De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D'Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook alle tags voor Christine D’Haen op dit blog en ook mijn blog van 25 oktober 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2010
Son-net
Klimmend naar 't zenit zoekt zij die haar licht in 't lichaam stort, blind van gestolde glans, met bevende transgressie naar zijn trans, doch voelt door bijstere nacht zijn blik gericht
op zijn in zich verzengd eigen gezicht weerkaatsend hun oorspronkelijk dubbelnaakt, of 't oog gesperd de waterspiegel raakt waar de beminde knaap verdronken ligt,
dan duikt hij naar haar schimmige tweeling-vacht, of splijt hij met zijn vlijm gesloten schacht, met gouden tong likkend een duister gras
ondersteboven in een woudmoeras, of daar in zilveren ketenen gekneld met goud bespat verzonken vrouwenspeld.
De weg
Onder de boom van verlichting zat Siddhãrta, toen de schande ontsluierd was van ouderdom, van ziekte, en van dood.
Ãtman zag hij, elk mens voorbij; het Licht ging schemeren in een ledig vergezicht, een glimlach lichaamloos achter het Rad.
Maar daar zij licht,daar weze hemel, zee, licht dag, nacht duister, aarde, spruitend gras, bomen met zaad, tot bakens lichten groot en kleine, wemelende zielen, paarsgewijs, vogels gevleugeld, kruipend dier, wild, vee. En al het kruid zij man en vrouw tot spijs. In 't zweet uws aanschijns eet gij brood.
Carmen
Als hij met zich (bevrijd van mij, van jou) (zo wit blauw, vol en hol) zich onderhoudt, zich lip op lip en keel aanschouwt, ontvouwt zich tussen lippen klaar de ware Narkissos' zang en tegenzang de hare.
Christine D'haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)
De Amerikaanse dichter en schrijver John Allyn Berryman (eig. John Allyn Smith) werd geboren op 25 oktober 1914 in McAlester, Oklahoma. Zie ook alle tags voor John Berryman op dit blog en ook mijn blog van 25 oktober 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2010
Dream Song 36: The high ones die, die.
The high ones die, die. They die. You look up and who's there? —Easy, easy, Mr Bones. I is on your side. I smell your grief. —I sent my grief away. I cannot care forever. With them all align & again I died and cried, and I have to live.
—Now there you exaggerate, Sah. We hafta die. That is our 'pointed task. Love & die. —Yes; that makes sense. But what makes sense between, then? What if I roiling & babbling & braining, brood on why and just sat on the fence?
—I doubts you did or do. De choice is lost. —It's fool's gold. But I go in for that. The boy & the bear looked at each other. Man all is tossed & lost with groin-wounds by the grand bulls, cat. William Falukner's where?
(Frost being still around.)
Dream Song 27: The greens of the Ganges delta foliate
The greens of the Ganges delta foliate. Of heartless youth made late aware he pled: Brownies, please come. To Henry in his sparest times sometimes the little people spread, & did friendly things; then he was glad.
Pleased, at the worst, except with the man, he shook the brightest winter sun. All the green lives of the great delta, hours, hurt his migrant heart in a safety of the steady 'plane. Please, please come.
My friends,—he has been known to mourn,—I'll die; live you, in the most wild, kindly, green partly forgiving wood, sort of forever and all those human sings close not your better ears to, while good Spring returns with a dance and a sigh.
John Berryman (25 oktober 1914 – 7 januari 1972)
De Nederlandse dichteres Hélène Swarth werd geboren op 25 oktober 1859 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Hélène Swarth op dit blog.
De bolle winden blazen blauwe kuilen
De bolle winden blazen blauwe kuilen In 't asgrauw fulp der zware wolkenlagen. Een brede bundel zilverlicht komt vagen De rug van 't grijze paard, dat sleept de zuilen Van 't woud, gevelde stammen, op een wagen, Door 't blanke heizand. Matte zon bleef schuilen. De wegen-eiken staan als ijle tuilen, Maar de einder-berken, schimmenbleek, vervagen.
De lucht vervullen blijder geen geruchten Dan, uit een verre hofsteê, honden janken En 't altoos eendre kling der paardenbellen Versmelt met donker dodeklokken-luiden. Maar 't somberst dunkt mij van die droeve klanken De slag der bijlen, die de bomen vellen.
Liefde VIII
Geef mij de schoonheid van de wereld weer, O wrede Liefde! mij door u ontstolen, Het stromenzilver, 't rood der gladiolen, Het blond der duinen, 't blauw van zomerweer, De vlucht der vlinders, die om bloemen dolen, De zachte pracht van rozen en vogelveer, Het goud van herfstloof en het brons der peer, De lach der zon en de ogen der violen.
Doch zo de liefste niet met mij genoot Van wuivend gras - der aarde groene haren - Van manezilver, goud van korenaren, Van wolkengrijs, van morgen- en avondrood, Van sneeuwfluweel en schuim van blanke baren, Zo bleef voor mij der wereld schoonheid dood.
Hélène Swarth (25 oktober 1859 - 20 juni 1941)
De Amerikaanse schrijver Harold Brodkey werd geboren op 25 oktober 1930 als Aaron Roy Weintraub in Staunton, Illinois. Zie ook alle tags voor Harold Brodkey op dit blog en ook mijn blog van 25 oktober 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2010
Uit: Innocence
“She took the thrust: she convulsed a little; she fluttered all over; her skin fluttered; things twitched in her, in the disorder surrounding the phallic blow in her. After two thrusts, she collapsed, went flaccid, then toughened and readied herself again, rose a bit from the bed, aimed the flattened, mysteriously funnel-like container of her lower end at me, too high, so that I had to pull her down with my hands on her butt or on her hips; and her face, when I glanced at her beneath my lids, was fantastically pleasing, set, concentrated, busy, harassed; her body was strong, was stone, smooth stone and wet-satin paper bags and snaky webs, thin and alive, made of woven snakes that lived, thrown over the stone; she held the great, writhing-skinned stone construction toward me, the bony marvel, the half-dish of bone with its secretive, gluey-smooth entrance, the place where I was — it was undefined, except for that: the place where I was: she took and met each thrust — and shuddered and collapsed and rose again: she seemed to rise to the act of taking it; I thought she was partly mistaken, childish, to think that the center of sex was to meet and take the prick thrown into her as hard as it could be thrown, now that she was excited; but there was a weird wildness, a wild freedom, like children cavorting, uncontrolled, set free, but not hysterical merely without restraint; the odd, thickened, knobbed pole springing back and forth as if mounted on a web of wide rubber bands; it was a naïve and a complete release. I whomped it in and she went, “UHNNN!” and a half-iota of a second later, I was seated all the way in her, I jerked a minim of an inch deeper in her, and went: “UHNN!” too. Her whole body shook. She would go, “UHN!” And I would go, “UHN!”
Harold Brodkey (25 oktober 1930 - 26 januari 1996)
De Oostenrijkse schrijver Karl Emil Franzos werd geboren op 25 oktober 1848 in Czortków (Galicië). Zie ook alle tags voor Karl Emil Franzos op dit blog en ook mijn blog van 25 oktober 2010
Uit:Der Pojaz
»Bilde, Künstler, rede nicht!« Jedes Dichterwerk soll sich selbst erläutern. Bedarf es erst einer Erklärung, so taugt es nichts. Zudem nützt alles Erklären nichts. Ist das Werk lebensfähig, so lebt es durch die eigene Kraft; ist es als Krüppel zur Welt gekommen, so nützt ihm das Mäntelchen eines Vorworts nichts. Im Gegenteil, das Mäntelchen schadet nur. Ungeduldig zerrt der Leser an dem Gewande:«Laß mich doch selbst sehen, wie das Kind gewachsen ist!« Dies Vorwort also soll meinen Roman weder erläutern, noch verteidigen. Es soll nur einige äußere Umstände anführen und daneben einiges sagen, was ich schon lange auf dem Herzen habe und am besten bei dieser Gelegenheit vorbringen kann. Ich bin am 25. Oktober 1848 auf russischem Boden geboren, im Gouvernement Podolien, in einem Forsthause dicht an der österreichischen Grenze. Ich glaube nicht, daß man je die Absicht hegen wird, an diesem Hause eine Gedenktafel anzubringen; sollte aber einst irgend ein Freund meiner Schriften auf diesen Gedanken kommen, so wird er ihn nicht verwirklichen können. Das Haus steht nicht mehr; über die Stelle, wo ich zur Welt gekommen bin und die ersten Wochen meines Lebens verbracht habe, geht heute der Pflug; der gerodete Wald ist Ackerland geworden. Vor 45 Jahren wohnte dort ein wackerer deutscher Förster aus Westfalen, der meinem Vater treu anhing, weil er ihn in schwerer Krankheit am Leben erhalten hatte. Den Dank dafür trug der Mann nun ab, indem er die Familie seines Lebensretters treulich aufnahm. Denn der Spätherbst 1848 war eine böse Zeit in Ostgalizien; die Polen erhoben sich und gingen damit um, den vereinzelten Deutschen im Lande dasselbe Los zu bereiten, wie es ihre Posener Landsleute den Preußen ein halbes Jahr vorher zugefügt oder doch zuzufügen versucht. Zu den Bedrohten gehörte auch mein Vater, denn erstlich stand er als Bezirksarzt in kaiserlich königlichen Diensten, und zweitens hatte er sich immer als eifriger Deutscher betätigt. Jeden Tag regnete es Drohbriefe; auf dem flachen Lande war bereits der Aufruhr offen erklärt; im Städtchen erwartete man stets den Überfall. Man riet meinem Vater, zu flüchten; er war nicht der Mann, seinen Posten zu verlassen. So schickte er denn nur meine Mutter, die mich eben unter dem Herzen trug, und meine älteren Geschwister über die Grenze in jenes Forsthaus.“
Karl Emil Franzos (25 oktober 1848 - 28 januari 1904) Cover
De Franse schrijver Benjamin Henri Constant de Rebecque werd geboren op 25 oktober 1767 in Lausanne. Zie ook alle tags voor Benjamin Constant op dit blog en ook mijn blog van 25 oktober 2010
Uit: Le Cahier Rouge
« Je suis né le 25 octobre 1767, à Lausanne, en Suisse, d' Henriette De Chandieu, d' une ancienne famille française, réfugiée dans le pays de Vaud pour cause de religion, et de Juste Constant De Rebecque, colonel dans un régiment suisse au service de Hollande. Ma mère mourut en couches, huit jours après ma naissance. Le premier gouverneur dont j' aie conservé un souvenir un peu distinct fut un allemand nommé Stroelin, qui me rouait de coups, puis m' étouffait de caresses pour que je ne me plaignisse pas à mon père. Je lui tins toujours fidèlement parole, mais la chose s' étant découverte malgré moi, on le renvoya de la maison. Il avait eu, du reste, une idée assez ingénieuse, c' était de me faire inventer le grec pour me l' apprendre, c' est-à-dire qu' il me proposa de nous faire à nous deux une langue qui ne serait connue que de nous : je me passionnai pour cette idée. Nous formâmes d' abord un alphabet, où il introduisit les lettres grecques. Puis nous commençâmes un dictionnaire dans lequel chaque mot français était traduit par un mot grec. Tout cela se gravait merveilleusement dans ma tête, parce que je m' en croyais l' inventeur. Je savais déjà une foule de mots grecs, et je m' occupais de donner à ces mots de ma création des lois générales, c' est-à-dire que j' apprenais la grammaire grecque, quand mon précepteur fut chassé. J' étais alors âgé de cinq ans. J' en avais sept quand mon père m' emmena à Bruxelles, où il voulut diriger lui-même mon éducation. Il y renonça bientôt, et me donna pour précepteur un français, M De La Grange, qui était entré comme chirurgien-major dans son régiment. Ce M De La Grange faisait profession d' être athée.»
Benjamin Constant (25 oktober 1767 – 8 december 1830)
25-10-2014 om 12:47
geschreven door Romenu
Tags:Christine D'haen, John Berryman, Hélène Swarth, Harold Brodkey, Karl Emil Franzos, Benjamin Constant, Romenu
|