Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
31-12-2017
A Farewell - Goodbye, old year (Alfred Austin)
Alle bezoekers en mede-bloggers een prettige jaarwisseling en een gelukkig Nieuwjaar!
Wintergezicht op de Singel, Amsterdam door J.C.K. Klinkenberg, eind 19e eeuw
A Farewell
Good-bye, old year, good-bye! Gentle you were to many as to me, And so we, meditating, sigh, Since what hath been will be, That you must die. Hark! In the crumbling grey church tower, Tolls the recording bell The deeply-sounding solemnising knell For your last hour.
How quietly you die! No canonisëd Saint E'er put life by With less of struggle or complaint. You seem to feel nor grief nor pain, No retrospection vain, As if, departing, you would have us know It is not hard to go, Since pang is none, but only peace, in Death, And Life it is that suffereth.
Closer and clearer comes the last slow knell, And on my lip for you awaits That final formula of Fate's, The low, lamenting, lingering word, Farewell! For you the curved-backed sexton need not stir The mould, for there is nothing to inter, No worn integument to doff, No bodily corruption to put off; Begotten of the earth and sun, And ending spirit-wise as you begun, You pass, a mere memento of the mind, Leaving no lees behind.
Hark! What is that we hear? A quick-jerked, jocund peal, Making the fretted church tower reel, Telling the wakeful of a young New Year, Young, but of lusty birth, To face the masked vicissitudes of earth.
Let us, then, look not back, Though smooth and partial was the track Of the receding Past, But through the vista vast Of unknown Future wend intrepid way, Framed to contend and cope With perils new by vanished yesterday, Whose last bequests to Man are Love, and Faith, and Hope.
Alfred Austin (30 mei 1835 – 2 juni 1913) Leeds Castle. Alfred Austin werd geboren in Leeds
We zeggen laten we niet naar school gaan, als je naar school gaat begin je de wereld te begrijpen, dan breekt de pleuris uit.
We zeggen meisjes zijn duurkoop om toekomst mee te betalen of is de wereld een markt waar je dochters ruilt voor suiker.
We zeggen achter de tenten is een zandweg en de weg is lang en het zand leidt terug naar de oorlog, waarom zou je gaan.
We zeggen het schieten klinkt in de slaap zo luid als in het geheugen maar we zijn doof van honger zeggen we en
het tobben zat. Herkent iemand op school de naam Nadifa al, geboren tussen seizoenen, woede en onschuld, dan breekt
de pleuris maar uit. De meisjes zeggen whatever wij meisjes zeggen. Onder de zwarte hemel delen we zandlampen uit,
we spellen een handleiding want morgen breken we de tenten af.
Aanslag op de liefde
Is dit hoe dood kan gaan, je richt je geweer, je scant mijn geheugen: de laatste vakantie, de eerste vliegreis, de beslagen medaille van de laatste vierdaagse: sterven
voor beginners. Je blik houdt schrik en misbaar samen, je ogen richten een ravage aan in mijn versie van een mannenhart. Liefde is de som van gemis.
Je graaft een kuil in je naam, het dagelijks bloed kan er zomaar in verdwijnen, je zegt dat je geen vrouwen doodt. Iedereen wijst naar je foto,
je hebt het ‘m geflikt. Je wilde ons waarschuwen: dit is geen gedicht. Je zegt haast vriendelijk dat je geen vrouwen doodt, maar het loopt wel eens anders,
het blijft mensenwerk. Welke engelen kent je geloof, in welke woorden kan een verloren god zich nestelen? Vergeven is gezegd, onmenselijk godenwerk.
De appel spreekt met een Chileens accent, Met Amerikaans accent of met een Argentijnse tongval. De appel is in de lucht ontstaan, uit wind en wolk, Uit regen en zon, uit het roepen van duizenden vogels Die hun schroom hebben afgeworpen. De appel heeft geen weet van zijn ontstaan. Is appel zonder het te weten, Eenvoudig en magnifiek.
“Maritza was Lola's friend. Long-haired and prissy and so pretty she could have played young Dejah Thoris. Olga, on the other hand, was no friend of the family. She lived in the house at the end of the block that his mother complained about because it was filled with puertoricans who were always hanging out on their porch drinking beer. (What, they couldn't have done that in Cuamo? Oscar's mom asked crossly.) Olga had like ninety cousins, all who seemed to be named Hector or Luis or Wanda. And since her mother was una maldita borracha (to quote Oscar's mom), Olga smelled on some days of ass, which is why the kids took to calling her Mrs. Peabody. Mrs. Peabody or not, Oscar liked how quiet she was, how she let him throw her to the ground and wrestle with her, the interest she showed in his Star Trek dolls. Maritza was just plain beautiful, no need for motivation there, always around too, and it was just a stroke of pure genius that convinced him to kick it to them both at once. At first he pretended that it was his number-one hero, Shazam, who wanted to date them. But after they agreed he dropped all pretense. It wasn't Shazam—it was Oscar. Those were more innocent days, so their relationship amounted to standing close to each other at the bus stop, somundercover hand-holding, and twice kissing on the cheeks very seriously, first Maritza, then Olga, while they were hidden from the street by some bushes. (Look at that little macho, his mother's friends said. Que hombre.) The threesome only lasted a single beautiful week. One day after school Maritza cornered Oscar behind the swing set and laid down the law, It's either her or me! Oscar held Maritza's hand and talked seriously and at great length about his love for her and reminded her that they had agreed to share, but Maritza wasn't having any of it. She had three older sisters, knew everything she needed to know about the possibilities of sharing. Don't talk to me no more unless you get rid of her! Maritza, with her chocolate skin and narrow eyes, already expressing the Ogún energy that she would chop at everybody with for the rest of her life. Oscar went home morose to his pre–Korean-sweatshop-era cartoons—to the Herculoids and Space Ghost. What's wrong with you? his mother asked. She was getting ready to go to her second job, the eczema on her hands looking like a messy meal that had set. When Oscar whimpered, Girls, Moms de León nearly exploded. Tú ta llorando por una muchacha? She hauled Oscar to his feet by his ear.”
die locken der schönheit im park und die blüten die locken. - die locken. die funken des glitzernden wassers in welln. handys funken. - die funken. die schicken ne botschaft an freunde, die netten und schicken. - die schicken. die rasen des parkes bevölkert. radfahrer die rasen. - die rasen.
die reifen erdbeern gepflückt. es kreisen die reifen. - die reifen. die wagen beladen. mutproben wagen die kinder. - die wagen. die streifen durch gärten. an kleidern da strahlen die streifen. - die streifen. die cliquen der technikstudenten mit laptop, die klicken. - die cliquen.
die summen der prüfungen richtig und bienen, die summen. - die summen. und boxen vom eismann schallen. teenager boxen. - die boxen. die backen der kinder knallrot. bagelbäcker die backen. - die backen. und sorgen fürs picknick im grünen. keine zeit für die sorgen. - die sorgen.
die decken mit speisen gefüllt. mütter decken auf decken. - die decken. die grilln auf der wiese. am abend da zirpen die grillen. - die grillen. die reichen geschmäcker und düfte zu haufe. die reichen. - die reichen. die stimmen der leute im wind. alle eindrücke stimmen. - die stimmen.
Uit: Pathologieën. De ondergangen van Johan van Vere de With
“3. De mooiste dingen uit hunne rijke woning waren de deurbel en de gangklok. Die bel hing achter de breede buitendeur. Hij was niet van zilver, maar van een onbekend metaal, dat veel zuiverder was van klank, dan het zilver is, óók veel ontroerender. Het was heerlijk die heldere bel te hooren in de hooge en stille gangen en dan dunde het luiden uit, tot de stilte weder in de woning dichtstond. Het speet Johan, dat deze kostelijke en koninklijke bel zoo weinig luidde, doordat de meeste menschen niet aan hunne voorname voordeur kwamen, maar zij kwamen wel door tuinpoort over het graslandje en de straatweg aan de achterzijde van het huis. Wanneer Johan 's avonds zonder zijnen vader, te werken zat, en zijne lamp wit dampte en dun ademde, dan verlangde hij dikwijls naar eenen mensch, dat die bellen zou in de stilte, en dat er daarna iets bijzonders gebeuren zou. Maar dat gebeurde nooit, omdat zij zoo stil leefden. In het hooge en heldere vóórportaal van beneden stond de klok, die Johan ten zeerste liefhad. Die tikte donker en ernstig, alsof een oude man sprak. Maar die sloeg met lichte en lachende slag, alsof een jongen, een groote jongen, lachte, 's Avonds laat als Johan wakker was, hoorde hij de klok niet tikken, maar hij hoorde hem wel de voltallige heele uren afslaan. Tegenover hun huis was een bruin-steenen kerk, en daarin hing hoog boven de huizen een zware klok, die luidde des avonds gedurende een kwartier tot tien uren toe. Daarna verzuimde Johan nooit naar beneden in de hooge witte portalen te gaan, om te zien of de huisklok toch wel gelijk met de stadsklok liep.
4. Toen de vader van Johan achttien jaar was, studeerde hij te Amsterdam in de rechten. Daar kwam hij in de innigste aanraking met eene veel oudere vrouw, eene arts, met wie hij dadelijk daarna huwde. Zoo spoedig mogelijk werd een kind geboren, want de oudere vrouw vreesde, dat zij in latere jaren tot geene veilige geboorte meer in staat zou zijn. Over het geboren kind waren de jonge man en de oude vrouw beiden heerlijk verheugd.”
Jacob Israël de Haan (31 december 1881 - 30 juni 1924) Cover
Zoo rukt ge weer binnen uw dorpen en stêen; Met hun kerken gemarteld in bogen en steen; De mannen ontvoerd, heel wijken verbrand En vrouwen die weenen om schuldlooze schand....
O vreeslijke wraak, o razend verdriet, Als ge zóó uw landeke wederziet En drilt in uw vuist den stam van een speer Of een zwaard of den kolf van uw trouwe geweer.
Dan sleept ge als een huilenden hond uit zijn nest Wie met 't brood van uw kindren zijn maag heeft gemest En nu kermt om erbarmen, en sleurt hem en slaat Hem te grond met uw staal en den grijns van uw haat.
Het land is verlost uit zijn moordend gevang; 'T is rumoer in de stad en getier en gedrang; Het leger is daar met de kindren vooraan, En weer waait boven 't hoofd ons driekleurige vaan.
Het volk is dronken van vreugd en 't geluid Der klokken bonst al de torens uit; De beiaard zingt victorie in 't land, Wijl ontzaglijk in 't oosten de nacht ontbrandt.
August van Cauwelaert (31 december 1885 - 4 juli 1945)
Leises Klopfen an der Türe: Kann ich ’rein Mama? Frisch gewaschen, frisch gebügelt Steht Rumpumpel da. Rosen in beiden Händchen! Wie der Kerl sich freut! Kommt ans Bett, sagt: Guten Morgen, Mutti Burtstag heut, Vater putzt die große Stube, Die ist furchtbar schön; Lauter Blumen! Und die Torte! Komm, zu Vati gehn!
Das große Karussell
Im Himmel ist ein Karussell, das dreht sich Tag und Nacht. Es dreht sich wie im Traum so schnell, wir sehn es nicht, es ist zu hell aus lauter Licht gemacht; still, mein Wildfang, gib acht!
Gib acht, es dreht die Sterne, du, im ganzen Himmelsraum. Es dreht die Sterne ohne Ruh und macht Musik, Musik dazu, so fein, wir hören′s kaum; wir hören′s nur im Traum.
Im Traum, da hören wir′s von fern, von fern im Himmel hell. Drum träumt mein Wildfang gar so gern, wir drehn uns mit auf einem Stern; es geht uns nicht zu schnell, das große Karussell.
Paula Dehmel (31 december 1862 - 9 juli 1918) Berlijn. Oberbaumbrücke tijdens Oud en Nieuw
„Der Wecker rasselte. Werner Holt schreckte aus dem Schlaf, sprang aus dem Bett und stand ein wenig taumelig im Zimmer. Er fühlte sich nicht erfrischt, sondern matt und benommen. Sein Kopf schmerzte. In einer Stunde begann der Schulunterricht. Durch die weitgeöffneten Fenster flutete Sonnenlicht. Der Mai des Jahres 1943 endete mit heißen, trockenen Tagen, mit prachtvollem Badewetter. Der Fluß, der bei der kleinen Stadt reißend durch die Berge brach, lockte mit seinen grünen Ufern weit mehr als das ziegelrote Schulhaus und seine muffigen Räume. Mathematik, Geschichte, Botanik und Zoologie, dachte Holt, und dann zwei Stunden bei Maaß, Studienrat Maaß, Latein und Englisch. Die Übersetzung aus dem Livius muß ich bei Wiese abschreiben, in der großen Pause. Wenn ich bei Zickel drankomm, meck-meck, dann gibt’s ein Fiasko … Allmählich wich der dumpfe Schmerz, der hinter der Stirn saß. Er erinnerte sich jetzt, erregend und beängstigend geträumt zu haben, von der Marie Krüger und ihrem zigeunerhaft bunten Rock, und dann von einer Schlägerei mit Wolzow. Ich bin krank, dachte er, als ihn bei der dritten Kniebeuge vor dem offenen Fenster ein Schwindelgefühl ergriff, ich geh nicht in die Schule, mir ist elend, ich bleib im Bett. Nein! Das ist unmöglich. Wenn ich heut fehle, dann hab ich verspielt, dann heißt es, ich hab Angst vor Wolzow. Bei diesem Gedanken wurde ihm noch elender. Es hatte gestern mit Wolzow Krach gegeben, es hatte vorgestern, es hatte jeden Tag Krach gegeben; und heute war die Prügelei fällig. Er fürchtete niemanden in der Klasse, aber gegen Wolzow hatte er keine Chance: und damit war er erledigt. Denn ein unbesiegter Held war, von Homer bis heute, so gewaltig wie sein Mundwerk, aber ein besiegtes Großmaul war nur noch lächerlich.“
Dieter Noll (31 december 1927 – 6 februari 2008) Cover
Ich spüre nichts und gehe durch stille Autokolonnen. Die Welt ist eingepackt in Goldpapier. Die Beleuchter stöhnen. Das Gehirn labt sich am gelben Neon-Geflügel der Wienerwaldstätten; eine Rolle Drops erstrahlt in feierlichem Glanz. Hier auf der U-Bahntreppe verliere ich haltlos die Tränen und wieder vergeht auch bei uns zu Hause ein Winter ohne jede Zuchtperle. Die Hauptperson liegt in ihrem kleinen Bett mein Kind, ich sehe es an, es ist Jesus. Es riecht so gut durch die Windeln - Babycreme gemischte Gerüche und Gefühle, Wollsocken eine Herberge, ein Licht dem man sich nähern kann. Ich nehm die Hände aus den Taschen. Ich bin verrückt nach diesem Babygeruch. Das grüne Badewasser läuft ab und unter der Erde schäumt ungesehen ein Wunder auf. Ich und du - wir schlagen uns heute morgen mit unendlich humanem Ausdruck ans Kreuz. Das war wieder mal das Frühstück. Meiner Frau bleibt die Milch weg von der Schufterei, ich sehe das ein. Draußen wird noch geschossen. Man packt uns an den kleinen Beinen und wirft uns in die Luft. Wir werden geschlagen und erschossen, das aber erst später. Jesus greift nach meiner Brille, aber vielleicht will er mich nur segnen. Ich will keine alten Geschichten und keine neuen Geschichten. Und ich will keine renovierten Geschichten. Ich will die Verwandlung menschlicher Energie in warme Zimmer und dampfende Abendessen. Ich hack dir dein Holz damit du es von Weihnachten bis Ostern warm hast.
“My father often spoke about the pepper-tree when I 'as a child, and it was clear that it meant a lot to him – like the Rolls Royce he was always going to buy. It wasn't what he said about the pepper-tree – my father was not very clever with words – bur how lie said it. When he spoke of the pepper-tree at Tullama where he had grown up, you saw it clearly: an enormous tree with long sheets of green leaves in a big wide backyard in a country town. `A proper backyard–not one of your miserable city yards,' my father said. In this great tree there was always a noisy traffic of birds flying from branch to branch. When we lived at Newtown, Sydney, I used to look for pepper-trees when my father took me for a walk on Sunday afternoons. 'Look, there's a pepper-tree,' I'd say to him when I saw one. `By golly, boy, that's only a little runt of a tree,' my dad would say 'They don't grow so well in the city Too much smoke, by golly. You ought to see them out west where 1 come from.' My father was a tall, thin man with sad brown eyes and a head full of dreams. That was why he wanted to own a Rolls Royce one day 'First our own house and then one day, if I'm lucky, I'll buy a Rolls Royce,' he would say. Some of his friends thought this was a crazy dream. `What would you do with a car like that, Peter?' they would say. 'Go and live with the millionaires?' My father would stroke his long brown moustache, which had only a little white in it, and try to explain, but he could not make them understand. It has taken me all these years to realize what a Rolls Royce meant to him. `It's not about what other people think of me,' he would say to my mother. `No, by golly. I want to own a Rolls Royce because it is the most perfect piece of machinery made in the world. Why, a Rolls Royce—' And then he would stop and feel for the right words to describe what he felt, and clumsily, lovingly, he would go on talking about how beautiful the engine was ... 'What would a garage mechanic do with a Rolls Royce, ask your my mother would say 'I'd feel silly sitting up in it.' At such rimes my mother would grab her brush and start cleaning the kitchen floor hard.”
Dal Stivens (31 december 1911 - 16 juni 1997) Cover
“I love Christmas. All of it—decorating the tree and singing in the choir and baking cookies and wrapping presents. I even like the parts most people hate—shopping in crowded malls and read-ing Christmas newsletters and seeing relatives and standing in baggage check-in lines at the airport. Okay. I lied. Nobody likes standing in baggage check•in lines. I love seeing people get off the plane, though, and holly and candles and egg-nog and carols. But most of all, I love Christmas stories and movies. Okay, I lied again. I don't love all Christmas stories and movies. It's a Wonderful Life, for instance. And Hans Christian Andersen's The Fir Tree." But I love Miracle on 34th Street and Christopher Morley's The Tree That Didn't Get Trimmed' and Christina Rossetti's poem in the Bleak Midwinter." My family watches The Sure Thing and A Christmas Story each year, and we read George V. Higgins's "The Impossible Snowsuit of Christmas Past" out loud every Christmas Eve, and eagerly look for new classics to add to our traditions. There aren't a lot. This is because Christmas stories are much harder to write than they look, partly because the subject matter is fairly lim-ited, and people have been writing it for nearly two thousand years, so they've just about rung all the changes possible on snowmen, Santas, and shepherds. Stories have been told from the point of view of the fourth wise man (who got waylaid on the way to Bethlehem), the innkeeper, the innkeeper's wife, the donkey, and the star. There've been stories about department-store Santas, phony Santas, burned-out Santas, substitute Santas, reluctant Santas, and dieting Santas, to say nothing of Santa's wife, his elves, his reindeer, and Rudolph. We've had births at Christmas (natch!), deaths, partings, meetings, mayhem, attempted suicides, and sanity hearings. And Christmas in Hawaii, in China, in the past, the fu-ture, and outer space. We've heard from the littlest shepherd, the littlest wise man, the littlest angel, and the mouse who wasn't stirring. There's not a lot out there that hasn't already been done. In addition, the Christmas-story writer has to walk a narrow tight-rope between sentiment and skepticism, and most writers end up falling off into either cynicism or mawkish sappiness. And, yes, I am talking about Hans Christian Andersen. He invented the whole three-hanky sob story, whose plot Maxim Gorky, in a fit of pique, described as taking a poor girl or boy and letting them "freeze somewhere under a window, behind which there is usually a Christmas tree that throws its radiant splendor upon them: Match girls, steadfast tin soldiers, even snowmen (melted, not frozen) all met with a fate they (and we) didn't deserve, especially at Christmas.“
And there was a flowering garden in the sea, in a sea glossy as the sky; and a song of two Sirens did not resound yet, because the meadow was distant. And the old hero felt a strong premonition, a current running in the calm sea, pushing the boat toward the Sirens; and he told the men to raise their oars: “The ship turns away from them now, friends! But don't worry that the roar of the rowing disturbs the songs of the Sirens. By now we should hear them. Listen to the song calmly, your arms on the oarlocks.” And the current running quiet and smooth pushes the ship forward more and more. And the godlike Odysseus sees at the top of the blooming island, the Sirens, stretched out among the flowers, heads erect, upright on idle elbows, watching the rosy sun rising across from them; watching, motionless; and their long shadows were stripes across the island of flowers. 'Are you sleeping? The dawn has passed already. Already eyes under delicate brows look for the sun. Sirens, I am still mortal. I heard you, but I could not stop.” And the current ran on, quiet and smooth, pushing the ship forward more and more. And the old man sees the two Sirens, their eyebrows raised high above their pupils, gazing straight ahead, at the fixed sun, or at him, in his black ship.
Giovanni Pascoli (31 december 1855 – 6 april 1912)
« Il avise ce fils, peu résigné, paraît-il, que tout homme impatient aux adversitez piaffe volontiers, insolent, aux prospéritez. L’ordre des sentiments où notre chevalier du xvie siècle va puiser le plus souvent ses consolations n’a rien que de tempéré. À l’encontre des stoïciens, il permet la plainte, pourvu qu’elle se modère ; il cherche à toutes choses un bon aspect. Prisonnier lui-même, au retour d’Arques, il sait par expérience que l’on gagne en prison ; que son servage forcé donne l’esprit libre à l’estude. Dans sa ruine, dans ses pauvreté z, comme il écrit à la façon de nos modernes romantiques (il a été pendant ces guerres civiles misérablement deschiré ; il a eu ses villages désolés, ses plus belles maisons détruites, ses chevaux tués ou perdus), il se tient en bonne humeur néanmoins. Réduit en sa cage de Souhé, il relit Platon et Plutarque; il consulte la Bible et les astres ; il écoute la voix des songes. Demi-chrétien, demi-païen, quelque peu arabe, gentilhomme avant tout, humaniste et moraliste, confiant en la belle et vertueuse fortune de son roy, pour se mettre au cœur l’allégresse et l’avant-goût des batailles, il lui suffira d’un souffle du printemps : Jà, la terre nous rit, écrit-il, de sa cage de Souhé ; jà les arbres boutonnent ; le soleil nous renflamme, et la nécessité renforce le courage. — À ce mot nécessité qui revient aisément sous la plume de mon ancêtre, à ces hautes planètes, à ces calculs des Arabes où il se fie ; à la manière un peu légère dont il traite les subtilitez de la grâce et du libre arbitre, n’en voulant pas laisser estonner la simplicité de sa prière ; au plaisir qu’il paraît prendre à conter à son fils le conte du Vrai annel ; à l’opinion qu’il a de l’enfer, de ces peines infinies dont il ne veut pas croire que l’immense bénignité de Dieu punisse nos péchés finis, j’entre en doute, je l’avoue, sur la parfaite orthodoxie du chevalier chrétien. »
Marie d'Agoult (31 december 1805 – 5 maart 1876) Cover
“After lunch, and with the day only getting hotter, I decided to bring London to the movies, one of those animated ones. Marge and Liz came with us and seemed to enjoy it as much as London did. As for me, I wanted to enjoy it, but my thoughts kept drifting to the previous week, which made me wonder what on earth might be coming next. After the movie, I didn’t want to go home. Marge and Liz seemed content to hang out at my parents’ place as well, and Mom ended up making tuna casserole, something London regarded as a treat, what with all the white flour in the pasta. She had a larger than normal portion and began to doze in the car on our way back home; I figured I’d get her in the bath, read a few stories, and spend the rest of the night zoning out in front of the television. But it was not to be. As soon as she got in the house, she trotted to see the hamsters and I heard her voice calling to me from upstairs. “Daddy! Come quick! I think something is wrong with Mrs. Sprinkles!” I went to her room and peered into the cage, staring at a hamster that seemed to be making an attempt to push through the glass. Her room smelled like a barn. “She seems fine to me,” I said. “That’s Mr. Sprinkles. Mrs. Sprinkles isn’t moving.” I squinted. “I think she’s sleeping, honey.” “But what if she’s sick?” I had no idea what to do in that case and opening the lid, I scooped Mrs. Sprinkles into my hand. She was warm, always a good sign, and I could feel her begin to move. “Is she okay?” “She seems fine to me,” I said. “Do you want to hold her?” She nodded and cupped her hands; I put the hamster in them. I watched as she brought the little critter closer to her face.”
„Die Beerdigung, das letzte Kapitel unserer Geschichte. Ich gehe an der Spitze des Trauerzuges, mit dem Bild in der Hand, das neben dem Sarg gestanden hatte, Pierre in seinem alten Anorak, schwarz, der rote Pulli darunter. Ein Foto aus unseren Göttinger Anfängen, er, der Überflieger, kurz vor dem Physikdiplom und ich im vierten Semester Kunstgeschichte. Noras Orchideenfach, wie er es nannte, was mir, obwohl seine Halbleiterphysik mich ebenfalls kaltließ, jedes Mal einen Stich gab. Und nun nur noch das Bild. Ich sehe ihn an, die dunklen Augen, das lachende Gesicht, und die Zeit beginnt sich zu drehen, zurück ins Damals vor zwanzig Jahren. Es ist Sommer, wir gehen durch die Weender Straße Richtung Mensa, der tägliche Weg. »Du und deine brotlosen Spielchen!«, tönt Pierre aus dem Off, »aber egal, du heiratest ja sowieso demnächst«, wonach meine eigene Stimme »ach ja, wen denn?« fragt, und selbst jetzt noch, auftauchend aus dem Dunst der Erinnerung, glaube ich, den Ärger über seine flapsige Antwort zu spüren: »Wen wohl, mich natürlich.« Nur eine Frotzelei, was sonst auch angesichts unserer eher lockeren Beziehung, die für mich in jenem ersten Sommer, obgleich wir schon seit drei Monatenmzusammen durch Göttingen liefen, noch keineswegs nach Dauer schmecken wollte. »Ich bin Pierre«, hatte er beimTanzen oben amRohns gesagt, während die Beatles mit ihrem Yesterday aus den Lautsprechern quollen, Yesterday, jedermanns Ohrwurm, der nun ihm und mir zu gehören begann. Unser Lied und ein Muss geradezu für Pierres Beerdigung, hatte ich gedacht, als kurze Sequenz zumindest zwischen Chorälen und Klassik, warum nicht, auch kirchliche Rituale waren ja nicht unberührt geblieben vom Zeitgeist.“
Irina Korschunow (31 december 1925 – 31 december 2013) Stendal, Sachsen-Anhalt op een oude ansichtkaart
Sanct Stephan war ein Gottesmann, Von Gottes Geist berathen, Der durch den Glauben Kraft gewann Zu hohen Wunderthaten; Doch seines Glaubens Wunderkraft Und seine Himmelswissenschaft Verdroß die Schulgelehrten, Die Erdenweisheit ehrten.
Und die Gelehrten stritten scharf Und waren ihm zuwider; Allein die Himmelsweisheit warf Die irdische darnieder, Und ihr beschämter Hochmuth sann Auf Rache an dem Gottesmann! Ihn zu verleumden, dungen Sie falscher Zeugen Zungen.
Und gegen ihn in Aufruhr trat Die jüdische Gemeinde. Bald riß ihn vor den Hohen Rath Die Rachgier seiner Feinde. Die falschen Zeugen stiegen auf Und logen: Dieser hört nicht auf, Zu sträflichem Exempel Zu lästern Gott und Tempel.
Sein Jesus, schmäht er, würde nun Des Tempels Dienst zerstören, Hinweg die Satzung Mosis thun Und andre Sitten lehren. Starr sah der ganze Rath ihn an; Doch er, mit Unschuld angethan, Trotzdem was sie bezeugten, Schien Engeln gleich zu leuchten.
»Nun sprich! Ist dem also?« begann Der Hohepriester endlich. Da hub er frei zu reden an Und deutete verständlich Der heiligen Propheten Sinn Und was der Herr von Anbeginn Zu Juda’s Heil und Frommen Gered’t und unternommen.
»Doch, Unbeschnittne«, fuhr er fort, »An Herzen und an Ohren! An euch war Gottes That und Wort Von je und je verloren. Eu’r Stolz, der sich der Zucht entreißt, Stets widerstrebt er Gottes Geist. Ihr, sowie eure Väter, Seid Mörder und Verräther!
Gottfried August Bürger (31 december 1747 – 8 juni 1794) Cover biografie
While o'er thy walls the darkness sails, I lean against the churchyard rails; Up in the midnight towers The belfried spire, the street is dead, I hear in silence overhead The clang of iron hours: It moves me not - I know her tomb Is yonder in the shapeless gloom.
All raptures of this mortal breath, Solemnities of life and death, Dwell in thy noise alone: Of me thou hast become a part - Some kindred with my human heart Lives in thy streets of stone; For we have been familiar more Than galley-slave and weary oar.
The beech is dipped in wine; the shower Is burnished; on the swinging flower The latest bee doth sit. The low sun stares through dust of gold. And o'er the darkened heath and wold The large ghost-moth doth flit. In every orchard Autumn stands, With apples in his golden hands.
Alexander Smith (31 december 1830 - 5 januari 1867) Glasgow
Uit: For a Night of Insomnia(Vertaald door Stephen Mc.)
“We were all surprised by the tragic news; and we remained terrified when a child brought us – quickly—details of his death. Even though for a long while we had noticed in our friend signs of imbalance, we never thought it would ever arrive at such an extreme. He had carried out the most chilling suicide without leaving a memento for his friends. Once we had him in our presence, we looked away, captive to a horrified compassion. On that humid and cloudy night, our impressions became much stronger. The sky was an awesome shade of purple and a stiff cloud cover expanded over the horizon. We carried the cadaver in a carriage, standing close together from a growing fear. Night came upon us; and from a poorly latched door came a river of blood that left a red trail along our path. It continued spilling over our legs, and the last yellow daylights shone brightly upon his violet face in pale spotlights. His head shook from one side to the other. With every bump on the pavement, his eyelids would open and he looked at us with his glassy, hard, and cloudy eyes. Our clothes were soaked in blood, and on the hands of each one of us that supported his neck, slid a cold and viscous mucus that at each jolt bubbled at his lips. I am not sure what caused it, but I do not believe that ever in my life had I ever felt a similar impression. From the slightest touch of his rigid body, I felt a chill throughout my entire body. Strange superstitious ideas entered my head. My eyes took on a hypnotic gaze staring at him, and in the horror of my imagination, it seemed that he opened his mouth in a frightening face, digging his gaze into me and throwing himself on top of me, covering me with cold and coagulated blood. My hair stood on end, and I was not even able to let out an anguished cry, yet convulsed and delirious I threw myself backward."
Horacio Quiroga (31 december 1878 – 19 februari 1939)
Lang genug auf Eis gelegen, lang genug umsonst geheult, muss die starren Glieder regen, eh´ der Frost ins Herz sich beult.
Hoffnung kommt nicht vor der Trauer, Rettung kommt von Ohnmacht nicht, eben ist von kurzer Dauer, keine Zeit mehr für Verzicht.
In den Wirren deiner Strähnen, muss ich dir nicht widerstehen,
abgestürzt vom Rand der Tränen, kann ich in dir untergehen .
Es geht ein dunkle Wolk herein
Es geht ein dunkle Wolk herein; mich deucht, es wird ein Regen sein, ein Regen aus den Wolken wohl in das grüne Gras.
Und kommst du, liebe Sonn, nit bald, so weset alls im grünen Wald, und all die müden Blumen, die haben müden Tod.
Es geht ein dunkle Wolk herein, es soll und muß geschieden sein; ade, Feinslieb, dein Scheiden macht mir das Herze schwer.
Stephan Krawczyk (Weida, 31 december 1955)
De Surinaamse dichter, percussionist, beeldend kunstenaar, Surinamist, toneelschrijver, regisseur, acteur en maatschappelijk werker Noeki André Mosis (Kingbotho)werd geboren in het District Marowijne op 31 december 1954. Zie ook alle tags voor Kingbothoop dit blog.
Vrouw
moeder van alle mannen en vrouwen overal mooi
hier ook trouwens, maar vooral daar waar ze geen make-up gebruiken maar wel schminken
vrouw, schoonheid van de natuur voor de natuur
overal mooi daar vooral waar ze overdag
minder in het openbaar verschijnen en meer tussen diverse gewassen fleuren daar is de vrouw
nog steeds zo mooi waar het haar niet ontkroesd wordt en vaak van structuur verandert
daar is de vrouw, die vrouw wil zijn geboren in vrijheid, in harmonisch Marronland zij zeggen dat ik zo moet zijn, zoals ik nu ben.