Dolce far niente
Rode boten in Argenteuil door Claude Monet, 1872
A Boat Beneath a Sunny Sky
A boat beneath a sunny sky, Lingering onward dreamily In an evening of July —
Children three that nestle near, Eager eye and willing ear, Pleased a simple tale to hear —
Long has paled that sunny sky: Echoes fade and memories die: Autumn frosts have slain July.
Still she haunts me, phantomwise, Alice moving under skies Never seen by waking eyes.
Children yet, the tale to hear, Eager eye and willing ear, Lovingly shall nestle near.
In a Wonderland they lie, Dreaming as the days go by, Dreaming as the summers die:
Ever drifting down the stream — Lingering in the golden gleam — Life, what is it but a dream?
Lewis Caroll (27 januari 1832 — 14 januari 1898) De Ring 'O' Bells Pub in Daresbury, de geboorteplaats van Lewis Caroll
De Zwitserse schrijver Martin R. Dean werd geboren op 17 juli 1955 in Menziken Aargau. Zie ook alle tags voor Martin R. Dean op dit blog.
Uit:The Guyana Knot (Vertaald door Nadia Lawrence)
« Now I couldn’t leave my escapology exercises alone. Barely awake out of my deep sea sleep, I had to drag the heavy trunk out from under the bed. No day without practice. To brighten up my previous appearance in Gera, which is in what used to be East Germany, I tried again to get out of the Butcher’s Knot. This made people think of oven roasts and corned beef, so it got a lot of applause. It is also called the Jam Knot. I wriggled across the floor of my room, lashed a double loop around my legs, and tied up the top half of my body alternately with Bowline and Packer’s Knots. And for my arms, which have to be free so I can tie myself up, I have two artificial ones from shop window dummies that I tie to my torso. The pressure of the ropes immediately brought to mind a vivid memory of the hard floor of what were once the Russian barracks in Gera. Applied the Barrel Knot (relatively compact, doesn’t come undone and doesn’t cramp you) out of which tangle I freed myself in approximately a quarter of an hour. Too long for a Roman audience! I got pointlessly sweaty with the Swivel Hitch: the climate here doesn’t permit violent exertion. All the northern sorts of knots have to be dropped. Thought of the southern Trumpet Hitch, a Single-Strand Stopper, with which I tied myself to a chair leg so as not to escape too quickly. It’s five o’clock in the afternoon. I stand at the bull’s eye and watch the play of the birds. In tight formation they climb over St. Peter’s, fly like bullets from the treetops and rise in flocks over the gardens. In the air the group forms the wildest, most exuberant shapes, runs away like a stream, falls and splashes and trickles on, forms soft waves pushed by the wind, is pulled away by a flying formation at the tip, a loose amoeba mass. Shortly after, it shapes itself into an arrow, shoots straight down towards a dome, a tower, and, just before hitting it, broadens into a wide sheet, an ever-turning mobile, a fluttering flag, which straightaway dissolves and disintegrates into hundreds of delicate spots, the grain pattern of the sky like black raindrops held lightly in the hand and dripping downwards, and then, over a little wood, a hidden garden, vanish from my sight. But my world is not really the study, it’s the circus. Already, as a child, I played hooky from school on hot June mornings, to watch our national circus arrive at the village’s disused railway station. Scarcely had I seen the train of red and white carriages standing on the tracks in the siding, when the big doors opened and dark-skinned circus hands in light red livery pulled the animals into the open. Spitting lamas and sleepwalking zebras were dragged along the narrow ramp.”
Martin R. Dean (Menziken, 17 juli 1955)
De Duitse dichter en schrijver Rainer Kirsch werd geboren op 17 juli 1934 in Döbeln. Zie ook alle tags voor Rainer Kirsch op dit blog.
Lied der Kinder für Herburger
Hu, auf zu den Sternen! Im Weltall ist es kalt. Man sieht keine Fernen. Es lebt kein Wald.
Man denkt, man steht still. Dabei rast man in Eile. Man wollte, was man will. Das ist die Langeweile.
Auf einem Stern steigt man aus. Die Erde ist weit weg. Der Stern sieht grau aus. Er ist aus Eisen und Dreck.
Der Weltmolch sagt: Ich fresse Die Langeweile und die Geschwindigkeit. Ich verdaue und presse Heraus kommt die Zeit.
Zwischen hinten und vorn Denkt man sich eine Mitte. Was ist, ist schon verlorn. Ach, hätte man das Dritte.
Durch die schmale, die Spalte Rutscht man, kann sein, zurück. Die Erde wäre die alte. Das wäre Glück.
Uitstel Opdat wij later kunnen spreken, zwijgen we. We leren onze kinderen te zwijgen, zodat
Zij later kunnen spreken. Onze kinderen leren hun kinderen zwijgen. We zwijgen en leren alles Dan sterven we. Ook onze kinderen sterven. Dan Sterven hun kinderen, Nadat Zij onze achterkleinkinderen alles hebben geleerd Ook het zwijgen zodat zij Op een dag kunnen spreken. Dit, zeggen we, is niet de tijd om te spreken. Dat leren we onze kinderen Zij hun kinderen Zij die van hun. Ooit, denken we, moet toch de tijd komen.
Vertaald door Frans Roumen
Rainer Kirsch (17 juli 1934 – 14 september 2015)
De Nederlandse schrijver Eelke de Jong werd geboren in Apeldoorn op 17 juli 1935. Zie ook alle tags voor Eelke de Jong op dit blog.
Uit: Paris mon amour
“Nagedacht of ik gisteravond in het café niet te aanhalig geweest was. Dat bier maakt me praatziek, overschreeuwerig, opdringerig, slachtoffer van een verhitte vertrouwelijkheid. Wie weet. Onderaan de dijk lagen bergjes geel zand, 'n stuk of 20 keurig gerangschikte, anderhalve meter hoge hopen, vorige week aangevoerd door een truck. Vanmorgen zaten er kraaien op de heuveltjes en een kraai bovenop een ijzeren paaltje. Op de andere dijk zag ik een bejaard echtpaar naar boven klimmen. Vooraf dalfde een grote zwarte hond. De vrouw trok de man mee omhoog, hield zijn uitgestrekte hand tussen elleboog en zij geklemd, hij kroop meer. Laat d.w.z. 'n uur of 1 ontbeten, t.w. een soepkom met yoghurt uit de ijskast en een paar eetlepels boekweitvlokken, tarwekiemen en bramenjam. Bodempje van beton in m'n maag, straks waarschijnlijk weer 't zuur. En stukjes gelezen van Malsen in ‘Paris Saloon’, treurige Casanova in een wereldje van keutelende misfits. En eigen séjours in Parijs herinnerd. De eerste keer was 't najaar '54. En niet veel meer gedaan dan alsmaar rondgeslenterd, alsmaar over de trottoirs van de boulevards en de Seinekades en de straatjes daartussen, alsmaar en alsmaar in regen en zonneschijn rondgelopen. En blaren verzorgd in een kamertje in de Rue Jacob, meer alkoof je eigenlijk, doolhof van smalle gangetjes en trapjes bij een waaklampje, voor de wc moest je je bukken. 't Raampje van de wc keek uit op een binnenplaats. Op een avond zag ik aan de overkant een naakt meisje op een bed liggen in de lichtkring van een lamp, de dekens opengeslagen, de rest van de kamer in het donker, haar hoofd weggesneden door het raamkozijn. Aan haar bewegingen te zien lag ze een boek te lezen. En ik zat op de wc en spoot m'n zaad in de afvoerpijp. Ik had een vriendin in Parijs, gevonden in het correspondentiehoekje van het christelijk-nationaal weekblad De Spiegel, waar ze thuis op geabonneerd waren, een 10 jaar ouder, tamelijk mollig kantoormeisje, dat forensde uit Versailles en me geld begon te lenen om m'n verblijf te kunnen rekken. Dacht er zelfs over om me in Parijs te vestigen, maar het beursje van de typiste raakte leeg en wie niet werkt zal niet eten, zo was het toen ook, en ik wist niet waarmee aan te vangen.”
Eelke de Jong (17 juli 1935 – 1 augustus 1987)
De Nederlandse schrijfster Alie Smeding werd geboren in Enkhuizen op 17 juli 1890. Zie ook alle tags voor Alie Smeding op dit blog.
Uit: De zondaar
“Het barsch-bevelende hoornsignaal van een vrachtauto, dreef Dirk naar de krap-afgepaste veiligheid van een trottoir, en bijna botste hij dan eerst nog tegen een achteloos-fietsende slagersjongen aan. Hij kreeg er een knorrige glimlach bij. ‘Soeskop,’ misprees hij, ‘ja, wie loopt er nou midden op de straat, je ben niet in je dorp...’ Zijn wrevel vloeide meteen al weer weg. ‘Waar dacht hij ook weer aan daarnet?, wat was 't...?’ Het glimpte nog als wat warms na in zijn hoofd. ‘Over de boerderij?, nee, of over Moeder...?’ De drukte om hem heen onderschepte het. Toen zag hij ook de stad weer: rijen van grauwe lange buurten, schemerige stegen en vieze sloppen. ‘Jazzes,’ mokte hij, ‘wat toch 'n steenmop, hè?’ Een verlegen minachting vloog naar zijn jonge lichte oogen, maar ook een ijle angst. En ongedurig woelden zijn vingers rond in de dingen van zijn jaszakken: stompjes potlood, staafjes krijt, stuf... ‘Nou,’ zei hij bij zichzelf, ‘maar ik ken m'n werk best ân, geen-een zal zeggen dat ik m'n werk niet ân ken.’ Toch moest hij telkens slikken, en om zijn mond kwam een koud gevoel. ‘Wees maar niet ongerust,’ bemoedigde hij, ‘'t eenigste is, je moet nog wennen, als je hier eerst maar gewend ben, dan zal je 's zien... je moet ook denken: alles is zoo anders, geen mensch die je nou nog bij je voornaam noemen zal, natuurlijk niet, nou was 't altijd: Meneer Hartsen of Meester.’ Hij kreeg er een schrale glimlach van. ‘Menéer...’ Maar zijn schuw-waarnemende oogen dwaalden toch onrustig van de steile huizen-complexen, naar de menschen die hij elke ochtend opnieuw tegenkwam. Vluchtig keken ze, onverschillig-terloops, en zonder een blik van herkenning. Enkel maar vreemden.”
Alie Smeding (17 juli 1890 – 5 juli 1938)
De Nederlandse dichter Tsead Bruinja werd geboren in Rinsumageest op 17 juli 1974. Zie ook alle tags voor Tsead Bruinja op dit blog.
ik zei ik zie de roos
ik zei ik zie de roos als een wrak in aanbouw ze zwierde aan de kroonluchters boven de romige hapjes met een vorkje porde ik van alle kanten in het gebakje vat vol ongenoegen dat ik ben inclusief slenterhart dat al twee dagen zijn plek niet meer kent en ik maar denken ik liet haar gaan maar niet zonder slag of stoot geen letter hortte uit mijn mond ik snotterde alleen rook toen ze zei dag ik hou van je riep ik heel hard tegen het plastic ivoor dag telefoon dahaaaaag
De wagen van de deen
weet jij wie er vandaag onder de wagen van de deen gaat liggen onder de bedrijfswagen wie er in de bedrijfswagen mag de bootvluchteling mag de bootvluchteling in de bedrijfswagen onder de wagen is het beschutter daar houden die mensen van je zult het zien met de wagen van die deen gaat heintje van hiernaast de pui rammen van de bootvluchteling had hij maar met zijn jatten van de vrouw van de deen af moeten blijven maar met zijn nieuwe wagen ja....joh
je moeder en een halfnaakte bosuil
Tsead Bruinja (Rinsumageest, 17 juli 1974)
De Nederlandse muzikant en schrijver Thé (Matheus Josephus) Lau werd eboren in Bergen op 17 juli 1952. Zie ook alle tags voor Thé Lau op dit blog.
Uit: Juliette, een liefde in snapshots
“Maar makkelijke score of niet, Robbie was voor het eerst met een vrouw naar bed geweest en teder betastte hij de plek waar Elsa had gelegen. Toen zijn vingertoppen in de plooien van het laken niets meer van haar voelden klom hij uit het bed, kleedde zich aan en liep naar de tafel bij het raam van het tuinhuisje. Ze had een bordje en een mok voor hem klaargezet. Op het bord lag een briefje: ‘Ik ben naar het paviljoen om schoon te maken. In de keuken is brood, en koffie en filters, als je wilt. Kijk maar. Kus. Elsa.’ Ze had een krullerig meisjeshandschrift, en onder haar naam had ze een hartje getekend. Het was aandoenlijk, en in strijd met haar nymfomane reputatie. Robbie tekende er een hartje naast en liep naar buiten. Hij keek nieuwsgierig om zich heen. Wat vannacht in duisternis gehuld was geweest bleek een groot, met hoge bomen en krakkemikkige bouwsels bezaaid terrein. Drie schuren stonden her en der verspreid rond een grote boerderij met een aangevreten rieten dak. Van een ervan hingen de deuren in hun hengsels. In hun schaduw was een roestige tractor te zien, en eromheen slingerde gereedschap. Naast Elsa’s huisje stond een half ingestort kippenhok. Het geheel maakte de indruk van een machine die krakend en piepend tot stilstand was gekomen. Robbie stak het erf over en opende het hek. Hij keek naar zijn witte Puch, die ertegenaan stond, en dacht aan zijn vader. Wat zou hij van deze eerste verovering hebben gevonden? Het antwoord zou Robbie nooit krijgen. Zijn vader had vorig jaar een beroerte gekregen en was zittend aan de schildersezel overleden. Robbie stapte op en startte de brommer. Na een paar minuten kwam hij bij de splitsing van de weg naar het dorp, dat hij ‘de enclave’ noemde, en de Zeeweg. In de volksmond heette het punt ‘de Bourgondiër’, omdat er ten tijde van de Franse Revolutie door Franse, Britse en Russische troepen slag was geleverd. De Fransen hadden gewonnen.”
Thé Lau (17 juli 1952 – 23 juni 2015)
Onafhankelijk van geboortedata
De Duitse schrijfster Lilian Loke werd geboren in 1985 in München. Zie ook alle tags voor Lilian Loke op dit blog.
Uit: Gold in den Straßen
„Hat gerade die Scheidung hinter sich, das alte Haus an die Exfrau abgetreten, will jetzt was nach ganz eigenem Geschmack, – Groß, ehrwürdig, mit Seele! Vernunftehen und Vernunftimmobilien seien was für Arme, hat er geschäkert. Eigentlich ist Brink Falbers Kunde, aber die vier Häuser, die Falber bislang für ihn ausgesucht hat, waren Brink noch nicht einmalig, außergewöhnlich genug, die fand er regelrecht tot. Herr Falber hat noch nicht verstanden, was ich eigentlich suche!, lamentierte Brink vor einigen Wochen, stand mit Falber im Empfangsbereich des Maklerbüros, machte Meyer zum Publikum, als er zurückkam von einem Außentermin, fasste ihn sanft, aber bestimmt am Oberarm, hielt ihn auf. Meyer ist es mittlerweile gewohnt, von Leuten ungefragt angefasst zu werden, nimmt es hin wie ein unanständiges, aber schmeichelhaftes Kompliment, – Ihr Chef ist ein guter Mann, deklarierte Brink, Herr Falber wurde mir ja wärmstens empfohlen, aber ich bitte Sie, Herr …? Meyer stellte sich vor, Brink drückte ihm schmerzhaft die Hand, – Herr Meyer, tun Sie mir den Gefallen, helfen Sie Ihrem Chef, ich fürchte, Herr Falber hat kein Gespür für mich … Dann warf Brink einen Blick auf seine massive Armbanduhr, – So, ich muss! Herr Falber, wir sprechen – und Sie, junger Mann, Sie bringen mir ein bisschen Bewegung in die Sache, nicht? Falber nahm die Spitze gelassen, Meyer könne sich ruhig umhören, sagte er, als Brink aus der Tür war. Wenn Meyer für den Kerl tatsächlich was finde, mache er drei Kreuze. Drei Wochen später, auf einer von Frau Scherings Benefizgalas in der Alten Oper, stieß Meyer auf die Villa in Kronberg, allerdings war die alles andere als ein Wohnjuwel. Seinen Rat brauche sie, deklarierte seine Tischnachbarin, als er wie beiläufig fallenließ, er sei im Immobiliengeschäft. Sandra Götz, Chefeinkäuferin für Peek & Cloppenburg, überblond, überhungert, nicht mehr taufrisch, aber scheckheftgepflegt, wollte das Haus ihres Vaters verkaufen, – Gott hab ihn selig, aber das Haus ist ein Albtraum, klagte die Götz, einen absurd eklektizistischen Geschmack habe ihr Vater gehabt, Tudor-Style-Leuchter, altdeutsche Essgruppe, ein Gussofen aus dem späten 19ten, dunkle Holzvertäfelungen en masse und diese Tapisserien nach Louis Schlag-mich-tot, die ihr Vater gesammelt habe. Nicht zu sprechen von den Badezimmern, handgemalte Lindwürmer auf roten Kacheln, französische Spezialanfertigung.“
Lilian Loke (München, 1985)
Zie voor nog meer schrijvers van de 17e juli ook mijn blog van 17 juli 2017 en ook mijn blog van 17 juli 2016 deel 2.
17-07-2018 om 18:52
geschreven door Romenu
Tags:Lewis Caroll, Martin R. Dean, Rainer Kirsch, Eelke de Jong, Alie Smeding, Tsead Bruinja, Thé Lau, Lilian Loke, Dolce far niente, Romenu
|