De Nederlandse schrijver Arnon Grunberg werd geboren in Amsterdam op 22 februari 1971. Zie ook alle tags voor Arnon Grunberg op dit blog.
Uit: Moedervlekken
“Kadoke wil aanbellen, maar het gras doet hem aarzelen. Hij pakt de tuinslang en begint de voortuin water te geven, de bomen, de planten, het gazon. De zoon die, zoals dat van hem werd verwacht, psychiater is geworden verzorgt de tuin. Vroeger speelde hij weleens badminton met zijn vader in de voortuin. Die tijd is voorbij, er wordt nu voornamelijk naar het gras gekeken als naar een vertrouwd en toch nog altijd mooi schilderij. Het heeft al bijna tien dagen niet geregend, op het gras zijn gele plekken ontstaan. Jarenlang is het hier goed onderhouden, met liefde is aan deze tuin gewerkt, in elk geval met een volharding en een verantwoordelijkheidsgevoel die niet van liefde te onderscheiden zijn. Doorzettingsvermogen is ook liefde – de weigering om op te geven, de weerzin om te verliezen, om te sterven, allemaal vormen van liefde. Tragisch dat een korte periode van droogte zo’n ravage aanricht. Het is vroeg in de ochtend maar nu al warm. Een buurvrouw staart naar hem, maar Kadoke doet alsof hij haar niet ziet. Er is niets merkwaardigs aan dit tafereel: de zoon geeft de verdorde tuin water, de goede zoon, de zich om alles en nog wat bekommerende zoon, de zoon die leeft opdat anderen niet hoeven te sterven. Maar hij kan zich nu juist niet om alles bekommeren, of beter gezegd: zijn zorg leidt niet altijd tot het gewenste resultaat. Dát is het probleem. Hij heeft de meisjes instructies gegeven, sommige heeft hij in het Engels opgeschreven en in de keuken op een kast gehangen en terwijl hij het gras water geeft, begint hij zich af te vragen waarom zijn simpele instructies niet zijn opgevolgd. ‘Please, water the garden when the lawn is dry’; zo moeilijk is dat toch niet te begrijpen? De jonge vrouwen die zijn moeder verzorgen kunnen best tussendoor de tuin besproeien. Zo intensief hoeft moeder ook weer niet in de gaten te worden gehouden, dat er geen tijd meer is voor het gras. Kadoke weet wie hij is: Otto Kadoke, kalm, toegewijd maar niet té empathisch, dat is slecht voor de kalmte, slecht voor de behandeling, de arts moet niet te nabij komen. De nadruk ligt op de derde lettergreep, het is Kadoké, maar als mensen zijn naam verkeerd uitspreken corrigeert hij hen niet. Wat is een naam? Hooguit een geschiedenis waartoe je je moet verhouden. Ze mogen hem ook ‘dokter’ noemen. Officiële papieren ondertekent hij met O. Kadoke.”
Arnon Grunberg (Amsterdam, 22 februari 1971)
De Nederlandse schrijver, dichter, literatuurcriticus en columnist Rob Schouten werd geboren in Hilversum op 22 februari 1954. Zie ook alle tags voor Rob Schouten op dit blog.
Vroeger
Lang geleden, maar wel na de oorlog - Want die ken ik slechts van horen zeuren -, Die tijd die heette toen het heden nog, Kon het navolgende octaaf gebeuren: 'De huizen klappertandden met hun deuren, In elke hoek zat een ontstellende Moloch Jongens van mijn leeftijd te verscheuren En aan mijn bed waakte een krom gedrocht. Sliep ik bij toeval in, dan kwamen de Harpijen Om elk tot bloedens toe met mij te vrijen En 's ochtends knaagde een enorme beverrat Aan alles wat ik op mijn lever had', Omdat ik met het geld voor de collecte Mijn potje voor dichtbundels spekte.
In Paradisum
Prima bedenksel is het hoofd en verre van gevangenis: gedachten lopen in en uit, over de balustraden hangen oude en dierbare momenten, nu eens geprononceerd en geurig dan weer verzadigd achterover. Alles heel smaakvol ingericht met de geschiedenis der mensheid, en praktisch ook: opdrachten komen binnen en worden uitgevoerd, instincten stompen af en groeien aan. Geen flauw idee wanneer het maar eens afgelopen moet zijn. Daar is net iets acht-, negenjarige gaande, een dichtbegroeide schutting in de zon tussen burgermansschuurtjes en onbedorven buren in de uni, kat en vlinder, 'komen jullie binnen?' tevredenheid straalt er vanaf in het holst van het hoofd, alles rimpelt, ritselt en veert op als ik even kom binnenrijven.
Ziel
Ik zou liever een kwaliteitsziel hebben die ik niet kende; niet dit inruilding uit mensen die ik maar bekeken heb, dat het alleen doet als ik ernaar kijk. Mijn ziel zou ouderwets onzichtbaar zijn en in mij zitten. Alles wat ik zweeg en riep zou er duurzaam vervuld van zijn. Ik zou er niet aan denken haar te wensen. Zo'n ziel die je nog eens verkopen kunt.
Rob Schouten (Hilversum, 22 februari 1954)
De Nederlandse dichter Ruben van Gogh werd geboren in Dokkum op 22 februari 1967. Zie ook alle tags voor Ruben van Gogh op dit blog.
Vlinders
we smeten je papierwinkel de afvalcontainer in je hele hebben en houwen (aanmaningen, afschriften, herinneringen) vloog als een cluster dartelende vlinders een onbestemde toekomst tegemoet opgetogen bijna dat het zware soms zo licht kan zijn net als die dakpan toen die ik van boven zag komen, in vertraging haast vriendelijk naar me zigzaggend, blinkend in de zon vlak voor hij vlak voor mijn voeten met een rotklap aan gruzelementen sloeg
Een avond in de polder
neem mij mee, riep ik maar geen schip kwam voor mij links & rechts werd men opgestraald, maar geen schip kwam voor mij de liefde werd bedreven met struise dames op ongekende hoogtes, maar geen schip kwam voor mij gefaseerd, gemuteerd & verbouwereerd keerde men weer terug op aarde, met een duidelijk waarneembare blijere blik in de ogen maar geen schip kwam voor mij
Ruben van Gogh (Dokkum, 22 februari 1967)
De Vlaamse dichter en schrijver Paul van Ostaijen werd geboren in Antwerpen op 22 februari 1896. Zie ook alle tags voor Paul van Ostaijen op dit blog.
Vreugde
Onder de gloedende zoen van mijn levenscheppende vreugde ligt de stad; vreugde in mij, niet om welke oorzaak ook, maar om zich zelf: zo is elke grote liefde. Mijn vreugde is een absolute liefde. Dat weet ik: ik ben een schepper die een warme golf over de stad laat varen. Op schaliedaken ligt maanlicht dol in vreugde, goud-gelukkig. Ik weet: moest de verzoeking mij op een hoogte brengen van al de schaliedaken zou ik maanlicht stromen zien: een ziedende zee van zilveren golven uit licht lopend goud. Veni Creator van het leven: vreugde om de vreugde! Voel ik nu niet rusten de lippen van mijn geliefde op mijn mond? Alles stroomt naar mij toe, - gelijk het maanlicht schept een zee: haar eigen leven, - nu ben ik een beeld der volle vreugde. Mijn moeder heeft mij tans bekeken met haar warmste ogen; nooit was de handdruk van mijn vriend hechter als deze al is mijn vriend ook ver, en nooit zoende mij zó een geliefde als deze die ik niet ken. Van de avondlike bomen valt licht vol schittering. Een koets zou over mijn lichaam kunnen heenrijden, dit zou mijn vreugde niet even kwetsen. Mijn vreugde zou gaan en het klingelen der sukkel-belletjes door het geschal van bazuinen vertalen.
Paul van Ostaijen (22 februari 1896 – 18 maart 1928) Standbeeld in Antwerpen
De Duitse dichter en schrijver Hugo Ball werd geboren op 22 februari 1886 in Pirmasens. Zie ook alle tags voor Hugo Ball op dit blog.
Gadji beri bimba
gadji beri bimba glandridi laula lonni cadori gadjama gramma berida bimbala glandri galassassa laulitalomini gadji berl bin blassa glassala laula lonni cadorsu sassala bim gadjama tuffm i zimzalla binban gligla wowolimai bin beri ban o katalominai rhinozerossola hopsamen laulitalomini hoooo gadjama rhinozerossola hopsamen bluku terullala blaulala loooo
zimzim urullala zimzim urullala zimzim zanzibar zimzalla zam elifantolim brussala bulomen brussala bulomen tromtata velo da bang bang affalo purzamai affalo purzamal lengado tor gadjama bimbalo glandridi glassala zingtata pimpalo ögrögöööö viola laxato viola zimbrabim viola uli paluji malooo
tuffm im zimbrabim negramai bumbalo negramai bumbalo tuffm i zim gadjama bimbala oo beri gadjama gaga di gadjama affalo pinx gaga di bumbalo bumbalo gadjamen gaga di bling blong gaga blung
Hugo Ball (22 februari 1886 – 14 september 1927) Cover
De Servische schrijver Danilo Kiš werd geboren op 22 febrari 1935 in Subotica. Zie ook alle tags voor Danilo Kiš op dit blog.
Uit: Hourglass (Vertaald door Ralph Manheim)
“Thanks to suffering and madness, I have had a finer, richer life than any of you, and I wish to go to my death with dignity, as befits the great moment after which all dignity and majesty cease. Let my body be my ark and my death a long floating on the waves of eternity. A nothing amid nothingness. What defense have I against nothingness but this ark in which I have tried to gather everything that was dear to me, people, birds, animals, and plants, everything that I carry in my eye and in my heart, in the triple-decked ark of my body and soul. Like the pharaohs in the majestic peace of their tombs, I wanted to have all those things with me in death, I wanted everything to be as it was before; I wanted the birds to sing for me forever, I wanted to exchange Charon's bark for another, less desolate and less empty; I wanted to ennoble eternity's unconscionable void with the bitter herbs that spring from the heart of man, to ennoble the soundless emptiness of eternity with the cry of the cuckoo and the song of the lark. All I have done is to develop that bitter poetic metaphor, carry it with passionate logic to its ultimate consequence, which transforms sleep into waking (and the converse); lucidity into madness (and the converse); life into death, as though there were no borderline, and the converse; death into eternity, as if they were not one and the same thing. Thus my egoism is only the egoism of human existence, the egoism of life, counterweight to the egoism of death, and, appearances to the contrary, my consciousness resists nothingness with an egoism that has no equal, resists the outrage of death with the passionate metaphor of the wish to reunite the few people and the bit of love that made up my life.”
Danilo Kiš (22 februari 1935 – 15 oktober 1989)
De Ierse schrijver Sean O'Faolain werd geboren op 22 februari 1900 in Cork. Zie ook alle tags voor Sean O'Faolain op dit blog.
Uit:The Fur Coat
“One thousand guineas? For a coat? Sure, that’s a whole year’s salary.” “It is.” Paddy drew into himself. “And,” he said, in a cautious voice, “is that the kind of coat you had in mind?” She laughed, satisfied at having taken him off perch. “Yerrah, not at all. I thought I might pick up a nice little coat for, maybe, thirty or forty, or at the outside, fifty quid. Would that be too much?” “Go down to Switzers in the morning and bring it home on your back.” But, even there, she thought she detected a touch of bravo, as if he was still feeling himself a great fellow. She let it pass. She said she might have a look around. There was no hurry. She did not bring up the matter again for quite fifteen minutes again. “Paddy! About that fur coat. I sincerely hope you don’t think I’m being vulgar? “How could you be vulgar?” “Oh, sort of nouveau riche. I don’t want a fur coat for a show-off.” She leaned forward eagerly. “Do you know the reason why I want a fur coat?” “To keep you warm. What else?” “Oh, well, that too, I suppose, yes,” she agreed shortly, “But you must realize that from this on we’ll be getting asked out to parties and receptions and so forth. And - well - I haven’t a rag to wear!”
Sean O'Faolain (22 februari 1900 – 20 april 1991)
De Afro-Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Ishmael Scott Reed werd geboren op 22 februari 1938 in Chattanooga, Tennessee. Zie ook alle tags voor Ishmael Reed op dit blog.
Dialog Outside the Lakeside Grocery
The grocery had provided him with boxes of rotten lettuce He was loading them onto a yellow pick-up truck He was a frail white man and wore a plaid woolen shirt and frayed dungarees I was sitting in a gray chevrolet rent-a-dent "I have eight adult geese and twenty-six ducks," he said and i said "I'll bet you have a big management problem," and he said "They're no trouble at all. My wife raised two of them in the house. When she goes near their pen the geese waddle towards her and nibble the lettuce out of her hand" "I'd never think of killing them" he said "They keep me out of the bars"
Ishmael Reed (Chattanooga, 22 februari 1938)
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Edna St. Vincent Millay werd geboren op 22 februari 1892 in Rockland, Maine. Zie ook alle tags voor Edna St. Vincent Millay op dit blog.
Sonnet VII When I too long have looked upon your face, Wherein for me a brightness unobscured Save by the mists of brightness has its place, And terrible beauty not to be endured, I turn away reluctant from your light, And stand irresolute, a mind undone, A silly, dazzled thing deprived of sight From having looked too long upon the sun. Then is my daily life a narrow room In which a little while, uncertainly, Surrounded by impenetrable gloom, Among familiar things grown strange to me Making my way, I pause; and feel, and hark, Till I become accustomed to the dark.
Sonnet VIII
And you as well must die, belovèd dust, And all your beauty stand you in no stead; This flawless, vital hand, this perfect head, This body of flame and steel, before the gust Of Death, or under his autumnal frost, Shall be as any leaf, be no less dead Than the first leaf that fell,–this wonder fled, Altered, estranged, disintegrated, lost. Nor shall my love avail you in your hour. In spite of all my love, you will arise Upon that day and wander down the air Obscurely as the unattended flower, It mattering not how beautiful you were, Or how belovèd above all else that dies.
Edna St. Vincent Millay (22 februari 1892 – 19 oktober 1950)
Zie voor nog meer schrijvers van de 22e februari ook mijn blog van 22 februari 2015 deel 1 en ook deel 2.
22-02-2017 om 18:26
geschreven door Romenu
Tags:Arnon Grunberg, Rob Schouten, Ruben van Gogh, Paul van Ostaijen, Hugo Ball, Danilo Kis, Sean O'Faolain, Ishmael Reed, Edna St. Vincent Millay
|