De Nederlandse schrijver en literatuurcriticus Arie Storm werd geboren in Den Haag op 20 juli 1963. Zie ook alle tags voor Arie Storm op dit blog.
Uit: Satirië
“Ik stop met schrijven. Niet op dit moment, zoals je ziet, maar dit is wel mijn laatste roman. Kan ik dit een roman noemen als ik er zelf zo duidelijk in optreed? Ik lees momenteel de dikke studie The Rhetoric of Fiction. Wayne C. Booth, de schrijver ervan, maakt een behoorlijk groot nummer van de vraag of een schrijver wel of niet in de roman die hij schrijft aanwezig is. Ik moet erbij zeggen dat het boek van Booth uit 1961 komt. Dat is meer dan zestig jaar geleden; ik was nog niet geboren, nog net niet. Het is een vreemd idee dat er al van alles aan de hand was voordat ik mijn eerste schreden op deze planeet zette. Maar als ik weg ben – dood -, gebeurt er vanzelfsprekend ook nog het een en ander. Het gaat allemaal door, vermoed ik, maar dan zonder mij. Dit roept de vraag op waar een schrijver is als hij niet aanwezig is in zijn eigen roman. Als hij dáár al niet is, in zijn door hem bedachte woorden, dan is hij nergens. Dat is natuurlijk niet waar, want als ik stop met schrijven, ben ik er nog steeds. Misschien ben ik er dan wel juist méér, bevind ik me in het echte leven, in de werkelijkheid buiten de roman. Een werkelijkheid die voor mij juist bestaat omdat ik schrijf, meende ik tot voor kort, maar dat zou op een vergissing kunnen berusten. Je zou net zo goed kunnen beweren dat de werkelijkheid juist door dat schrijven verdwijnt, of uit beeld verdwijnt, dat die werkelijkheid door al dat geschrijf niet goed zichtbaar meer is. Romanschrijver Martin Amis schrijft in zijn memoir Experience dat hij van het schrijversbestaan houdt – dag in, dag uit -, of dat hij dat in elk geval deed toen hij bijna dertig was, en dat hij er veel meer van houdt of hield dan zijn vader Kingsley destijds deed, of dat hij die indruk had, dat zijn vader dus niet van het schrijversbestaan hield en dat misschien wel nooit had gedaan, Kingsley, de aanvankelijke angry young man, of een van de angry young men, hoewel Kingsley zich niet zo wilde noemen. Zijn eerste roman was Lucky Jim geweest, een roman waaruit wel degelijk woede sprak, zij het op komische wijze, en die in 1954 was gepubliceerd, en die, toen zijn zoon Martin dit vermoeden uitsprak, of liever gezegd opschreef, tegen de zestig liep. Zestig, zestig, zestig dus, waarop het keerpunt van de ouderdom nadert, voegt, of voegde, moet ik inmiddels schrijven, Martin eraan toe, zestig, een leeftijd die ik nu zelf heb bereikt, terwijl ik heb besloten op te houden met schrijven, en waarvan ik vind dat ik moet uitleggen, of er getuigenis van moet geven, of afleggen, waarom ik er de brui aan geef, al schrijf ik die uitleg, die getuigenis, alleen maar voor mezelf op, en zijn de meeste lezers al juichend gestopt na het lezen in de boekwinkel van de eerste vier woorden van deze roman.”
Arie Storm (Den Haag, 20 juli 1963)
De Amerikaanse dichter Paul Randolph Violi werd geboren op 20 juli 1944 in Brooklyn, New York. Zie ook alle tags voor Paul Violi op dit blog.
Lof der Luiheid
Voor de tweede keer deze week
heb ik sneeuw zien vallen bij zonsopgang,
de dageraad zien aankomen op een briesje
(zoals ik denk dat het altijd gebeurt).
Ik weet niet wat, de tijd of het weer,
me wakker maakte, me uit een droom toverde
waarin een paar van ons ronddreven,
grappenmakers van de zwaartekracht,
met het gezicht omhoog in het kalme water
en het wrakhout van een langzaam leven.
Ik had één zin die ik had bewaard
en liet die los alsof het de mijne was,
roepend om “Donkerder dagen en stralender goden!”
Toen had ik slechts een moment van ontwaken,
maar dat opende zich met datzelfde schaduwloze licht,
een gevoel van verandering, van iets dat zowel dichtbij
als ver weg was, eerst en laatst,
dat met de wind en de sneeuw
door mijn weerspiegeling in het raam waaide.
En toen verloor ik het.
Dus hier ben ik dan, met sigaretten en koude koffie,
een onvoltooide ode aan de luiheid,
spinnenwebben op hoge plaatsen,
een spin die van de boekenplanken afdaalt,
en een in alle rust herinnerde commotie;
zonlicht dat doorstroomt,
en weer een heldere pagina
met een eigenaardige duisternis eroverheen
—schaduwen van hittegolven van de radiator,
of mijn gedachten die in rook opgaan.
Het glas, als het beslagen is,
doet me denken aan winkelruiten,
hoe ze met zeep zijn ingesmeerd,
gehuld in geheimzinnigheid
vóór een grote opening
of na een schandelijke sluiting.
Hoe dan ook, niet erg interessant,
behalve misschien wanneer de graffiti,
de anonieme berichten verschijnen,
erop gekrabbeld
door een kind van de lucht,
woorden waar je doorheen kunt kijken
of een duidelijke veeg.
En in de schemering ben ik er nog steeds,
op dezelfde plek, in hetzelfde licht.
Niets anders te doen dan me te verplaatsen met het uitzicht:
sneeuw, wind over zachte ruïnes,
onafgemaakte gebouwen die opdoemen
als monumenten voor een uitgebluste nieuwsgierigheid
Ik sta in het hoogste, hierboven met de Nee’s
die op drassige leuningen rusten.
Zin in een sigaret? Nee.
Heb je een lucifer? Nee.
Zie je een alternatief voor solipsisme? Nee.
Hedonisme? Nee. Slordig stoïcisme? Nee.
Wist je dat Maryland
geen natuurlijke, maar alleen kunstmatige meren heeft? Nee.
De wezens van de luiheid
zijn pure speculatie.
Ze volgen het weer,
schaduwen de wind, vullen de gaten in.
Sommigen zijn groot, onhandig en sluw
en likken graag aan mijn horloge;
anderen, zoals gerundia,
hebben zichzelf al
in een staat van zijn gedronken.
Een ander, met tijd over
en het besef hoe ramen
zowel binnen als buiten een plek zijn,
staat daar te kijken hoe zijn silhouet
verandert in een weerspiegeling,
terwijl het licht verandert,
en hij vooruit of achteruit beweegt,
speelt als een god
die in en uit zichzelf stapt,
en hoort de wind als de adem van verandering
wanneer de laatste vlaag in het licht weg dwarrelt.
De laatste vlok wordt groter
terwijl hij neerdaalt en presenteert,
wanneer hij in een uitbarsting van schittering landt,
de plattegrond van een nieuw gebouw,
waar elk nat, gepareld raam
een beeld is van plezier en verwachting.
De druppels rijpen, momenten in het licht,
vragen die, beantwoord door een gevoel,
zo helder als mijn wezen wegglijden,
druppel voor druppel langs het glas.
Als de wind zo hard waait,
staat hij op het punt om eindelijk iets te zeggen.
De aarde tot waar zij pure magie is,
wind en glas, water en licht.
Vertaald door Frans Roumen
Paul Violi (20 juli 1944 – 2 april 2011)
Zie voor nog meer schrijvers van de 20e juli ook mijn blog van 20 juli 2024 en ook mijn blog van 20 juli 2020 en eveneens mijn blog van 20 juli 2019 en ook mijn blog van 20 juli 2013 deel 2 en eveneens deel 3.