De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en eveneens alle tags voor Willem de Mérode op dit blog
De mandolinespeler
Bij den klank der klare mandoline Zingt zijn warme stem den avond uit, De verrukkingen om ongeziene Weelden kwinklen in zijn zoet geluid.
Als een zoeklicht, uit zijn fulpen oogen, Schiet hij, fel en vleiend, lonk en straal, Dan, wijd open, onder donkre bogen, Ziet-men in ziels gouden voorportaal.
Naar de heete hand van hun vriendinnen Grijpen meisjes heftig, zalig bang. Ach, zij zouden hem zoo graag beminnen,
Die hen zacht omstrikt met zijn gezang. Maar geen gaat zijn zielsgeheimnis binnen, Toeven zij ter gouden poort ook lang.
Apollon archaïque Louvre
Het rood granietblok stond hoog opgericht In ’t midden van de heete binnenplaats. En in den steen, als in een droomgezicht, Verscheen de jonge scherpte eens gelaats,
Dat onverbidlijk zich zijn blik toewendde. Het gladde strakke lichaam scheen bereid Den sprong te maken naar de manlijkheid Die reeds een macht was in zijn smalle leden.
Zoo stond hij vele lange heete stonden. En vele glansen hebben zich verbonden Tot glimlach die zijn heele lichaam droeg.
Tot op een avond toen het bloed verstilde De meester hem met welbewuste milde En scherpe beitel uit het steenblok sloeg.”
Venezia
Hier heeft het leven nog den zachten glans Van nutteloos in schoonheid te verstralen. Wat laat de lucht hier zuiver ademhalen! Op nieuw geluk geeft iedre dag een kans.
En zaalger is de nacht hier dan een mans Gelaat, die van beminnen is doorvloten. Siddrende bloem, fel uit het bloed ontschoten, Trilt hoog des klokketorens roode lans.
Hier smaakt de ziel haar aarde- en hemelspijs: Dogen, zij droomt voor uw verdroomd paleis; Zij glijdt San Marco’s droom ootmoedig binnen.
Een gondel op het deinen van uw stroom, O liefde, rijst zij zeer tevreden loom, En zeer gelukkig, wijl zij mag beminnen
Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939) Portrett door Johan Dijkstra, 1922.
De Belgisch schrijver, filmregisseur, filmtheoreticus Eric de Kuyper werd geboren in Brussel, op 2 september 1942. Zie ook alle tags voor Eric de Kuyper op dit blog.
Uit: Een tafel voor één. Reisberichten
“De obers glijden als schimmen geluidloos en bijna onzichtbaar tussen de tafels en stoelen door. Ze doemen onmerkbaar op uit de wanden om er vervolgens weer in te verdwijnen. Telkens komen er andere en nieuwe bij. Er is op dit late uur meer bedienend personeel dan er gasten zijn. Een kelner is duidelijk de ‘jonge blonde Duitser’. De maître d' hôtel is een Fransman. Of beter gezegd: hij doet Frans aan. Hij spreekt voortreffelijk Duits met een uitheems accent. Naar het mij voorkomt is zijn accent niet echt Frans; het is nagebootst, en de herkomst daarvan kon wel eens Slavisch zijn. Maar in een Duitse namaak Franse salon past zo iets perfect. Ik meen een flikkering in zijn linkeroog op te vangen, alsof hij mij te kennen geeft: ‘we zijn beiden toch maar nep-Fransen, niet?’, want in het Duits heb ook ik een soort Franse tongval. ‘Maar voor hen hier rond de tafel doen we authentiek aan, zoals de tafels en de stoelen, de schilderijen en al het antiek hier authentiek zijn ...’ Herr B. speelt exuberant de grand-seigneur. Dat gaat hem goed af. Hij weet heel precies en tegelijk heel charmant het mondaine aan het eigenzinnige, het beschaafde aan het amicale te koppelen, Dat B. hier, in dit land, in deze stad is beland, zal, zo vermoed ik, niet meer dan een toeval zijn. Misschien is hij wel een ver familielid van de pseudo-Franse, quasi-Hongaarse, net-niet-Weense, maar vermoedelijk toch iets joodse maître d'hôtel. Onze gastheren praten vlot en gedragen zich nonchalant. Maar plotseling, ik krijg het eigenlijk pas laat in de gaten, begint er iets te trillen in de oogleden van B.; onvoorspelbaar zo abrupt als H. in een norse stilte vervalt en krampachtig een sigaret opsteekt; de vrouw van B. neemt discreet iets (snuiftabak? Een pilletje? Of is het iets anders?) uit een klein ijzeren doosje, waarin violette Franse zuurtjes hebben gezeten, maar dat nu voor een ander doel wordt gebruikt. De onopvallendheid van deze gebaren valt des te sterker op. En dan ineens herstelt het oog van B. zich; ontwaakt H. uit zijn stilte, terwijl hij iemand met een snedige persoonlijke opinie corrigeert; converseert mevrouw B. verder, onderwijl haar doosje wegstoppend.”
Eric de Kuyper (Brussel, 2 september 1942)
De Nederlandse dichter en schrijver R.A. Basart werd op 2 september 1946 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor R. A. Basart op dit blog.
Mijn oudtante
Zoals zich in het voorjaar soms nog één bruin appeltje verbeten vasthoudt aan de tak die bijna weer in bloei staat
zo hangt zij aan het leven. Kogelvrij door crème en rouge maar met het vaag vermoeden dat de dood loert door het sleutelgat.
Pas de deux
Een pas de deux! Je lacht je rot! En dat terwijl de dag begint! Die theemuts op je papillotten: Wat jij toch altijd weer verzint!
Je bent zó goed gemutst, je wilt Wel blijven dansen, wang aan wang: De Weense wals, de jive... Je tilt je partner zwierig door de gang,
Swingt door de living, zweeft de Hall in: heel de wereld is één Ballroom! – Je maffe muts zakt schever...
Iéts zit je dwars: je partner blijft van steen. (Wat wil je ook: hij is een theepot, vol jenever...) – Dat wordt weer uren janken zometeen.
R.A. Basart (Amsterdam, 2 september 1946)
De Amerikaanse schrijver Chris Kuzneski werd geboren op 2 september 1969 in Indiana, Pennsylvania. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en eveneens alle tags voor Chris Kuzneski op dit blog.
Uit: Sign Of The Cross
“When their boat reached the shore, Jansen felt the rocks as they scraped against the bottom of the hull. The sound filled the air like a primeval wail, yet none of them seemed to care. It was the middle of the night, and the coast was deserted. No one would come running. No one would come to save him. It was in God’s hands now, as it always was. Suddenly, one of the men leapt over the side and splashed into the icy water. He grabbed the boat with both hands and eased it onto the narrow beach, just below a footpath. The other three followed his lead and soon the boat was hidden in the trees that lined this section of the island. They had traveled over a thousand miles but were just getting started. Without saying a word, they loosened the ropes and lifted Jansen from the boat, placing him on their broad shoulders for the journey inland. Jansen sensed this might be his last chance to escape so he flailed back and forth like an angry fish trying to break free of their grasp, yet all he did was upset them. In response they slammed his face into the jagged rocks, breaking his nose, shattering his teeth, and knocking him unconscious. Then they picked him up and carried him to the place where he would die. One of the men cut off Jansen’s clothes while the others built the cross. It was seven-feet wide and ten-feet high and made out of African oak. The wood was pre-cut so the planks slid into place with little effort. When they were finished, it looked like a giant T spread across the freshly cut grass. They knew most people would be confused by the shape but not the experts. They would know it was authentic. Just like it was supposed to be. Just like it had been. In silence they dragged Jansen to the cross and positioned his arms on the patibulum—the horizontal beam—and put his legs on the stipes. Once they were satisfied, the largest of the men took a mallet and drove a wrought-iron spike through Jansen’s right wrist. Blood squirted like a cherry geyser, spraying the worker’s face, but he refused to stop until the nail hit the ground. He repeated the process on Jansen’s left wrist then moved to his legs.”
Chris Kuzneski (Indiana, 2 september 1969)
De Belgische dichter en schrijver Johan Daisne werd op 2 september 1912 in Gent geboren als Hermanus Thiery. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en eveneens alle tags voor Johan Daisne op dit blog.
Uit: De trap van steen en wolken
“Maanden leefden ze thans reeds in dit blokhuis, midden in de wildernis. Ze hadden het samen gebouwd, stuk voor stuk, met eigen handen, in den laten zomer en den herfst, tot de winter was gevallen, die hen nog meer van alles had afgesneden. Maar tijdens die twee seizoenen van werk en droom waren ze stilaan weer gezond geworden, ontgift, in lichaam en ziel. Geen enkele maal was er verveling geweest en al waren ze soms ook van vermoeidheid gansch gekleed in slaap gevallen, het was een heerlijke vermoeidheid geweest, die ze als een zegen hadden gevoeld. En de toekomst? Hij dacht er niet aan; zij leefden dag voor dag, mét enthousiasme, want alles ademde hier avontuur; hun retraite van de wereld was geen einde, maar een begin, alles beloofde hier droom... - Wel verdomd! Gun was als een bezetene overeind gesprongen. Op dat oogenblik stak Ra haar hoofd door de deur. Ze keek eerst met groote oogen in het halfduister, maar dan kwam er een glimlach in. - Wat scheelt er aan? zong haar fijne, trage stem. Gun stond met gebogen hoofd en de hand voor zijn mond te blazen als een rund. - Ik zat bij 't vuur te soezen met een sigaret in de mond en juist toen ik op 't punt was in te dutten was ze op; ik geloof dat mijn twee lippen zijn stuk gebrand! Gun had het er op een drafje uitgebracht en begon dadelijk weer te blazen. Ra sloot lachend de deur. - Laat kijken. Gun nam zijn hand weg. - Jij hebt mooi lachen, zegde hij met een verongelijkt schooljongensgezicht, geef me liever wat van je crème of van een van die andere spullen om er op te wrijven; dat sluit de buitenlucht en de pijn af. Ra had den rand van haar grooten vilten hoed opgeslagen en bleef dicht voor hem staan. - Nou, waar wacht je op? - Kom, zong ze en legde haar armen om zijn hals en twee frissche, vochtige lippen op zijn mond.”
Johan Daisne (2 september 1912 – 9 augustus 1978) Cover
De Oostenrijks – Hongaarse schrijver en journalist Joseph Roth werd geboren op 2 september 1894 in Brody in Galicië. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 eveneens alle tags voor Joseph Roth op dit blog.
Uit: Radetzkymarsch
„Seitdem er im Kampf mit bosnischen Grenzschmugglern ein Auge verloren hatte, lebte er als Militärinvalide und Parkwächter des Schlosses Laxenburg, fütterte die Schwäne, beschnitt die Hecken, bewachte im Frühling den Goldregen, später den Holunder vor räuberischen, unberechtigten Händen und fegte in milden Nächten obdachlose Liebespaare von den wohltätig finstern Bänken. Natürlich und angemessen schien der Rang eines gewöhnlichen Leutnants der Infanterie dem Sohn eines Unteroffiziers. Dem adeligen und ausgezeichneten Hauptmann aber, der im fremden und fast unheimlichen Glanz der kaiserlichen Gnade umherging wie in einer goldenen Wolke, war der leibliche Vater plötzlich ferngerückt, und die gemessene Liebe, die der Nachkomme dem Alten entgegenbrachte, schien ein verändertes Verhalten und eine neue Form des Verkehrs zwischen Vater und Sohn zu verlangen. Seit fünf Jahren hatte der Hauptmann seinen Vater nicht gesehen; wohl aber jede zweite Woche, wenn er nach dem ewig unveränderlichen Turnus in den Stationsdienst kam, dem Alten einen kurzen Brief geschrieben, im Wachtzimmer, beim kärglichen und unruhigen Schein der Dienstkerze, nachdem er die Wachen visitiert, die Stunden ihrer Ablösung eingetragen und in die Rubrik »Besondere Vorfälle« ein energisches und klares »Keine« gezeichnet hatte, das gleichsam auch nur jede leise Möglichkeit besonderer Vorfälle leugnete. Wie Urlaubsscheine und Dienstzettel glichen die Briefe einander, geschrieben auf gelblichen und holzfaserigen Oktavbogen, die Anrede »Lieber Vater!« links, vier Finger Abstand vom oberen Rand und zwei vom seitlichen, beginnend mit der kurzen Mitteilung vom Wohlergehen des Schreibers, fortfahrend mit der Hoffnung auf das des Empfängers und abgeschlossen von der steten, in einen neuen Absatz gefaßten und rechts unten im diagonalen Abstand zur Anrede hingemalten Wendung: »In Ehrfurcht Ihr treuer und dankbarer Sohn Joseph Trotta, Leutnant.« Wie aber sollte man jetzt, zumal da man dank dem neuen Rang nicht mehr den alten Turnus mitmachte, die gesetzmäßige, für ein ganzes Soldatenleben berechnete Form der Briefe ändern und zwischen die normierten Sätze ungewöhnliche Mitteilungen von ungewöhnlich gewordenen Verhältnissen rücken, die man selbst noch kaum begriffen hatte? An jenem stillen Abend, an dem der Hauptmann Trotta sich zum erstenmal nach seiner Genesung an den von spielerischen Messern gelangweilter Männer reichlich zerschnitzten und durchkerbten Tisch setzte, um die Pflicht der Korrespondenz zu erfüllen, sah er ein, daß er über die Anrede »Lieber Vater!« niemals hinauskommen würde.“
Joseph Roth (2 september 1894 - 27 mei 1939) Portret door William Feuer, z.j.
De Nederlandse journalist en schrijver Pierre Huyskens werd geboren op 2 september 1931 in Wessem. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 eveneens alle tags voor Pierre Huyskens op dit blog.
Uit: 60 Jaar Elsevier (Grote bazen)
“Voor Elsevier-baas Teddy Klautz is Elseviers Weekblad een liefdesbaby. De oprichter koestert het tijdschrift en bemoeit zich graag met de inhoud. Over redacteuren zegt hij: ‘Ik hebzein deoorlog te vreten gegeven, dus moeten ze nu doen wat ik zeg.’ Dolf van den Brink heeft een veel afstandelijker houding. Deze zoon uit een familie van tapijthandelaren uit Laren treedt in 1944 bij Elsevier in dienst als procuratiehouder, waar hij flink aan de weg timmert. In 1947 is hij al mededirecteur. De bevlogen romanticus Klautz en de financieel-econoom vullen elkaar in theorie goed aan‚maar in de praktijk pakt het anders uit. Er zijn voortdurend conflicten. Wanneer Klautz zijn hand overspeelt bij een commercieel avontuur in de Verenigde Staten neemt den Brink in 1954 het roer over. Onder zijn leiding groeit de uitgeverij uit tot de houdstermaatschappij van een zestigtal ondernemingen. Zijn opvolger Pierre Vinken heeft fortuin en roem vergaard met het opzetten van een medische databank In 1972, een jaar nadat zijn uitgeverij Excerpta Medica is gefuseerd met Elsevier, treedt de neurochirurg uit Limburg toe tot de raad van bestuur om zeven jaar later de grote baas te worden. Vinken kijkt neer op het magazine van Ferry Hoogendijk en wil er een heel ander blad van maken, voor een culturele elite.”
Pierre Huyskens (2 september 1931 – 19 november 2008)
Zie voor nog meer schrijvers van de 2e september ook mijn blog van 2 september 2014 en ook mijn blog van 2 september 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.
02-09-2016 om 18:18
geschreven door Romenu
Tags:Willem de Mérode, Eric de Kuyper, R.A. Basart, Chris Kuzneski, Johan Daisne, Joseph Roth, Pierre Huyskens, Romenu
|