Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
15-07-2024
Badelied (Novalis), Driss Chraïbi, Steffen Popp
Dolce far niente
Baders op het strand door A. de Fleury, 1e helft 20e eeuw
Badelied
Auf Freunde, herunter das heiße Gewand Und tauchet in kühlende Flut Die Glieder, die matt von der Sonne gebrannt, Und holet von neuem euch Mut.
Die Hitze erschlaffet, macht träge uns nur, Nicht munter und tätig und frisch, Doch Leben gibt uns und der ganzen Natur Die Quelle im kühlen Gebüsch.
Vielleicht daß sich hier auch ein Mädchen gekühlt Mit rosichten Wangen und Mund, Am niedlichen Leibe dies Wellchen gespielt, Am Busen, so weiß und so rund.
Und welches Entzücken! dies Wellchen bespült Auch meine entkleidete Brust. O! wahrlich, wer diesen Gedanken nur fühlt, Hat süße entzückende Lust.
Novalis (2 mei 1772 – 25 maart 1801) Schloss Oberwiederstedt, het geboortehuis van Novalis
Uit: Gehoord, gezien, gelezen (Vertaald door Geertrui Marks)
“Ik dank het leven. Het heeft al mijn wensen vervuld. De rest is literatuur, om niet te zeggen eenzaamheid. Op mijn leeftijd – eenenzeventig al – loop ik op mijn dooie akkertje terug over de afgelegde weg, zonder besef van ruimte en tijd. Ik wend me naar mijn verleden. Dat probeer ik althans. Een vrouw op leeftijd verklaarde blozend tegenover mijn helaas overleden Britse collega Georges Bernard Shaw dat ze dertig was. ‘Ach zo,’ antwoordde de oude man droog als altijd, ‘maar op welke leeftijd bent u geboren?’ Diezelfde vraag had hij mutatis mutandis aan mij kunnen stellen. Niet dat ik een vrouw ben, u kent me. Maar er bestaat nog steeds enige twijfel over mijn geboortedatum, een zeker verschil tussen mondelinge en schriftelijke overlevering. Aan wat geschreven staat, wordt niet getwijfeld, vooral niet als het een ambtelijk document betreft. Maar aan wat gezegd wordt… Bekijken we de officiële versie. Ik aanschouwde het levenslicht in Marokko, in El-Jadida (Mazagan in de tijd van het Protectoraat), aan de kust. De geboorteplaats staat vast, nu de datum nog. Bij ons, ‘inboorlingen’, bestond geen burgerlijke stand. En – het is sinds de kruistochten al zo vaak geschreven en beweerd – tijd speelt in de Arabische wereld nauwelijks een rol, ook al zijn de Marokkanen verzot op horloges die stipt gelijk lopen. Maar in het Franse geschiedenisboek, datzelfde boek waarin de lof gezongen werd van mijn Gallische voorouders, stond dat ons ‘beschaving’ moest worden bijgebracht. Voor het Lycée Lyautey in Casablanca moest ik een identiteitsbewijs hebben, en dus een officiële leeftijd. In een witte djellaba en in gezelschap van twee geloofwaardige getuigen die hem nog geld schuldig waren, nam mijn vader me aan de hand mee naar het politiebureau. Het was een verzengend hete middag in het begin van de Tweede Wereldoorlog. Tegenover de commissaris verklaarde hij plechtig dat ik Driss heette, met dubbel s graag, Idriss in het Arabisch maar je zegt Driss, dat ik echt zijn zoon was en dat hij tevreden over me was, ja, meneer, braaf, gehoorzaam en leergierig… ‘Zijn leeftijd, zegt u? Tja. Het was oogsttijd, toen hij met Gods hulp ter wereld kwam.’ ‘Welke oogst?’ vroeg de commissaris die dikke parels zweette. ‘Gerst, haver, maïs, harde tarwe?’ ‘Harde tarwe,’ zei mijn vader.”
“Es war das Vergessen, das sie lähmte. Er nahm den Bleistift und schrieb in sein Notizbuch: Das Vergessen ist allgegenwärtig, es hüllt uns ein wie eine Nebelwolke und löscht unsere Erinnerungen. Er wusste zum Beispiel nicht mehr, wie viele Tage er im CAMP verbracht hatte, obwohl sein Aufenthalt erst wenige Wochen zurücklag. Und er konnte auch nicht sagen, warum die anderen ihn Meister nannten, obwohl das sicher nicht sein richtiger Name war. Andauernd kämpften sie mit Lücken in ihrem Gedächtnis, die sie sich nicht erklären konnten. Am vergesslichsten war Oma Ka, die zurzeit bei ihnen einquartiert war. Sie wartete immerzu auf den Assistenten. Der Assistent sang ihr mit gedämpfter Stimme Lieder vor, die sie vor langer Zeit gekannt hatte. Welches Leben Oma Ka geführt, in welchen Häusern sie gewohnt, wie sie ihre lange Lebenszeit verbracht hatte, wusste keiner, am wenigsten sie selbst. Auch der Assistent konnte ihr die fehlenden Erinnerungen nicht zurückbringen, doch er drang mit seiner Stimme tief in ihr Gehirn ein und aktivierte dort Wort- und Bildsequenzen, bei deren Auftauchen Oma Ka freudig jauchzte. Kein Mensch im Haus wusste, wie Bildsequenzen aktiviert und Erinnerungsströme gesteuert wurden. Als Schüler hatte Meister zwar die obligatorischen Kurse besucht, in denen ihnen Aufbau und Funktionsweise des SYSTEMS in groben Zügen vermittelt wurden. Aber danach war er mit der Technik nicht mehr in Berührung gekommen. Heute Nachmittag war ihm in seinem Arbeitszimmer, dein kleinsten Raum der Wohnung, der Verdacht gekommen: Unser Vergessen ist Programm. In allen Häusern der Straße, des Viertels, des ganzen Bezirks gab es die gleichen Schilder in den Wohnungsfluren, denen die Bewohner wie einem Haussegen zu folgen schienen: sanft und träge. Inzwischen waren diese Holztafeln von einer Staub-schicht bedeckt, so dass man kaum noch die eingravierten Buchstaben entziffern konnte. Meister hatte einmal die Mitbewohner gefragt, wer von ihnen wisse, was auf dein Schild über der Tür stand. Keiner konnte eine Antwort geben. Am frühen Abend trat ein blau gekleideter Assistent in sein Arbeitszimmer, stellte sich dicht hinter Meister und wartete einen Moment. „Vielleicht habe ich es noch nicht erwähnt …”, begann er mit weicher Stimme. „Keine Vorreden«, sagte Meister und wandte sich ihm unwillig zu, „was gibt es Neues?” Der Assistent blickte ihn freundlich an. „Nichts Ungewöhnliches. Es ist alles normal, fehlerfrei und sicher.”
Je slentert in het zout, de zeewind, zeeolifanten later vergat ik de geheime namen van de branding – jouw tasten in het zand, dood hout wat de zee er ook maar uit gooit als het weer omslaat je bent hier niet alleen maar een vriend een herinnering uit mijn gouden album
Wat uit je handen valt, zal het strand vormen bewegingen vervagen, gebaren lossen op in het donker – nacht opent nog een keer de kosmos de sterren zijn kunstlicht, maar ze plaatsen nog een keer zichtassen in je hoofd, dat er niet is.
Je loopt weg met zeldzame planten, stenen voert de schildpad mee aan een blauwe draad – ik kan het niet vaststellen, is het de wereld in haar zinken, die dit garen van mijn huid trekt of gewoon een verloren demon een plastic reptiel uit de kinderjaren.
’s Middags een commentaar, maar ’s avonds trekken sterren over het scherm die sneller zijn verschenen dan het spoor van gedachten. Ze openen en sluiten deuren van dit systeem waarin wij ons uiterste best doen, tot aan de ontkenning toe. Dan plotseling hurkt
’s nachts een uil op de vensterbank, en het is een nieuwe situatie die in het nieuws niet wordt genoemd. Iets moet je nu
zeggen. Alles opgeslagen. Je kunt ook proberen wat gezegd wordt te variëren; In het archief staan mensen klaar om het na te kijken. Of de zon breekt door de nevel die ’s ochtends tussen de heuvels ligt, en dat zou al de volgende dag zijn waar je aan moet beginnen zonder de nieuwssituatie te kennen.
“Als de handtekening is gezet, zegt de vrouw, een zonderling zoals elke verkoper van onroerend goed: “Gefeliciteerd! Ik ben heel blij voor u. U doet zo somber, maar dat is nergens voor nodig! Ik heb u het beste object gegeven wat prijs-kwaliteitverhouding betreft: De makelaar haalt haar lipstick uit haar tasje en gaat met haar diepe stem verder, zonder aandacht aan de inmiddels ex-eigenaar te schenken: “Wij zitten zogezegd in een win-winsituatie. Trouwens, met wie wilt u hier gaan wonen?” “Met mijn dochtertje: zeg ik, terwijl ik naar het kleuterschooltje op de binnenplaats kijk. “Hoe oud is die?” “Drie maanden”. “Wat geweldig! Een jong gezin. Gelooft u mij, u zult me nog dankbaar zijn”. “Waarvoor?” “Dan vraagt u nog waarvoor?! Dat heb ik u verteld! Wat bent u toch verstrooid. U hebt maar één buurvrouw. En dat is een eenzame oude vrouw van negentig, met alzheimer. Dit is echt de jackpot. Gewoon vrienden worden en de woning op uw naam laten zetten”. “Dank u; zeg ik om de een of andere reden, zonder op te kijken. De flat is leeg. Geen stoel, geen bed, geen tafel. Ik rommel wat in mijn tas. De oude eigenares weet van geen weggaan. De vrouw staat bij het raam, in de tredmolen van haar herinneringen, en strijkt over de verfplooien in de vensterbank, alsof ze de was staat te strijken. Vergeefs, ik ga de hele boel hier toch veranderen. “Blijft u vandaag alleen?” “Ja”. “Waar slaapt u dan?” “Ik heb een slaapzak bij me, en een waterkoker..” “Als u wilt, kunt u wel bij mij slapen.” “Nee, dank u.” De makelaar geeft zich gewonnen. Ik ben te jong voor haar. Ze voert de voormalige vrouw des huizes aan een elleboog mee en verlaat eindelijk de flat. Alleen achtergebleven ga ik op de grond zitten. Klaar, denk ik, doek. Het leven is afgelopen, het leven begint opnieuw. Het transcendente nulpunt. Op mijn dertigste heb ik een levenslot dat in tweeën is gescheurd. Ik krijg het aanbod het nog eens te proberen. Ik weet daar niets tegen in te brengen. Zelfmoord is niets voor mij; bovendien heb ik nu een dochter. Ik ga vast vergeten waar ik die avond met mijn gedachten ben. In mijn hoofd hangt een mist, in het binnenvallende licht walst het stof. Verder is hier helemaal niets.“
Sasha Filipenko (Minsk, 12 juli 1984)
De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook alle tags voor Pablo Nerudaop dit blog.
O wijdte van pijnbomen
O wijdte van pijnbomen, rumoer van brekende golven, langzaam spel van lichten, eenzame kerkklok, schemering, die in je ogen valt, o mijn liefste, schelp van de aarde, in jou zingt de aarde, zingt!
In jou zingen de rivieren en mijn ziel vlucht in ze zoals jij het verlangt en naar waar jij dat wilt. O leg mijn weg aan op jouw boog van hoop en uitbundig zal ik mijn pijlenzwermen afvuren.
Om mij heen zie ik je middel van nevels en je stilte achtervolgt mijn achtervolgde uren, daar ben jij met je armen van transparant gesteente waar mijn kussen ankeren, mijn verlangen zich nestelt.
O je geheimzinnige stem, die de liefde kleurt en buigt in de luide stervende avond! Zo heb ik in de late uren op de velden de korenaren zien buigen in de mond van de wind.
Vertaald door Riekus Waskowsky
Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973) Portret door Richard Day, 2015
Uit: De vloek van de nootmuskaat: Boodschap aan een planeet in crisis
“Tot op heden weet niemand precies wat er in Selamon is gebeurd, die aprilnacht in het jaar 1621, behalve dat er een lamp op de grond viel in het gebouw waar Martijn Sonck, een Nederlandse functionaris, was ingekwartierd. Selamon is een dorp in de Banda-archipel, een klein cluster van eilanden in het uiterste zuidoosten van de Indische Oceaan.’ De nederzetting ligt aan het noordelijke uiteinde van Lonthor, dat ook wel eens Groot Banda (Banda Besar) wordt genoemd, omdat het het grootste eiland van het cluster is.2 ‘Groot’ is een wat overdreven benaming voor een eiland dat slechts tweeënhalve mijl lang en een halve mijl breed is, maar dat is geen onbeduidende grootte in een archipel die zo miniem is dat hij op de meeste kaarten slechts met een paar stippen is aangegeven’ Toch is Martijn Sonck hier, op 21 april 1621, aan de andere kant van de wereld, in de bale-bale van Selamon, oftewel de vergaderzaal, die hij heeft gevorderd als inkwartieringsplaats voor zichzelf en zijn begeleiders’ Sonck heeft ook de meest eerbiedwaardige moskee van de nederzetting betrokken – ‘een prachtig instituut’, gemaakt van witte steen, luchtig en schoon vanbinnen, met twee grote watervaten bij de ingang, zodat de bezoekers hun voeten kunnen wassen voordat ze naar binnen gaan. De dorpsoudsten zijn niet blij met de inbeslagname van hun moskee, maar Sonck heeft hun protesten bruusk van tafel geveegd en hun verteld dat ze genoeg andere plaatsen hebben om hun godsdienst te belijden. Dit strookt met al het andere dat Sonck heeft gedaan in de korte tijd dat hij op het eiland Lonthor is. Hij heeft de beste huizen in beslag genomen voor zijn troepen, en hij heeft ook soldaten het dorp in gestuurd om de inwoners angst aan te jagen. Maar dit zijn louter voorbereidende maatregelen, slechts bedoeld om de basis te leggen voor wat Sonck werkelijk van plan is: hij is naar Selamon gekomen met de opdracht om het dorp te vernietigen en de inwoners te verdrijven van dit idyllische eiland, met zijn weelderige bossen en sprankelende blauwe zeeën. De meedogenloosheid van dit plan is zo groot dat de dorpelingen het misschien nog niet helemaal hebben kunnen bevatten. Maar de Nederlander van zijn kant heeft geen geheim gemaakt van zijn bedoelingen; integendeel, hij heeft de oudsten duidelijk gemaakt dat hij hun volledige medewerking verwacht bij de vernietiging van hun eigen nederzetting en de verdrijving van hun dorpsgenoten. Sonck is ook niet de eerste Nederlandse functionaris die deze boodschap aan Selamon overbrengt. De dorpelingen en hun mede-Bandanezen hebben al enkele weken dreigementen en machtsvertoon moeten verduren, steeds vergezeld van dezelfde eisen: dat ze de dorpsmuren moeten afbreken, hun wapens en gereedschap moeten inleveren – zelfs de roeren van hun boten -en voorbereidingen moeten treffen voor hun aanstaande verwijdering van het eiland.”
nu duiken de zichtbare delen van de geschiedenis op, een opeenvolging van flikkerende restanten die om zich te herinneren zijn bewaard en tevoorschijn gehaald. Muziek in de hoofdsteden; melancholie, spiegelschriften, schoonheidswedstrijd. Nog ’s avonds wordt er bij de houten hekken gehamerd, die de wind afleiden, geur uit de ovens. De buurvrouw zit nog in de pruimenboom. Tijdperken worden opgeschort totdat de herinnering onrustig wordt totdat je hoort, dwars door de slaap heen, het rollen van de transporten. Wortels, tabak, zonnebloemen, de tijdloze woorden in een notitieboekje dat misschien ooit wordt doorgegeven; nog zijn de tuinen niet leeg. De volgorde is weer compleet anders; beginnen kun je midden in de zomer, onder luidsprekers tussen de bomen
elke vraag die mij gesteld wordt beantwoord ik met: ‘ja én nee’
of ik het protest van boeren tegen de uitkoopregeling voor piekbelasters snap
ja, want het gaat om bedrijven die ze met hun eigen blote handen hebben opgebouwd en nee, want de stikstofuitstoot moet omlaag
of ik voor wapenleveranties aan oekraïne ben
ja, want een land dat wordt binnengevallen moet zichzelf kunnen verdedigen en nee, want ik ben tegen oorlog en geweld
door overal met ‘ja én nee’ op te antwoorden neem ik geen stelling in maar verláát ik er ook geen
ben ik taartbodem en -vulling in één
ik ageer ergens tegen én blijf eromheen dansen
in populisme vind ik de nuance
als jager en prooi wolf en hinde
iets vinden én níét
zo word ik god die de vernietiging schiep
U beklijft Voor G. R.
hoe minder ik snap van de wereld hoe meer de wereld mij niet begrijpt net als bij dageraad gebeurt dit tegelijk zon komt op terwijl de maan verdwijnt u werd dwarsligger genoemd, spaak in het wiel weggezet als verzetter-om-het-verzetten u in kuif gepikt zag uw goede naam besmet en klom in de pen zogezegd, haphaphap, een bijtwoord viel het happen maakte u onbegrepen en geweerd was u hardcore hardleers of begreep men u verkeerd? als een vlieg aan een kleefstrip hing ik aan uw derde naam MARIA, die bitter betekent en ook rein, wat dus kan samengaan misschien is bitter wel het leven dat we sugarcoaten, zoeten omdat we anders paf van gal door de dag, dag, dagen moeten maar wat we omsuikeren houdt toch die binnenkant die bitterheid die eronder schrijnt als hooibroeibrand er was een hond, aan paal gebonden die u losmaakte, verzorgde, een extra mond wie zoiets doet is geen monster, maar een mens die we herdenken, met woorden die noch bijten noch zoeten die zijn en blijven terwijl u er niet meer bent hoe minder ik snap van de wereld hoe meer de wereld mij niet begrijpt mij is misschien wel u dat maakt u universeler dan u lijkt al leeft u alleen nog in verleden tijd u beklijft
Westfaalse heuvels, de Breisgau en vervolgens Dresden… geen week voor ansichtkaarten en tot rust gekomen residenties; Bladerenval, laag hangende hemel tussen de Elbe en de Rijn.
Geschuif met agenda’s, geen afscheid voor langere tijd; wat zoek je in het zuiden? Ik dacht in de restauratiewagen aan mijn vader en hoe hij in de jaren dertig reisde… Excelsior, Majestic. De jongen bij het raam begrijpt niet wat de volwassenen zeggen: Marienborn, destijds de zone –
Tussen restanten hek een leeg gebied; twee kraaien fladderen rond een staangebleven toren. De hand in de hartstreek, de greep naar het paspoort; er zijn gewoonten die de trein mee-vervoert. Zorgeloze reizigers laten hun kranten liggen.
Kijk naar buiten. De nabijheid van het landschap dat je kunt terugwinnen. Een kans die zich elk uur herhaalt. Hong Kong gaat langzaam verloren.
Heatwave (Ted Hughes), June Jordan, Hans Arnfrid Astel
Dolce far niente
Hot Summer Days door Rob Hain, z.j.
Heatwave
Between Westminster and sunstruck St. Paul’s The desert has entered the flea’s belly.
Life shut-eyed helf-submerged Nile bulls The buildings tremble with breath.
The mirage of river is so real Bodies drift in it, and human rubbish.
The main thing is the silence. There are no charts for silence.
Men can’t penetrate it. Till sundown Releases its leopard
Over the roofs, and women are suddenly Everywhere, and the walker’s bones
Melt in the coughing of great cats.
Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998) Mytholmroyd, Yorkshire, de geboorteplaats van Ted Hughes
De Afro-Amerikaanse schrijfster, dichteres en politiek activiste June Jordan werd geboren op 9 juli 1936 in New York. Zie ook alle tags voor June Jordan op dit blog.
It’s About You: On the Beach
You have two hands absolutely lean and clean to let go the gold the silver flat or plain rock sand but hold the purple pieces atom articles that glorify a color yours is orange oranges are like you love a promising a calm sin and a juice inside a juice a running from the desert Lord see how you run YOUR BODY IS A LONG BLACK WING YOUR BODY IS A LONG BLACK WING
You Came with Shells
You came with shells. And left them: shells. They lay beautiful on the table. Now they lie on my desk peculiar extraordinary under 60 watts.
This morning I disturb I destroy the window (and its light) by moving my feet in the water. There. It’s gone. Last night the moon ranged from the left to the right side of the windshield. Only white lines on a road strike me as reasonable but nevertheless and too often we slow down for the fog.
I was going to say a natural environment means this or I was going to say we remain out of our element or sometimes you can get away completely but the shells will tell about the howling and the losss
De kubus toont de zesde hemelstreek. Verlicht mijn nacht met jouw kaars. De grappen stierven weg en het gelach. Vastberaden reikt je hand naar mijn nest. De liedjes zijn gezongen, losgemaakt van de oever is de zachte liefdesboot. Hij glijdt de zee in, de zevende hemel. We roeien niet. We schenken ons de rest.