Herinnering aan Gerard Reve
Vandaag is het precies 10 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog en eveneens mijn blog van 14 december 2006. en mijn blog van 9 april 2006.
Droom
Vannacht verscheen mij in een droomgezicht mijn oude moeder, eindelijk eens goed gekleed: boven het woud waarin zij met de Dood wandelde verhief zich een sprakeloze stilte. Ik was niet bang. Het scheen mij toe dat ze gelukkig was
Gerard Reve (14 december 1923 - 8 april 2006) Portret door Peter Donkersloot, 1998
De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook alle tags voor Hanz Mirck op dit blog.
Ooit 2
Wie moet haar nu voorlezen doen vergeten dat ze niet slapen kan Wie moet naar haar kijken als ze elders is bedenken waar ze zich om omdraait
Nu ik mijn angst om haar te verliezen ben verloren Nu ik haar niet meer in mijn dromen hoef te zoeken, waar ben je toch?
Ga nu maar slapen; zo alleen kan iemand je wakker kussen het glas om je breken de lucht om je in beweging brengen
Piekervaring
De tijd waait ons als Veluws stuifzand rond Alleen wat groen is of groeit houdt ons bij elkaar Maar nu we de bomen binnenshuis halen, uit hun grond, wat kan ik je nu wensen? Iets verstandigs om te doen? Maar dat vergeet je misschien liever. Iets gezonds dan? Maar dat lust je niet graag Iets waar je naar verlangt, van het moment dat de dag donker begint tot hij in het donker weer opgaat? Maar misschien valt dat tegen Of kapot. Iets wat je zelf niet had kunnen verzinnen zo mooi? Dat is goed, maar bedenk jij dat dan ook voor mij? Zelf kan ik dat niet. Weet je wat ik kan doen? Ik wens je meer groen. De geur van naald, hars en hulst Meer groot in het klein. Meer jonge aanplant. Meer groei Ik wens je een stad in het groen
Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970) Cover Tzum
De Duitse schrijver, essayist en vertaler Christoph Hein werd geboren op 8 april 1944 in Heinzendorf in Silezié. Zie ook alle tags voor Christian Hein op dit blog.
Uit: Weiskerns Nachlass
„Das kleine Flugzeug nach Basel startet verspätet, er wird fast zwei Stunden nach dem angekündigten Zeitpunkt bei Gotthardt ankommen. Alle Plätze in der Maschine sind besetzt, es ist unangenehm eng. Stolzenburg lässt seine Papiere in der Tasche, er will, bedrängt vom Ellbogen des Nachbarn, auf dem winzigen Klapptablett kein Manuskript aufschlagen. In dem Billigflieger werden keine Zeitungen angeboten, und er bedauert, sich nicht ein Blatt im Flughafen gekauft zu haben. Wenige Minuten nach dem Start schieben zwei locker gekleidete Stewards einen Wagen durch den schmalen Gang und verkaufen Getränke, Snacks und Uhren, doch lediglich der Mann neben ihm lässt sich einen Tomatensaft geben und bezahlt mit einer Kreditkarte, was ihn nötigt, aufzustehen und im oberen Gepäckfach nach seiner Brieftasche zu suchen. Stolzenburg schaut aus dem Fenster, die Stirn an die Scheibe gelehnt, betrachtet er die sich unter ihm auftürmenden Wolken. Er denkt an Henriette und an Lilly, dann an seine Tochter. In der nächsten Woche will er sich in seiner Bank einen Termin geben lassen, er ist schon Jahrzehnte bei demselben Geldinstitut, und auch wenn man mit ihm wenig verdient hat, hofft er, dass man seine Treue zu schätzen weiß und ihm irgendeinen günstigen und bezahlbaren Überbrückungskredit gewährt. Die Chancen stehen schlecht, er macht sichkeine Illusionen, aber den Versuch lohnt es. Ihm fällt Weiskern ein, Aberte. Ein weiterer Brief an Jürgen Richter ist fällig, den Verleger. Irgendwoher muss auch für mich mal Geld kommen, sagt er sich. Er schrickt zusammen und schaut zu dem Nachbarn, für einen Moment fürchtet er, laut gesprochen zu haben, doch der Mann beachtet ihn nicht, liest nur aufmerksam die Beschriftung auf der Saftbüchse. Stolzenburg lehnt den Kopf wieder ans Fenster und starrt in die Wolken. Er sieht die linke Tragfläche und zwei Propeller oder vielmehr die beiden schwirrenden Kreise, die die rotierenden Flügel vor der breiten Blechfläche bilden.“
Christoph Hein (Heinzendorf, 8 april 1944)
De Nederlandse schrijfster en journaliste Judith Koelemeijer werd geboren in Zaandam op 8 april 1967. Zie ook alle tags voor Judith Koelemeijer op dit blog.
Uit: Hemelvaart
“Ik wilde al lang over Annette schrijven. Zij is het verhaal van mijn jeugd, of beter gezegd: van het einde ervan. Nog geen week nadat we zonder haar waren teruggekeerd uit Griekenland, zette ik de eerste woorden op papier. Ik heb die dagboekaantekeningen nog steeds. Op dertig A4-multomapvellen staat gedetailleerd wat ik heb meegemaakt. Maar dat wil niet zeggen dat het ook wáár is. Of dat ik er toen werkelijk iets van begreep. Achttien was ik. Een meisje met rechtopstaand wit haar, ronde wangen en ogen die nog weinig hebben gezien. Er is geen vakantiefoto uit die tijd waarop ik niet lach. Kan ik nog terughalen wie ik was, wat ik dacht? Het is merkwaardig hoe weinig toegang je soms hebt tot je oude zelf. Al kan muziek onverwacht deuren openen. In die zomer van 1985 luisterden we naar U2, de Simple Minds, David Bowie en The Cure; bands die nog geregeld op de radio te horen zijn. Het gebeurt me vaak dat ik in de auto word overvallen door ‘The UnforgettableFire’ van U2, of ‘Don’t You (Forget About Me)’ van de Simple Minds. En altijd, altijd moet ik dan aan Annette denken, en vraag ik me af waarom de herinnering zo pijnlijk blijft. Jarenlang deinsde ik ervoor terug dit verhaal te vertellen. En nog steeds heb ik mijn aarzelingen. Ik weet niet of het wel deugt wat ik Wil. We waren met z’n zessen op Paros. Wil ik meer helderheid krijgen over onze laatste nacht op het eiland, dan zal ik terug moeten gaan naar de vriendinnen van vroeger. Ik heb ze al jaren niet gezien en betwijfel of ze hun herinneringen met mij willen delen. We hebben nooit goed kunnen praten over Annettes dood. En wat moet ik met de Griek Nikos? En met de Duitsers? Onze vrienden van die nacht? Ik zou kunnen proberen ze terug te vinden. Maar wat geeft mij het recht hen lastig te vallen met een beladen verleden.”
Judith Koelemeijer (Zaandam, 8 april 1967) Cover
De Afrikaanse-Amerikaanse schrijfster Nnedi Okorafor werd geboren op 8 april 1974 in Cincinnati, Ohio. Zie ook alle tags voor Nnedi Okorafor op dit blog.
Uit: Zahrah the Windseeker
“My people love to use mirrors everywhere, actually. If you go to the downtown area of the great city of Ile-Ife, you"ll understand what I"m talking about. Downtown, many giant plant towers reach high into the sky. In my history class, I learned that every year, the ten tallest plant towers grow ten inches higher and five inches wider and that they"re thousands of years old. At one time, long ago, they weren"t even inhabited by human beings, as they are now. There were no elevators or computer networks or offices or living spaces inside. They were just big big plants! The Ooni Palace Tower is the tallest (standing 4,188 feet high) and oldest of them all. That"s where the chief of Ooni and his counsel reside. The top of the building blooms into a giant blue flower with purple petals. My father told me that this flower serves as a netevision transmitter for most of the Ooni Kingdom. Even this far north in Kirki, it"s a beautiful sight, especially at night. Anyway, from up in any of the plant towers, you can see the north with all its mirrors shining like a giant galaxy, especially on sunny days. Our homes and buildings are encrusted with thousands of mirrors, inside and out. And there"s always sand in the streets from those messy trucks transporting the grains to the factories to make even more mirrors. Some like to say that northerners are arrogant and vain. But it"s just our culture. And look at the four other ethnic groups of the Ooni Kingdom. They have unique customs, too. I just find them interesting, as opposed to wrong.”
Nnedi Okorafor (Cincinnati, 8 april 1974)
De Amerikaanse schrijfster Barbara Kingsolver werd geboren op 8 april 1955 in Annapolis, Maryland. Zie ook alle tags voor Barbara Kingsolver op dit blog.
Uit: High Tide In Tucscon
« A hermit crab lives in my house. Here in the desert he's hiding out from local animal ordinances, at minimum, and maybe even the international laws of native-species transport. For sure, he's an outlaw against nature. So be it. He arrived as a stowaway two Octobers ago. I had spent a week in the Bahamas, and while I was there, wishing my daughter could see those sparkling blue bays and sandy coves, I did exactly what she would have done: I collected shells. Spiky murexes, smooth purple moon shells, ancient-looking whelks sand-blasted by the tide--I tucked them in the pockets of my shirt and shorts until my lumpy, suspect hemlines gave me away, like a refugee smuggling the family fortune. When it was time to go home, I rinsed my loot in the sink and packed it carefully into a plastic carton, then nested it deep in my suitcase for the journey to Arizona. I got home in the middle of the night, but couldn't wait till morning to show my hand. I set the carton on the coffee table for my daughter to open. In the dark living room her face glowed, in the way of antique stories about children and treasure. With perfect delicacy she laid the shells out on the table, counting, sorting, designating scientific categories like yellow-striped pinky, Barnacle Bill's pocketbook . . . Yeek! She let loose a sudden yelp, dropped her booty, and ran to the far end of the room. The largest, knottiest whelk had begun to move around. First it extended one long red talon of a leg, tap-tap-tapping like a blind man's cane. Then came half a dozen more red legs, plus a pair of eyes on stalks, and a purple claw that snapped open and shut in a way that could not mean We Come in Friendship. Who could blame this creature? It had fallen asleep to the sound of the Caribbean tide and awakened on a coffee table in Tucson, Arizona, where the nearest standing water source of any real account was the municipal sewage-treatment plant. With red stiletto legs splayed in all directions, it lunged and jerked its huge shell this way and that, reminding me of the scene I make whenever I'm moved to rearrange the living-room sofa by myself. Then, while we watched in stunned reverence, the strange beast found its bearings and began to reveal a determined, crabby grace. It felt its way to the edge of the table and eased itself over, not falling bang to the floor but hanging suspended underneath within the long grasp of its ice-tong legs, lifting any two or three at a time while many others still held in place. In this remarkable fashion it scrambled around the underside of the table's rim, swift and sure and fearless like a rock climber's dream.”
Barbara Kingsolver (Annapolis, 8 april 1955)
De Amerikaanse schrijver John Fante werd geboren in Colorado op 8 april 1909. Zie ook alle tags voor John Fante op dit blog.
Uit: Vraag het aan het stof (Vertaald door Mea Flothuis)
“Het was een belangrijke avond in mijn leven, want ik moest een besluit nemen over het hotel. Een van tweeën: óf ik betaalde óf ik ging eruit, stond er op het briefje dat de hospita onder mijn deur geschoven had. Een groot probleem dat recht had op mijn onmiddellijke aandacht. Ik loste het op door het licht uit te draaien en naar bed te gaan. (…)
Bang voor een vrouw! Een groot schrijver, dat had je gedacht! Hoe kan hij over vrouwen schrijven als hij er nog nooit een gehad heeft? O vuile huichelaar, bedrieger die je bent, geen wonder dat je niet kunt schrijven! Geen wonder dat het geen liefdesverhaal was, sufferd, vieze kleine snotneus. [… ] Ik liep de trappen af van Angel’s Flight naar Hill Street, honderdveertig treden, met gebalde vuisten, voor niets en niemand bang, maar wel benauwd voor de tunnel van Third Street, bang om er doorheen te lopen – claustrofobie. En ook bang voor hoogtes, voor bloed, en voor aardbevingen; maar verder zonder vrees dan voor de dood, behalve de vrees dat ik in een menigte zal gaan schreeuwen, vrees voor blindedarmontsteking, voor een hartkwaal, zelfs daarvoor, als hij in zijn kamer zit, met de klok in zijn hand en zijn vinger tegen zijn halsslagader gedrukt zijn hartslag zit te tellen, zit te luisteren naar het griezelige ronken en rommelen van zijn maag. Maar verder nergens bang voor.”
John Fante (8 april 1909 – 8 mei 1983) Colin Farrell (Arturo) en Salma Hayek (Camilla) in de film "Ask the Dust" uit 2006
Zie voor nog meer schrijvers van de 8e april ook mijn blog van 8 april 2012 en ook mijn blog van 8 april 2011 deel 2.
08-04-2016 om 18:55
geschreven door Romenu
Tags:Herinnering aan Gerard Reve, Hanz Mirck, Christoph Hein, Judith Koelemeijer, Nnedi Okorafor, Barbara Kingsolver, John Fante, Romenu
|