De Nederlandse schrijfster Tessa de Loo (pseudoniem van Tineke Duyvené de Wit) werd op 15
oktober 1946 in Bussum geboren als oudste van het gezin. Ze bracht haar jeugd
door in Amsterdam en Oss. Op de MSS ontdekte ze haar liefde voor literatuur en
ontwikkelde ze haar passie voor het schrijven. Na de middelbare school wilde ze
het liefst naar de kunstacademie, maar op advies van haar ouders ging ze de
MO-opleiding Nederlands in Utrecht volgen. Ze trouwde op twintigjarige leeftijd
en vier jaar later werd zoon Joris geboren. Ze brak toen haar studie af en
staakte ook haar schrijfpogingen. Ze is een paar jaar lerares in de Achterhoek,
waar het gezin intussen heen is verhuisd. Begin 1973 verhuisden ze opnieuw, dit
maal naar Texel, waar De Loo ook les gaf. Op Texel ontdekte ze dat ze nog
steeds de ambitie had om schrijver te worden. In 1975 stuurde ze voor een
wedstrijd in Vrij Nederland een verhaal in dat enthousiast werd ontvangen. Na
de scheiding van haar man ontstonden de verhalen 'De muziekles' en 'De meisjes
van de suikerwerkfabriek', die in 1983 gepubliceerd werden in het tijdschrift Maatstaf.
Ze gebruikte toen voor het eerst haar pseudoniem. Nog in 1983 verscheen de
verhalenbundel De meisjes van de suikerwerkfabriek. Ze ontving daarvoor het
Gouden Ezelsoor voor het best verkochte debuut en het werd ook bekroond met de
Anton Wachterprijs voor het beste debuut.
Uit: De Tweeling
Vanuit een
veenturfbad staarde Anna haar met glazen ogen aan het leek of ze onthoofd
was, of haar lichaam voor altijd diep in het bruine moeras was gezonken terwijl
haar hoofd op de turfmassa was blijven drijven. Ze staarde Lotte aan met een
blik waarin alle emoties ontbraken: opwinding, ergernis, spot, woede, verdriet
een totale afwezigheid van al die stemmingen die elkaar twee weken lang
caleidoscopisch hadden afgewisseld en samen de complexiteit die Anna heette
hadden gevormd. Het beklemmendste was dat ze zo overduidelijk zweeg
dat ze niet
gewoontegetrouw druk pratend en gebarend uitlegde wat haar was overkomen. Lotte
keek verweesd om zich heen. Het was een badkamer zoals alle andere, warm en
vochtig, had ze het benauwd gekregen? De lichtblauwe tegels eindigden aan de
bovenkant in een rand met schelpmotieven dit was het laatste dat Anna had
gezien, had het haar doen denken aan de Oostzee waarin ze bijna verdronken was,
samen met haar man... waarin ze, achteraf, liever verdronken was geweest
Dit
was het laatste wat Anna had gezien daarnet leefde ze nog en was ze vitaal
als altijd in bad gestapt.
Tessa de Loo (Bussum, 15 oktober 1946)
De Amerikaanse schrijver Mario Puzo werd geboren in New York op 15 oktober 1920. Hij is de schrijver van de
beroemde Godfather-serie en andere boeken over de maffia. Puzo studeerde, na zijn diensttijd
in de Tweede Wereldoorlog in New
York. In 1969 publiceerde Puzo The Godfather (De peetvader). Later werd dit
boek uitgebreid (nadat het zeer succesvol was verfilmd door Francis Ford Coppola) tot The Godfather filmtrilogie.
Uit: Omerta
Don Zeno was the last of the true Mafia chiefs,
having all his life observed the old traditions. He extracted a tariff on all
business, but never on drugs, prostitution, or other crime of any kind. And
never did a poor man come to his house for money and go away empty-handed. He
corrected the injustices of the law-the highest judge in Sicily could make his
ruling, but if you had right on your side, Don Zeno would veto that judgment
with his own force of will, and arms.
No philandering youth could leave the daughter of a poor peasant without Don
Zeno persuading him into holy matrimony. No bank could foreclose on a helpless
farmer without Don Zeno interfering to put things right. No young lad who
hungered for a university education could be denied it for lack of money or
qualification. If they were related to his cosca, his clan, their dreams were
fulfilled. The laws from Rome could never justify the traditions of Sicily and
had no authority; Don Zeno would overrule them, no matter what the cost.
But the Don was now in his eighties, and over the last few years his power had
begun to wane. He'd had the weakness to marry a very beautiful young girl, who
had produced a fine male child. She had died in childbirth, and the boy was now
two years old. The old man, knowing that the end was near and that without him
his cosca would be pulverized by the more powerful coscas of Corleone and
Clericuzio, pondered the future of his son.
Mario Puzo 15 oktober 1920 2 juli 1999)
De Duitse dichter, filosoof,
filoloog en schrijver Friedrich
Nietzsche werd geboren op 15 oktober 1844 in
Röcken ten zuidwesten van Leipzig. Hij was de
zoon van Karl Ludwig Nietzsche, een dominee die op 30 juli 1849 overleed. In 1850 verhuisde de familie naar Naumburg. Nietzsches zus Elisabeth, die na zijn dood een belangrijke
rol speelde bij de receptie van zijn werk, was twee jaar jonger. Hij bracht het
grootste deel van zijn vroege jeugd door tussen vijf vrouwen: zijn moeder
Franziska, zijn jongere zus Elisabeth, zijn grootmoeder langs moeders kant, en
twee ongetrouwde tantes.
Nietzsche studeerde korte tijd theologie aan de universiteit van Bonn, maar stapte
over op filologie en raakte
vertrouwd met de klassieke literatuur en filosofie. Hij vervolgde die studie
aan de universiteit van Leipzig. In 1869 werd hij hoogleraar te Bazel.
De meeste deskundigen gingen er tot
voor kort van uit dat de geestelijke aftakeling die hem de laatste tien jaar
van zijn leven onproductief maakte, het gevolg was van syfilis. Recente wetenschappelijke inzichten
hebben hieraan evenwel twijfel gezaaid, aangezien bij syfilitische dementie de
dood doorgaans intreedt tussen de 3 en 4 jaar nadat de bacterie de hersenen
heeft aangetast, terwijl Nietzsche vanaf de eerste symptomen van zijn waanzin
nog elf jaar te leven had. Na een jarenlang ziekbed overleed Friedrich
Nietzsche op 55-jarige leeftijd.
Uit: Der Fall Wagner
Was mich am tiefsten beschäftigt
hat, das ist in der That das Problem der décadence, - ich habe Gründe dazu
gehabt. "Gut und Böse" ist nur eine Spielart jenes Problems. Hat man
sich für die Abzeichen des Niedergangs ein Auge gemacht, so versteht man auch
die Moral, - man versteht, was sich unter ihren heiligsten Namen und
Werthformeln versteckt: das verarmte Leben, der Wille zum Ende, die grosse Müdigkeit.
Moral verneint das Leben ... Zu einer solchen Aufgabe war mir eine
Selbstdisciplin von Nöthen: - Partei zu nehmen gegen alles Kranke an mir,
eingerechnet Wagner, eingerechnet Schopenhauer, eingerechnet die ganze moderne
"Menschlichkeit". - Eine tiefe Entfremdung, Erkältung, Ernüchterung
gegen alles Zeitliche, Zeitgemässe: und als höchsten Wunsch das Auge
Zarathustra's, ein Auge, das die ganze Thatsache Mensch aus ungeheurer Ferne
übersieht, - unter sich sieht ... Einem solchen Ziele - welches Opfer wäre ihm
nicht gemäss? welche "Selbst-Überwindung"! welche
"Selbst-Verleugnung"!
Mein grösstes Erlebniss war eine
Genesung. Wagner gehört bloss zu meinen Krankheiten.
Nicht dass ich gegen diese
Krankheit undankbar sein möchte. Wenn ich mit dieser Schrift den Satz aufrecht
halte, dass Wagner schädlich ist, so will ich nicht weniger aufrecht halten,
wem er trotzdem unentbehrlich ist - dem Philosophen. Sonst kann man vielleicht ohne Wagner auskommen: dem
Philosophen aber steht es nicht frei, Wagner's zu entrathen. Er hat das schlechte Gewissen seiner Zeit zu sein, - dazu muss er deren
bestes Wissen haben. Aber wo fände er für das Labyrinth der modernen Seele
einen eingeweihteren Führer, einen beredteren Seelenkündiger als Wagner? Durch
Wagner redet die Modernität ihre intimste Sprache: sie verbirgt weder ihr
Gutes, noch ihr Böses, sie hat alle Scham vor sich verlernt. Und umgekehrt: man
hat beinahe eine Abrechnung über den Werth des Modernen gemacht, wenn man über
Gut und Böse bei Wagner mit sich im Klaren ist. - Ich verstehe es vollkommen,
wenn heut ein Musiker sagt "ich hasse Wagner, aber ich halte keine andre
Musik mehr aus". Ich würde aber auch einen Philosophen verstehn, der
erklärte: "Wagner resümirt die Modernität. Es hilft nichts, man muss erst
Wagnerianer sein ... "
Friedrich Nietzsche (15
oktober 1844 25 augustus 1900)
De biografische
data zijn onzeker en berusten op verhalen en legenden, maar de internationale
internet encyclopedie Wikipedia geeft 15 oktober 70 v. Chr. als geboortedatum
van Publius
Vergilius Maro. Zie ook mijn
blog van 15 oktober 2006.
De vierde
Ecloga (fragment)
Sicilische Muzen, laten wij nu een wat grootser
gebeuren bezingen!
Niet valt bij ieder struweel in de smaak en simpele tamarisk;
als we bossen bezingen, laten die dan een consul waardig zijn.
- Nu breekt de slot-eeuw aan uit de voorspelling van Cumae:
de grote reeks tijdperken gaat opnieuw van start.
Nu keert ook de Maagd terug, en het rijk van Saturnus:
nu daalt een nieuw nageslacht neer uit de hoge hemel.
Gij, kuise Lucina, als het kind geboren wordt, waardoor eerst
het ijzeren geslacht van de aarde verdwijnt en overal een gouden volk komt,
begunstig dat dan: nu heerst al uw broeder Apollo.
- Onder uw, ja uw consulaat zal dit prachtige tijdperk
beginnen,
Pollio, en zullen die grootse maanden verstrijken;
als bij zijn geboorte nog sporen resten van ons stuitend gedrag:
onder uw leiding wordt de aarde bevrijd van voortdurende vrees.
Dat kind zal het leven van goden ontvangen en helden zien omgaan
met goden, ook zelf onder hen geteld worden en heersen
over een aarde, die tot vrede gebracht is door de prestatie van zijn vader.
- Als eerste geschenken, mijn kind, zal de aarde, zonder bewerking,
overal wilde klimop, met valeriaan eromheen, laten groeien
en Indische waterroos gemengd met acanthus.
Vergilius (15
oktober 70 v. Chr. - 21 september 19 voor Chr.)
Vergilius tussen Clio en Melpomene.
Tunis, Nationaal Museum Bardo
|