De Nederlandse schrijver Louis Couperus werd op 10 juni 1863 geboren in Den Haag. Zie ook mijn blogs van 10 juni 2006 en van 16 juli 2006 en mijn blog van 10 juni 2007 en ook mijn blog van 10 juni 2008.
Uit: Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan...
De diepe basstem van Steyn klonk in de vestibule.
- Kom Jack, kom hond, kom je meê met den baas! Kom je meê!?
De blijde blaf van den terrier galmde op, en néêr over de trap stormde zijn uitbundige vaart, als struikelde hij over zijn eigen pooten.
- O, die stem van Steyn! siste mama Ottilie tusschen hare tanden, en zij sloeg driftig bladen om van haar boek.
Charles Pauws zag haar rustig aan, met zijn glimlachje, zijn lach om mama. Hij zat, vóór hij naar Elly zoû gaan, na den eten bij zijn moeder en hij dronk zijn kopje koffie. Steyn ging met Jack uit; de avondstilte effende zich door het kleine huis, en in de zitkamer, onpersoonlijk en ongezellig, suisde het gas. Charles Pauws keek naar de punten van zijn bottines, en vond, dat ze goed zaten.
- Waar is Steyn naar toe? vroeg mama, en hare stem siste, ongerust.
- Gaan wandelen met Jack, zei Charles Pauws; thuis noemde men hem Lot; zijn stem klonk zacht en kalmeerend.
- Naar zijn meid is hij toe! siste mama Ottilie.
Lot had een beweging van moê-zijn.
- Hè, mama, zeide hij. Wees nu kalm, en denk niet meer aan de scène. Ik ga straks naar Elly, en nu zit ik nog een oogenblikje gezellig bij u, niet waar. Steyn is toch je man... Je moest niet altijd zoo met hem kibbelen, en zulke dingen zeggen, of denken. Je bent weêr net een kleine furie geweest. Dat geeft rimpels, zoo boos te zijn.
- Ik ben tòch een oude vrouw.
- Maar je hebt nog een heel zacht velletje...
Mama Ottilie glimlachte en Lot stond op.
- Kom, zeide hij; geef me een zoen. Wil je niet? Moetik je een zoen geven? Kleine, booze moesje... En waarom? Om niets. Ik weet het ten minste niet meer, waarom. Ik zoû het niet meer kunnen analyzeeren. Ja, zoo gaat het... Hoe ben ik toch zoo kalm, met zoo een kleine furie van een mama.
- Als je denkt, dat je vader kalm was...!
Lot lachte, zijn lachje; antwoordde niet. Mevrouw Steyn de Weert las rustiger door; zij zat voor haar boek als een kind. Zij was een vrouw van zestig jaren, maar haar blauwe oogen waren als van een kind, teeder mooi, lief en onschuldig, en haar stem, wat schelletjes, klonk altijd kinderlijk, en had nu geklonken als van een stoùt kind. Kleintjes en recht in haar stoel, las zij nu door, met aandacht, zich kalmeerende, omdat Lot zoo kalm gesproken had en haar zoo lief had een zoen gegeven. Het gas suisde en Lot dronk zijn koffie, en ziende naar zijn bottines, vroeg hij zich af, waarom hij ging trouwen.
Louis Couperus (10 juni 1863 16 juli 1923)
Standbeeld in Den Haag
De joods-Amerikaanse schrijver Saul Bellow werd geboren op 10 juni 1915 te Lachine, een voorstad van Montreal. Zie ook mijn blog van 10 juni 2006 en ook mijn blog van 10 juni 2007 en ook mijn blog van 10 juni 2008.
Uit: Herzog
If I am out of my mind, it's all right with me, thought Moses Herzog.
Some people thought he was cracked and for a time he himself had doubted that he was all there. But now, though he still behaved oddly, he felt confident, cheerful, clairvoyant, and strong. He had fallen under a spell and was writing letters to everyone under the sun. He was so stirred by these letters that from the end of June he moved from place to place with a valise full of papers. He had carried this valise from New York to Martha's Vineyard, but returned from the Vineyard immediately; two days later he flew to Chicago, and from Chicago he went to a village in western Massachusetts. Hidden in the country, he wrote endlessly, fanatically, to the newspapers, to people in public life, to friends and relatives and at last to the dead, his own obscure dead, and finally the famous dead.
It was the peak of summer in the Berkshires. Herzog was alone in the big old house. Normally particular about food, he now ate Silvercup bread from the paper package, beans from the can, and American cheese. Now and then he picked raspberries in the overgrown garden, lifting up the thorny canes with absent-minded caution. As for sleep, he slept on a mattress without sheets it was his abandoned marriage bed or in the hammock, covered by his coat. Tall bearded grass and locust and maple seedlings surrounded him in the yard. When he opened his eyes in the night, the stars were near like spiritual bodies. Fires, of course; gases minerals, heat, atoms, but eloquent at five in the morning to a man lying in a hammock, wrapped in his overcoat.
Saul Bellow (10 juni 1915 - 5 april 2005)
De Turkse dichter Oktay Rifat werd geboren op 10 juni 1914 in Trabzon. Zie ook mijn blog van 10 juni 2007 en ook mijn blog van 10 juni 2008.
Once upon a time
From behind each tree you appeared
in such great numbers that I felt alone,
and amid the gust of your mad movements
my laffer against the fortress whirled away.
I met you at the corner of each street,
you were so absent that I cried, lost myself.
Within clouds reminiscent of ancient seas
floated rocks gnawed down with your blood.
What a pity! You vanished in great numbers
as if coexistent with a time that never was.
I bent and picked up the sky from the ground,
the sky you had carelessly dropped, dropped.
Vertaald door Taner Baybars
Underdeveloped
To fall behind; in science, in art, leafless
And without blossom in the spring; an aching star
Imprinted on the forehead.
To fall behind; doomed to the wooden plough
When you could cut through steel like paper
Vanquished in time.
To fall behind; buried in the caves of religion
Hands to your flanks and starved, against the torrent
Against the others.
To fall behind; fear men as one fear jackals
Where one could live in brotherhood, to grasp
At snakes instead.
To fall behind; ignorant and louse-ridden
Tight as a bow within a sombre gorge;
To break loose with that impetus!
Vertaald door Nermin Menemencioglu.
Oktay Rifat (10 juni 1914 10 april 1988)
De Nederlandse schrijfster Mensje van Keulen werd op 10 juni 1946 geboren in Den Haag. Zie ook mijn blog van 10 juni 2006 en ook mijn blog van 10 juni 2007 en ook mijn blog van 10 juni 2008.
Uit: Van lieverlede
Uit alle macht smeet Dannie het rotankrukje de kamer in. De zitting vloog eraf en brak een ruit van de tuindeuren, kledingstukken fladderden naar buiten en bij het neerkomen van het krukje sloeg de tegen de bodem aangestopte rest van het wasgoed in een hoekige prop over de rand. Met een langgerekte gil rende Coby naar de keuken. Dannie merkte het niet, hij zocht een volgend voorwerp om zijn woede op te koelen, greep de stoel, sloeg hem tegen de muur tot het onderstel afbrak en zonder op de richting te letten wierp hij de rugleuning van zich af. Hanna gaf een schreeuw van pijn. Van een afstand hoorde ze haar zusters laarzen over het zeil. Even was het stil en toen begon Coby te lachen, eerst zenuwachtig, dan in lange uithalen en ten slotte liet ze zich onder een stroom van tranen op haar knieën vallen. Het bloed was uit zijn gezicht getrokken. Hij bracht zijn hand omhoog, raakte met zijn vingers de vork die Coby in zijn nek geplant had en trok hem eruit.
Mensje van Keulen (Den Haag, 10 juni 1946)
10-06-2009 om 20:15
geschreven door Romenu
|