De Nederlandse schrijfster Augusta de Wit werd geboren in Sibolga (Sumatra) op 25 november 1864. Zie ook alle tags voor Augusta de Wit op dit blog.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit:Orpheus in de dessa
Het waren geheel andere dingen, het scheen of zij niets te maken hadden met dat deuntje, dat hij nu volgde, alsof het hem trok, zacht en niet te weerstaan trok; en toch was daar een heimelijke, onbegrijpelijke overeenstemming, een herinnering, een weder-herkennen, dat het tegenwoordige oogenblik ophief in de sterretinteling van het verleden en het leven rondom diep maakte en wijd als een hemel....
Nu zweeg het fluitspel.
Stilstaande zag de jonge man om zich heen. Hij was aan een grens gekomen van maanlicht en duisternis, aan een schaduwkring dien een zwarte boomen-massa wijd over het glorige gras spreidde. Onduidelijk nam hij een dicht gedrongen menigte van stammen waar, lang afhangende groeisels en van maanlicht even beglommen looverspreidingen. Een geur van verwelkende bloemen hing in de lucht. Hij herkende den heiligen waringin aan den ingang van het dorp, waar de vrome passar-gangers den Danhjang Dessa offeranden van jasmijn-bloesem plachten te brengen op het zoden-altaar.
Hij was ver van de fabriek af gekomen.
Langzaam ging hij terug door het van dauw wit glinsterende en druipende gras. In de stilte van zijn gedachten zong het deuntje der fluit voort, en zijne stappen schikten zich naar de onhoorbare maat.
Nog een poos lang wakker liggend in de duisternis van zijn huis, bleef hij luisteren of niet weer het klare geluid aan kwam strijken.
Toen kwam de gedachte aan zijn werk weer terug. Hij sliep in met de voorstelling van de nieuwe machine die hij op zou stellen in het molenhuis
.
Augusta de Wit (25 november 1864 - 9 februari 1939)
De Duitstalige (Italiaanse) dichter en schrijver Joseph Zoderer werd geboren op 25 november 1925 in Meran in Zuid-Tirol. Zie ook alle tags voor Joseph Zoderer op dit blog.
Uit: Wir gingen
Mein Bruder wurde in Lackschuhen von den Onkeln und der Tante zum Zug gebracht, mit dem wir wegfuhren, und in diesen schwarzen Lackschuhen, die er immer an den Füßen der eleganten Kurgäste bewundert hatte, fror er, als wir über die Grenze, über den Brennerpaß, "heim ins Reich" gebracht wurden. Wir waren die Kinder eines ehemaligen Hotelhausmeisters, also Hotelschuhputzers und später dann entlassenen Hilfskurgärtners. Wir waren die Dummen, die glaubten, das Richtige zu machen, weil die meisten um uns herum im Lande so redeten. Und aus einigen von diesen wurden später auch gut funktionierende Henker oder vaterlandsliebende Mörder. Ich höre meinen Vater schreien: Ich hab' einen Bock geschossen! Ich weiß nicht, warum dieser Satz in meinem Kopf zurückblieb, einer von den wenigen Sätzen meines Vaters, an die ich mich erinnere. Ich höre meinen Vater aufschreien und höre diesen Satz und sehe eine braune Kommode mit Schubladen, sehen meinen Vater und dieses Möbelstück, das nichts mit diesem Satz zu tun haben konnte, sehe keine Zimmerwand und keinen anderen Gegenstand, sehe auch keine andere Person, obwohl wahrscheinlich andere Personen - meine Mutter, meine Geschwister - Vaters Publikum gewesen sein müssen, denn mir Vierjährigem wird er diesen Satz nicht entgegengebrüllt haben, und ich kann mich nur an diese gebrüllten Worte erinnern, an keine Gesichter, nicht an das Gesicht einer Schwester oder eines Bruders, nicht an das Gesicht meiner Mutter, auch an keinen anderen Satz, der von meinem Vater oder jemand anderem noch gesagt worden wäre. Ich hab einen Bock geschossen: Diesen Satz trug ich mit mir durch das Leben, ohne mich die längste Zeit nach seinem Sinn zu fragen. Er beschwerte mich nicht, dieser Satz, eigenartigerweise vergaß ich ihn aber auch nicht. Irgendeinmal als Erwachsener verstand ich ihn, ging mir der Sinn dieses Satzes auf, mein Vater war ja nie ein Jäger gewesen, und wenn er einen Bock geschossen hatte, so meinte er damit einen schweren Irrtum, der ihm passiert war, in den er mit uns hineingerannt war: die Option für Deutschland.
Joseph Zoderer (Meran, 25 november 1935)
De Engelse dichter Isaac Rosenberg werd geboren in Bristol op 25 november 1890. Zie ook alle tags voor Isaac Rosenberg op dit blog.
Chagrin
Caught still as Absalom, Surely the air hangs From the swayless cloud-boughs Like hair of Absalom
Caught and hanging still. From the imagined weight Of spaces in a sky Of mute chagrin my thoughts Hang like branch-clung hair To trunks of silence swung, With the choked soul weighing down Into thick emptiness. Christ, end this hanging death, For endlessness hangs therefrom !
Invisibly branches break From invisible trees: The cloud-woods where we rush (Our eyes holding so much), Which we must ride dim ages round Ere the hands (we dream) can touch, We ride, we ride-before the morning The secret roots of the sun to tread- And suddenly We are lifted of all we know, And hang from implacable boughs.
Isaac Rosenberg (25 november 1890 1 april 1918)
Zelfportret
De Portugese schrijver José Maria Eça de Queiroz werd geboren op 25 november 1845 in Póvoa de Varzim. Zie ook alle tags voor José Maria Eça de Queiroz op dit blog.
Uit: The English in Egypt (Vertaald door Ann Stevens)
« A strange people, for whom it is out of the question that anyone can be moral without reading the Bible, and strong without playing cricket, and a gentleman without being English! And it is this that makes them so detested. They never fuse, they never lose their Englishness.
(
)
The Englishman falls on the ideas and customs of other nations like a lump of granite in the water: and there he stays, a weighty encumbrance, with his Bible, his sports and his prejudices, his etiquette and selfishness completely unaccommodating to those among whom he lives. That is why he remains, in the countries where he has lived for centuries, a foreigner.
José Maria Eça de Queiroz (25 november 1845 - 16 augustus 1900)
De Spaanse dichter en schrijver Lope de Vega werd geboren op 25 november 1562 in Madrid. Zie ook alle tags voor Lope de Vega op dit blog.
Tomorrow
Lord, what am I, that with unceasing care Thou did'st seek after me, that Thou did'st wait Wet with unhealthy dews before my gate, And pass the gloomy nights of winter there? Oh, strange delusion, that I did not greet Thy blest approach, and oh, to heaven how lost If my ingratitude's unkindly frost Has chilled the bleeding wounds upon Thy feet.
How oft my guardian angel gently cried, Soul, from thy casement look, and thou shalt see How He persists to knock and wait for thee! And oh, how often to that Voice of sorrow, Tomorrow we will open, I replied, And when the morrow came I answered still Tomorrow.
Vertaald door H. W. Longfellow
Lope de Vega (25 november 1562 27 augustus 1635)
Straatnaambord in Madrid
|