De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.
(over alles wat nog zweeft)
Mijn graf valt nog nergens te bekennen. En dus zweef ook ik: rust ook ik, onwetend van mijzelf, in een luchtzee. Zwevend met de zwevenden, levend met de levenden, rustend met de rustenden, en, wellicht ook, zonder het te weten, dood met de doden. Hiervoor bestaat geen woord: het is een manier van zweven. “In de luchtzee”zoals ballonvaarders van weleer, en die luchtzee ben je zelf. Een keer, in Texas, zes uur ’s morgens, zwemmend in het kristalheldere water van een heel diep zwembad eigenlijk bestemd voor duikers, werd het zwemmen voor mij plotseling zweven. Door de venstertjes van mijn duikbril neerkijkend op de zwarte en witte tegels van de schone bodem, vanuit precies zo’n hoogte die men in een vrije val niet overleeft, kon ik een ogenblik bevroeden: steeds verder te vallen, al vallend toch te zweven, door iets onzichtbaars gedragen. Glimlachend doorzien wij de klassieke schilders en hun kinderlijke toverkunst om een paar vogels veraf in het beeld te plaatsen, heel klein, zwevend als bewusteloze tekens tussen aarde en lucht, tussen licht en donker, tussen water en land, kortweg: iets dat zich tussen de verschillen bevindt, schemerachtige dingen, die de diepte verschaffen die het centrale perspectief alleen ons niet biedt. Zo zweeft al wat dodelijk is in het binnenste van zijn eigen beeld, ergens in de schemering, en voor dit zweven bestaat geen naam Zo zweven ook tekens boven witte vellen papier, de sleuven boven de sneeuw, het goede boven de slechte tijd. Zo zweeft alles. Het staat, zoals de engelen staan, in ongekende beweging. En voor de gang van de wereld bestaat geen naam.
Vertaald door J. Bernlef
Lars Gustafsson (17 mei 1936 - 3 april 2016)
De Deense schrijver Peter Høeg werd geboren in Kopenhagen op 17 mei 1957. Zie ook alle tags voor Peter Høeg op dit blog.
Uit:Borderliners (Vertaald door Barbara Haveland)
“She asked me to give it some thought. "Is there any way of asking August," she said, "about what it's like for him, whether there is a plain, or what?" When I was sitting on the floor facing the child and she asked me about tomorrow, I realised that she was still on the plain, but that she was on the point of stepping into the tunnels where time is to be found. I so much wanted to understand her, I tried to see whether time showed in her face. But there was nothing I could say to her; no answer I could give her. When I myself did not know where tomorrow was. "I don't know," I said. Then I saw that she did not need an answer, that it was not important. What was important was that I had sat on the floor and listened to her. She stayed where she was. I had the feeling that, whatever I said to her, it would never be that important, that she would never evaluate it or pay too much attention to it. That you could afford to be slow, or inaccurate or downright ignorant without being punished; that still she would stay for a moment, and not walk away. I asked August how he remembered. This was one night, a week after I had last been in his room. They looked in on him a few times before lights out, it had taken me a week to work out their schedule. It had proved to be strictly regulated. Flakkedam and the new superintendent took it in turns; they came once every hour, around the hour. That was how I was able to steer clear of them — because they were so regular. I came just after he had been given his medicine at 21.00, which meant we had until 21.30 when Flakkedam did his round to put out the lights. He lay on his back looking at the ceiling. "They've increased the dosage to three Mogadon," he said; "if you've got something to say you'd better hurry." There was nothing I had to say. I just stood there, looking at him. His skin had a papery look. At the Christian Foundation there had been a reception centre for abandoned babies. They had had incubator babies there — tinier than all the others, but like old men. Very small and yet very old. That was how he looked. I had taped the two outer fingers together — it hurt least that way. I suppose my little finger should have been in a cast, but then they would have grown suspicious. “
Peter Høeg (Kopenhagen, 17 mei 1957)
De Amerikaanse schrijver Gary Paulsen werd geboren op 17 mei 1939 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook alle tags voor Gary Paulsen op dit blog.
Uit:Brian's Return
“To his left rear he heard a beaver slap the water with its tail and dive—a warning at the intruder, at the strange smoking log holding the person. Brian smiled. He had come to know beaver for what they truly were—engineers, family-oriented home builders. He'd read that most of the cities in Europe were founded by beaver. That beaver had first felled the trees along the rivers and dammed them up. The rising water killed more trees and when the food was gone and the beaver had no more bark to chew they left. The dams eventually broke apart, and the water drained and left large clearings along the rivers where the beaver had cut down all the trees. Early man came along and started cities where the clearings lay. Cities like London and Paris were founded and settled first by beaver. In front and to the right he heard the heavier footsteps of a deer moving through the hazel brush. Probably a buck because he heard no smaller footsteps of a fawn. A buck with its antlers in velvet, more than likely, moving away from the smell of smoke from the canoe. A frog jumped from a lily pad six feet away and had barely entered the water when a northern pike took it with a slashing strike that tore the surface of the lake and flipped lily pads over to show their pale undersides.”
Gary Paulsen (Minneapolis, 17 mei 1939) Cover
De Franse dichter en schrijver Henri Barbusse werd geboren op 17 mei 1873 in Asnières-sur-Seine. Zie ook alle tags voor Henri Barbusse op dit blog.
Uit:Le Feu
« Tout à l'heure, Paradis a dû vaincre une certaine timidité pour s'approcher d'un groupe de gâteaux luxueusement logés, les toucher et en manger; et on est obligé à chaque instant de stationner au milieu du trottoir pour attendre Blaire, attiré et retenu par les étalages où sont exposés des vareuses et des képis de fantaisie, des cravates de coutil bleu tendre, des brodequins rouges et brillants comme de l'acajou. Blaire a atteint le point culminant de sa transformation. Lui qui détenait le record de la négligence et de la noirceur, il est certainement le plus soigné de nous tous, surtout depuis la complication de son râtelier cassé dans l'attaque et refait. Il affecte une allure dégagée. (...)
A côté des deux personnages gît un fusil emprunté à quelque panoplie d'une boutique de jouets. Un écriteau indique le titre de la composition animée. "Kamarad !" — Ah ! ben zut, alors !... Devant cette construction puérile, la seule chose rappelant ici l'immense guerre qui sévit quelque part sous le ciel, nous haussons les épaules, nous commençons à rire jaune, offusqués et blessés à vif dans nos souvenirs frais; Tirette se recueille et se prépare à lancer quelque insultant sarcasme; mais cette protestation tarde à éclore dans son esprit à cause de notre transplantation totale, et de l'étonnement d'être ailleurs. Or, une dame très élégante, qui froufroute, rayonne de soie violette et noire, et est enveloppée de parfums, avise notre groupe et, avançant sa petite main gantée, elle touche la manche de Volpatte puis l'épaule de Blaire. Ceux-ci s'immobilisent instantanément, médusés par le contact direct de cette fée."
Henri Barbusse (17 mei 1873 –30 augustus 1936) Cover
De Vlaamse dichteres en schrijfster Virginie Loveling werd geboren in Nevele op 17 mei 1836. Zie ook alle tags voor Virginie Loveling op dit blog.
Uit:Oorlogsdagboeken
“Maandag 2 Augustus. Mijn buren zijn voor eenige dagen uit de stad. De hond is alleen thuis, buiten aan zijn kot geketend. Een werkvrouw brengt hem eten. Die hond, een schapershond, anderhalf jaar oud, aan gezelligheid gewend en van een ras, dat geen afzondering verdraagt, jankt luid zijn klachten uit. Zoo iets is treurig, het is vervelend om hooren gewis, zoolang de klaarte duurt; maar 's avonds, wanneer de duisternis is ingetreden, die eerste duisternis na lange dagen, bij somber weer of na heeten zomerzonneschijn, die altijd melancolisch aandoet, werkt nu in oorlogsnood nog dieper in. Dat huilen, dat akelig huilen van dien hond! De nacht is zwart, de maan treedt heden haar laatste kwartier in en is nog niet opgestaan. Elk gerucht is uitgestorven, enkel dat jammerjanken gaat voort, ophoudend en na een korte poos opnieuw en luider inzettend, verscheurt de doodsche stilte. Voor 't geprikkeld zenuwstelsel en de ontredderde verbeelding wordt het een symbool: zijn dat niet de schrijnende kreten der gewonden, der gevallenen? Is dat weegehuil niet de samenvatting van al het geleden lijden in dezen naren tijd? Zijn het de dooden niet, de jeugdig weggemaaiden, die uit hun graven opstaan om wraak te roepen over de beschikkers van hun akelig lot? Ze liggen hier en daar en overal in België en elders begraven. Is dat enkel materie, zijn dat niets dan vergane dingen? Komen+ hun schimmen op het uur der spoken nooit eens te voorschijn, daar ter streke, waar ze in de aarde zijn neergelegd en toegedekt?... De geest dommelt in, de beelden der fantazij schuiven over elkander, vallen uiteen, de gedachten verwarren en de sluimering omhult u zachtweldadig geheel in gevoelloosheid van bestaan. Maar de hond, die een wijle gezwegen, misschien zelf geslapen heeft, barst los in nieuw noodgeschrei, voorgoed, voor heel den nacht, als met een zweep van onmeedoogendheid alle verdere rust verdrijvend.”
Virginie Loveling (17 mei 1836 – 1 december 1923) Cover
De Britse schrijver Dennis Potter werd geboren op 17 mei 1935 in Forest of Dean, Gloucestershire. Zie ook alle tags voor Dennis Potter op dit blog.
Uit: Vote, vote, vote for Nigel Barton
« JACK: (to camera) My office! (indicates mess) I'm sorry about all this, but we in the Labour Party link drabness with idealism, see. I'm a paid agent of the party, but whenever I need to know anything I have to ring up Conservative Central Office. It's a very plush place, that - carpets plucking at your bleeding ankles. You see, they link drabness with idealism, too. NIGEL: I don't regard clever as a dirty word. JACK: Rule one, it's never clever to appear to be clever. Long words actually hurt people, you know that? Rule two, speak slowly and clearly as though to a group of malignant kids. Rule three, keep it short. Very short. Half-truths take less time than whole ones, old mate. Oh and I see you've let your locks sprout a bit. Get 'em cut, there's a good chap. Rolling stones gather no votes. JACK: You'll have to compromise, smile, concern yourself with your public image, measure your words as carefully as possible... and turn yourself into a dutiful party hack! [chuckles] Never mind, NIGEL: never mind. JACK: A potential Cabinet Minister if ever I saw one. Dishonest in a way which seems embarrassingly frank. Upright when creeping. And dignified when at his most stupid. NIGEL: Why the cheap jokes? JACK: Cheap? When I was a kid, we were made to stay away from school on Empire Days so we wouldn't have to wave one of those little Union Jacks. We were the richest country in the world then, or so I'm told, and my old man bow-legged from malnutrition. Us kids nearly died laughing. NIGEL: And? JACK: Well, I've been laughing ever since, haven't I? Put a few smiles between yourself and the world, Nigel. You don't bruise so easy that way.”
Dennis Potter (17 mei 1935 – 7 juni 1994) Cover DVD
De Nederlandse schrijver Cor Bruijn werd geboren in Wormerveer op 17 mei 1883. Zie ook alle tags voor Cor Bruijn op dit blog.
Uit:Sil de strandjutter
“Ik heb wel eens gedacht: het komt door de zee, door de ruimte, die we hebben. Maar dan denk ik ook weer, het zit hem er misschien wel niet in, dat we eilanders zijn, maar daarin dat we Nederlanders zijn. Honderden jaren geleden hebben we de lui op hun huid gezeten, die ons te na wilden komen. De vrijheid zit ons in het bloed, Sil van Peit, ons en onze kinderen. Slaan we onze hors. Sil? We zouden ons diep schamen! Vloeken en schelden we tegen onze hors! Man, we spreken er immers schande van, als er eens een enkele is, die het doet! Nee, we zeggen: Kom Grauw! Vort Grauw! En we klakken eens met de toch en we hebben nooit moeite. Zijn je kinderen minder dan je hors, Sil? Je moet eens wat meer met je toch proberen te klakken. Ik denk zo wel eens: God heeft ons in het leven de kennis gegeven van de goede weg en van de kwade weg, dit is vooruit en dit is achteruit, maar Hij laat ons zelf lopen. Hij houdt ons niet aan een touwtje. Ik dacht zo, zulke grote kinderen als je nu hebt, Sil, dat moest je zo ook doen. Laat ze zien: dit is vooruit, dit is achteruit, maar sta er niet met de zweep bij, want dan beginnen ze te trappen. Hoe groter een kind wordt, hoe meer moet je het loslaten! Anders krijg je geen vrije mensen, maar slaven. En alleen een vrij mens kan God dienen, naar de geest en in waarheid. Jij en ik, Sil, en wij allemaal hier, we zouden toch immers liever dood willen gaan dan onze vrijheid verliezen. Buk jij, Sil? Buk ik soms? De Heere beware ons voor die schande! Er is er maar En, Sil, voor Wien we ons buigen, en Die dwingt ons daar niet toe. Ane zwijgt. Hij kijkt Sil gespannen aan. Zijn mond tussen zijn dunne, krachtige lippen is tot een smalle spleet getrokken, die van ontroering in de hoeken licht trilt. Sil echter ontwijkt zijn ogen. De strijd van zijn gevoelens tekent zich op zijn gelaat af. Er is een vreemde stilte tussen hen beiden. In de vochtige warmte van de stal zuchten zwaar een paar koeien. Dan wendt Sil met een ruk het hoofd naar Ane en ziet hem met stekende ogen aan. - Een beul is er niks bij! bijt hij hem hees toe. - Een zweep, een zweep? Een slavendrijver, bedoel je dat soms? En anders, zo waar als ik hier sta, ik zal de zweep nemen! Hij wendt zich boos af en verwijdert zich driftig.”
Cor Bruijn (17 mei 1883 - 6 november 1978) Scene uit de televisieserie “Sil de strandjutter” uit 1976
De Engelse schrijfster Dorothy Miller Richardson werd geboren op 17 mei 1873 in Abington, Oxfordshire. Zie ook alle tags voor Dorothy Richardson op dit
Uit: Pointed Roofs
“She stirred the fire. The windows were quite dark. The flames shot up and shadows darted. That summer, which still seemed near to her, was going to fade and desert her, leaving nothing behind. To-morrow it would belong to a world which would go on without her, taking no heed. There would still be blissful days. But she would not be in them. There would be no more silent sunny mornings with all the day ahead and nothing to do and no end anywhere to anything; no more sitting at the open window in the dining-room, reading Lecky and Darwin and bound "Contemporary Reviews" with roses waiting in the garden to be worn in the afternoon, and Eve and Harriett somewhere about, washing blouses or copying waltzes from the library packet. . . no more Harriett looking in at the end of the morning, rushing her off to the new grand piano to play the "Mikado" and the "Holy Family" duets. The tennis-club would go on, but she would not be there. It would begin in May. Again there would be a white twinkling figure coming quickly along the pathway between the rows of holly-hocks every Saturday afternoon. Why had he come to tea every Sunday--never missing a single Sunday--all the winter? Why did he say, "Play 'Abide with me,'" "Play 'Abide with me'" yesterday, if he didn't care? What was the good of being so quiet and saying nothing? Why didn't he say "Don't go" or "When are you coming back?" Eve said he looked perfectly miserable. There was nothing to look forward to now but governessing and old age. Perhaps Miss Gilkes was right. . . . Get rid of men and muddles and have things just ordinary and be happy. "Make up your mind to be happy. You can be _perfectly_ happy without anyone to think about. . . ." Wearing that large cameo brooch--long, white, flat-fingered hands and that quiet little laugh. . . . The piano-organ had reached its last tune. In the midst of the final flourish of notes the door flew open. Miriam got quickly to her feet and felt for matches.“
Dorothy Richardson (17 mei 1873 - 17 juni 1957) Cover
Onafhankelijk van geboortedata:
De Nederlandse dichter Mischa Andriessen werd geboren in Apeldoorn in 1970. Zie ook alle tags voor Mischa Andriessen op dit blog.
De vogelkoning
Het zijn normaal jonge jongens. In de lente verlaten ze hun huizen halsoverkop, alsof iemand hen riep. Wie overleeft, herinnert zich niet wat het was – het zachte wieken van wijd uitgestrekte vleugels een stille roep, zoals stenen zingen in de hoofden van krankzinnigen. Van sommigen zijn de vaders eerder gegaan, er is geen kaart een richting, geen route; soms komt er een aan, keert terug naar waar hij eens vertrok vertelt het na, vervormd, gehavend kleren tot op de draad kapot de blik spreekt louter waanzin: Een arendsnest op de rotsen weggedraaide ogen, paarse lippen heel het gastpad afgedwaald om weer hier te zijn. De mare wil dat ze luisteren.
Mischa Andriessen (Apeldoorn, 1970)
Zie voor nog meer schrijvers van de 17e mei ook mijn blog van 17 mei 2015 deel 2.
17-05-2017 om 18:15
geschreven door Romenu
Tags:Lars Gustafsson, Peter Høeg, Gary Paulsen, Henri Barbusse, Virginie Loveling, Dennis Potter, Cor Bruijn, Dorothy Richardson, Mischa Andriessen, Romenu
|