Dit Romenu Blog bestaat vandaag precies dertien jaar. Dank weer aan alle oude en nieuwe bezoekers voor hun interesse en reacties van het afgelopen jaar. De eerste bijdrage in 2006 ging over de dichter en schrijver Willem de Mérode. Traditiegetrouw, omdat hij aan de wieg stond van dit blog, ook nu weer een gedicht van hem. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog en Romenu’s eerste lustrumpagina.
Voorjaarsverwachting
Wat zijn ze schoon, de schemerige dagen Die niet meer grijs en nog niet paarlemoer Zijn durven, alsof er een lichtschijn voer Door een groot ademen, dat met zijn vlagen Van ijle blankte langs ons henenstrijkt, En even staat en langzaam witter wordt, En dat een bal en een geschitter wordt En ’t effen grijs doet glinsteren, – wijkt.
De tuinen doen nog niets dan ademhalen, Maar diep en zwaar, alsof er reeds een dwalen Van wakker wezen in hun slaap begon, Alsof er reeds bewegen en een kentelen Is aangevangen om naar ’t licht te wentelen In een zeer zoet vermoeden van de zon.
Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939) In 1912
De Nederlandse dichter Pim te Bokkel werd geboren in Winterswijk op 21 maart 1983. Zie ook alle tags voor Pim te Bokkel op dit blog.
Oppervlakkigheden
De huid van de boom is de rijstevloei die behang is dat loslaat en opkrult In het gazon dat gevuld is met weinig tot nietszeggende planten rommelt het gebeitste schuurtje met de ramen die geen ogen zijn Mijn oliegetande kettingzaag wil met mij tot de kern tot de stem van de berk De huid van de boom is de rijstevloei die behang is dat loslaat en opkrult Het geluid van de maag is het geluid dat zich in mijn maag bevindt Mijn ringvinger schakelt de verlichting in het stofhok in In het hok van de boom (een doorsnee-boom) is de plank is de plank die ik zie is de huid van de plank die ik zie Het geluid van de maag is het geluid dat zich in mijn maag bevindt
Tragisch Gedicht
Ik ben een tragisch gedicht over een man die op zondag uit wandelen ging aan het strand en de pier zag en daar wilde zijn en de zee zag en daar wilde zwemmen en de ferry naar Manchester zag en aldaar - zo'n gedicht ben ik Ik ben een zelden tevreden gedicht liever was ik de hoofdpersoon waadde ik door het zand en werd ik vastgelegd als de boei in de branding tussen hemel en nee tussen blokken basalt en daar in mijn longen de zee Ik ben slechts een gedicht over iemand als ik zeg help geen reddingsactie voor mijn opgezwollen lijk geen hond die me mist
Pim te Bokkel (Winterswijk, 21 maart 1983)
De Nederlandse schrijver Kees van Beijnum werd geboren in Amsterdam op 21 maart 1954. Zie ook alle tags voor Kees van Beijnum op dit blog.
Uit: Het mooie seizoen
“De achtertuinen reiken tot aan de sloot, met vrij uit-zicht over de weilanden. Achter zich hoort ze duidelijk demotor van de wagen optrekken. Het is iets in de ochtend-damp, een gevoel van waakzaamheid en spanning. Donke-re ogen, opgeschoren haar, het gezicht van een gewelddadi-ge, onverzoenlijke man schiet haar te binnen. De vader vantwee kinderen die onder haar voogdij staan, ja, hem acht zeer heel goed toe in staat, haar volgen, haar intimideren, ver-trappen al wat hem in de weg staat.In haar straat aangekomen neemt ze het zekere voor het on-zekere en jogt haar huis voorbij. Argentinië, daar is het nuvijf uur vroeger. Die verre wereld waar Thomas zich op-houdt, en waar het onbekende hem inmiddels tot eenvriend is uitgegroeid, schreef hij in een van zijn e-mails, eenmetgezel waarvan hij op aan kan, die iedere ochtend ophem wacht als hij zijn ogen opent. De afstand tussen Thomas en haar is groter dan ooit. Langs een rood-wit paaltjeschiet ze het voetpad achter de huizen op en stelt zich voorwat haar allemaal kan overkomen op de tweehonderd me-ter tussen dat paaltje en haar deur. Op stijve benen rent zeverder, de rand van haar sportschoenen dringt in het vleesvan haar enkel. Even ziet ze het voor zich: Thomas’ stoffigewandelschoenen onder het bed, Dostojevski – ‘Ik lees deRussen’ – op het nachtkastje, zijn rechterhand met de ver-eelte duim waarmee hij gitaarsnaren aanslaat op de dekenrustend.Haar pas nog een laatste maal versnellend loopt ze om hetblok met de eengezinswoningen heen, zodat ze weer in haareigen straat belandt. Zonder nog op of om te kijken opentze de deur, slaat hem achter zich dicht en blijft in de gangstaan. De geluidloze leegte na de klap, de beschermende stil-te, het geruststellende niets dan haar hijgen.‘Ma?’ klinkt het korzelig en slaperig van boven aan detrap. ‘Is mijn lichte spijkerbroek nou eindelijk uit de was?’Het duurt even eer ze haar zoon antwoord geeft. ‘Ligt bo-ven op het kastje, onder je j-shirts.’ Ze ademt zwaar enblijft nog even staan, steunend met haar handen op haar knieën.”
Kees van Beijnum (Amsterdam, 21 maart 1954) Cover achterkant
De Algerijnse dichter, schrijver en journalist Hamid Skif werd geboren op 21 maart 1951 in Oran. Zie ook alle tahs voor Hamid Skif op dit blog.
Le parfum des mots
Le parfum des mot que tu prononces Un espace clos que tu traces Ton regard sur les choses posé
Le poème est merveilleux s´il parle de toi Serait-elle jalouse de ton absence Elle me questionne toujours sur toi
Les jours trébuchent sur mes yeux et composent un passé difficile à dire Les oiseaux du paradis sur leurs tiges te chantent et moi je ne sais que dire de cette absence qui tresse en moi les mots étranges de la folie
Les barques de la plage s´éloigne pour briser l´horizon cru de ceux qui attendent Le jour s´estompe quelque part en moi
pourrais-je tendre une main pour saisir le filet de sable qui coule de tes yeux ?
Il y aura un jour plein de vent et de plaintes au-delà du muret qui nous sépare pour te porter les chants multiples que j´égrène mot par mot d´une voix éteinte pour atteindre l´espace qui nous encercle et dérange l´harmonie des poèmes que je dresse sur ton passage
Vertaald door Mireia Porta Arnau
Hamid Skif (21 maart 1951 – 18 maart 2011) Oran
De Duitse dichter en schrijver Jean Paul werd op 21 maart 1763 in Wunsiedel geboren. Zie ook alle tags voor Jean Paul op dit blog.
Uit: Leben des Quintus Fixlein
„Der Zeiger der Ewigkeit nahete dem achtzehnten Jahrhundert – und die Erde voll Nacht zog gegen die Sonne – die Mutter drückte schon heiß und beklommen alle Töchter ans Herz, die noch nicht den Flor des Körpers getragen hatten, und flehte weinend: »O sinket nicht, ihr Teuern, bleibet engelrein und kehret wieder!« – Jetzt stand der Riesen-Schatte am Jahrhundert und die dunkle Erde über der ganzen Sonne – ein Donner schlug die Stunde – am finstern Himmel hing ein durchglühtes Kometenschwert herab – die Milchstraße wurde erschüttert, und eine Stimme rief aus ihr: »Erscheine, Versucher der Menschen!« Jedem Jahrhundert sendet der Unendliche einen bösen Genius zu, der es versuche. – Fern vom kleinen Auge steht der gestirnte, die Ewigkeiten umziehende Plan des Unendlichen im Himmel als ein unauflöslicher Nebelfleck [Fußnote]. Als der Versucher gerufen wurde, bebte die Mutter mit allen ihren Kindern, und die weichen Seelen weinten alle, auch die verklärten, die hienieden schon gewesen waren. Nun bäumte sich ungeheuer mit dem Erdschatten eine Riesenschlange auf der Erde auf und reichte an den Mond und sagte: »Ich will euch verführen.« Es war der böse Genius des achtzehnten Jahrhunderts. Die Lilienglocken des Mondes bückten sich welk und zusammenfallend – das Kometenschwert schwankte hin und her, wie ein Richtschwert sich selber bewegt, zum Zeichen, daß es richten werde – die Schlange bog sich mit spielenden seelenmörderischen Augen, mit blutrotem Kamm, mit beleckten durchbissenen Lippen und mit gezückter Zunge ins sanfte Eden herein, der Schweif zuckte hungrig und schadenfroh in einem Grabe der Erde, und eine Erderschütterung auf unserer Kugel wirbelte die laufenden Ringe und die bunten giftigen Säfte wie ein flüssiges schillerndes Gewitter herauf. O, es war der schwarze Genius, der längst die jammernde Mutter verführet hatte. Sie konnte ihn nicht anschauen; aber die Schlange fing an: »Kennst du die Schlange nicht, Eva? – Ich will deine Töchter verführen, deine weißen Schmetterlinge will ich auf dem Morast versammeln. Sehet, Schwestern, damit köder' ich euch alle.« – (Und hier spiegelten die Vipernaugen männliche Gestalten nach, die bunten Ringe Eheringe und die gelben Schuppen Goldstücke.) »Und dafür nehm' ich euch den Mond und die Tugend ab. In der Schlinge von seidnen Bändern und im Spiegelgarn von Stoffen fang' ich euch; mit meiner roten Krone lock' ich euch, und ihr wollt sie tragen; in eurer Brust fang' ich an zu reden und euch zu loben, und dann kriech' ich in eine männliche Kehle und fahre fort und bestätige es, und in euere Zunge schieb' ich meine und mache sie scharf und giftig. – Erst wenn es euch übel geht oder kurz vor dem Tode tu' ich den unnützigen Gewissensbiß recht scharf und warm ins Herz. – – Nimm ewigen Abschied, Eva; was ich ihnen hier sage, das vergessen sie zum Glück, ehe sie geboren werden."
Jean Paul (21 maart 1763 – 14 november 1825) Cover
De Duitse schrijver Hubert Fichte werd geboren op 21 maart 1935 in Perleberg, Brandenburg. Zie ook alle tags voor Hubert Fichte op dit blog.
Uit: Ich beiße Dich zum Abschied ganz zart Briefe an Leonore Mau
“Liebe Lore!
Mir ist natürlich wieder speiübel geworden nach unserem Ab-schied. Ich hätte nie gedacht, daß ich so an Dir hängen könnte. Wie hast Du die Fahrt überstan-den? Ich bin für eine Nacht dort zu meinen Heidelberger Freun-den geflüchtet - um eine kleine Atempause vor meiner Wiederbe-gegnung mit Serge zu haben. In meinem Kopf sah es aus wie in einem Schlangennest. Das Prob-lem, eventuell ein Kind zu haben, brachte mich auf und nieder. Zwei Möglichkeiten schienen min Entweder mit Dir einen Hausstand gründen - ohne zu schreiben - oder schreiben und alles geht weiter wie zuvor - oh ne Kind. Dann sah ich Serge. Ich erzählte ihm von uns. Wir verstanden uns wie eh und lachten oft. Doch mein Hang, in Hamburg sein zu wollen, überdüsterte al-les. Und ich war oft drauf und drann zu sagen: Ich komme nie nach Montjustin zurück. Heute waren wir zusammen in Colmar und haben den Isenhei-mer Altar gesehen. Auf der Rückfahrt sagte er mir, daß Montjustin für mich ein Ru-hepunkt sein sollte, wohin ich zum Arbeiten kommen könne. Plötzlich ist alles richtig. Ich kann wieder atmen und die Wür-fel sind also gefallen - gegen das Kind. Ich will schreiben und nach Klärung all dieser Probleme kann ich auch schreiben. Wir fahren jetzt ein paar Tage in die Schweiz, um Dinge für Serge zu erledigen. Dann fange ich in Montjustin ein neues Theater-stück an.“
Hubert Fichte (21 maart 1935 – 8 maart 1986) Perleberg, Brandenburg, raadhuis
De Duitse schrijver en dichter Peter Hacks werd geboren op 21 maart 1928 in Breslau. Zie ook alle tags voor Peter Hacks op dit blog.
Ländliches Ballett
Weich und wollig, lieb und drollig Hüpfen wir im Klee, Lämmelchen und Hämmelchen Und Eurydike.
Schäfchen bockig, Schäfchen flockig Auf gestrecktem Zeh, Beinchen hebend, Ärmchen schwebend, Und Eurydike.
Sprecht, ihr werten Spielgefährten, Was tut wohl, was weh? Liebt mich einer, liebt mich keiner? Bäh bäh bäh bäh bäh.
Gedenkstätte der Sozialisten
Mit Ulbrichts Abschuß war wieder einmal Ein freies Deutschland verloren. Er endete nicht im Landwehrkanal. Der lag in den Westsektoren.
Der Mörder war wieder die SPD. Der Brandt war Ulbrichts Noske. Breshnew will Frieden an der Spree, Meldeten die Kioske.
Zieh mollig an dein kleines Kind, Es bläst ein Sturm, ein kalter. Der rote Winterspaziergang beginnt Zu Karl und Rosa und Walter.
Peter Hacks (21 maart 1928 – 28 augustus 2003) In 1956
De Vlaamse dichter, essayist en docent poëzie Michel Bartosik werd geboren in Antwerpen op 21 maart 1948. Zie ook alle tags voor Michel Bartosik op dit blog.
De as en het gebed voor Sebastiaan
Nacht en najaar, Sebastiaan. De zilveren tong van de tijd schuilt achter uw tanden van zegelwas. Zwarte koningskaars in september, Sebastiaan. Geduldig groeit een bruidskleed van sneeuw om het gewei van uw geraamte. De gebarsten kelk van uw oorschelp ontvangt gedwee de as en het gebed van hen die hun stem verbergen in de zee. Sebastiaan, strijk met de hand niet door de nederigheid uwer haren, want zij zijn het weefgetouw van rook en algen. En uw taal hapert in de bloedscharnieren van uw strot. Maar in de kille pij van uw gesprokkeld en nijgend lijf, in haar plooien, herhaalt uw brakke blik de klamme schittering van de zoutvelden mijner ogen.
Geologie
In dezelfde kamer spant herfst de ringen van een boom. Een vinger stilte over het stof. De kleuren: rechtop in een stijfgeworden, gelogen kleed. Een wolk vastgevroren in het raam. Spiegel, hoorn van overvloed. Echo, brak bloed. Wrak. En in de antieke vouwen: een vertrouwde, tamme steen verdriet. Kamer: erfelijke aardkorst.
Michel Bartosik (21 maart 1948 – 1 februari 2008)
De Tunesische dichter Youssef Rzouga werd geboren op 21 maart 1957 in Mahdia. Zie ook alle tags voor Youssef Rzouga op dit blog.
L'état mo-rose de l'étape rose
Mon étoile pâlit. Rien ne bouge Seule la nature qui dort. Donc Il faut faire quelque chose Ou partir. Un océan de verdure M'est necessaire Pour oublier tout un monde doré D'ordure: L'étape rose d'un men-songe, Le feu d'artifice Et la giroflée à cinq feuilles. Il me faut cet océan Pour oublier tout un monde De fiasco: Les figures, Les figurants Et les styles figurés.. Un océan de verdure M'est toujours necessaire Pour oublier tout un monde De me faire un monde A part Il arrive à tout le monde D'oublier tout un monde A part moi: Mon chemin oblique à gauche! Pas feutrés Compas dans l'oeil.. Suis-je enfin le grand marcheur Qui invente l'idée vert D'un certain océan Afin d'oublier l'état mo-rose De l'étape rose.. Déjà brùlé?
Youssef Rzouga (Mahdia 21, maart 1957)
Zie voor nog meer schrijvers van de 21e maart ook mijn blog van 21 maart 2018 deel 2 en ook Romenu’s 1e lustrum pagina.
21-03-2019 om 18:35
geschreven door Romenu
Tags:Willem de Mérode, Pim te Bokkel, Kees van Beijnum, Hamid Skif, Jean Paul, Hubert Fichte, Peter Hacks, Michel Bartosik, Youssef Rzouga, Romenu
|