De Servische schrijver Aleksandar Tima werd op 16 januari 1924 geboren in Vojvodina. Na zijn eindexamen in 1942 vestigde Aleksandar Tima zich in Boedapest. Toen de Duitsers in 1944 Hongarije binnentrokken en begonnen met de uitroeiing van de joden werd Aleksandar Tima opgepakt en te werk gesteld als dwangarbeider. Hij vluchtte aan het einde van de oorlog en sloot zich aan bij de verzetsbeweging van Tito. Na de Tweede Wereldoorlog studeerde Aleksandar Tima Duits, Frans en Engels in Belgrado. Na zijn studietijd werkte hij bij een uitgever. In 1974 werd Tima journalist. Hij woonde en werkte zijn hele verdere leven in Novi Sad. De enige uitzondering hierop was zijn verblijf in Parijs tijdens de burgeroorlog (1991-1995). Zijn eerste gedichtenbundel "De bewoonde wereld" verscheen in 1956. Vanaf de jaren zestig verschenen enkele verhalenbundels en romans. De vaste thema's van hem waren de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging.
Uit: Ohne einen Schrei (Vertaald door Barbara Antkowiak)
Die Wirtin erwachte von einem ungewohnten, gedehnten Ton; als sie lauschte, brach er ab, dann zerriß er wieder die schläfrige Stille des morgendlich dämmerigen Zimmers. Sie wußte, daß ihr Mann bereits zur Arbeit gegangen war - sie erinnerte sich, ihn über die Waschschüssel gebeugt und später mit der Mütze auf dem Kopf an der Tür gesehen zu haben - und daß das Kind neben ihr lag, sie spürte sein Gewicht und seinen Atem. In der Wohnung war also niemand sonst; dennoch wollte dieser gedehnte Ton, der wie ein Wimmern klang, nicht verstummen. In der Sekunde, als ihr bewußt wurde, daß es wirklich ein Wimmern war - vermutlich von einem Menschen -, war sie wach genug, um zu begreifen, daß es aus dem Mädchenzimmer kam, wo die Untermieterin wohnte. Sie richtete sich im Bett auf, zog vorsichtig den Arm unter dem Kopf des Kleinen hervor, setzte die Füße auf den Boden und ging im Unterkleid, wie sie immer schlief - ohne in die Schuhe zu schlüpfen, die sie im Dunkeln nicht finden konnte -, auf Zehenspitzen zwischen Bett und Tisch hindurch zur Küche, in die das Licht des kalten Wintermorgens drang. Vor der Tür des Mädchenzimmers blieb sie stehen. Es war still gewesen, als sie über den kalten glatten Betonboden tapste, und für einen Moment hatte sie gedacht, das Geräusch zuvor sei ein Irrtum gewesen; nun machte sie zögernd an der Tür halt und hörte einen Schmerzenslaut, viel deutlicher als das schwer bestimmbare Wimmern, das sie im Zimmer vernommen hatte. Ohne Bedenken öffnete sie die Tür. Das Mädchenzimmer war hell wie die Küche, denn die Gardine war nicht zugezogen; die Wirtin erblickte mitten im Raum wie auf einer Bühne ihre Untermieterin Branka. Sie stand weit vorgebeugt, die Schuhe hatte sie von den Füßen gestreift, hielt die Knie gebeugt, der Kopf mit dem langen blonden Haar war kraftlos herabgesunken. Sie klammerte sich mit den Händen ans Bettgestell, als fürchte sie, jeden Augenblick zusammenzubrechen. Als die Tür knarrte, wandte sie erschrocken den Kopf und sah die Wirtin aus großen, grünen, weitstehenden Augen an; sie erkannte sie und begann zu weinen.
Aleksandar Tima (16 januari 1924 16 februari 2003)
De Oostenrijkse schrijver Franz Tumler werd geboren op 16 januari 1912 in Gries bij Bozen. Tot 1938 werkte hij als leraar. Tot 1944 was hij met zijn tradionele manier van schrijven (hij werd vergeleken met Adelbert Stifter) een van de succesvolste schrijvers van zijn generatie. Na WO II richtte hij zich meer het autobiografische en psychologische vertellen. In nog latere teksten problematiseerde hij de mogelijkheden van het vertellen ("Aufschreibung aus Trient", 1965). Vanaf 1950 tot aan zijn dood leefde hij in Berlijn.
Uit: Der Mantel
Die Geschichte von dem Mantel, der ihm verlorengegangen ist, habe ich Herrn Huemer in unserer Gesellschaft ein paar Mal erzählen hören, und merkwürdigerweise hat sie uns jedesmal Eindruck gemacht, darüber war er selber erstaunt. Für ihn sei die Geschichte nurärgerlich gewesen, sagte er beim ersten Mal; ein reiner Verlust,wenn er ihn auch nicht so empfunden habe,weil etwas dabei ihn sorgloser, freier, großzügiger gemacht habe,was früher nicht seine Stärke gewesen sei. Wir alle
kannten Huemer ganz gut. Eine gewisse Kleinlichkeit und Ängstlichkeit gehörte zu seinen Eigenschaften. Offenbar wollte er sagen, daß er sie damals verloren habe, ähnlich wie de nMantel. Manchmal schien er uns mit seiner Erzählung bedeuten zu wollen, der Verlust des Mantels, und was damit zusammenhing, habe in ihm noch viel mehr bewirkt; es hörte sich an, als ziele er auf die
Behauptung, er habe sich damals geändert. Aber dann wieder, ein andermal, zog er aus der Erzählung entschieden das Gegenteil: niemand könne sich ändern, und das wisse er seither! Bei einem dritten Mal sagte er, die Sache wäre ihm als ein Zeichen begegnet. Jedesmal, wenn
er die Geschichte von dem Mantel erzählte, erwähnte er etwas dergleichen, worauf einmal einer der Zuhörer sagte: Aber Sie wollen doch nicht behaupten, daß dies einewahre Geschichte ist, das haben Sie doch nicht wirklich erlebt, so etwas erlebt man doch nicht! Huemer erwiderte: So geht es mir, ich erzähle alles getreu, aber die Leute sagen, es sei eine erfundene Geschichte. Einmal
sagte jemand: Das ist ja ein Traum, solche Dinge können einem in der Wirklichkeit nicht begegnen, die träumt man bloß!
Franz Tumler (16 januari 1912 20 oktober 1998)
De Franstalige dichter en schrijver Jules Supervielle werd geboren op 16 januari 1884 in Montevideo, Uruguay, waar zijn Baskische ouders naartoe waren geëmigreerd. Zij stierven allebei door een opgelopen vergiftiging acht maanden na zijn geboorte. Een eerste bundel "Comme des voiliers" verscheen al in 1910, maar de eerste echt belangrijke bundel Débarcadères. publiceerde hij in 1922. Jules Supervielle correspondeerde o.a. met Rainer Maria Rilke en maakte ook kennis met de gebroeders Mann. Paul Celan heeft 36 van zijn gedichten vertaald. In Frankrijk werd hij goed ontvangen door schrijvers als von André Gide und Paul Valéry en Jacques Rivière.
Soyez bon pour le Poète
Soyez bon pour le Poète, Le plus doux des animaux. Nous prêtant son coeur, sa tête, Incorporant tous nos maux, Il se fait notre jumeau; Au désert de l'épithète, Il précède les prophètes Sur son douloureux chameau; Il fréquente très honnête, La misère et ses tombeaux, Donnant pour nous, bonne bête, Son pauvre corps aux corbeaux; Il traduit en langue nette Nos infinitésimaux. Ah! donnons-lui, pour sa fête, La casquette d'interprète !
Nocturne en plein jour
Quand dorment les soleils sous nos humbles manteaux Dans lunivers obscur qui forme notre corps, Les nerfs qui voient en nous ce que nos yeux ignorent Nous précèdent au fond de notre chair plus lente, Ils peuplent nos lointains de leurs herbes luisantes Arrachant à la chair de tremblantes aurores.
Cest le monde où lespace est fait de notre sang. Des oiseaux teints de rouge et toujours renaissants Ont du mal à voler près du coeur qui les mène Et ne peuvent sen éloigner quen périssant Car cest en nous que sont les plus cruelles plaines Où lon périt de soif près de fausses fontaines.
Et nous allons ainsi, parmi les autres hommes, Les uns parlant parfois à loreille des autres.
Jules Supervielle (16 januari 1884 17 mei 1960)
De Canadese dichter en schrijver Robert William Service werd geboren op 16 januari 1874 in Preston, Engeland. Zijn opleiding voltooide hij aan de universiteit van Glasgow. In 1897 emigreerde hij naar Canada en leefde hij enige tijd van gelegenheidsbaantjes in Whitehorse en in het Yukon territorium. In 1907 verscheen zijn beroemde ballade The Shooting of Dan McGrew. In dat jaar verscheen ook de bundel The Spell of the Yukon and Other Verses die in Engeland verscheen als The Songs of a Sourdough. Service werd niet alleen beroemd, maar ook rijk. Hij kwam te boek te staan als de Canades Kipling en kon zijn baan bij een bank binnen twee jaar opzeggen. De rest van zijn leven bracht hij door in Parijs, Zuid-Frankrijk en Monte Carlo.
The Men that Don't Fit In
There's a race of men that don't fit in, A race that can't stay still; So they break the hearts of kith and kin, And they roam the world at will. They range the field and they rove the flood, And they climb the mountain's crest; Theirs is the curse of the gypsy blood, And they don't know how to rest.
If they just went straight they might go far, They are strong and brave and true; But they're always tired of the things that are, And they want the strange and new. They say: "Could I find my proper groove, What a deep mark I would make!" So they chop and change, and each fresh move Is only a fresh mistake.
And each forgets, as he strips and runs With a brilliant, fitful pace, It's the steady, quiet, plodding ones Who win in the lifelong race. And each forgets that his youth has fled, Forgets that his prime is past, Till he stands one day, with a hope that's dead, In the glare of the truth at last.
He has failed, he has failed; he has missed his chance; He has just done things by half. Life's been a jolly good joke on him, And now is the time to laugh. Ha, ha! He is one of the Legion Lost; He was never meant to win; He's a rolling stone, and it's bred in the bone; He's a man who won't fit in.
Robert W. Service (16 januari 1874 11 september 1958)
De Hongaarse schrijver en journalist Kálmán Mikszáth werd op 16 januari 1847 in Szklabonya (tegenwoordig Slowakije) geboren in een familie van kleine grondbezitters. Tussen 1857 en 1863 bezocht hij het lagere gymnasium in Rimaszombat (tegenwoordig Slowakije), tussen 1863 en 1866 ging hij naar het lyceum in Selmecbánya (tegenwoordig Slowakije). Na zijn middelbare eindexamen studeerde hij een paar semesters rechten in Győr. Begin jaren 1870 legde hij zijn eed af en liep stage bij de hoofdrechter in Balassagyarmat. In 1869 begon hij te publiceren. In 1873-1874 werkte hij in Boedapest als journalist en redacteur, in 1874 verscheen zijn eerste bundel met de titel Elbeszélések. (De stoker). In 1875 en 1876 leefde hij onder zeer arme omstandigheden in Boedapest. Omdat ze zo arm waren, liet hij zich van zijn vrouw scheiden, maar na zijn eerste succes trouwden ze in 1882 weer. Vanaf augustus 1878 was hij tweeënhalf jaar lang journalist in Szeged. Deze tijd was een van de rijkste periodes van zijn leven. Hij was actief in het openbaar leven van de stad, hij verzamelde belevenissen, zijn horizon verruimde. In 1881 en 1882 verschenen twee novellenbundels van hem (A tót atyafiak, A jó palócok, Engels: The Slovak Relations, The Good People of Palóc ) en vrij snel werd zijn naam bekend in literaire kringen.
Uit: The most dreadful night of all
"A sea which was swelling so fast that in a split second an enormous mass of water flooded the town, arriving furtively like an assassin but so swiftly that it was there before anyone could have become aware of the danger. And it was coming from all sides at once, all of a sudden. And it was impossible to escape from it. And as one was observing the houses from above, looking out of the open window, as they were becoming smaller and smaller as if they were shrinking, there could no longer be any doubt about what was down below, it was the water. And the houses were not only shrinking, but also cricks and cracks could be heard here and there, time and again, they were not louder than a cracking sound set against a raging storm or when a nut is cracked, and after each crack a white house disappeared under the water for ever, a white house where earlier in the evening perhaps fair-haired children looked out of the windows smiling sweetly and happily... The bullying elements seemed to exchange significant glances laughing and enjoying how efficiently they can join their forces to provoke this unfortunate town. And not one of them wanted to rest idle and stay away from the work of devastation. They seemed to say defiantly: "Well, which of us is the stronger?"
Kálmán Mikszáth (16 januari 1847 28 mei 1910)
De Franse schrijver Louis de Rouvroy, hertog van Saint-Simon werd geboren op 16 januari 1675 in Versailles. Hij was een Frans hoveling en auteur van een omvangrijk autobiografisch werk, genaamd de Mémoires: een onovertroffen beschrijving van gebeurtenissen en personages tijdens de laatste regeringsjaren van de Zonnekoning. Saint-Simon begon met schrijven in 1694, toen Lodewijk XIV aan de macht was, en beschreef uitvoerig de periode tot 1723, toen de enige opvolger, Lodewijk XV, op dertienjarige leeftijd tot koning werd gekroond.
Uit: Mémoires de Saint-Simon
Je portais le nom de vidame de Chartres, et je fus élevé avec un grand soin et une grande application. Ma mère, qui avait beaucoup de vertu et infiniment d'esprit de suite et de sens, se donna des soins continuels à me former le corps et l'esprit. Elle craignit pour moi le sort des jeunes gens qui se croient leur fortune faite et qui se trouvent leurs maîtres de bonne heure. Mon père, né en 1606, ne pouvait vivre assez pour me parer ce malheur, et ma mère me répétait sans cesse la nécessité pressante où se trouverait de valoir, quelque chose un jeune homme entrant seul dans le monde, de son chef, fils d'un favori de Louis XIII, dont tous les amis étaient morts ou hors d'état de l'aider, et d'une mère qui, dès sa jeunesse, élevée chez la vieille duchesse d'Angoulême, sa parente, grand'mère maternelle du duc de Guise, et mariée à un vieillard, n'avait jamais vu que leurs vieux amis et amies, et n'avait pu s'en faire de son âge. Elle ajoutait le défaut de tous proches, oncles, tantes, cousins germains, qui me laissaient comme dans l'abandon à moi-même, et augmentait le besoin de savoir en faire un bon usage, sans secours et sans appui; ses deux frères obscurs, et l'aîné ruiné et plaideur de sa famille, et le seul frère de mon père sans enfants et son aîné de huit ans.
Saint-Simon (16 januari 1675- 2 maart 1755)
De Nederlandse dichteres Nel Benschop werd geboren op 16 januari 1918 te Den Haag. Zie ook mijn blog van 16 januari 2007.
Pniel
Genesis 32:26
Er komt een tijd, dat ieder mens alleen moet staan - en oog in oog met God; Dan is geen enkle vriend meer om hem heen en geen geliefde deelt zijn lot. Er komt een tijd, dat God wat hij bezat (gebeurt het vroeg? gebeurt het laat?) hem afneemt als een waardeloze schat die door de mot en roest vergaat. Maar wie met God blijft worst'len als een man, en Hem niet eerder heen laat gaan dan nadat Hij hem zegent - laat hij dan als kreup'le in het leven staan, hij krijgt van God een nieuwe, witte naam; zijn zwart verleden is voorbij. Hij is nooit meer alleen, want met God saam gaat hij zijn weg, verlost en vrij.
Nel Benschop (16 januari 1918 31 januari 2005)
|