak van burgemeester overnemen.

                (De Band-1959)

     

    1866 – “Amélioration de l’école avec acquisition ou construction d’une habitation

                 d’instituteur, et construction d’une école de filles avec habitation

                d’institutrice.”

                (Rapport Général – Arrondissement de Malines pour l’année 1866)

     

    1866 – In het dorp werd een bareel aangebracht.

                (DB-maart 1958)

    18-02-2012 om 18:23 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    “Wanneer ik in 1864 tot pastoor van Leest wierd benoemd,” schreef hij, “heb ik eene schoone verbreede kerk gevonden, doch zonder meubilair.”

    Hij zou dat kort nadien in orde brengen.

    Hij begon (1869) met “den nieuwe authaer gothiek van O.L.Vrouw” (1700 fr.).

    Het jaar daarop kreeg ook Sint-Cornelius zijn altaar (1600 fr.) en in 1875 zou het groot altaar (3600 fr.) geplaatst worden.

    Pastoor Vandercruyssen wou de kroon op het werk zetten, toen hij in 1875 zijn kerkraad kon overhalen om brandramen in de kerk te plaatsen:

    “Daer ik jaarlijks uit hoofde van gezondheid eenige weken te Aken moet verblijven heb ik het geluk gehad kennis te maken met de zeer vermaarde glasschilder Schmitz van Aken, welkers voortbrengselen in de hoofdkerk en stadhuis geplaatst, dagelijks de vermaardste kunstenaars uitlokken om dezelve te gaan bewonderen. Hoorende dat hij genegen was om in België de eene of andere kerk door zijn schilderkunst te verluisteren, niet zozeer om er aan te winnen dan om zich meer en meer te laten kennen, heb ik hem uitgenoodigd onze kerk te komen afzien en te willen laten weten wat wij zouden te betalen hebben om de ramen te vervaardigen.

    Ter plaatse gekomen heeft hij aan de leden van het kerkfabriek in het bijzijn van de schepenen de utlegging gedaan van de tableau (Laatste Avondmaal) die hij wilde plaatsen in de bijzonderste der vijf vensters der koor, terwijl hij de vier naaststaande in grizaille met zinnebeeld der evengelisten zoude vervaardigd hebben voor de prijs van 2.828 franken.

    Deze voorstel is aanstonds in zitting van de eerste zondag van july 1875 met eenparige stemmen aangenomen geworden.

    De kerk heeft slechts 1.628 franken, prijs der groote raam betaald.

    De andere 1.800 frank zijn door milde giften betaald geworden, gelijk ook de twee ramen met altaren en een capellen van O.L.Vrouw van Lourdes en van de gelukzalige Joannes Berchmans door weldoeners van de kerk zijn geschonken geworden...”

    De brandramen in het koor vielen zo in de smaak, dat men terstonds de 16 andere vensters uit de kerk aan de Heer Schmitz toevertrouwde.

    Deze vensters waren kleiner dan die van het koor en kostten evenveel : 300 frank per raam. Deze glasramen zouden de eerste wereldoorlog niet overleven.

    (WLS, blz.36 en 37)

     

    1865 – De pastorij,  ruim 90 jaar oud, had dringend behoefte aan een restauratie.

                Het werd een van de eerste verwezenlijkingen van pastoor Vandercruyssen te

                Leest.

                In 1865 liet hij veranderingswerken uitvoeren die de pastorij vooral binnenin

                totaal vernieuwden : de vloer in de hal en in de keuken liet hij uitbreken en een

                nieuwe kelder uitgraven. Hij liet ook een paar binnenmuren van gelijkvloers en

                eerste verdiep afbreken. In de voorkamer, in de eetplaats en in de kamers op het

                eerste verdiep werd telkens een zware balk gestoken van 0,30 op 0,25 m om de

                roosteringen te dragen en in vervanging van de uitgebroken muren.

                Er kwam een nieuwe keldertrap in klompsteen en een nieuwe boventrap in

                beukenhout, van gelijkvloers tot de zolder.

                Keuken en washuis kregen “rode boomse geschuurde plaveyen”.

                De “zaal”, de voor- en eetkamer werden van drie nieuwe “dobbeldeuren” 

                voorzien.

                De beide buitendeuren van de pastorij kregen de nodige reparaties met aan de

                vooringang een nieuwe stoep in “papensteen”.

                De oude stoep die er vroeger lag verhuisde naar de achtergevel.

                Bij deze reparatie werd ook de voorgevel van de pastorij bezet met “doorniksche

                kalk  en scherpzand”.

                Alle  nodige herstellingen werden uitgevoerd aan het schaliedak en aan de

                slagvensters van  de ramen. Al deze ramen kregen nieuwe onderdorpels.

                Het “gemak” dat aan de zijgevel stond van de pastorij, werd afgebroken en nieuw

                gezet. Er werd ook een regenput uitgegraven en gemetst.

                In het washuis van de pastorij, tegen de buitenmuur, kwam een dubbele pomp met

                “koperen bek en sloten”.

                Tenslotte kreeg de pastorij nog een nieuw inkompoortje en op een lengte van

                18,90 m werd de sluitmuur langs de straat vernieuwd.

                Deze hele restauratie kostte 5.500 frank. Een heel bedrag in die tijd.

                Deze kosten werden gedeeltelijk gedragen door de staat (916,66 fr.) en door de

                provincie (916,66 fr.), gedeeltelijk ook door de kerkfabriek (1.500 fr.).

                Het grootste part werd echter door de gemeente bijgelegd (2.166,68 fr.).

    18-02-2012 om 18:20 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1864 – Donderdag 17 maart  :

     

                                     INHULDIGING PASTOOR VAN DER CRUYSSEN

     

    “Men schrijft ons uit Leest : Ll. Donderdag heeft alhier de plegtige inhuldiging plaets gehad van onzen nieuwe pastoor, den eerw. Heer Van der Cruyssen, voordezen onderpastoor in O.L.V. van den Bystand te Brussel.

    Rond 2-1/2 ure namiddag bevond zich de eerw. hrder, vergezeld van de zeer eerw. heer deken, den eerw. heer Segers, zijn gewezenen pastoor, den eerw. heer Van Cauwelaert, pastoor van St-Nikolaes en eenige brusselsche vrienden in dry rytuigen, aan de Adeghempoort te Mechelen, waer hen een vijftigtal ruiters afwachtten, die de eerewacht moesten vormen en hem tot aen de kerk begeleid hebben.

     

    Op de grenzen der parochie werd de nieuwe pastoor verwelkomd door onzen achtbaren burgemeester en, na hem, door de meisjes der kongregatie van O.L.V. die hem, de eene in naam der gemeente en de anderen in dengenen der kongregatie de hertelykste gelukwenschingen toestierden na hem, den eerewyn aangeboden te hebben.

    Vandaer begaf zich de stoet naar het dorp te midden van eene ontelbare menigte, die zoodanig opeen was gedrongen, dat men er bijna niet door kon.

    Hij was samengesteld uit de harmonie van Heffen, die ons met de grootste bereidwilligheid hare medewerking verleend heeft en niet weinig heeft bijgedragen om de plegtigheid op te helderen;

    zes maegdekens te peerd, het kollegie van burgemeester en schepenen, de eerewacht, die ik hooger gemeld heb en de rijtuigen van onze eerweerden herder en vrienden ;

    en de ganschen weg van aen Battelbrug tot aen de kerk was op het prachtigste versierd met boomkens, draperyen en vlaggen.

     

    Aen de pastory werd onze nieuwe herder onthaeld door M. den onderpastoor omringd van al de priesters der konferentie, die heer stierde hem op zijne beurt eene welgepaste redevoering toe en een der zes maegdekens steeg van haar peerd om hem nogmaels den eerewyn te schenken en hem op de teederste wys geluk en welkom te wenschen.

    De achtbare pastoor toonde zich zeer gevoelig aen al die heilwenschen en heeft er in zeer bevallige en diep gevoelde woorden op geantwoord.

    Onmiddellijk daerna begaf zich de eerw. heer Van der Cruyssen, vergezeld van eene talryke klergie in roket naer de kerk, waer de inleidingsplegtigheid moest plaets grijpen.

    Onzen schoone nieuwe tempel was opgeschikt op het beste en heeft aller verwondering ontsteken; en de zeer eerw. heer  Deken heeft ter dezen gelegenheid eene hertroerende aenspraek gedaen, waarin hij de verdiensten van zynen ouden leerling in de vleyendste kleuren heeft afgeschilderd en den iever voorspeld heeft, dien onze nieuwe pastoor in het uitoefenen zijner bediening zal aen den dag leggen.

    Die redevoering zal langen tyd in het geheugen van al de parochiaenen geprint blyven.

     

    Na de plegtigheid is men wedergekeerd naar de pastory waer de eerw. herder andermael de gelukwenschingen van de klergie, den gemeenteraad, het kerkbestier, de armmeesters en zyner talrijke vrienden heeft ontvangen.

    De armen werden by deze gelegenheid niet vergeten.

    Ieder huisgezin heeft eene milde aelmoes in brood en geld ontvangen.

     

    Des avonds was onze gansche parochie op het luisterrykste verlicht en men heeft in den hof der pastory een prachtig vierwerk afgestoken ;

    ook was het zeer laet vooraleer de ontelbare vreemdelingen, die van Mechelen en uit

    de naburige parochiën dit schoone feest waren komen bijwonen, onze gemeente verlieten.”

    (Gazet van Mechelen 20 maart 1864)

     

    Jan Frans Vandercruyssen zou tot 1891 de pastoorsfunctie te Leest waarnemen.

    “Geeft uit hoofde van ziekelijkheid zijn ontslag op 22 juni 1891”, staat er op zijn doodsprentje. Hij overleed kort nadien te Mechelen op 27 juli van datzelfde jaar.

    Zoals zijn twee voorgangers besteedde pastoor Vandercruyssen zijn beste krachten aan de kerk.

     

    18-02-2012 om 18:18 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

                te Leest en 2e door die van M. Busschot en door degene van M. Selleslags, landbouwers
                te Leest.

                1ste prijs voor het trekveulen van de weduwe De Laet en 1ste prijs voor het

                tweeslachtigveulen van den heer Van Roey te Leest.

                Hoornvee : 1ste prijs voor M. Scheers uit Leest...”

                (GvM-26/7/1857- 1ste jaargang nr.3)

     

    1858 – Louis Voet werd burgemeester te Leest. Hij was te Hombeek geboren op 10

                februari 1813 als zoon van Pieter Antonius en van Anna Maria De Keyser.

                Hij was gehuwd met Petronella Paulina Eugenia Lenaerts (geboren te Mechelen

                op 10 mei 1796) .

                Louis Voet was geneesheer te Leest en de bouwer van het kasteeltje op de Kouter,

                waar later de familie Moyson in zou komen.

                Dokter Voet overleed op 31 mei 1864.

     

    1859 – Leest geteisterd door cholera.

     

    1859 – Ignatius Wagram werd gemeente-ontvanger en dit tot 1889.

                (Provinciaal Archief Antwerpen, PAA 598)

     

    1860 – Op 31 december 1860 telde ons land 4.431.957 inwoners. Dat jaar stierven er 9

                honderdjarigen en vielen er 55 echtscheidingen te noteren, waarvan 11 te Brussel.

                (GvM-27/10/1861)

     

    1861 – Onder pastoor Joris werd op kerstdag 1861 een klok gewijd. Ze kreeg de naam

                “Jozef”.

                Willem Devens uit Antwerpen was peter en Petronilla Lenaerts, vrouw van

                burgemeester Voet, was meter.
                Deze klok werd gegoten bij Van Aerschot te Leuven.

     

                Gazet van Mechelen 22 december 1861 :

                “Morgen 23 december zal er te Leest eene fraeije godsdienstplegtigheid plaets

                hebben, namelijk de wijding eener nieuwe klok van 700 pond.

                De zeer eerw. Heer deken van Mechelen zal, ten 11-1/2 ure, de klok wijden,

                die M. Devens, koopman in wijn te Antwerpen, en Mme Voet, voor peter en meter

                zal hebben.”

     

                Dezelfde krant in de editie van zondag 29 december :

                “Laetstleden maendag 21 dezer, heeft ten 11-1/2 ure de plegtige wijding plaets

                gehad der nieuwe klok met name St Joseph, in de kerk van Leest.

                De klok hangt in het midden der kerk ; eene groote menigte volks wachtte het

                uer af.

                De zeer eerw. Heer Van der Linden, Deken, omringd van zijne assistenten,

                de eerw. Heeren pastoors en onderpastoors der Konferentie, was voor de klok

                gezeten. Nevens dezelven bevonden zich de peter M. Devens en meter Mme Voet.

                Met de grootste aendachtigheid werd die belangrijke plegtigheid die sedert 1806

                niet meergebeurd was in deze kerk, van al de parochianen aanschouwd.

                Opschrift der klok : SANCTO JOSEPHO Patriae Patrono ac Secundario de Leest

                Sacrata, fusa fui 1861 Rev. Dno Augustino Joris, Pastori, Devens Antwerp. Et

                Dna Petron. Paula Eugenia Lenaerts conjux Dni Lud. Voet, Med.Doct.

                Ac Consulis de Leest. Regnante Leopoldo I. Severinus Van Aerschot me fudit

                Lovanii.”.

     

    1862 – 26 januari – Gazet van Mechelen :

                “Er heeft te Leest eene groote plegtigheid plaets gehad, die lang in het geheugen

                der inwoners zal blijven.

                Het was het 25e jaer der instelling der Gedurige Aenbidding, alsmede de

                vernieuwing der zending van 1837.

                De voorbereiding begon woensdag 15 dezer.

                Ieverig werden de onderwijzingen en sermoonen bijgewoond, die des morgends,

                en ’s avonds plaets hadden, door den Eerw. Pater Maximinus, minderbroeder van

                het klooster te Antwerpen ; ook omringde het volk zedig en ingetogen in menigde

                de biechtstoelen, want verscheidene biechtvaders waren er aenzocht.

                Zondag 19 dezer, dag der Gedurige Aenbidding, was de schoone kerk van Leest

                op het prachtigste versierd, de goddelyke diensten werden met plegtigheid en

                luister gedaen, en drukkend van de parochiaenen bijgewoond, was de kerk des

                morgends 4 mael opgepropt om het H. Sakrifice der Mis bij te woonen dat alle

                uren werd opgedragen, en onder he zingen van den Ps. 102 Benedic anima mea

                Domino werd de H. Kommunnie ten 6  ure uitgereikt alsook geheel den morgend,

                zoo dat er 1000 tot de H.Tafel naderden.

                Ten 10 ure was de plegtige hoogmis, waeronder sermoon.

                Ten 2 ure de vespers, waerna het lof en sermoon.

                ’s Avonds ten 6 ure na eene korte onderrigting werd den Pauselijken Zegen

                gegeven en zoo eindigde dien schoonen dag met den hertroerenden lofzang

                Te Deum Laudamus onder het luijden der grote klok en het geven der benediktie

                met het Allerheiligste Sakrament des Autaers.”

     

    1864 – 14 februari 1864 – Gazet van Mechelen :

                “Een Koninklijk Besluit van 4 februari benoemt M. Buelens, schepene te Leest.

                De Eerw. Heer Joris, pastoor te Leest is aldaer ll. Maendag overleden in den

                ouderdom van 58 jaren.”

    18-02-2012 om 18:17 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    1850 – In de vergadering van 1 mei 1850 van de Geneeskundige Kring van Willebroek,

                werd dokter Voet uit Willebroek verkozen tot adjunct-secretaris.

                Voordien was hij daar schatbewaarder.

                Deze kring gaf, zowel nationaal als internationaal, voordrachten over

                geneeskundige onderwerpen.

                Zo bracht dokter Voet in een vergadering van 1851 : “Opération Césarienne

                avec succès, malgré que la femme se débattait fortement.”

                (‘t Vaartland, nr.3 – 1974)

     

    1850 – 24 oktober : De Leestse gemeenteraad stuurde volgend rouwbeklag aan

                Leopold I, bij het overlijden van Maria-Louisa van Orleans :

                “Majesteyt, Den Gemeenten Raed van Leest, in name van alle de inwoonders,

                vertoont met de grootste Eerbiedigheyd aen Uwe Majesteyt, de uitdrukking der

                hevige droefheyd met welke de Gemeente is aangerand geworden, wanneer de

                betreurende Dood van Hare Majesteyt de Koninginne, den troost der bedrukte

                ende Weldoenster der armen, is bekend geworden.

                God geve, Majesteyt, dat den Rouw van gansch Belgenland eenige troost aan

                Uw droefheyd en aen diegene van uw famielie mag toebrengen.

                Majesteyt, dit is den wensch van Uw oodmoedigste en dienstwilligste Dienaren.

                Leest, 24 October 1850.

                Den Burgemeester C. Wouters

                De schepenen  L. Voet, C. Coeckelbergh

                De Raadsleden J.B. Dierckx, De Maeyer, Wagram, Selleslagh, A. Wauters.

                Ter ordonnantie, Den Secretaris, Aug. Fremie.”

     

    1850 – 9 november : Le Conseil, vu la circulaire de Monsieur le Gouverneur de la

                province du 20 septembre dernier, contenant la décision du Conseil provincial

                concernant l’ usage des langues  arrête:

                1) a dater du 1 janvier 1851 toutes les Ecritures de la commune seront tenues

                en flamand;

                2) l’ autorité superieure est invitee à répondre dans la meme langue à toutes

                les pieces qui lui seront transmises par l’ autorité communale.”

                (DB-1957)

     

    1851 – 1 januari : Vanaf nu zullen alle geschriften van de gemeente in het Vlaams

                gehouden worden en verwacht men van de Hogere Overheid antwoorden

                in dezelfde taal. (Gemeenteraad Leest)

     

    1852 – 17 januari : (vertaald uit het Frans) “De Gemeenteraad besluit:

                Gezien de kerk van Leest in een toestand is die de veiligheid van de bewoners

                zwaar in opspraak brengt;

                Gezien de kerk daarenboven veel te klein is voor de actuele bevolking van de

                gemeente;

                Besluit : er zal voorzien worden in de som van 3.000 frank om het aandeel van de

                kerkfabriek aan te vullen alsmede dat van de gemeente bij middel van 2.000 frank

                aan vrijwillige giften.

                De gemeente levert het kosteloos vervoer van de bouwmaterialen.”

     

                De kerk stond echt op invallen.

                Een grondige inspectie van haar gebinte had uitgewezen dat alleen nog de voorste

                en de twee achterste dwarsbalken in goede staat waren.

                De vijf andere balken waren rot, één ervan was zelfs half verkoold,veroorzaakt

                door de brand  van 1753.

                In een spoedtempo werd de aanbesteding gedaan en toegewezen aan

                “entrepeneur”  De Goeyse uit Kapelle o/d Bos.

                De totale uitgaven werden geschat op 1.800 frank.

                Onder leiding van de provinciale bouwmeester Berckmans werden volgende

                werken uitgevoerd :

                “De kerk wordt vergroot door de aenbouwing van twee zijbeuken op de geheele

                lengte van de kerk en toren. Zoo dat de werken, die het doel dezer aenbesteding

                uitmaken, de volgende zijn, te weten : het opbouwen van 2 rijen kolommen

                dragende aen ieder zijde, zeven ogivale bogen, waervan de muren, de voeten der

                gebinten aen beide zijden gaen ondersteunen, dit verrigt zijnde, zal men de oude

                kerkmuren afbreken en de nieuwe buitenmuer  en frijten met de oude gekuiste

                steenen fonderen en optrekken met nieuwe brikken, eenen nieuwen arc-doubleau

                aen de choor maeken, de zijbeuken aentimmeren, om met de middenbeuk onder

                een dak te komen, daerna de balken en roostering met plancher wegenemen en

                welfsels van gotische vorm, in timmering en plafonering in geheel de kerk

                maken...”

     

                Dat jaar werd ook aan de toren gewerkt : hoogzaal en torenzolder werden

                afgebroken en verhoogd. De facade van de toren werd “afgekapt” en kreeg een

                nieuw venster met “ogevale boog om licht te brengen op het ocsael”.

                Er kwam ook een nieuwe kerkdeur van 234 frank 17 centiemen.

                Datzelfde jaar 1852 werden de grote werken aangepakt : eerst werden de

                “twee uitspringende zijden waer de biechtstoelen staen”, afgebroken en op die

                plaats “het dak desnodigs ondersteund om in ’t droog te blijven.”

                De gehele oppervlakte van de kerk, buiten het koor, tot op een meter buiten de

                nieuwe zijmuren, werd “afgegraven op eene algemene diepte van eenen meter

                en des noodigs op 1,20 in de middenbeuk”.Daar werkten ze met vijfentwintig

                tot dertig man aan gedurende tien weken.

                “Een gedeelte van de choor en geheel de sacristijn hetwelk door dit afleegen van

                het kerkhof geen fundamenten meer had, werd in witten gekapten steen

                ondermetst”.

                Rondom de kerk werd “312 m kassey gelegt”.

                Achteraf werd de nieuwe vloer gelegd met de trappen van koor en altaar, door

                J.P.Peeters uit Antwerpen. Ook met de rest werd flink opgeschoten :

                schaliedekker J.F.Hens uit Duffel, metser Vloebergh, timmerman J.B.Teughels en

                smid J.J.Verlinden (Vander Linden) allen uit Leest waren van de partij.

     

                Een koninklijk besluit gaf ook de toelating tot het bouwen van een nieuwe

                sakristij. Zo kwam er in 1859 een tweede sakristij.

                Vloebergh herstelde de kerkhofmuur in 1863 en August Van Aerschot uit

                Herentals plaatste de “nieuwijzeren grille aen de inkom der kerk”.

                (WLS, blz.34 en 35)

     

    1854 – August Joris werd pastoor benoemd, dit tot 1864.

                “Zeer waekzame herder van deze gemeente die hij negen jaar loflijk bestierde”,

                zo vermeldt zijn grafsteen tegen de buitengevel van het kerkkoor.

                Hij stierf te Leest op 8 februari 1864.

     

    1855 – In 1855 werd de steenweg van Battel naar Leest gelegd en de houten

                graanwindmolen van de familie Lauwers in de Juniorslaan gebouwd.

                (P.J.Lemmens – Overzicht van het arrondissement Mechelen van 1830 tot heden)

     

    1855 – In 1855 verleent kardinaal Sterckx 40 dagen aflaat aan de litanielezers...

                (Wilfried Hellemans, 2003 – “Negen eeuwen Sint-Niklaasparochie”.)

     

    1856 – Willem Lipkens werd benoemd tot “ondermeester”. (DB-maart 1958)

     

    1856 – Leest telde 1436 inwoners . (Wikipedia)

     

    1857 – “Patrimoniele schoone Handwerkerstede met hof gestaen en gelegen onder Leest,

                te Mechelen te koop.

                Den notaris P.F. Van Meerbeeck te Mechelen residerende, zal ten overstaen van

                den  heer Vrederegter van ’t zuyd kanton van Mechelen, met gewin eener premie

                van 1 ten honderd publiekelijk verkoopen :

                Eene schoone in steen gebouwde Handwerkerstede met stal, schuer, dorsvloer,

                hof rondom in zijne hagen en verdere erve, te samen groot 5 aren 13 centiaren

                gestaen en gelegen in de Alemstraet te Leest, geteekend wijk C nr.37 aenpaelende

                1e de Alemstraat, 2e de straet genaemd het straetjen, 3e Petrus Joannes Selleslagh,

                en 4e d’Heer Zech.

                In gebruik bij de weduwe Judocus Meeus tot 15 meert 1857.

                De inmijning zal plaats hebben op dynsdag 20 january 1857 en de definitieve

                verkooping op dynsdag 3 february daerna, ’t elkens ten 3 uren namiddag, ter

                herberge het Damberd, buyten de Gendsche poort te Mechelen.

                Conditien en titels van eigendom berusten ten kantore van voornoemden notaris

                Van Meerbeeck te Mechelen op de Wollemarkt n° 22.”

                (Mechelsch Berigt van 11/1/1857)

     

    1857 – “Eyke en Olme strunken, dienstig voor billen te Leest te koop. Wegens M. Den

                ridder Du Trieu de Terdonck senator, op syne landen afhangende van zijn

                pachthof bewoond door J.V. Scheers onder Leest...”

                (Mechelsch Berigt van 11/1/1857)

     

    1857 – 31 januari : “Verpachting van den halven bareel van Leest op den kasseiweg van

                Mechelen naer Capelle-op-den-Bosch.

                Het kollegie van Burgemeester en schepenen der stad Mechelen maekt kenbaar

                dat er op zaterdag den 31 dezer maend ten 11 ure voormiddag in de benedenzaal

                van het stadhuis te Mechelen zal overgegaan worden tot de openbare verpachting

                van den halven bareel van Leest, nabij het brugsken op de Steinebeek, op den

                kasseiweg van Mechelen naer Capellen-op-den-Bosch, zulks voor den tijd van

                3 jaren die zullen aenvang nemen den 1 meest aenstaende en eindigen den 29

                february  1860, en dat het kohier van lasten en voorwaerden op de stadssecretary

                te Mechelen en op het gemeentehuis van Leest ter inzage berust.

                (Mechelsch Berigt, 25 januari 1857)

     

    1857 – 30 maart :  “Bij uitscheiding van handel, MEUBELEN, geit, landbouwers,

                herbergiers, timmermans en smidsgereedschappen, veel oude en nieuwe

                ijzerwerken, gerieven, nagelen, enz. TE LEEST TE KOOP.

                Den notaris Dams te Mechelen residerende zal op maendag 30 meert 1857, te

                beginnen ten 9 uren voormiddag ingevolge autorisatie verleend door het bestier

                der gemeente Leest den 19 dezer loopende maend, openbaerlijk van wege en

                ten woonhuize van PETRUS JOANNES STEVENS, herbergier en hoefsmid in de

                Thisseltbaan onder Leest, bij uitscheiding van handel, verkoopen eene partij

                meubiliaire effecten en herbergiers-gerieven zoo goed als nieuw, zulks als

                schoone olme kleerschappraei, beddebakken,, canapeeën, 5 tafels, 25 stoelen,

                engelschen biliard, 4 groote en fraeije geecadreerde printen, spiegel, veel liters

                en halve liters, extra schoonen verlekbak, 2 koperen engelsche lampen, partij

                kopere kranen, schoone en goede herbergiersstoof, bier-stelling, uithangberd,

                grooten ijzeren balk met balancen en gewigten volgens nieuw model, kleinen

                ijzeren balk met balancen  en verscheide kopere gewigten, meelbak, vleesch en

                beer-vat, drink- en waschkuipen, kinderkarken, schoone en goede geit, kruiwagen,

                zolder-leder, erwtreis, boon en brandhout, ledige flessen, enz.

                Item eene groote partij timmermans-gereeschappen, zoo als kort- en andere zagen,

                Bytels, schaven, trektangen, hamers, eggers, dissels, 2 slijpsteenen met deszelfs

                toebehoorten, alsmede alle de hoefrsmidsgereedschappen, bestaende namentlijk in

                grooten en kleinen blaesbalk, schoonen aembeeld van 250 kilos, spaerhaek, 3

                bankvijzen, boormachine met 2 zwongen, leest voor stoof-kolonnen te maken,

                machine voor ronde buizen te ploeyen, veylen, voor- en andere hamers, goede

                oude engelsche sleutels, 3 engelsche moeyer-ijzers met hunne tappen, waer onder

                een groot voor assen te moeyeren, moeyerstaak, veel oud ijzer en andere

                voorwerpen.

                Te meer eene grote quantiteit nieuwe ijzerwerken en gerieven, zulks als 4

                volmaekte ploegen, 15 spuein en schuppen, 15 rieken, 10 gaffels, 6 mesthaken,

                8 kapmessen, 2 bijlen, 2 roeiakken, 40 ijzeren ketels, 10 ijzeren verlakte

                casserollen, 2 gegote moors, 2 nieuwe tooven, 2 ijzeren honillie-bakken, 5

                potten voor stooven, 50 kilos nieuw ijzer, 4 lattenbeslag voor wielen, 60 nieuwe

                hoefijzers, 30 kilos hoefnagels, 70 kilos andere nagelen, 5 nagelbakken, 12 zware

                lighaken met oogen voor poorten, 20 paar kleine lighaken met oogen, 25

                grendelbuizen met grendels en 1 engelschen sleutel.

                Op tijd van betaling mits stellende goede bekende borgen en voorts volgende

                conditien  ter plaetse voor te lezen...”

                (Mechelsch Berigt – 22 maart 1857)

     

    1857 – 31 mei : “Extra schoon Hooi-gras van vlooibeemden onder Heffen en Leest

                te koop, ter directie van den notaris Fris te Waelhem.

                Onder Leest – Van wegen Jonkheer De Cannaert d’Hamale het hooigras in zijne

                vlooibeemden genaemd de Halsbergen, groot 3-1/2 hectaren, gelegen onder Leest

                tegen de Senne in de Molenstraat tussen de Molen van Heffen en het dorp van

                Leest.” (Mechelsch Berigt 31 mei 1857)

                Het toponiem “Halsbergen” vonden we terug in 1816 : “...beemden aen de brug..”

                (WB-1816)

     

    1857 – 14 juli : “Landbouwers-vergadering van het vijfde landelijke district der provincie

                Antwerpen. Kampstrijd van 1857.

                De landbouwers-vergadering van het 5de landelijk district der provincie

                Antwerpen heeft dit jaer zynen prijskamp voor het vee per sektie gegeven, zoo

                dat er maer drij of vier gemeenten met elkanderen kampten.

                De 14e dezer heeft de jury, onder het voorzitterschap van den heer ridder Du Trieu

                de  Terdonck, zijne werkingen begonnen te Leest en te Willebroek.

                In de eerste dezer twee gemeenten, die de sektie uitmaekte van Mechelen,

                Hombeeck, Leest, Thisselt en Heffen, heeft men allerschoonste koeijen en stieren

                van hollandsch ras aengeboden, als ook allerbeste trekpeerden en schoone

                tweeslachtige peerden van eerste croisering.

                De prijzen zijn behaeld als volgt : voor het peerden ras :

                1ste door den hengst van M. Steemans, landbouwer te Leest en door dengenen

                van M. Keulers, landbouwer te Heffen.

                1ste door de veulen-merrie van de weduwe De Laet t

    18-02-2012 om 18:13 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1850 –                                     POSSE LEEST

     

               Sinds mensenheugnis was Tweede Sinksendag de grote kermisdag te Leest.

                In 1599 vonden we de oudste vermelding van de Sinksen-kermis :

                “...betaelt aen den maeltheyd des maendags in de Sinxerdagen, wesende onse

                kermisdag, voor den pastor en de andere priesters die den dienst in de kerck

                helpen doen, met den coster en andere sangers, kerckmeesters en meijer en over

                26 potten bier alsdan gedroncken...”

                (’t Vaartland nr.3 van 1977, ook Kerkrekening, DB 1959)

                Buiten Sinksen-kermis waren er nog de kermissen met Pasen en Sint-Niklaas.

                Van wanneer de St Niklaaskermis dateert hebben we tot dusver nog niet kunnen

                achterhalen. In de lijst van de “vrije dagen” (voor de school) geeft men op de

                gemeenteraadsvergadering van 31/7/1915 aan: “...maandag en dinsdag van de

                kermissen Sinksen en St-Niklaas,...”

                De kermis op Paasdag schijnt te bestaan van 1933. Op de raadsvergadering van

                6 maart 1933 werd er voor gestemd : 5 stemmen voor en 4 tegen...

     

                Vermoedelijk rond 1850, kwam daar de begankenis van Sint-Cornelius

                bij. Dan zag de gemeente telkens zwart van ’t volk : van kilometers uit de omtrek

                kwamen mensen naar hier tot met hun kinderen. Ze kwamen beewegen tegen de

                kinderstuipen.

                De bedegangers liepen biddend driemaal rond de kerk, en drumden dan samen

                de  kerk binnen, waar onder het gejank van wenende kinderen en troostende

                woorden van hun moeders de missen elkaar opvolgden : zes uur, zeven, acht,

                negen, tien, elf en twaalf uur.

                Er werd eindeloos aangeschoven om de relikwie te kunnen kussen en de stuivers

                rolden rond het uitgestalde corneliusbeeld.

                Sommigen brachten zelfs een levend kieken mee, of een konijn of een halve

                varkenskop.

                Daar stond een mooie Gotische kevie achteraan in de kerk. Daarin werden de

                beestjes geofferd. Bij regelmatige tussenpozen werden deze levende offergaven

                publiek verkocht buiten het kerkportaal op “de steen van de garde”.

                Gewoonlijk kocht de eigenaar zijn eigen kip terug en nam ze mee naar huis.

                Voortaan was dat een “heilige” kip, de “Cornelius” op het neerhof, ze kon er

                oud worden : men bleef er af.

                Sinds 1953 werd deze kermisdag verlegd naar Tweede Paasdag.

                Het werd op de raadsvergadering beslist met vijf stemmen tegen vier.

                Nog steeds is Tweede Paasdag te Leest de hoogdag van het jaar.

                Onder de bezieling van het Davidsfonds kreeg dit feest de laatste jaren een

                nieuwe glans”. (Leest Geweest, blz.201)

     

            

                Jos De Keersmaecker in “het Vaartland” 1975 :

                “In Klein-Brabant en het Vaartland waren vooral Leest en Sint-Amands bekend

                als de bijzonderste begankenissen tot Sint-Cornelius.

                Buiten de “Seskens” waren deze plaatsen in het bijzonder bekend voor “vallende

                ziekte”.

                Kleine beewegen maar minder bekend waren ook  Eikevliet, Ruisbroek,

                Mechelen en Hellegat.

                Evenals te Diegem werd te Leest de H. Cornelius bijzonder aangeroepen tegen de

                stuipen en de vallende ziekte.

                De 2de Paasdag is de grote begankenisdag. Vanaf 5 uur ’s morgens stroomde het

                volk reeds toe. De Hoogmis is om 10 uur.

                Eerst gaat men bidden voor het beeld van de heilige –dat bij die gelegenheid

                middenin de kerk ter verering opgesteld wordt.

                Zoals op vele andere plaatsen deed men hierna drie maal al biddend de

                ommegang rond de kerk, dan driemaal rond het kerkhof. Daarna ging men te

                Vanaf 1992 werd er nieuw leven geblazen in “Posse Leest”, er kwam een Posse

                Leest comité met een hoop nieuwe initiatieve : oude ambachten, een planten- en

                bloemenmarkt, straatanimatie...

     

                zegenen in de kerk.

                Rond het beeld stond er een ijzeren grille. Binnenin bevond zich de pastoor en hij

                bood  de relikwie ter verering aan.

                Het volk werpt de blauwe briefjes binnen in de afsluiting en deed zelfs de

                nikkeltjes boven het hoofd van de priester rinkelen.

                Ex-voto’s werden niet geofferd, wel levende kippen en duiven, evenals

                varkenskoppen en hespen. Gedurende de hoogmis werden de offergiften

                achteraan in ’t gestoelte van de kerkmeesters geplaatst : de dieren in de houten

                kevie, die nog te zien is.

                Op 2de Paasdag 1935 werden slechts 2 kiekens en een koppel duiven geofferd,

                vertelt J.Geussens. Na de mis bracht de koster de geofferde kippen en duiven

                buiten het kerkportaal en vroeg : “Zijn er nog liefhebbers voor den offer ?”

                Een boer gaf 5 frank, kreeg de kip of de duif even in de hand en gaf ze terug.

                Hij offerde op die manier.

                En vijf boeren offerden op dezelfde wijze achtereenvolgens dezelfde kip tot dat de

                boer die ze eerst geofferd had, er 20 fr. Voor bood en de kip terug mee naar huis

                nam, waar ze, zoals hij later vertelde, al de andere tegen de kwaal moest

                vrijwaren. Al drie jaar offerde hij dezelfde kip.

                Een zeer oud en merkwaardig gebruik dat nog in onze kinderjaren bestond was

                het  volgende : kreeg een kind de stuipen, dan liep men, terwijl de kleine in een

                bad gestoken werd (gewoonlijk de marmit), en zijn voetjes met doeken vol

                mosterd omwikkeld, vliegensvlug naar een beroepsbedevaardster, die daarvoor

                bekend stond. Bij ons was dat o.a. Mie van Leires.

                Men huurde er langs de straat of in de dorpsschool negen kleine jongens die de

                beeweg moesten meemaken. (er waren ook 9 soorten seskens)

                In de school zater er in die tijd soms wel veertig en meer in één klas, daarom was

                men wel eens kontent er van enkele af te zijn, en men merkte dat zo niet.

                Onder geleide van het vrouwmens trok de bende op –in de zomer gewoonlijk

                barvoets. Wellicht berustte deze geplogendheid op de opvatting dat er van

                onschuldige kinderen een grotere heilkracht uitgaat dan van volwassenen.

                Bij de terugkeer kregen de kleine mannen dan gewoonlijk een paar koperen

                centen.

                Boeten en beloften doen, behoorden eveneens tot een der geplogendheden.

                Met Paasmaandag eveneens begint de novene en kan men speciaal gewijd water

                bekomen.   

                Over de oorsprong en de oudheid van de Cornelius-devotie te Leest hebben we

                weinig bijznderheden. Wel vonden we op de pastorij nog een resterend exemplaar

                van de “Litanie ter eere van den Heiligen Paus en Martelaar Cornelius,

                bijzonderen patroon tegen de stuipen, jichtigheden en vallende ziekte, wiens

                relikwieën met grooten toeloop  en devotie geeërd worden en wiens bijstand

                vuriglijk aanroepen wordt in de parochiale kerk van de H. Nicolaus te Leest.

                Tot troost van degene die aan de stuipen zijn onderworpen en bevangen met

                lammigheid of vallende ziekte en voor eeneigelijk om door de voorspoed van den

                Heiligen Cornelius geholpen en behoed te worden.”

                Het stuk is van 13 januis 1855, goedgekeurd en aanbevolen en met 40 dagen

                aflaat begunstigd door de Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen.

                Het spreekt vanzelf echter dat die devotie  en de toeloop heel wat ouder is.

                Dat de toeloop tijdens de jaarlijkse begankenis de 2de Paasdag inderdaad zeer

                groot was, blijkt uit een brief van 21 maart 1905 van een jaarlijkse Mechelse

                bedevaarder. Hij heeft het nl. over die grote toeloop van gelovigen, die problemen

                schiep voor het drukke verkeer op de dorpsplaats. Maar vooral aan de ingang der

                kerk, die te nauw was om die massa ineens door te laten in het begin of bij het

                eindigen der goddelijke diensten.

                Er moet daar telkens zulk “onmenschelijk” gedrang geheerst hebben dat er

                ongelukken moesten van komen.

                Het was evenmin stichtend met het “geschreeuw der kinderen en gehuil van

                grooten menschen, ja zelfs grove woorden en verwenschingen, welke niet

                stichtend zijn in het portaal eener kerk”. “

     

                Mogelijk lag de oorsprong van “Posse Leest” in 1841 toen pastoor Hermans

                het beeld van Sint-Cornelius aankocht bij de Mechelse beeldhouwer Jan Peter

                Tambuyser (1796-1859).

                Rond 1970 kreeg “Posse Leest” een nieuwe impuls. Het Davidsfonds Leest

                begon toen met zijn indrukwekkende Posse Leest tentoonstellingen in de

                parochiezaal zoals de publiektrekkers “Leest Geweest”, “Afrikaanse Kunst”,

                “Oude Ambachten-Kunstambachten”, “Fruit uit heel de wereld”, enz...

                In 1977 vond, in de gemeenteschool, de eerste tentoonstelling plaats van de

                Leestse kunstkring “Voetspoor”, met werken van Karel Soors, George Herregods,

                Flor Meyers en Friede Willems.

                Er zouden nog veel exposities volgen.

                Vanaf 1980 werd “Posse Leest” verrijkt met de jaarlijkse stand van de Leestse

                kleinveebond  “Het Rijke Nest”, een populaire stand met kippen, geiten, konijnen,

                sierduiven, enz.

                In die jaren nam het succes van “Posse Leest” steeds toe.

                Steeds meer verenigingen namen er aan deel. Een tweede kunstkring “Kwak”

                dook op met tentoonstellingen in “De Drij Gapers” met werk van Paul Van Roy

                (kunstfotografie), Georges Herregods en Hans en Stefaan De Laet.

                De gepensioneerden verschenen in het parochiaal centrum “Ter Coose” met hun

                hobbytentoonstelling en hun wafels en pannenkoeken. Volksdansgroep Korneel

                trad op het voorplan en de Chiro manifesteerde zich met hun bar “In ’t zesde

                gebod” en hun Posse-TD’s.

                Ook de Koninklijke Fanfare Sint-Cecilia droeg al die jaren bij om met een

                muzikale noot het succes van “Posse Leest” te verzekeren.

     

                 In 1992 werd er nieuw leven geblazen in “Posse Leest”.

                Onder impuls van de Mechelaar Willy De Nies werd er een Posse Leest Comité

                opgericht waarvan hijzelf voorzitter werd.            

                Willy De Nies, uitbater van het Delhaizegrootwarenhuis in het centrum van Leest,

                was afkomstig van de Antwerpsesteenweg en bracht als kind veel tijd door bij zijn

                grootouders in de Elzestraat te Sint-Katelijne-Waver.

     

     

                           Zijn sympathie voor het buitenleven was dan ook groot.

                Volgens hem was de sterkte van Posse Leest, de sterkte van de groep.

                De organisatie vergde immers enorm veel van een groot aantal vrijwilligers.

                Meer dan een half jaar op voorhand  zaten de leden van het comité samen voor

                de planning. Sponsors werd gezocht, mensen gecontacteerd, aanvragen gericht tot

                de stad Mechelen, administratie...een enorme organisatie.

                Het comité stimuleerde de jaarmarkt door o.m.de invoering van een

                ambachtenmarkt, een planten- en bloemenmarkt, dieren als kijkspektakel,

                oldtimertractoren, drank- en eetstandjes...en de nieuwe aanpak loonde.

                In 2002, bij de 11de hernieuwde editie, telde men ruim 30.000 bezoekers.

                Het Posse Leest Comité zag er in het jaar 2003 als volgt uit :

                Willy De Nies voorzitter, Paul Smits secretaris,Carl Clissen kassier, Willem

                Van Linden Webmaster & Technische ondersteuning.

                Ward Leemans Verantwoordelijke van de dierenmarkt.

                Ronny Jorssen Verantwoordelijke optredens & animatie.

                Paul Van Roy drukwerk, reportages, fotografie.

                Louis Vloebergh coördinator.

                Mark Janssens Verantwoordelijke marktkramers & klokkenwerpen.

                Ernest Nuytkens Verantwoordelijke materialen en Gauthier Clerens en Robert

                Verbruggen medewerkers.

                E-Mail : info@posseleest.be 

                (LG,Website Posseleest,Gazet van Mechelen diverse nummers, Het Vaartland)











    18-02-2012 om 18:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1845 – Jaak Steemans werd gemeente-ontvanger en dit tot 1860.

                (Provinciaal Archief Antwerpen, PAA 598)

     

    1846 – Dat jaar ondersteunde het “Bureel van Weldadigheid” 27 gezinnen.

                Die vertegenwoordigden 148 personen. (DB, nr.11, 1958)

     

    1846 – In 1846 volgden 95 jongens en 87 meisjes het lager onderwijs. Drie Leestenaars

                kregen les in het hoger middelbaar. Leest telde 1475 inwoners. (Wikipedia)

     

    1847 – 5 juni : Toen hij de werken ging inspekteren aan de baan Hombeek-Kapelle o/d

                Bos, stierf Pieter Jan de Meester schielijk in zijn koets, op een honderdtal meter

                van zijn kasteel. Op die plaats werd nadien een kapelletje gebouwd.

                Pieter Jan was burgemeester te Leest van 1818 tot 1836.

     

    1847 – 28 juli : Die dag schreef pastoor Hermans een brief naar het Bisdom bestaande

                uit één zin : “Humillime peto permissio nem fossam horti mei inplendi terra ex

                coemeterii”. (Heel nederig vraag ik toelating om de gracht rond mijn hof te

                mogen opvullen met grond van het kerkhof)

                Dit werd hem per kerende post met even weinige woorden toegestaan.

                De gracht rond de pastorij werd dus in dat jaar toegeworpen.

                (DB-1981-“De Pastorij”)

     

    1849 – Leest opnieuw geteisterd door cholera.

                (Sermoenen van pastoor Joris – Kerkarchief Leest)

     

    1850 – “De steenweg van Leest dorp naar “de Knip” tot de grens van Thisselt is gelegd

                bij gedeelten in de jaren 1850-1864, in zandsteen, op 2m50 breedte.”

                (GA-23/8/1928)

    18-02-2012 om 17:56 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1845 – Het kasteel “De Mot” werd eigendom van de weduwe Vermeulen, geboren

                Scheppers. (J.D.D in DB)

     

                                         Kasteel “De Mot” in de Bist

     

    Het woord “motte” wijst op een “natuurlijke of kunstmatige” aardhoop, bv. een aardhoop die ontstond bij het uitgraven van grachten en waarop een burcht kon gebouwd worden.

     

    Het kasteel “de Mot” dankt zijn naam waarschijnlijk aan Rombaut de la Mot die in het begin van de 18e eeuw eigenaar was van dit “speelhuys, de hoeve en de vijver, 2 dagwant 55 bunder”.

    In het “Wekelijks Bericht van de stadt en provincie Mechelen”, vonden we in 1798 : “schoone hofstede de Borcht alias de Mothoeve (omwaterd)”.

    Het woord borcht is afkomstig van het latijnse “burgum” dat schansplaats betekent, we vonden het terug in 1380 : “van der Borchtstat te Leest”. (CEP)

     

    Volgens Jan De Decker in “De Band” van november 1958 was de oorspronkelijke benaming “Hove ter Straten” = het hof (herengoed) gelegen bij de straat (= de oude romeinse heirbaan over Bavai, Asse,Mechelen). In 1596 sprak men van “Stratenborch”,

     

     

    de burcht bij de straat.

    Martin Emmanuel Pansius, secretaris van de Groote Raad te Mechelen, heer van Coninxsteen en eigenaar van “de Motte”(in 1791)  overleed in 1818. Hij was gehuwd met Jeanne Marie De Broeyer.  De laatste afstammelinge van de familie Pansius, Anne Marie Josephine Ghislaine Pansius, weduwe van Majoor  Eugène Valery Coemans overleed op 12 mei 1923 in het kasteel.

    In 1958 werd het kasteel bewoond door Octave Grégoire (oorlogsgepensioneerde, geboren La Sentinelle, Frankrijk).

     

    J. Verbesselt in “Het Parochiewezen in Brabant” over “de Mot” :

    “...het deel Smal-Brabant kunnen wij, zoals te Hombeek, indelen in grote blokken, afgelijnd door wegen. Bij deze blokken hoorden ontginningshoven.

    Te midden van het blok, omschreven door de Daelandstraat, de Bieststraat, de Aabeek en de Kapellestraat (sectie C) stond de Motte , later uitgegroeid tot kasteel.

    Dit hof is ongetwijfeld het centrum van dit deel van de grote heide van Hoksdonk op de grens van Kapelle, Hombeek en Leest, waartoe de Biest, de Wavers en Wennekens hoorden als latere velden. Aldaar liepen verscheidene wegen uit : de Mottestraat de voornaamste die de Biest en Kapellestraat verbond, de Waversweg, de Wennekensweg en de Kleine Molenweg.

    Het hof was geheel omwald en vertoonde een ovaal blok (nrs.77-78 sectie C), daarrond lag oorspronkelijk een brede wal, gevormd door percelen nrs. 117, 80 en 70-72. Aan het uiteinde lag een lange en smalle poel, nr.64.

    Door zijn vorm en dubbele wal vertoont dit hof alle kenmerken van een oude middeleeuwse motte, waaraan het zijn naam dankt. De regelmatige verdeling van het ganse complex in rechthoekige percelen , gegroepeerd tussen vn. Rechtlijnige wegen, verwijst nochtans niet naar een zeer oude uitbating.

    Het gaat er duidelijk om een winning op de heide van Hoksdonck. Daarbij horen zelfs een aantal grote blokken vooral langs de Aabeek, die naar oud bosgebied verwijzen.

    Over de oudste geschiedenis van de Motte weten wij omzeggens niets...”.

     

     

    “In 1784 werd er op de wijk de Bist het kasteel De Mot gebouwd, waarbij van uit het park een brede heirbaan werd aangelegd met kreupelhout omzoond, doorheen de Kleine Heide, die in rechte lijn de Tisseltbaan kruiste en zo naar en door het Zure Bos, alover de Gentse baan tot in het Blaasveld Broek, als verbindingsweg met het aldaar staand kasteeltje.

    Zo zagen de daarlangs wonende en werkende landlieden, bij voor- tot najaar, in met adellijke schilden versierde koetsen, het heen en weer brengen van hoge heren en dames uit vreemde en eigen streek, als gaster ter feest.

    Van toen werden de mensen der huidige Kleine Heidestraat vernoemd als “die van den Bulvaar”. (Boulevard)

    Bij het einde der 19e eeuw was die heirbaan reeds gans verdwenen tussen kasteel De Mot en de Tisseltbaan...” (J.A.Huysmans in DB, juni 1979)

     

    Later sprak men soms ook van “het kasteel van Lamot”,  nadat één van de eigenaars van die brouwerij het had bewoond.

     

    In mei 1976 kwam de Antwerpenaar Jan Peutermans zich in het kasteeltje vestigen.

    Hij kwam van Kalmthout alwaar hij een tiental jaren een “hondenhotel” had uitgebaat.

    Deze zaak zette hij te Leest verder tot grote ergernis van de buren.

    Het enerverend geblaf van de meest diverse hondenrassen, in het topseizoen wel 30 honden plus katten, zorgde voor enorme geluidsoverlast.

    Kwam daar nog een onuitstaanbare stank bij van ontsmettingsmiddelen en vliegenzwermen...

    De rust in dat deel van de Biest was voorbij.

    Na herhaaldelijk protest van de buren werd een handtekeningenaktie op touw gezet. Het Ministerie van Volksgezondheid bracht een negatief verslag uit, maar het hondenpension bleef geopend.

    Tot de memorabele 3 juli 1979 toen, rond half elf ’s avonds, brand uitbrak in het kasteeltje.

    Bij aankomst van de brandweer sloegen de vlammen reeds torenhoog uit het dak en stond gans de rechtervleugel van het gelijkvloers in lichterlaaie.

    De brandweermannen legden de zwaarste brandslangen aan en pompten water uit de vijver van het domein, tevergeefs echter, het ganse gebouw brandde totaal uit.

    Slechts troosteloos zwartgeblakerde muren bleven overeind staan.

    Op het ogenblik van de brand bevonden zich vier personen in het gebouw, de 62-jarige schoonmoeder van uitbater Peutermans en drie Waalse jobstudenten.

    De vrouw werd door één der studenten door een raam van de eerste verdieping naar beneden gelaten. Een student redde zich door vanop het dak langs en regenwaterpijp naar beneden te klauteren. De derde jobstudent moest vanop het dak in één der vlakbij groeiende bomen springen.

    Na de blussingswerken werden in het huis de kadavers aangetroffen van 9 honden en 5 katten. De honden lagen vastgeketend aan de leidingen van de centrale verwarming.

    Het Mechels dierenasiel kwam de krengen ophalen.

    Twee pensionhonden waren zoek.

    Het kasteel was ’s morgens de dag van de brand nog in het nieuws gekomen toen de nacht voordien een onbekende de deuren van een achttal hondenhokken had opengezet, waardoor de pensionhonden op de loop waren gegaan. Van die gelegenheid had de inbreker gebruik gemaakt om bovendien nog 58.000 fr te stelen.

    De dader kon dezelfde maandag door de gerechtelijke diensten worden aangehouden.

    Het betrof een Antwerpenaar die vroeger in de kennel van Peutermans als helper was tewerkgesteld geweest.

    De brand richtte voor verschillende miljoen frank schade aan.

    Het gebouw was verzekerd voor 10 miljoen frank.

    Volgens Jan Peutermans was kortsluiting de oorzaak van de brand.

    18-02-2012 om 12:27 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    “Den Briat” ging tot hoge leeftijd mee, zekere dag was het verschrikkelijk heet en velen werden onpasselijk van de warmte. Laatstgenoemde  heeft dan al de pakken van die “zieken” samengebundeld en op zijn schouder gebonden. Hij heeft ze kilometerslang zwetend als een paard meegezeuld...

    Zo was “den Brioen” elk jaar op post aan ’t kapelletje te Bonheiden, hij was een uitstekend zanger.

    Jozef Brion ging in 1943 voor de zestigste maal mee, zo ook Frans Van Den Broeck uit de Elleboogstraat (geboren 7/8/1882 en broer van de honderdjarige Stanne). Hij haalde dat aantal in 1958. Frans was 16 bij zijn eerste voettocht.

    Bij de terugkeer van de bedevaart in 1960 (8 mei) vernamen de Leestse bedevaarders, ze zaten aan de soep te Keerbergen, het overlijden van hun voorzitter Frans Van Den Broeck.

    Frans kreeg een prachtige uitvaart omringd door de getrouwen van de Kompagnie.

    “...Beste vriend Frans, geachte familie, het is voor ons een droeve plicht en een harde taak de beste van de onze te vergezellen naar zijn laatste rustplaats.Als ik zeg, de beste uit de onzen, dan weet niemand wat zulks betekent vriend Frans. Wij bedevaarders, pelgrims van O.L.Vrouw, wij weten het maar al te best, wij weten wie we verloren hebben. 62 jaar hebt gij aan het hoofd onzer Compagnie gestaan, 62 jaar hebt gij u geofferd voor ons, uw kinderen, want voor u waren wij uw bedevaart-kinderen. Steeds stond gij paraat om moed in te spreken, zelfopoffering aan te moedigen wanneer de vermoeidheid zich van een pelgrim meester maakte. Met uw vrolijke verschijning, uw vaderlijk gemoed, hebt ge steeds onze Compagnie weten hoog te houden.

    Wat een harde pijn en zware beproeving was het niet voor u, toen wij verleden jaar voor het eerst een “geestelijke leiding” mede kregen van uit dit dorp, en gij weerhouden waart door ziekte van uw zuster, en dus niet kon mede vertrekken.

    Met welken moed en vast vertrouwen hebt gij een vol jaar gewerkt en gezwoegd, van links naar rechts gelopen om alles weer in orde te maken voor de grote tocht ; hoe verlangend was uw hart neit ook onder een geestelijke leiding te mogen gaan.

    Helaas, het heeft niet mogen zijn, O.L.Heer en O.L.Vrouw verkozen u, de bloem was te schoon om hier op de wereld te verwelken, daarom is O.L.Vrouw ze komen plukken, terwijl wij met hart en ziel met u verenigd waren, is zij de Hemelse Moeder met u meegegaan.

    De slag was hard, maar als bedevaarders moet men alles kunnen verdragen, zelfs de zwaarste onder alle slagen...”  

     

    Een andere legendarische figuur was Louis Van Den Heuvel uit dezelfde straat.

    Louis deed in 1940 aan ’t front een belofte : als hij heelhuids uit de oorlog kwam, zou hij te voet naar Scherpenheuvel gaan zolang hij kon.  In 1984 ging hij voor de zestigste maal! Die tochten verliepen niet altijd rimpelloos. Zo verbrandde hij in 1926, bij een ongeval op zijn werk, één zijner voeten. Het gebeurde in de week van de tocht.

    “Ne goeie windel rond, niemand die dat wist en onderweg regenen, regenen. Maar het schoonste van de zaak : na acht dagen was mijne voet genezen !”

    Nadat te Leest de jaarlijkse voetgangers-bedevaart was afgeschaft ging Louis enkele keren moederziel alleen, later vervoegde hij de bedevaarders van Tisselt.

    Deze mannen huldigden hem bij zijn 60-ste bedevaart. Bij die gelegenheid kreeg Louis een tinnen schotel van “het logement”, een medaille van het bedevaartoord en een brandglasraam met O.L.V van Scherpenheuvel van de bedevaartgroep uit Tisselt.

     

    In 1960 namen 47 bedevaarders deel aan de tocht “te voet naar Scherpenheuvel”, waaronder 13 vrouwen. De jongste was de 11-jarige Marcel Van Hoof uit de Scheerstraat. In 1961 noteerden we er 55, waaronder 16 van het vrouwelijk geslacht en in 1965 namen  45 wandelaars deel.

    1968 gaf een eerste dieptepunt : slechts 14 deelnemers, die dag viel weliswaar samen met

    de eerste kommuniedag, maar toch was de fut eruit, want het jaar nadien werd de  

    bedevaart afgelast.

    Als reden vermeldde De Band dat er twee voorstellen waren : de bedevaart laten doogaan te voet heen en te voet terug of te voet heen en terugkomst met een vervoermiddel. Omdat het tweede voorstel een jarenlange traditie afbrak werd besloten de tocht af te blazen.

     

    In 1970 was Louis Van Den Heuvel de enige van de kompagnie die te voet ging, vijftien “bedevaarders” gingen met de autobus...

    In de periodiek van Milac De Band vonden we het bestuur uit 1954 terug :

    Voorzitter : Frans Van Den Broeck.

    Bestuursleden : Gust De Prins (Juniorslaan), Viktor D’Hondt, Jan Keulemans, Modest Van Steenwinkel, Jan Spruyt, Phil. De Prins, Fr. Bruggeman en Louis Van Den Heuvel.

    Kruisdrager was Modest Van Steenwinkel.

    De trouwste bedevaarders waren toen Frans Van den Broeck (met 54 bedevaarten achter zijn naam), zijn broer Ivo, Marie Symons, Louis Spruyt en Louis Van Den Heuvel.

    Louis D’Hondt vergezelde die periode jaarliljks de processie met zijn wagen.

    (DB, diverse nummers van 1955 tot 1984)

     

    In 1990 kregen de Leestenaars volgende folder in hun bus :

     

    Beste Leestenaar,                       Voetbedevaart Scherpenheuvel 1990.

     

    Twintig à vijfentwintig jaar geleden ging men ook al jaarlijks van uit Leest te voet naar

    SCHERPENHEUVEL.

    Op initiatief van enkele parochiale verenigingen zouden wij die bedevaart terug willen invoeren en wel de 2de zondag voor O.H.Hemelvaartdag.

    Konkreet betekent dat in 1990 : vertrek vrijdagavond 11 mei te 22 uur en terug te Leest op zondag 13 mei te 15 uur.

    Bij het organiseren van zo’n bedevaart komt heelwat kijken.

    Om vooraf zeker te zijn van een voldoend aantal deelnemers – wij denken aan mnstens een 20 à 30-tal – vragen wij aan diegenen die wensen mee te gaan dat ze hun naam en adres zouden opgeven aan één van onderstaande initiatiefnemers.

    Het zal u niet verwonderen dat dergelijke bedevaart ook enige kost met zich meebrengt : er moet worden verzekerd, de slaapgelegenheid meot betaald, enz.

    Nadere gegevens in verband met bedevaart en onkosten krijgt u na inschrijving.
    GA MET ONS MEE, EN BELEEF DE DEUGD VAN SAMEN OP WEG TE ZIJN.

    Beste groeten,

     

    Inschrijven tot 15 januari bij :

    De Wit Marina, Kouter 13.

    Leemans Alfons, Blaasveldstraat 24.

    Plaskie Rosa, Aland 7.

    Peeters August, Tisseltbaan 15.

    Van Lanen Leo, Kerkenblok 10.

    Vloebergh Louis, Winkelstraat 28.

     

    En de trein was opnieuw vertrokken…

     

    “Op zaterdag 12 mei 2001 op een onmenselijk uur (namelijk 4 uur ’s morgens) stonden er 51 bedevaarders klaar om naar Scherpenheuvel te vertrekken.

    Na een tocht van 47 km onder een bloedhete zon kwam Scherpenheuvel in zicht, waar de pastoor ons opwachtte.
    Hierna volgde nog de kruisweg en een eucharistieviering onder de schaduw van de bomen.

    Na een verkwikkende douche en wat verzorging kon iedereen de inwendige mens gaan versterken, voor de ene tot in de vroege uurtjes, voor de andere om na een paar uur al onder de wol te kruipen. Zondagmorgen om 5 uur was iedereen weer paraat om de terugtocht richting Leest aan te vatten. Na een laatste verfrissing begeleidde de fanfare opgewekte en keuvelende bedevaarders naar de kerk, waar nog een bezinning plaatsvond. Hoewel moe en misschien voorzien van een paar blaren was iedereen tevreden over het verloop van de tocht.

    Misschien mogen wij dan ook aan iedereen zeggen tot 27 en 28 april 2002.

    (Website Leest,19/3/2004)

     

    18-02-2012 om 12:20 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1843 – Vanaf 1843 staat in de boeken te Scherpenheuvel voor de eerste maal een

                bedevaart van Leest vermeld. (J.D.D. – DB – 1954)

                Naar aanleiding van het overlijden van Judocus Van San (°Leest 30/9/1824,

                +Mechelen 17/1/1872) werd op dinsdag 30 januari 1872 een derde lijkdienst

                georganiseerd, “wegens het Broederschap  van O.L.V van Scherpenheuvel in de

                kerk der H. Joannes Baptist” dixit zijn doodsprentje.

                In “De Band” van juli 1959 schreef  Jan De Decker dat men “beweerde” dat

                de “Kompagnie van Scherpenheuvel”  te Leest zou bestaan sinds 1743. Hij

                heeft daar nooit een bewijs van teruggevonden.

     

     

                              De Kompagnie van Scherpenheuvel

     

    Volgens Modest Van Steenwinkel (DB-1960) bestond de “Kompagnie van Scherpenheuvel” uit een groepje mensen die jaarlijks, in naam van gans de parochie, te voet op bedevaart gingen.

    Ze hadden geen ledenlijstenm en wie een paar maal meeging werd vanzelf als lid beschouwd.

    De meeste Leestenaren gingen al eens mee, sommigen hielden het jaren vol.

    Elk jaar werd een omhaling gehouden om de algemene onkosten van de bedevaart te dekken. De rest van het geld werd besteed aan enkele missen voor de overledenen en de zieken van de parochie. Ook werd er jaarlijks een grote mooie kaars geofferd “die hield dan gans het jaar wacht : als stille getuige van onze liefde, bij het beeld der Lieve Vrouwe want O.L.Vrouw van Scherpenheuvel draagt de kenspreuk : ik bemin die mij bemint !”

    De kompagnie was ook vertegenwoordigd in de Leestse processies, daarvoor werd in 1953 nog een prachtig houten  Mariabeeldje  aangekocht, 30 cm hoog en met de hand uitgesneden. Het droeg een brocaat zijden kleed en mantel, een massief zilveren kroontje en scepter, en  een gouden ketting en kruisje, dat laatste was een gift van één van de leden. Louis De Hondt vervaardigde een speciale draagbaar.

    Traditiegetrouw werd de bedevaart gehouden acht dagen voor Sinksen.

    Men vertrok om 4 uur ’s morgens aan de St-Annakapel. De meeste bedevaarders hadden in de parochiekerk dan al een mis bijgewoond.

    Een eerste maal werd halt gehouden te Bonheiden (aan de Sint Annakapel aldaar) waar de eigenlijke processie gevormd werd.

    Rond acht uur bereikte men Keerbergen alwaar koffie werd gedronken.

    Volgde een kort oponthoud te Tremelo, Betekom, het middagmaal te Aarschot en Rillaar.

    Rond 16 uur werd Scherpenheuvel bereikt waar ze processiegewijs werden opgehaald door de geestelijkheid van de basiliek.

    Godsdienstige oefeningen volgden : lof, beeweg in de kerk, rozenkransweg, kruisweg, enz. tot 18 uur waarna de vermoeide bedevaarder zich kon gaan verfrissen, eten en rusten.

    Jarenlang waren “In de Lindeboom” en “In ’t Wit Huis” de vaste logementsplaatsen, soms kwam daar “De Sleutel” nog bij.

    Rond 3 uur in de morgen stonden de bedevaarders op, woonden een mis bij aan een zij-altaar van de basiliek en de lange terugtocht kon worden aangevat.

    Ontbijt te Aarschot, middagmaal te Keerbergen, met meestal een bord soep(heel vaak van asperges) of een glas bier naar keuze, op kosten van de kompagnie.

    Onderweg werd gebeden voor de zieken en de overledenen van de parochie, ook voor de geestelijkheid, voor de soldaten, voor de jeugd en voor allen die om een gebed hadden gevraagd.

     

    Aan elke kapel die ze tegenkwamen werd even een halte gemaakt.

    Te Bonheiden werd de kampagnie traditiegetrouw bijna altijd met een regenbui bedacht.

    Ondertussen waren reeds heelwat familieleden van de bedevaarders  en dikwijls ook de

    Chiro de kompagnie tegemoet gekomen.

    Rond 17 uur kwam gewoonlijk de Sint Annakapel in zicht alwaar de bedevaarders werden opgewacht door pastoor en onderpastoor met een woord van dank en proficiat aan al de tochtgenoten.

    In de parochiekerk werd de zegen gegeven met het H. Sacrament en tot slot een danklied aan Maria gezongen.

    Zo’n bedevaart was vroeger jaren een heel avontuur.

    Zo moest er in Keerbergen, bij gebrek aan een weg, een uur lang door het mulle zand gemarsjeerd worden en bij warm weer kon men zich alleen beschutten door zoveel mogelijk de schaduw op te zoeken van plaatselijke dennenbomen, want de huizen waren zeer schaars.

    Het is ook gebeurd dat iemand met stukgelopen voeten op stokken moest meegesjouwd worden, niet te vergeten dat elke bedevaarder ook zijn eigen ransel op de rug moest meedragen.

    Na de eerste wereldoorlog werden de bedevaarders gevolgd door paard en kar. Dit gespan voerde dan al de bagage mee.

    “Fons van Stienes” was het die de eerste jaren voor het vervoer instond, uit dankbaarheid omdat hij tijdens de Duitse bezetting zijn paard mocht behouden. Na Fons werd Frans Piessens(“den Blokmaker”)  bereid gevonden.

    Wegens het immer stijgende aantal bedevaarders volstond een gewone kar niet meer voor de talrijke pakken. De familie Van der Hasselt (Ferdinand en Frans) stelde zich graag met een “landbouwcamion” ter beschikking. Meestal werd die  voortgetrokken door de paarden van Victor Verschueren en Sus Van den Brande.

    Later begeleidde “Louis van Jonker”(L.De Hondt) de bedevaarders met zijn “automobiel”.

    “Figuren” uit de bedevaart waren : Toon Leemans die een vijftigtal bedevaarten lang het processiekruis meedroeg.

    18-02-2012 om 12:16 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1836 – In 1836 werd Carolus Wouters burgemeester. Hij zou dit 22 jaar blijven.

                Carolus Wouters werd op 25 april 1797 te Hombeek geboren als zoon van Louis

                en  van Anne Marie Jacobs.

                Hij trouwde te Leest in 1824 met Anna Catharina Huysmans, die weduwe was

                gebleven van J. F. Steenmans. Ze woonde op het Hof ter Halen.

                Carolus verbleef op die hoeve tot aan zijn dood op 21 juni 1858.

                Zijn oudste dochter Marie Louise huwde een twee maal met Mattheus Buelens

                die in 1865 burgemeester werd.

                Een andere dochter, Marie Virginie hertrouwde eveneens met een burgemeester

                nl. Jaak Bernaerts.

     

                De gemeenteraad bestond uit de schepenen Jean B. Scheers en J.Fr. De

                Keersmaecker en de raadsleden M.J. Moortgat, Charles Coeckelbergh,

                Dominique Busschot, Guillaume Sellslagh, P.J. Verhoeven en Jean Baptiste

                Dierckx.

                In 1840 werd Englebert Verschueren als raadslid geïnstalleerd en hetzelfde

                overkwam Jacques Steenmans in 1843.

     

    1836 – Martinus Jozef Moortgat volgde Jan Frans Van Vaerenbergh op als koster te

                Leest. Op het ogenblik van zijn aanstelling was Martinus reeds een tiental

                jaren orgelist van de kerk “un homme vertueux et jouissant d’une bonne

                réputation, très instruit...” stond in het verslag van zijn benoeming.

                Martinus Moortgat was gehuwd met Joanna Coeckelbergh die te Leest geboren

                was op 5 april 1804 als dochter van Karel, landbouwer en van Anna Catharina

                Verbruggen.

                Martinus Moortgat zelf kwam van Steenhuffel, geboren op Allerheiligen 1807.

                Hij schonk Joanna Coeckelbergh 9 kindjes :

                -Gillis Louis (29/8/1829) werd schoolmeester te Leest en overleed op zijn

                 25-ste op 3 maart 1854.

                -Pauline (6/12/1833)

                -Karel (5/1/1835)

                -Gaspar August (30/3/1837) ontgroeide de wieg niet en stierf op 21 juni datzelfde

                 jaar.

                -Clotilde (17/4/1838) stierf op 7 juni 1862.

                -Jan Baptist (19/8/1840)

                -Francisca Victoria (10/12/1842)

                -Euphemia Maria (15/10/1845)

                -Amelie (30/11/1848)

                Joanna Coeckelbergh overleed te Leest op 13 april 1876. Haar man Martinus

                Moortgat leefde toen nog. Van zijn overlijden vonden wij geen spoor te Leest.

                (De kosters van Leest – De Band, november 1985)    

     

    1837 – 2 januari : inhuldiging te Mechelen van de spoorlijn Mechelen-Dendermonde en

                voor de Leestenaars de eerste trein die hun dorp aandeed.

                (DB-september 1959)

     

    1837 – 28 september : de spoorlijn tot Gent werd door Koning Leopold I ingehuldigd.

                De inhuldigingstrein uit Gent passeerde het grondgebied van Leest tussen

                12 en 13 uur.

                De locomotief heette “Karel V” en sleepte 16 wagens.

                In 1935 verzochten de buurtbewoners van Steinemolen om een stopplaats. Ze

                kregen geen voldoening. (DB-september 1959)  

     

    1839 – Adrianus De Wit werd de opvolger van veldwachter Meuldermans.

                Hij was geboren te Mechelen in 1804 als zoon van Jakobus en  was

                gehuwd met Coleta Verbruggen. 

                Hij had vier kinderen : Clara Virginie (1831), Jan (1840), Hendrik (1843) en

                Desiré (1849).

     

    1840 – In 1840 kocht pastoor Hermans van Tambuyser twee beelden : een Sint-Cornelis

                en een Sint-Markoen.

                “Geplaetst in onze kerk op verzoek van de kerkraed en met toestemming van den

                heerweerden Heer landdeken”. 

                Voor die beelden betaalde hij 290 frank 24 centiemen en hij liet ze schilderen

                en vergulden door Loos voor 73 frank en 73 centiemen.

                Voor de twee “consolen” van die beelden betaalde hij 127 frank 62 centiemen.

                Dat jaar ontstond waarschijnlijk de begankenis voor Sint Cornelius te Leest.

                Tot deze heilige man nam men zijn toevlucht tegen de “stuipen” of andere

                kinderziekten.

                Sint –Markoen of  Marculphus’ hulp riep men in tegen kliergezwellen.

                Om deze heilige aan te roepen trokken de mensen van hier vroeger naar

                Wezenbeek.

                Het is niet verwonderlijk dat deze beide heiligen zo’n succes kenden, als men het

                aantal “kinderoverlijdens” ziet.

                Een derde van de sterfgevallen waren kinderen. Daarbij kwam de gesel van de

                besmettelijke ziekten : de pest (1467-1472, 1571-1574), de koepokken

                (1515-1522), de rode loop (75 sterfgevallen te Leest in september 1741) en

                cholera (1832,1849,1858,1859,1867).

     

    1842 – Dat jaar werd het “Kasteel van Moyson”  in de Kouter gebouwd.

                Het “kasteeltje”  werd er gezet door dokter Louis Voet, de latere burgemeester.

                Zijn broer Joannes Voet bezat een grote boerderij op de grens tussen Leest en

                Hombeek en die zou een bijna gelijkaardig herenhuis neerpoten te Hombeek

                rechtover de kerk.

                Na de dood van dokter Voet, werd het kasteel opnieuw door een geneesheer

                betrokken : dokter Van den Broeck.

                Rond 1896 kwam de familie Moyson zich daar vestigen. Vader Moyson was een

                neef van dokter Voet.

                In 1902 werd Frans Moyson er geboren. Hij werd onderpastoor te Mol en later

                aalmoezenier van het bejaardentehuis van Bornem.

                De indrukwekkende beuk aan de straatkant heeft een omtrek van 4,25 m.

                Hij zou geplant zijn in 1840.

     

     

     

    18-02-2012 om 10:37 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

                - Louis HELLEMANS, gehuwd met Victoria Teughels.

                Na de dood van zijn vader in 1885 werd Louis koster te Leest.

                Hij was te Kraainem geboren op 30 december 1871 en huwde in 1897 met

                Victoria Teughels, de jongste dochter van Petrus en van Monica Van Hoof.

                Ze woonden rechtover zijn deur en hij ging daar inwonen.

                Na de dood van Louis zou Victoria dat huis aan de kerk verkopen en het werd

                officieel het kostershuis. Dat huis werd enkele jaren geleden afgebroken en

                vervangen door de huidige Raffeisenkas.

                Victoria was te Leest geboren op 23 februari 1861.

                Louis schonk haar 4 kinderen.

                Hij overleed te Leest op 25 februari 1916.

     

                - Jozef RHEINHARD, gehuwd met Elisabet Diedens.

                Hij was voordien koster in St Jozef Coloma te Mechelen en gaf ook les in

                Gregoriaanse zang aan de seminaristen.

                Hij was te Mechelen geboren op 23 februari 1879 en er getrouwd in 1902.

                In 1916, na de dood van Louis Hellemans, kwam hij naar Leest om er de

                volgende 30 jaar het kosterambt waar te nemen.

                Elke dag na de missen nam hij de trein naar Brussel waar hij werkzaam was

                als bediende.

                Zijn vrouw Elisabet Diedens was eveneens te Mechelen geboren op 17/3/1880.

                Het echtpaar kreeg 8 kinderen.

                Jozef Rheinhard woonde met zijn gezin achtereenvolgens in de Vinkstraat (de

                toenmalige Koestraat), in het huis van meester Moons, de latere woning ook van

                Peer Spruyt. Rond 1920 nam hij zijn intrek in het huis op de Dorpsplaats, waar

                zijn voorganger Louis Hellemans had gewoond. Een paar jaren nadien ging hij 

                wonen op de Kouter nr 6, in het huis van de familie Wouters (Moyson).

                Jozef Rheinhard was ook componist. Hij gaf een bundel liederen uit op teksten

                van René Declerck.

                Hij stierf te Leest op 14 april 1947.

     

                - Tony TEUGHELS trad in dienst toen Jef Rheinhard nog in leven was, dat was in

                1946. Hij bleef koster tot in 1952.

                Tony was te Leest geboren op 13 maart 1927 als zoon van Door Teughels uit “de

                Roozelaar”  en van Emma Blommaert.

                Hij overleed op 24 mei 1985 bij de zusters Franciscanessen in de Katelijnestraat.

     

                - Edward FIERENS was te Hombeek geboren op 2 oktober 1930. Hij was koster

                te Leest van 1952 tot 1956. Toen werd hij koster te Rijmenam waar hij in 1960

                trouwde met Lina Van Cauwenbergh uit Zaventem.

     

                - Freddy PEIRS was afkomstig van Zulte. Bleef niet lang in de parochie.

     

                - Luc DE KEERSMAKER was de zoon van een dokter uit Kapelle o/d Bos, hij

                werd geboren op 8 april 1914.

                Hij aanvaardde de job van koster omdat hij op dat ogenblik zonder werk zat en

                een hekel had aan stempelen. Hij kwam elke dag over en weer van Kapelle.

                Luc vond Leest wel “een klein dorpke met een oud kerkske met schone

                meubeltjes in”, maar toch gaf hij er de voorkeur aan naar Brussel te gaan werken.

                Zo liet hij in 1965 zijn kosterij vallen en verdween hier uit de cirkulatie.

                Luc bleef heel zijn leven jonggezel en woont nog steeds in Kapelle o/d Bos.

     

                - Luc PLASQUI, de huidige koster van Leest, is drukker van beroep en kwam in

                dienst in 1965. Hij is getrouwd met Maria Philippo.

                Het echtpaar heeft vier kinderen.

                Zijn broer is koster te Hombeek, een ambt dat zijn familie al meer dan een eeuw

                in die gemeente waarneemt.

     

    1830 – Leest telde 1291 inwoners. (Wikipedia)

     

    1831 – “Tot in 1702 lag er in Leest geen enkele kasseiweg en kon men slechts over een

                houten paalbruggetje naar de Warande en zo langsheen de beemden bij de

                Battelse Bergen naar Mechelen.

                Of langs de Bleukensweg in de Kouter van waar men te voet of met kar en paard

                bij laag tij over de harde bedding van de Zenne Stuivenberg kon bereiken.

                In 1760 werd van uit Battel op de toen nog niet uitgegraven Bergen een kasseiweg

                gelegd tot aan de Kouterbaan.

                In 1831 werd die doorgetrokken naar Tisselt, met gevolg dat er voor de herberg

                “In den Barreel” genoemd naar een daar te draaien afsluiting om bij hun

                toekomen in, of wegrijden uit Leest, van alle voertuigen uitgezonderd

                landbouwers van Leest en Warande, een tolgeld van 1 cent te innen als

                vergoeding  voor het gebruik van dit kasseitje.

                De bazin liet soms bij wat meer verkeer het barreeltje open, met het gevolg dat ze

                sommige geniepige ontduikers roepend moest achternahollen om na de te betalen

                jaarpacht, aan die job te verdienen.

                In 1890 werd de Zenne met minder bochten en van dijken voorzien, met een

                ijzeren brug overspannen, en het tolgeld afgeschaft.

                De Zennewerken werden uitgevoerd door merendeels Hollanders, huizend in

                barakken of schuurkens.

                Aan den overkant der herberg “In de Kroon” staat er nu 1978 nog een

                gevelbergplaats , die toen verdeeld was in vier huisjes, 2,5 m op 5 m, met

                vuurhaard, tafel en bank, muurlegbanken en achteraan stapelbedden.

                Drinkwater bezrogde vredige buren.

                Enkele van die Hollanders zijn hier als  Belgen ingeburgerd gebleven.

                (J.A.Huysmans – DB, april 1979)

     

    1832 – Dat jaar werd Leest geteisterd door cholera.

                (Sermoenen van pastoor Joris – Kerkarchief Leest)

     

    1833 – Gabriel Hermans kwam naar Leest op 20 september, hij werd de opvolger van

                pastoor Van de Put. Hij was afkomstig van Veerle alwaar hij geboren was op

                19 mei 1798.

                Op 23 december 1820 werd hij tot priester gewijd.

                Datzelfde jaar was hij professor in het aartsbisschoppelijk college te Mechelen.

                In 1822 werd hij onderpastoor in de  O.L.Vrouwe parochie te Tienen.

                Vier jaar later in O.L.Vrouwe Mechelen. In 1830 wer hij professor benoemd

                van het Klein Seminarie.

                Pastoor Hermans overleed te Leest op20 september 1854.

     

                “Pastoor Hermans was een gewetensvol en sekuur priester. Met zijn heel klein

                geschrift bracht hij orde in de fundatiemissen en liet de nagelaten nota’s en

                geschriften van pastoor De Heuck inbinden.

                Hij schonk ook meer aandacht aan de versiering binnen de kerk. Zo kocht hij in

                1833 voor 191 frank 15 centiemen schilderijen “voor het vercieren der Kerck”.

                Dat waren geen nieuwe doeken, want hij liet ze terstond restaureren voor het

                bedrag van 53 frank en vroeg aan Van De Voorde om “Twee lijsten te maecken

                ende twee spieraemen” voor 10 frank 69 centiemen  en voor  “het vergullen van

                die twee lijsten” betaalde hij 20 frank aan Bernaerts.

                Deze rekeningen vermelden echter niet van wie deze schilderijen werden

                gekocht, noch aan wie ze werden toegeschreven.

                Wanneer hem een paar jaar later (1835) vanwege de “heeren gedeputeerde

                Staten van Antwerpen” gevraagd wordt, op te geven welke kunstwerken 

                de kerk bezit met vermelding van auteur en onderwerp,  is zijn antwoord

                heel lakoniek “dat er in de kerk deezer parochie niets aanmerkensweerdig

                existeert, als den predikstoel door Van Gheel en twee schilderijen verbeeldend

                het lijden van den Zaligmaker door Cousins.”  (WLS,blz.29)   

     

                Uit Ellectanea Mechliniensia 1949, nr. 1, artikel Mechelse eerstemisgedichten in

                de jaren 1810-1829, door F.Prins :

                “...Op 31 december 1820 droeg E.H. Gabriel Hermans “leermeester der tweede

                school in het aartsbisschoppelijk college te Mechelen”, zijn Eerste Mis op te

                Veerle.

                Het was toen de gewoonte, de Eerste Mis tot een bijzondere intentie, die van op

                den predikstoel meegedeeld werd, op te dragen.

                Hermans droeg de zijne op “tot voorspoed der katholieke lering”.

                Het eregedicht werd opgesteld door zijn “vriend en medemeester” F.G. van

                Aerschodt, van Leuven. Hij komt er in uit, naar een nota duidelijk uitwijst, tegen

                den zo pas verschenen almanak van Tot nut en Vermaek , te Antwerpen

                uitgegeven, die licht van zeden schijnt. Maar vooral gaat het om de lering.

                Hij legt den Godsdienst de klacht in den mond:

                “Ja, ‘k heb ook Belgica in mijnen schoot ontvangen...

                maar onlangs, gans verslaafd aan koningsmoorders wetten,

                gedoogt het nu een rot, mjn laatste lid te pletten...”

                En den neomist laat hij bidden : “Spaar toch, spaar toch uw volk, geef dat de

                Belg weer achte uw lering die weleer ontstak zijn heldenmoed.”

                In nota tekent hij hier bij aan : “Men wilde ons Nederlanders in plaats van

                Belgen noemen. Een vaderlands lied herstelde dien eerroof”.

                Maar welk Belgisch vaderlands lied hij bedoelt, weten we niet.

                Opmerkelijk is ook hoe de jonge geestelijkheid van het Mechelse – want onze

                Dichter behoort tot deze – partij trekt voor het herstel der Jezuïetenorde.

                Zo luidt het hier :

                “Richt u dan naar het snoer dat ons is voorgetrokken

                in dees opvoedingstaak door d’eel Loyola’s stam”.”

    18-02-2012 om 10:30 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

                “...item nog heeft de kerk samen met de H. Geest een huys met hofken tot Leest

                aen de Plaetse, wordt bij den koster bewoont en bij promissie hem gegund, mits

                zijnen dienst weldoende is...” (Rekening kerkfabriek en H.Geesttafel 1639,1640.)

                In totaal kostte het huis 304 gulden 16 stuyver, daarvan werd 222 gulden betaald

                door de kerk, de rest door de H.Geesttafel.

                “Cette maison appartient donc à l’église et aux pauvres”, schreef pastoor Hermans

                op 19 juli 1834 in een brief aan de aartsbisschop Engelbertus, “et le clerc l’a

                occupée après comme avant la révolution francaise..” (de koster heeft er in

                gewoond zowel voor als na de franse revolutie)

                Dezelfde brief vermeldt ook dat dit huis in 1829 in twee werd verdeeld, het ene

                gedeelte liet men aan de koster, het andere deel werd gebruikt als gemeentehuis,

                omdat men er toen van uitging, aldus de pastoor, dat het gemeengoed was.

                Vermits de koster terzelvertijd ook schoolmeester was, deed de woning van de

                koster bijgevolg ook dienst als huis van de schoolmeester. (voor het

                schoolgebouw er stond gaf de koster schoolonderricht in het kostershuis zelf)

                Om later moeilijkheden te vermijden wees pastoor Hermans de gemeenteraad, aan

                de hand van de rekeningen van de kerkfabriek, op de ware eigenaars van deze

                grond, en hij komt met hen tot een overeenkomst “à l’ amiable”.

                Zo wordt op 23 maart 1846 de grond waar het gemeentehuis en de school op

                staan  (1 a 14 ca) overgegeven aan de gemeente.

                De gemeente van haar kant zal jaarlijks een eeuwigdurende rente van 15 frank

                betalen, de helft aan de kerkfabriek en de helft aan het bureau van weldadigheid.

                Dit wordt ondertekend door notaris  Premie, burgemeester Carolus Wouters, de

                schepenen J.P. De Keersmaecker en Carolus Coeckelbergh, pastoor Gabriel

                Hermans, kerkmeesters Engel Verschueren en Petrus Demaeyer,  en de

                administrateurs van het bureau van weldadigheid August Premiesen, J.Steenam

                en B. Dierckx. Getuigen waren herbergier-landbouwer Johan Selleslagh en

                veldwachter Adriaen De Wit.

                Koster Martinus Moortgat mag het kosterhuis blijven bewonen, op voorwaarde

                dat hij “de kinderen van de ouders staende op den arme gratis zal onderwijzen.”   

     

                In 1879 kwam de schoolstrijd. Meester Dumont vestigde zich te Leest als

                onderwijzer van de gemeenteschool.

                In 1882 kwam er een nieuw gemeentehuis met schoolhuis, dat in ’t vervolg door

                de gemeenteschoolmeester zal worden bewoond : eerst meester Dumont, na hem

                meester Moons en meester De Leers.

                De nieuwe koster Petrus Jozef Hellemans, die terzelfdertijd onderwijzer werd in

                de Parochieschool, nam zijn intrek in het huis op de Dorpsplaats waar later zijn

                kleinzoon Alfons Hellemans zou vertoeven.

                Koster Louis Hellemans woonde eveneens in de Dorpsplaats, in het huis van

                Victoria Teughels  dochter van Jan Baptist, met wie hij getrouwd was. Toen dit

                huis, na beider dood, in 1919 verkocht werd aan de kerk, zou het nog een tijdje

                een kostersfamilie herbergen : het gezein van Jozef Rheinhard.

                In 1978 werd dit huis door de kerk verkocht aan Jos De Smedt.

                (DB – November 1985)  

     

                Onmiddellijk na de beroerten van de 16e eeuw was één van de

                hoofdbekommernissen van de geestelijkheid de herinrichting van het onderwijs,

                vooral op het platteland.

                Reeds in 1570 beval het provinciaal concilie van Mechelen de bisschoppen dat zij

                parochiescholen dienden herop te richten.

                Na de intrede van Albrecht en Isabella drong de geestelijke overheid krachtig aan

                op de uitvoering van dat bevel. In het aartsbisdom Mechelen wilde zij volstrekt

                zo spoedig mogelijk een school voor iedere parochie.

                Op de dorpen, waar men niemand vond die voldoende bekwaam was om les te

                geven, werd de taak van schoolmeester opgedragen en opgelegd aan de koster van

                de parochie.

                “De landdekens kregen de taak, jaarlijks bij hun kerkvisiet te vernemen en te

                onderzoeken, hoe het in de parochie gestaan en gelegen was met de school...

                Die van Leest beloofden in 1596 uit de inkomsten hunner H.Geesttafel jaarlijks

                drij veertelen koren te betalen aan den schoolmeester, op voorwaarde nochtans,

                dat de H. Geestmeesters van Hombeek ook drij veertelen zouden geven.

                Leest werd toen nog bediend door de pastoor van Hombeek.”

                (Geschiedenis der Parochie Hombeek – F.De Ridder, blz.96 en volgenden)

     

                In De Band van november 1985 publiceerde Georges Herregods een lijst met

                de namen van alle Leestse kosters die hij kon terugvinden. Het waren uiteraard 

                niet allemaal onderwijzers :

     

                                                Kosters te Leest

     

                -Anthonis van Enere : “jaar1573, Anthonis van Enere, coster van Leest,

                wordt gestraft met een bedevaart naar O.L.Vrouw te Hal om met een gaffel

                gestoken te hbben Peeter Guedens.”

                (J.Judicature Echevius 5 II nr.2)

     

                -Pieter VAN BROUCKE : zijn naam kwam voor onder de disgenoten bij de

                inwijding door aartsbisschop Hovius  van de herstelde kerk in 1599.

     

                - Bertelmies VAN GHIJSEL (Van Gijssele): geboorteplaats en datum onbekend,

                hij huwde te Leest op 29 augustus 1604 met Katrien Keysers (De Keyser).

                Bertelmies Van Gijssele overleed te Leest op 20/8/1629. Als koster genoot hij het

                voorrecht onder de kerkvloer te worden begraven.

     

                -Jacques ELIAS (Ilias) :  was een ingeweken Leestenaar. Geboren in 1611 werd

     

                hij reeds op jonge leeftijd koster te Leest, want bij zijn overlijden op 25/8/1692,

                hij had toen de leeftijd van 81 jaar bereikt, schrijft pstoor Michael Gijsens in zijn

                overlijdensregister : “Jacobus Ilias custos hujus paroeciae per 64 annos, aetatis

                81 annorum, sepultus est in ecclesia nostra prope altare B.M.B.”

                (Jacobus Ilias gedurende 64 jaar koster van deze parochie, 81 jaar oud, hij werd

                begraven in onze kerk dichtbij het altaar van O.L.V.)

                Op zijn zerk staat:” I.H.S. Sepulture van de Eersaemen Jacques Elias coster deser

                kerck omtrent 61 jaeren, gestorven den 25  augusti 1692 oudt 81 jaeren ende

                Jenneke Lepaige syne wettighe huysvrouw gestorven den 29 january 1669 ende

                Peeter Elias synen sone oock coster den tydt van 47 jaeren oudt 72 jaeren sterft

                den  17 juli 1722. Bidt voor de zielen...”

                Jacques huwde nog een twee maal met Katrien De Bleser.

                Het kosterschap van Leest zou gedurende vijf generaties in de familie Elias

                blijven.  

     

                - Peeter ELIAS,geboren 6/9/1649, zoon van Jacques trouwde met Katrien De

                Lathouwer en bij het overlijden van laatstgenoemde met Katrien Van

                Regenmortel. Hij zorgde voor een kroost van 12 kinderen.

     

                - Franciscus ELIAS,geboren 16/3/1685, zoon van Peeter, trouwde te Leest

                met Petronilla Koeckelbergh. Ze kregen vier kinderen.

                Franciscus stierf op 79-jarigel leeftijd, op 4 december 1764.

     

                - Judocus VAN VARENBERGH, schoonzoon van Franciscus Elias, hij was

                gehuwd met Anna Teresia Elias.

                Judocus was te Dieghem geboren op 19 mei 1715 en hij overleed te Leest

                op 19 maart 1801.

     

                - Joannes Franciscus VAN VARENBERGH, zoon van Judocus, was “custos et

                ludimagister” schreef de pastoor in het overlijdensregister : koster en evenals zijn

                vader ook schoolmeester.

                Joannes Franciscus bleef jonggezel.

                Na 29 september 1797, datum waarop pastoor De Heuck door de Franse

                overheersers uit zijn pastorij werd gezet en moest gaan onderduiken, was het

                koster Jan Frans Van Varenbergh die de borelingskes ging dopen en de doden

                naar hun laatste rustplaats bracht. Dit gebeurde zonder enige plechtigheid.

                De bijkomende ceremonieën van de doop werden achteraf in het Hof ter

                Moortere door de pastoor zelf aangevuld. Deze situatie duurde tot 1801.

                Toen Jan Frans Van Varenbergh oud en versleten was, hij telde toen 70 lentes,

                schreef hij op 19 oktober 1836, op aandringen van pastoor Hermans, een brief

                naar de aartsbisschop van Mechelen, om zijn ontslag aan te vragen :

                “...niet meer bekwaam zijnde door doofheyd en hoogen ouderdom om nog

                lange de plaats van coster, die ik nu reeds meer dan een halve eeuw bediend heb,

                met eer te konnen vervullen, geeve mijne demissie aen zijne Hoogweerdigheyd

                den Aertsbisschop van Mechelen, hoopende dat men zoodanige arrangementen

     

                ten mijnen opzigte zal neemen, dat ik weynig van mijne gewoonelijke inkomsten

                verlieze, terwijl ik  arm zijnde de zelve noodig heb om te kunnen subsisteren.

                Blijve met alle agting,enz...”

                Hij schreef ook een gelijkaardige brief naar de burgemeester van Leest om zijn

                ontslag te krijgen als onderwijzer.

                Dit ontslag werd hem graag toegestaan. Er werd hem ook voldoening gegeven op

                materieel gebied : hij mocht blijven beschikken over een gedeelte van het

                kostershuis (waar ook het nieuwe kostersgezin Moortgat zijn intrek nam) en zijn

                jaarlijkse inkomen (100 frank) werd hem uitbetaald.

                “de cette manière”, vermeldt het verslag van de kerkraad, “le vieux papa pourra

                terminer honorablement sa carrière...”

                Op dezelfde zitting benoemden de kerkmeesters met voltalligheid van stemmen

                de nieuwe koster Marten Jozef Moortgat die reeds een tiental jaren orgelist was

                van de kerk, “un homme vertueux et jouissant d’une bonne réputation, tres

                instruit...” zo bescheef hem ditzelfde verslag.

                Joannes Franciscus Van Varenbergh overleed te Leest op 2 november 1843.

     

                - Martinus Jozef MOORTGAT, op het ogenblik van zijn officiele aanstelling tot

                koster van Leest was Martinus reeds 8 jaar gehuwd met Joanna Coeckelbergh.

                Ze was hier ter plaatse geboren op 5 april 1804 als dochter van Karel, een

                landbouwer, en van Anna Catharina Verbruggen.

                Martinus Moortgat was te Steenhuffel geboren in 1807.

                Hij schonk Joanna Coeckelbergh 9 kindjes.

     

                - Petrus Jozef HELLEMANS was gehuwd met Stephanie Mannekens.

                Hij was te Ganshoren geboren op 27 maart 1838 als zoon van Jan Philippe en van

                Anna Marie Verhaegen.

                Petrus Jozef was eerst onderwijzer te Kraainem, maar bij de schoolstrijd kwam

                hij in 1879 naar Leest waar hij een parochiale vrije school begon.

                Toen deze school later meisjesschool werd, ging hij als onderwijzer over naar de

                gemeentelijke jongensschool van meester Dumont..

                Het echtpaar kreeg zes kinderen.

                Petrus Jozef Hellemans overleed te Leest op 19 november 1885.

     

    18-02-2012 om 10:26 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    1828 –                                       Erin geloot…Eruit geloot

     

    “De Franse Revolutie, de sansculotten, de Boerenkrijg, de conscriptie, de loting…

    Iedereen heeft er in de geschiedenisles over gehoord en er later waarschijnlijk nog iets over gelezen.

    Om het leger van voldoende soldaten te voorzien werd op 5 september 1798 de wet op de recrutering van kracht. De jongeren van het mannelijk geslacht tussen 20 en 25 jaar werden op een lijst opgeschreven, vandaar de naam “conscriptie” .Voor de leeftijdscategorie ingedeeld in klassen werd via loting bepaald wie in dienst moest. Voor een beperkt aantal groepen zoals bijvoorbeeld gehuwden en weduwnaars werd vrijstelling verleend. Vrijwillige dienstname zoals vroeger was natuurlijk nog mogelijk.

    De loting verliep als volgt. De namen van de “conscrits” werden elk afzonderlijk op een briefje geschreven, afgelezen, in een hoesje gestoken en in een trommel gelegd. In een andere trommel werden zoveel witte briefjes en evenveel briefjes met “Militaire partant” gelegd. Alles werd goed door elkaar gemengd. Een kleine jongen trok uit de eerste trommel een naam gelijktijdig met een andere jongen die een briefje uit de andere trommel trok. Werdeen wit briefje getrokken, dan was de persoon waarvan men gelijktijdig de naam had getrokken, uitgeloot. Had men een briefje “Militaire partant” aan zijn been, dan was men erin geloot en moest men vertrekken. Na een medische keuring nadien werd de conscrit eigenlijk in het leger ingelijfd.

    In onze gewesten was die loting natuurlijk niet geliefd. Voor de betrokkene en zijn familie hingen er zware gevolgen aan vast. Hendrik Conscience beschrijft in zijn boek “De Loteling” zijn eigen ervaringen tijdens zijn  diensttijd van 1831 tot 1836, dus reeds tijdens de Belgische periode.

    Het systeem van die militaire loterij onder de dienstplichtigen met toelating van vervanging tegen geld bleef naast de vrijwillige dienst bestaan tot 21 maart 1902.

    In 1909 bleef een vervanging tegen geld mogelijk, maar de loterij werd afgeschaft en de dienstplicht ingevoerd.

    Vervanging tegen geld, uitkopen dus, bleef tot 1909 dus mogelijk. Een goede zaak voor wie erin geloot was, maar over voldoende kapitaal beschikte om een verganger te betalen. Zijn vege lijf kon hij zo veilig stellen en mogelijk beroepshalve meer verdienen dan hij moest betalen. De vervanger zal ook wel zijn voordeel voor ogen gehad hebben. Zijn minder goede sociale positie of geldnood kon wel een rol spelen bij de aanvaarding. Dus een win-win situatie op het ogenblik van de overeenkomst. Voor de laatste partij was dit in de toekomst niet altijd een zekerheid ! Hoe zo’n dienstplichtige zich uitkocht en een contract sloot met zijn vervanger leert ons dit voorbeeld uit het jaar 1928 :

     

    Op 18 april 1828 trok Joannes Franciscus Teugels, landbouwer te Heindonk, naar notaris Joannes Baptista De Keersmaecker te Mechelen. Zijn zoon Engelbertus had geloot en het nummer drie getrokken. Voor de Loting voor de Nationale Militie voor de lichting van het lopend jaar waren in het kanton Willebroek de gemeenten Heffen en Heindonk verenigd.

    Willem TROCH, handwerker of dagwerker, geboren te Leest als zoon van Joannes Troch, wonend te Leest en van de te Leest overleden Anna Catherina Smets, die ook al 6 jaren te Heindonk woonde, was getrouwd met Maria Francisca Van Campenhout.
    Ook hij stapte naar de notaris. Willem verklaarde zich aan te bieden als plaatsvervanger van Engelbertus Teugels en in zijn plaats te willen dienen bij de Nationale Militie. Volgens zijn signalement was hij 1 el en ? palmen lang, had een rond aangezicht, breed voorhoofd, dikke neus, grote mond en ronde kin. Zijn haar en wenkbrauwen waren licht bruin. Verder vertoonde hij geen andere tekens.
    Beide mannen toonden de notaris een certificaat van de militieraad te Mechelen met de goedkeuring van Willem Troch om als plaatsvervanger te fungeren. Ook een kwijtschrift van de ontvanger “der regterlijken akten” te Mechelen werd bovengehaald waaruit bleek dat Engelbertus Teugels een som van 25 guldens had gestort.

    De notaris wees op hun verplichtingen waaraan ze zich wederzijds moesten houden.

    Hij maakte hen attent op de wet van 8 januari 1817 (artikel 97, 105-108) en van 27 april 1820 (art. 29-32) waarna volgende overeenkomst werd gesloten :

    -Willem Troch verbindt zich als plaatsvervanger van Engelbertus Teugel, die bij de Nationale Militie is opgeroepen, “alle zijne verplichtingen in den dienst voor hem te voldoen”.

    -Als beloning hiervoor verbindt Joannes Franciscus Teugels zich voor zijn zoon te betalen aan de echtgenote van Willem Troch :

    1) een som van 50 nederlandse guldens op de dag van zijn vertrek. Dit om haar een melkbe(drijf?) te verschaffen en hierdoor haar kostwinning zo veel mogelijk te verzekeren.

    2) een som van 38 guldens 60 cent, in 4 maal te betalen. Het eerste vierde moet op 1 mei 1829 voldaan worden en zo verder van jaar tot jaar tot gehele voldoening.

    -Verder verbindt Joannes Franciscus Teugels er zich toe de echtgenote van Willem Troch en haar kinderen gratiste laten wonen in een huis van hem. Dit huis met stalling en verdere toebehoorten, ca. 30 nederlandse roeden erve, in de “beenhouwersstraet” te Heindonk is reeds in gebruik door haar en vanaf half maart nog voor een termijn van 5 jaar. De huurwaarde wordt geschat op 30 nederlandse gulden per jaar. De echtgenote Troch moet de grondlasten dragen. Het onderhoud van het huis moet door de eigenaar gebeuren.

    -De comparanten verklaren verder dat er buiten wat hier boven staat in het contract niets is gegeven of genoten en dat er gedurende de diensttijd ook niets zal gegeven of genoten worden.

    Als getuige traden op Cornelius Scheffenmeyer, meester schoenmaker en Joannes Baptista Van Den Eijnde, winkelier, beiden te Mechelen wonend.
    Willem Troch kon niet schrijven. De Militieraad van het Distrikt Mechelen heeft het contract gezien op 12 april 1828.

     

    Engelbertus Teugels was geboren te Heindonk op 7/11/1809 en nu bevrijd van de Nationale Militie kon hij rustig voor priester studeren. Hij werd gewijd te Mechelen op 28/8/1835, werd onderpastoor te Heffen en daarna op 19/2/1935 directeur van het klooster te Willebroek waar hij aan de pokken overleed op 2/5/1861.

    De plaatsvervanger Willem Troch was te Leest geboren op 23/2/1794 en huwde te Heindonk op 27/11/1820 waar hij later als landbouwer, dagloner ging wonen, Wijk A, nr.5. Hij leefde nog tot 21/11/1878, datum waarop hij te Heindonk overleed.

    Met zijn vrouw Francisca Van Campenhout, geboren Heindonk 12/1/1798, dagwerkster, er overleden op 18/6/1893, kreeg hij 7 kinderen. Vier ervan werden na zijn dienstname geboren : 1829, 1832, 1838 en 1842.

     

    De wet van 8 mei 1847 die van kracht werd op 1 januari 1848 bepaalde dat de jongelingen voortaan slechts zouden opgeroepen worden tijdens hun twintigste levensjaar. Dit betekent tussen de 19 jaar en hun 20-jarige ouderdom.
    De loting werd in 1938 afgeschaft en iedere jongeman werd voortaan opgeroepen om de militaire dienstplicht te vervullen.

    De dienstplicht werd later volledig afgeschaft zodanig dat het leger nog enkel bestond uit vrijwilligers of beroepsmilitairen.”

            (Leo Bernaerts – Vaertlinck contact nr.6 2010)

     

    1829 – Bouw van de jongensschool in de Scheerstraat (nu Ten Moortele).

                De werken werden toevertrouwd aan Hendrik Vloebergh uit Leest en Petrus

                Joannes Van Moer uit Willebroek voor 1850 gulden.

                (GA – Repertorium der akten)

                De school werd oorspronkelijk in twee delen gesplitst : een deel dat dienst deed

                als schoolgebouw, het ander deed dienst als wachtlokaal met politiekamer voor de

                militairen.

                Voor het schoolgebouw er stond, werd er les gegeven in het kostershuis, de koster

                cumuleerde immers zijn ambt met dat van schoolmeester.

                Dat kostershuis stond vroeger op de plaats waar thans het gemeentehuis met

                aangebouwd schoolhuis staat. Het werd gebouwd in 1638 op een stuk grond van

                64 roeden. Het behoorde voor de helft aan de kerk en voor de helft aan de H.

                Geesttafel (het werk van de armen, na de Franse Revolutie werd dat het

                Weldadigheidsbureau, het toenmalig OCMW).

     

    18-02-2012 om 10:22 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 01/04-07/04 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 08/05-14/05 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 24/04-30/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 26/09-02/10 2022
  • 19/09-25/09 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 22/08-28/08 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!