De Duitse dichter, componist en musicus Bodenski (eig. Michael Boden) werd geboren op 6 november 1965 in Potsdam. Van 1991 tot 1996 studeerde hij aan de Universiteit van Potsdam germanistiek en sociologie. In 2005 begon hij met de uitgeverij Michael Boden en publiceerde hierin zijn eerste dichtbundel Inniglich. Sinds 1995 schrijft hij Duitse teksten voor zijn band Subway to Sally, nadat hij zich eerst op het Engels had geconcentreerd.
Ich singe dir ein Lied von mir
Ich singe dir ein Lied von mir
Wirst du mich hören
Leg dein Ohr dicht an meinen Mund
Es wird genügend Verschwiegenes bleiben
Was du aus dir ergänzen musst
Ich weiss, dass ich viel verlange
Aber du wirst den Atem anhalten müssen
Auf dem schmalen Grad
Zwischen Schlafen und Wachen
Musst du das Gleichgewicht suchen
Wer auuser mir ruft mich bei meinem Namen
Sag dem Teufel guten Tag
Du bist immer gut zu Tieren
deine Kleidung ist adrett
du bist artig, still und leise
und zu alten Damen nett
du bist einfühlsam und freundlich
hast nie einen Tag verschenkt
du läufst immer vor dem Karren
den ein andrer für dich lenkt
zeig mir deine dunkle Seite
die ist, was ich an dir mag
sag dem Teufel in dir guten Tag
hinterm Haus im wilden Garten
unterm alten Eichenbaum
wo die Disteln auf dich warten
hast du manchmal einen Traum:
dann bist du nicht gut zu Tieren
bist nicht sauber und adrett
bist nicht artig, still und leise
und zu keinem Menschen nett
zeig mir deine schwarze Seele
die ist, was ich an dir mag
sag dem Teufel in dir guten Tag
Bodenski (Potsdam, 6 november 1965)
De Amerikaanse schrijver James Jones werd geboren op 6 november 1921 in Robinson, Illinois. Hij maakte als soldaat de aanval op Pearl Harbor en de slag om Guadalcanal mee. De aanval op Pearl Harbor vormde de raamvertelling in de uit 1951 stammende roman From Here to Eternity. Hij won er de National Book Award mee in 1952. In The Thin Red Line worden zijn ervaringen uit de slag om Guadalcanal beschreven.
Uit: From Here to Eternity
This is the song of the men who have no place, played by a man who has never had a place, and can therefore play it. Listen to it. You know this song, remember? This is the song you close your ears to every night, so you can sleep. This is the song you drink five martinis every evening not to hear. This is the song of the Great Loneliness, that creeps in like the desert wind and dehydrates the soul. This is the song you'll listen to on the day you die. When you lay there in the bed and sweat it out, and know that all the doctors and nurses and weeping friends dont mean a thing and cant help you any, cant save you one small bitter taste of it, because you are the one thats dying and not them; when you wait for it to come and know that sleep will not evade it and martinis will not put it off and conversation will not circumvent it and hobbies will not help you to escape it; then you will hear this song and, remembering, recognize it. This song is Reality. Remember? Surely you remember?
"Day........ is done . . .
Gone....... the sun . . .
From-the-lake
From-the-hill
From-the-sky
Rest in peace
Sol jer brave
God......... is.......... nigh . . ."
And as the last note quivered to prideful silence, and the bugler swung the megaphone for the traditional repeat, figures appeared in the lighted sallyport from inside of Choy's. "I told you it was Prewitt," a voice carried faintly across the quadrangle in the tone of a man who has won a bet. And then the repeat rose to join her quivering tearful sister. The clear proud notes reverberating back and forth across the silent quad. Men had come from the Dayrooms to the porches to listen in the darkness, feeling the sudden choking kinship bred of fear that supersedes all personal tastes. They stood in the darkness of the porches, listening, feeling suddenly very near the man beside them, who also was a soldier, who also must die. Then as silent as they had come, they filed back inside with lowered eyes, suddenly ashamed of their own emotion, and of seeing a man's naked soul.
James Jones (6 november 1921 9 mei 1977)
De Georgische diichter en schrijver Galaktion Tabidze werd geboren op 6 november 1891 in Chqvishi, in de buurt van Vani. Zijn vader stierf twee maanden voor zijn geboorte. Van 1900 toto 1910 kreeg Tabidze een opleiding aan de seminaries van Kutaisi en Tbilisi en later werkte hij als leraar. Hoewel zijn eerste boek, onder invloed van het symbolisme geschreven, goed werd ontvangen duurde het toch wat langer voordat hij algemene erkenning kreeg. Gedurende de repressie onder Stalin werd hij samen met zijn vrouw naar Siberië verbannen, waar zij in 1944 stierf. Titsian Tabidze, een neef en ook dichter werd ook gearresteerd en ter dood gebracht. Galaktion Tabidze kreeg te lijden van depressies en alcoholisme, maar door zijn lange zwijgen ontsnapte hij aan de zuiveringen, Hij publiceerde nieuwe gedichten, maar zijn leven lag in puin. Nadat hij was opgenomen in een psychiatrische kliniek pleegde hij zelfmoord door uit een raam te springen.
Sweeping Wind
Sweeping wind, sweeping wind, sweeping wind,
Brushing leaves, rushing up, gusting through
Rows of trees, whole armies, bow and bend
Where are you, where are you, where are you?
First it rains, then it snows, then it snows.
Where you are, Ill never know, never know!
Everywhere, haunting me, is your face.
Every day, all the time, every place
An endless sky sifts its misty musings in
Sweeping wind, sweeping wind, sweeping wind
The Fields
Swaying, a slender figure appears
walking alone, sickle in hand,
singing a song, her voice is the pasture
at villages edge, where an old outpost stands.
The song is a soulful hymn of farewell
sung to a row of cranes facing the sea,
while the sun, like a spider is closing itself
in the delicate criss-crossing thicket of trees.
But what does the soul know of slavery? Nothing!
The rustle and braying of sheep fill the streets:
a young village virgin and flock are returning.
And the Virgin will soon return to the huts.
Vertaald door Christopher Michel
Galaktion Tabidze (6 november 1891 17 maart 1959)
De Deense schrijver Johannes Jörgensen werd geboren in Svendborg op 6 november 1866 geboren. Hij was een leerling van Joris Brandes, die in Denemarken de gedichten van Byron, Heine, Ibsen invoerde. In zijne eerste werken gaf hij blijk van een afkeer van alle godsdienst, zedenleer en staatsinstellingen, Maar in 1892, met Stemninger (gedichten in proza en vers) en Livetstrae (een roman) bekeerde hij zich. In 1894 gaf hij Hjemve uit en korts daarna Bekendelse, en deze bekentenissen van zijn terugkeer naar godsdienstige gevoelens deden een storm van protest tegen hem oprijzen. Die storm vermeerderde met de verschijning, in 1895, van Reisebogen, en lin 1896 met Livslögn og Livssandhed. Tegenwoordig is hij nog hoofdzakelijk bekend wegens zijn levensbeschrijvingen van heiligen.
Uit: Levensleugen en levenswaarheid (Vertaald door M.E. Belpaire)
Dat gij, de diep overtuigde Darwinist - gij, die meer dan wij allen, wortel geschoten hadt in den warmen grond der Natuur - dat gij christen zijt geworden, dit is mij onzeggelijk leed. Het steekt mij zóó tegen, dat ik het schier niet over mijn hart kan krijgen om u het domme, walglijke woord Christen neer te schrijven.
Lieve, lieve vriend, waarom kondet gij u zelf niet blijven? - Waarom was u dit heilig aardsche leven niet genoeg? - Waarom wildet gij andere goden hebben dan den éénen waren: uwen Ik, uwe ziel?
Zoo staat er in den brief, dien ik dezen morgen ontvang, en die brief is onderteekend met een van de beste namen - den geliefden naam eens vriends... En ik sta daar, met dezen brief in mijne hand en tuur in den nevelachtigen najaarsmorgen. Tusschen het geel gebladerte van den hof, schitteren de roode trossen van den lijsterbessenboom. De musschen vliegen met flauw getjilp van den eenen vochtigen struik op den anderen. Het heeft den ganschen nacht geregend. De wegen zijn zwart en doorweekt. Het gras van de weide ligt er verward over. De lucht is koud en vochtig, en bezwangerd met een flauwen geur van verrotte bladeren.
Vele andere brieven kwamen mij toe in den laatsten tijd - brieven en dagbladen. Nu eens verklaart een jonge, maar rijpe esthetiker, van uit de hoogte eener twee oordjes gazet, dat ik meer en meer onzinnig word, naarmate ik mij verwijder van zijne gedachten.
Johannes Jørgensen (6 november 1866 - 29 mei 1956)
De Noorse schrijver Jonas Laurits Idemil Lie werd geboren op 6 november 1833 in Eiker bij Drammen. Hij groeide op als zoon van een ambtenaar in Tromsø en studeerde van 1851 tot 1858 rechten in Kristiania. Daar leerde hij Henrik Ibsen en Bjørnstjerne Bjørnson kennen. Na zijn studie werkte Lie van 1858 tot 1869 als advocaat in Kongsvinger. In 1866 verscheen zijn bundel "Digte", die hem de eerste populariteit verschafte. Daarna gaf hij zijn beroep op en werkte als journalist. In 1870 verscheen de novelle "Den Fremsynte" die hem financieel onafhankelijk maakte. Met de roman "Tremasteren Fremtiden" brak hij in 1872 ook internationaal door.
Uit: One of Life's Slaves
"Like a prince in his cradle," you say, "with invisible fairies and the innocent peace of childhood over him!"
What fairy stood by the cradle of Barbara's Nikolai it would be difficult to say. Out at the tinsmith's, in the little house with the cracked and broken window-panes in the outskirts of the town, there was often a run of visitors, generally late at night, when wanderers on the high road were at a loss for a night's lodging. Many a revel had been held there, and it was not once only that the cradle had been overturned in a fight, or that a drunken man had fallen full length across it.
Nikolai's mother was called Barbara, and came from Heimdalhögden, somewhere far up in the country--a genuine mountain lass, shining with health, red and white, strong and broad-shouldered, and with teeth like the foam in the milk pail. She had heard so much about the town from cattle-dealers that came over the mountain, that a longing and restlessness had taken possession of her.
And then she had gone out to service in the town.
She was about as suitable there as a tumble-down haystack in a handsome town street, or as a cow on a flight of stairs--that is to say, not at all.
She used to waste her time on the market-place by all the hay loads. She must see and feel the hay--_that_ was not at all like mountain grass.
"No indeed! Mountain grass was so soft, and then, how it smelt! Oh dear no!"
But her mistress had other uses for her servant than letting her spend the morning talking to hay-cart drivers. So she went from place to place, each time descending both as regarded wages and mistress. Barbara was good-natured and honest; but she had one fault--the great one of being totally unfit for all possible town situations.
Jonas Lie (6 november 1833 5 juli 1908) Gravure door H. P. Hansen
06-11-2008 om 20:27
geschreven door Romenu
|