De Nederlandse dichter, essayist en germanist C. O, Jellema werd geboren op 9 september 1936 in Groningen. Zie ook mijn blog van 9 september 2010 en eveneens alle tags voor C. O. Jellema op dit blog.
Afscheid komt zelf. Dat wat je nemen moet.
Afscheid komt zelf. Dat wat je nemen moet. Je kunt wel doen alsof het niet bestaat. 't Bestaat ook niet zover het denken gaat. Hoe kun je anders, alles wat je doet
schuift afscheid op, pas als een schaakstuk slaat voorbij het denken valt een gat voorgoed. Nemend wat kwam wordt leegte naam. En hoe't gebeurde is beschrijfbaar. Maar te laat.
Schrijvend voorbij te zijn. Dat afscheid. Kijk: voorwerpen om je heen, jouw woord geeft glans zoals het licht dat doet - zij, onbewogen,
zijn om te zijn en geven jou gelijk. Benoeming schijnt een overlevingskans: verdwijnen in een woord. Voor eigen ogen.
De brief
Er is een glimlach blijven staan tussen de andere veel grotere lettertekens - eens toen wij langs de rivier liepen heb je me met een dove vergeleken een liplezer. het is zo moeilijk, zei je, het is zo moeilijk om met jou te praten, zei je, omdat je kijkt en niets zegt; wij gaan niet vrijuit. - later toen ik alleen terugliep en er niets meer te luisteren viel, het grind niet meer onder je voeten, de wind niet ritselend door je haar, toen gaf ik antwoord: luister nu goed, zei ik, zie je de zon drijven op de rivier? misschien gaat hij al vannacht de grens over, dan is het winter morgen, dan is het hier winter, zei ik, ik houd van je. nu schrijf je over het boek dat je leest en over de voorbijgangers die je zien zitten omdat je de tafel bij het raam geschoven hebt voor het betere licht; want het is winter, schrijf je, en daar tussen de andere lettertekens zie ik je glimlach staan onooglijk -
Nazomer Trakl zum Gedächtnis
onder het zand is het gaan stromen gaatjes ontstaan een huis hangt ietsje scheef en uit de oksels van de bomen druppelt een sterke geur van zweet wel valt de hamer lichter op de stenen wanneer de wegen worden omgelegd de rode zon schijnt rustig naar beneden een mens wacht of een mens iets zegt maar in de hemel liggen wolken wit en roerloos op een blauwe baar onder het zand rekt een gevaar als slangen in hun slaap zich uit en mannen die lang jong bleven en fit ontwaken op een morgen met grijs haar
C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003) Hier bij een portret van hem zelf, geschilderd door Matthijs Röling
De Nederlandse publicist, schrijver en biograaf Wim Huijser werd geboren op 9 september 1960 in Ridderkerk. Zie ook alle tags voor Wim Huijser op dit blog.
Uit: Dichter bij Dordt. Biografie van C. Buddingh'
“De verwarring rond zijn naam werd nog groter doordat hij in de Encyclopedie voor de wereldliteratuur, die hij zelf samenstelde, zichzelf vermeldt als: ‘Cornelis Buddingh’’. Daarmee droeg hij er zelf toe bij dat over de juiste vermelding van zijn naam altijd onduidelijkheid is blijven bestaan. Wie zijn naam zoveel jaar na zijn dood opzoekt in een personenregister, stuit meestal op het foutieve ‘Cees Buddingh’’, terwijl hij voor vrienden bestemde exemplaren van zijn dichtbundels steevast met ‘Kees Buddingh’ signeerde. Gevraagd naar de herkomst van zijn bijzondere achternaam met apostrof zou Buddingh’ zich in zijn leven meermalen op het standpunt stellen dat hij niet zo geïnteresseerd was in zijn voorgeslacht, maar meer in zijn nageslacht. Hij heeft zich daarom ook nooit verdiept in zijn familiegeschiedenis. Dat zijn wortels ergens in de Oost-Betuwe lagen vond hij wel voldoende om te weten. Het was echter die merkwaardige apostrof aan het eind, die steeds weer aanleiding gaf tot de vraag: waar die naam eigenlijk vandaan kwam. De naam zou oorspronkelijk voluit ‘Boetrechtheer’ zijn geweest, legt Buddingh’ in een brief aan Gerrit Borgers uit, in die tijd directeur van het Letterkundig Museum in Den Haag: dit ‘zou dan zijn verbasterd tot Buddingh en voor de verloren gegane “eer” zou de ’ [apostrof ] in de plaats zijn gekomen’. Dat Boetrechtheer zou van Betuwse origine zijn en afkomstig van een rechterschap bij het zogenaamde ‘boetrecht’. Daarmee volgde Buddingh’ de lezing van Derk Buddingh’ die een boek had geschreven over de herkomst van de naam, getiteld Het Boetregt; bevattende een oudheid-, geschied- en letterkundig onderzoek naar den oorsprong en naambeteekenis van het geslacht Buddingh’, benevens de genealogische verspreiding van diens stamboom en zijne takken (1862). De kans is groot dat iemand in de familie het had opgepikt uit de biografie H. J. Budding; leven en arbeid (1883) van J. H. Gunning, over de beroemde Zeeuwse predikant en stichter van afgescheiden ‘Budding- gemeenten’. Dat deze ‘beroemde dominee’ nog een van zijn voorvaderen van vaderszijde was, zoals Buddingh’ later zou menen, blijkt onjuist te zijn.”
Wim Huijser (Ridderkerk, 9 september 1960) Cover
De Italiaanse dichter en schrijver Cesare Pavese werd geboren in Santo Stefano Belbo op 9 september 1908. Zie ook mijn blog van 9 september 2010 en eveneens alle tags voor Cesare Pavese op dit blog.
Ontmoeting Deze harde heuvels die mijn lichaam hebben gemaakt en het teisteren met zo veel herinneringen, hebben mij het wonder ontsloten van haar, die niet weet dat zij in mij bestaat en ik kan haar niet begrijpen. Ik heb haar ontmoet, op een avond: een lichtere vlek onder de aarzelende sterren, in de zomernevel. Rondom hing de geur van deze heuvels, dieper dan het donker, en plotseling klonk er, alsof zij vanuit de heuvels kwam, een stem, helderder en schriller tegelijk, een stem uit verloren tijden. Soms zie ik haar, en is ze levend voor me, scherp omlijnd, onveranderlijk, als een herinnering. Ik heb haar nooit kunnen vatten: haar werkelijkheid ontglipt me telkens en voert me ver weg. Of ze mooi is, weet ik niet. Onder de vrouwen is zij heel jong: als ik aan haar denk, overvalt me een vervlogen herinnering aan mijn kindertijd die ik in deze heuvels doorbracht, zo jong is ze. Ze is als de morgen. In mijn ogen roept ze alle verre luchten op van die vervlogen morgens. En in haar ogen staat een vast voornemen: het helderste licht dat het ochtendgloren ooit heeft gekend boven deze heuvels. Ik heb haar geschapen uit het diepst van alle dingen die mij het dierbaarst zijn, en kan haar niet begrijpen.
Vertaald door Willem van Toorn en Pietha de Voogd
Cesare Pavese (9 september 1908 – 27 augustus 1950) Cover dagboeken
De Russische schrijver Leo Tolstoj werd geboren op 9 september 1828 op het landgoed Jasnaja Poljana, in de buurt van Toela. Zie ook mijn blog van 9 september 2010 en eveneens alle tags voor Leo Tolstoj op dit blog.
Uit: Boyhood (Vertaald door Leo Wiener)
“Rarely have I spent days so — I will not say merrily, for I was still rather conscience-stricken at the idea of yielding to merriment — but so agreeably, so pleasantly, as the four during which our journey lasted. I had no longer before my eyes the closed door of mamma's room, which I could not pass without a shudder; nor the closed piano, which no one approached, but which every one regarded with a sort of fear ; nor the mourning garments (we all had on simple traveling suits), nor any of those things, which, by recalling to me vividly my irrevocable loss, made me avoid every appearance of life, from the fear of offending her memory in some way. Here, on the other hand, new and picturesque spots and objects arrest and cftvert my attention, and nature in its spring garb fixes firmly in my mind the cheering sense of satisfaction in the present, and bright hopes for the future. Early, very early in the morning, pitiless Vasily, who is overzealous, as people always are in new situations, pulls off the coverlet, and announces that it is time to set out, and that everything is ready. Snuggle and rage and contrive as you will to prolong even for another quarter of an hour the sweet morning slumber, you see by Vasily*s determined face that he is inexorable, and prepared to drag off the coverlet twenty times ; so you jump up, and run out into the yard to wash yourself. The samovar is already boiling in the anteroom, and Mitka, the outrider, is blowing it until he is as red as a crab. It is damp and dark out of doors, as though the steam were rising from an odoriferous, dung-heap ; the sun illuminates with a bright, cheerful light the eastern sky and the straw roofs of the ample sheds surrounding the courtyard, which are sparkling with dew. Beneath them our horses are visible, hitched about the fodder, and the peaceful sound of their mastication is audible. A shaggy black dog, who has lain down upon a dry heap of manure before dawn, stretches lazily, and be- takes himself to the other side of the yard at a gentle trot, wagging his tail the while. The busy housewife opens the creaking gates, drives the meditative cows into the street, where the tramp, lowing, and bleating of herds is already audible, and exchanges a word with her sleepy neighbor. Philip, with the sleeves of his shirt stripped up, draws the bucket from the deep well, all dripping with clear water, by means of the wheel, and empties it into an oaken trough, about which wide-awake ducks are already splashing in the pool ; and I gaze with pleasure upon Philip's handsome face with its great beard, and at the thick sinews and muscles which are sharply defined upon his bare, hairy arms when he makes any exertion.”
Leo Tolstoj (9 september 1828 – 20 november 1910) Als jongeman, rond 1848
De Vlaamse dichter en componist Gentil Theodoor Antheunis werd geboren te Oudenaarde op 9 september 1840. Zie ook mijn blog van 9 september 2010 en eveneens alle tags voor Gentil Th. Antheunis op dit blog.
Tirolerlied
Ik vlucht mijn leger, mijn vreedzame dakje; 'k heb hond noch geweer, door de nacht loop ik heen, Mijn boezem doorwoelt een knagende smart, En waar ik ook vlucht, zij volgt mijne schreên. Voor mij geen rust, Geen hoop in 't verschiet; Want zij die ik bemin Bemint mij toch niet. Hier eenzaam gezeten op 't hoogste der bergen, Op rotsen zo woest, dat geen wild ze betreedt; Hier zing ik mijn leed de onpeilbare afgrond, De spraakloze nacht zing ik 't grievende leed. De diepte en het duister Aanhoren mijn lied; Maar zij, voor wie ik zing, Zij luistert toch niet. Daar klimt uit de diepte een geheimvol gefluister: ‘Wat baat u het leven? Kom, rust in mijn schoot. En zij die gevoelloos uw jeugd zag verkwijnen, Zoekt morgen met angst en beweent uw dood.’ Heel 't dorp zou mij zoeken Met klemmend verdriet; Maar zij, voor wie ik stierf, Zij komt toch niet.
Gentil Th. Antheunis (9 september 1840 – 5 augustus 1907) Oudenaarde
De Vlaamse schrijver, dichter en journalist Gaston Cyriel Durnez werd geboren in Wervik op 9 september 1928. Zie ook mijn blog van 9 september 2010 en eveneens alle tags voor Gaston Durnez op dit blog.
Soldatenliedje (Fragment)
In Korea liet ik 't rechter-, en in Vietnam 't linkerbeen. 'k Wou er ook in Leo laten maar helaas ik had er geen. Eén twee! Eén twee! Op vier wielen Eén twee! Eén twee! in de maat rijd ik in de stoeten mede voor 't pensioen en voor de vrede. Eén twee! Eén twee! Op vier wielen vraag 'k een aalmoes op de straat. Als het nog eens pas zal geven, generaals, o denkt er aan: 'k heb een hoofd en ook een romp die nog tot uw beschikking staan. Eén twee! Eén twee! Flink marsjeren Eén twee! Eén twee! kan ik niet. Maar ik kan rekruten tonen hoe zichzelve te verschonen en te vreten met hun tanden zonder voeten, zonder handen. Eén twee! Eén twee! Op vier wielen Eén twee! Eén twee! Kameraad!
Gaston Durnez (Wervik, 9 september 1928) Cover
De Engelse schrijver Edward Falaise Upward werd geboren in Romford op 9 september 1903. Zie ook alle tags voor Edward Upward op dit blog.en ook mijn blog van 9 september 2010
Uit:The Spiral Ascent
“Sooner than Alan expected, at a point where the road rounded a small hill, the bay came into full and close view. To the right was the Britannia public house, mentioned in Richard’s letter, with a balcony supported by wooden Doric pillars. To the left, on a shingle bank, Richard was sitting. He scrambled up from the shingle and leapt over a low concrete parapet towards the motor-coach, his legs apart and his arms thrown upwards in greeting. He was so demonstratively glad to see Alan that he seemed not merely to be expressing his own feelings about him but also to be welcoming him publicly on behalf of all the bystanders and of all the houses around and of the sea itself. ‘Thank God you’ve come,’ Richard said loudly as the two of them moved off down a sandy side-lane towards his lodgings. ‘Oh boy, it would be impossible for you not to be able to write here. This place is utter heaven. . . . But I ought to have told you in my letter – there are certain complications. I’ll explain later.’ ‘I suppose I shall be able to sleep somewhere tonight in this town?’ Alan asked. ‘Oh yes. I’ve fixed all that with my landlady, Miss Pollock. You can stay as long as you like. And when you find the effect it has on your poetry I expect you’ll want to be here for the rest of the summer.’ ‘Is yours still going well?“ ‘Wonderfully, though I’ve not been attempting any during this last week.’ They came to a small white front-gate over which a hawthorn tree had been trained into an arch. A mossed gravel path curved round an ascending lawn to reach the verandah of the house. Glass doors wide open to the verandah revealed a shadowy sitting-room in which an oil lamp with a white glass shade stood on a bobble-fringed velvety table-cloth. As Alan stepped after Richard into the room he noted that the ottoman and two armchairs were upholstered in red plush; and over the mantelpiece there was a large gilt-framed mirror with swans in green reeds painted on the lower corners of the glass. ‘It’s marvellous,’ Alan said. ‘Isn’t it?’ Richard agreed with a pleased grin. ‘But you won’t meet Miss Pollock herself till she brings in our tea. She’s never to be seen except at meal-times, and even then only for a moment or so."
Edward Upward (9 september 1903 - 13 februari 2009) Cover biografie
De Tsjechische schrijfster Hana Androníková werd geboren op 9 september 1967 in Zlín. Zie ook mijn blog van 9 september 2010.
Uit: The sound of the sundial (Vertaald door David Short)
„Tom came back from work early one day and found the house deserted. He took off his jacket, went into the kitchen, and lifted the lid of the teapot. He raised an eyebrow and let out a sigh. He poured the remaining tea into a cup and looked briefly for the sugar, but mentally he had already abandoned the idea. He headed for the living room, loosened his tie, undid his top button, and sprawled out in an armchair with the Times of India. Having read it, he reached for the week-old paper from Zlín. In March 1936, a headline proclaimed: Germany arms—France has qualms! Beneath the headline was a cartoon of an arrogant Nazi fully armed with the modern trappings of war, and a cowering Frenchman equipped for an Iron Age encounter. A shiver ran down his spine. Suddenly Rachel was standing behind him. Immersed in the red-hot news, he hadn’t heard her approach. She placed a hand on his shoulder, bent over him, and inhaled deeply. She loved that smell. His sweat. A mix of cedar and peppermint. And the tobacco that clung to his white shirts. He stretched out his right hand and touched her face above him. She took the long fingers between her palms and put them to her lips. She took another breath. A waft of nicotine between his middle and index fingers. He watched her for a moment, then tipped back his head and pulled her face towards him. He parted his lips as if ready to swallow her. I stood in the doorway, staring at my parents as they kissed with all the passion of a pair of film stars. I dropped my tennis ball, forgotten in the intensity of the moment, and it rolled across the floor and was lost. My parents shot apart. At first they looked startled, then they burst out laughing. “Don’t you know how to knock?” said Mommy. “Come here,” Dad said, with the gesture that so typified him. Beckoning, giving his permission to approach. I sat on his knee. Dad put one arm around my shoulders, slapped his free thigh with the other, and nodded to Mommy that she could sit down too. He winked at me, but my mother was quicker than my father expected and sat right down on his hand. He howled and tried to pull his squashed fingers out. When he was in the mood, he could be very funny.“
Hana Androníková (Zlín, 9 september 1967)
Onafhankelijk van geboortedata
De Nederlandse dichter Bas Jongenelen werd in 1968 geboren in Roosendaal. Hij studeerde in 1995 in Tilburg af bij prof. dr. Jaap Goedegebuure met de doctoraalscriptie “De Kleine Zenuwlijder – Literatuur en psychologie aan de hand van Gerard Reves Werther Nieland”. Daarna werkte hij enkele jaren als docent Nederlands in het voortgezet onderwijs. Tegenwoordig doceert hij Nederlands aan de Fontys Lerarenopleiding Tilburg en is hij promovendus aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Onder begeleiding van prof. dr. Johan Oosterman verricht hij onderzoek naar humor in 1561.
Best seller
Er zijn inmiddels vele boeken over geschreven, maar er kan er altijd wel nog eentje bij, het liefst een beetje snel. Zo een met een mooi plaatje op de cover,
zodat eenieder die het ziet een toverslag voelt, zoals een bliksemschicht zo fel, een nacht zo koud als in een ijshotel, opdringerig zoals een Latin lover.
Een boek dat uitermate goed zal lopen, een boek dat alle mensen willen kopen, een boek met vele liters rode wijn,
een boek met rozengeur en maneschijn, een boek met sex and drugs and rock ’n roll, een boek… maar schenk nu eerst de glazen vol!
Sonnet
Van grote mondjes, met hun lange staat van dienst (zoals je zegt in Duitse termen), daarvan hoor ik het vreselijke kermen, wanneer de zon hoog langs de hemel gaat.
De Duitsers (meestal wel van groot formaat) zijn over Zeeuwse stranden aan het zwermen (verscholen achter wind- en zonne-schermen) en zijn op zoek naar een fijn strandklimaat.
Ze zitten in de hete zon te bakken, totdat diezelfde hete zon gaat zakken
en tot het donker wordt en ietsje kouder. `Och hemel! Kijk eens naar mijn rode schouder!' Vat zien zij niet? Die mooie zeenatuur: de ledjes van de zee in 't avonduur.
Bas Jongenelen (Roosendaal, 1968)
09-09-2017 om 10:30
geschreven door Romenu
Tags:C. O. Jellema, Wim Huijser, Cesare Pavese, Leo Tolstoj, Gentil Th. Antheunis, Gaston Durnez, Edward Upward, Hana Androníková, Bas Jongenelen, Cees Buddingh', Romenu
|