De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook alle tags voor Kees Fens op dit blog.
Uit: Wilhelmus Jozef Maria Bronzwaer
Heerlen 15 mei 1936 – Nijmegen 20 januari 1999
“Maar zijn verzet tegen verstarring en eenzijdigheid, die ook een angst voor de verstijving van zichzelf kan verraden, verliet hem niet. Dat hij, met al zijn kennis van de theorie, zijn leeropdracht het accent van het comparatisme gaf, is veelzeggend. Hij bleef voor alles een heel groot lezer; ook, en dat mag wel benadrukt worden, in de Nederlandse letterkunde. Hij schreef een aantal stukken over Vestdijk, Bordewijk en Koolhaas die klassiek verdienen te zijn. Zijn zeer grote kennis van de Nederlandse poëzie blijkt uit zijn in 1993 verschenen Lessen in lyriek. De gebondenheid aan het boek was zijn vrijheid. Ik heb hem van alle collega’s aan de Nijmeegse letterenfaculteit het meest van een boek zien opkijken. Literatuur en muziek zijn de enige zaken die hij nooit heeft gerelativeerd.
Met dit laatste woord raak ik aan een van zijn meest fundamentele eigenschappen: zijn scepsis. Die is natuurlijk allereerst een voorbeeldige wetenschappelijke hoedanigheid. Maar samen met ironie treft ze alles wat pretentie heeft en starheid vertoont (die twee gaan meestal samen) en dat in personen, opvattingen en publicaties. De scepsis was ook een voortdurende vorm van zelfcorrectie, een lichte bekering kan men zeggen. In gesprekken uitte de scepsis zich in een bijna ondergrondse humor, waarbij ook het lichte gerinkel van de kettingen die hemzelf bonden, hoorbaar was. De in zijn ambt zeer formele, om niet te zeggen strenge Bronzwaer had een opstandige kant, die zijn verlangen naar vrijheid te vermoeden gaf. Hij heeft die tweedracht in zichzelf – en dat is ook de tweedracht tussen de wetenschap en het schrijven, tussen week en vrije dag – niet helemaal kunnen oplossen. Een van zijn opvallendste wetenschappelijke uitingen, die ook een persoonlijke bevrijding moet hebben betekend, was zijn relativeren – wellicht is ‘afwijzen’ een te sterk woord – van de hem, ook uit zijn Nijmeegse studiejaren, zeer vertrouwde ‘Cambridge-canon’ (wat, uiteraard, bewondering voor zijn leermeester T.A. Birrell niet uitsloot). Bronzwaer is al vroeg zijn eigen weg gegaan en die heeft hij tot zijn einde gevolgd, met een steeds groter wordend relativeringsvermogen.
Alle hartstocht verraadt zich in eenzijdigheid. Ook bij de veelzijdigen. Over enkele auteurs heeft Bronzwaer zeer veel geschreven en vaak briljant: Eliot, Hopkins, Thomas Mann en Rilke. Van de laatste heeft hij ook – en dat was ineens een verrassend initiatief, dat een altijd vermoed, maar verborgen gebleven kunstenaarstalent in hem zichtbaar maakte – gedichten en proza vertaald. Over de oorsprong van deze voorkeuren durf ik niet te speculeren. Wat de vier gemeenschappelijk hebben, is wat ik maar noem hun ‘zwaarte’, hun moeilijkheidsgraad ook. Bronzwaer hield van het spel, maar hij beminde de ernst.”
Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)
Kees Fens en W. J. M. Bronzwaer
De Duitse dichter, schrijver en vertaler Jan Wagner werd geboren op 18 oktober 1971 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Jan Wagner op dit blog.
het wilgentakje
waarom precies wanneer tante Mia
een wilgentakje in haar neus stak,
vertelt de geschiedenis niet. Zeker is:
hoe meer ze probeerde het te grijpen,
hoe meer het zich gestaag terugtrok
in zijn duisternis, zacht
en wit, een hermelijn in zijn hol.
het punt waarop de dingen zich weg bewegen;
het moment waarop we worden genegeerd
en slechts getuigen of figuranten zijn,
totdat dat tapijt geruïneerd,
de vleugelpiano van de tiende verdieping is gevallen,
de hele stad een laaiend inferno.
nog was het oorlog, maar de krekel zong
ondanks alles in de bloeiende takken van de wilg,
in de beek zat de met licht gepantserde
forel. en niets, dat hielp, geen pincet
en geen breinaald, tot men het krijsende kleintje
naar een kliniek bracht. deze heldere
dubbele maan van de lamp en de halo
van lachende verpleegsters erboven –
je zou bijna mee willen lachen, was daar niet
de subtiele druk die tussen voorhoofdsholte
en neusbrug heerst, achter het gezicht,
die afwacht, vasthoudend, als een dier.
Vertaald door Frans Roumen
Jan Wagner (Hamburg, 18 oktober 1971)
Zie voor nog meer schrijvers van de 18e oktober ook mijn blog van 18 oktober 2020 en ook mijn blog van 18 oktober 2018 en ook mijn blog van 18 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 18 oktober 2015 deel 2.