De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.
Uit:De weg naar Kralingen
“Maart Maar letterlijk nog, de daver op het lijf. Want 's morgens het overgordijn opentrekken en tegen een strakke, staalgrijze hemel aankijken. Het spichtige wintergras plat tegen de hardbevroren grond gedrukt door de sinds een week opnieuw uit het noordoosten waaiende wind die vanuit alle hoeken en pijpen om het huis blaast. Op het terras twee kippen die ineengedoken tegen de onderkant van het keukenraam beschutting voor de nacht hebben gezocht. Het is duidelijk te zien hoe de schaarse tipjes groen van de bottende vlier, de krent en de wilg terug ineengeschrompeld zijn tot paars-bruine restjes die spoedig weer los zullen laten. Achteraan in de tuin enkele merels die wat op en neer door het gras en tussen het struikgewas wippen. (En wrijft de slaper zich de ogen uit alsof nu pas tot hem doordringt dat er een buitengebeuren is dat ook zonder hem zijn gang wel gaat?) Maart, maar zich telkens weer laten inpakken door de lichtelijk gespannen verwachting waarmee men omstreeks deze tijd van het jaar bij het opstaan de tuin in kijkt. Zo onderhand zou men toch al wel beter mogen weten? Nou ja, een nasleep wellicht van de lagere-school-tijd die ons heeft opgezadeld met een seizoen-gevoel dat nooit meer van de stereotypen bevrijd zal kunnen worden. Er waren de leeslesjes die ieder jaar weer van sneeuw- en ijspret spraken zodat wij, opgeladen zoals we daar vaak van geraakten, thuis massa's ijssleeën in elkaar begonnen te timmeren. In alle maten en soorten hadden we er op de duur, maar vaak genoeg zonder dat we heel die winter lang ook maar één keer onze bouwsels op het ijs beproeven konden. Spreek maar niet van de fascinerende plaatjes met blije kinderen die in de heldere vroegte van de Paasmorgen eieren raapten in de met lentezon overgoten gazons. In werkelijkheid beperkte het paaseieren rapen zich tot een krij sende aangelegenheid met ruziënde broers en zusjes in het natte grasperkje aan de voorkant van het hut. We konden al wel beter hebben geweten ja.”
Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)
De Nederlandse dichter en criticus Ad Zuiderent werd geboren in ’s-Gravendeel op 28 mei 1944. Zie ook alle tags voor Ad Zuiderent op dit blog.
Voor de brug
De Nijverheid ligt voor de brug, hoog, leeg, terug van weggeweest. Je zegt niet: hij is afgedaald. Daarvoor is de rivier te vlak. Hij is gewoon van zand verlost, een huis op weg naar huis, voorbij de brug de grachten door.
Een fietser aarzelt op de brug of hij een inhaalpoging waagt, zich tussen bromfietsers laveert, snel wegschiet als hij claxons hoort omdat hij zit te denken aan de traagheid van de binnenvaart, waar als het spitsuur defileert, gerookt kan worden en gestaard.
Zichzelf denkt hij al stroomopwaarts, water waar hij bevriend mee raakt en dan met open luiken terug, en 's avonds wachten voor de brug, In zijn gedachten afgedaald.
De laatste pont
Een klok slaat aan de overkant. 't Is laat. Je telt de slagen niet, je kunt ze dromen. De jaren lopen, denk je, ook wel zonder dat.
Tot hier was er een weg. Die eindigde in wat. De Dordtse Kil, de Rijn, de Nijl de Lethe, Deze omgeving is in wachttijd opgelost.
Je hebt de laatste pont gehaald, voorlopig. Vroeger ging die precies om middernacht. Nu gaat hij in het blauw. Is er wel water?
Alles is echt, als straks de meerpaal kraakt, tussen het hard basalt het breekbaar oeverriet. Je daar een aankomst wensen. Meer maar niet.
Ad Zuiderent (’s-Gravendeel, 28 mei 1944)
De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Bontebal werd als Aad van Rijn op 28 mei 1952 in Leidschendam geboren. Zie ook alle tags voor Adriaan Bontebal op dit blog.
Savoir vivre
Je hele leven pitten
Stilzwijgend sterven
En dan toch een leuke advertentie in de krant
Afscheid
De ochtend dat je vertrok ging het nog even sneeuwen. Langzaam nam het landschap jouw kleur aan en de wind struikelde nog wat Bachiaanse noten, totdat de bladzijde vol wit was geschreven en de wind na een laatste fluistering de stilte met altijd bedekte.
Adriaan Bontebal (28 mei 1952 – 11 februari 2012)
De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook alle tags voor Frank Schätzing op dit blog.
Uit: Der Schwarm
„Knut Olsen und seine Familie erlebten den Rьckzug der Welle in Trondheim, wo der Tsunami wenige Minuten später eingetroffen war. Im Gegensatz zu Stavanger, das sich wie auf dem Präsentierteller darbot, lag Trondheim geschützt im Trondheimfjord. Flankiert von größeren Inseln und zudem abgeschirmt von einer Landzunge, führte der Fjord fast vierzig Kilometer ins Landesinnere, bevor er sich zu einem breiten Becken öffnete, an dessen östlichem Rand die Stadt erbaut war. Viele norwegische Städte und Ortschaften lagen am Innenrand oder am Ende von Fjorden auf Wasserhöhe. Wer einen Blick auf die Landkarte warf, musste zu dem Schluss gelangen, dass selbst die Wucht einer Dreißig-Meter-Welle nicht ausreichen würde, um Trondheim ernsthaft zu gefährden. Doch gerade die Fjorde erwiesen sich als Todesfallen. Geriet ein Tsunami in Meerengen und trichterförmige Buchten, wurden die Wassermassen nicht mehr nur von unten gestaut, sondern plötzlich auch von beiden Seiten. Zigtausend Tonnen Wasser quetschten sich durch einen engen Kanal. Die Wirkung war verheerend. Im Sognefjord nördlich von Bergen, der zwar lang, aber schmal war, eingebettet in steile Felswände, stieg die Wellenhöhe ein weiteres Mal dramatisch an. Die meisten Ortschaften längs dieses Fjords lagen oberhalb der Klippen auf den Plateaus. Bis zu ihnen spritzte das Wasser, aber größere Schäden blieben aus. Anders am Ende des fast hundert Kilometer langen Fjords, wo auf einer flachen Halbinsel mehrere Kleinstädte und Dörfer beieinander lagen. Die Welle radierte sie aus und wurde erst vom dahinter liegenden Steilgebirge gestoppt. Dabei schlug die Gischt bis in eine Höhe von zweihundert Metern und rasierte jeglichen Pflanzenbewuchs ab, bevor die Wassermassen in sich zusammenstürzten und sich in den angrenzenden Flüssen weiter fortpflanzten. Der Trondheimfjord war breiter als der Sognefjord, und seine Wände waren weniger hoch. Weil er zudem nach hinten breiter wurde, konnten sich die Fluten besser verteilen. Dennoch war der Wasserberg, der Trondheim erreichte, noch hoch genug, um über den Hafen hinwegzufegen und einen Teil der Altstadt zu zerstören. Die Nidelva schoss über die Ufer und drängte in die Viertel Bakklandet und Mollenberg. Gischtlawinen mähten die alten Häuser nieder.“
Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)
De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook alle tags voor Maeve Binchy op dit blog.
Uit: Circle of Friends
„There was no time to discuss it further. Benny's mother was back in the kitchen, her coat off and down to business with the icing sugar. "Were you in Dublin at all today, Mother?" "No child, I had enough to do getting things ready for the party." "It's just I was wondering . . ." "Parties don't run themselves you know." The words sounded sharp but the tone was kindly. Benny knew her mother was looking forward to it all too. "And will Father be home for the cake bit?" "Yes, he will. We've asked the people for half-past three, they'll all be here by four, so we needn't sit down to the tea until half-past five, and we wouldn't have got to the cake until your father has the business closed, and is back here." Benny's father ran Hogan's Outfitters, the big menswear shop in the middle of Knockglen. The shop was often at its busiest on a Saturday, when the farmers came in, or the men who had a half day themselves were marched in by wives to have themselves fitted out by Mr. Hogan, or Mike the old assistant, the tailor who had been there since time immemorial. Since the days when young Mr. Hogan had bought the business. Benny was glad that her father would be there for the cake, because that was when she might be given her present. Father had said it was going to be a wonderful surprise. Benny knew that they must have got her the velvet dress with the lacy collar and the pumps to go with it. She had wanted it since last Christmas when they went to the pantomime in Dublin and she had seen the girls on the stage dancing in pink velvet dresses like this.”
Maeve Binchy (28 mei 1940 – 30 juli 2012)
De Ierse dichter en songwriter Thomas Moore werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Zie ook alle tags voor Thomas Moore op dit blog.
Believe Me, If All Those Endearing Young Charms
Believe me, if all those endearing young charms, Which I gaze on so fondly to-day, Were to change by to-morrow, and fleet in my arms, Live fairy-gifts fading away, Thou wouldst still be adored, as this moment thou art, Let thy loveliness fade as it will, And around the dear ruin each wish of my heart Would entwine itself verdantly still.
It is not while beauty and youth are thine own, And thy cheeks unprofaned by a tear, That the fervor and faith of a soul may be known, To which time will but make thee more dear! No, the heart that has truly loved never forgets, But as truly loves on to the close, As the sunflower turns on her god when he sets The same look which she turned when he rose!
Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852) Standbeeld in Ballarat, Australië
De Britse schrijver Ian Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen. Zie ook alle tags voor Ian Fleming op dit blog.
Uit: Casino Royale
“Today we are fighting Communism. Okay. If I'd been alive fifty years ago, the brand of Conservatism we have today would have been damn near called Communism and we should have been told to go and fight that. History is moving pretty quickly these days and the heroes and villains keep on changing parts.” (...)
“There's a Good Book about goodness and how to be good and so forth, but there's no Evil Book about how to be evil and how to be bad. The Devil had no prophets to write his Ten Commandments, and no team of authors to write his biography. His case has gone completely by default. We know nothing about him but a lot of fairy stories from our parents and schoolmasters. He has no book from which we can learn the nature of evil in all its forms, with parables about evil people, proverbs about evil people, folklore about evil people. All we have is the living example of people who are least good, or our own intuition.” “So,” continued Bond, warming to his argument, “Le Chiffre was serving a wonderful purpose, a really vital purpose, perhaps the best and highest purpose of all. By his evil existence, which I foolishly helped to destroy, he was creating a normal of badness by which, and by which alone, an oppostie norm of goodness could exist. We were privileged, in our short knowledge of him, to see and estimate his wickedness and we emerge from the acquaintanceship better and more virtuous men.”
Ian Fleming (28 mei 1908 – 12 augustus 1964) Scene uit de Bondfilm uit 2006 met Daniel Graig en Eva Green
De Amerikaanse schrijver Walker Percy werd geboren op 28 mei 1916 in Birmingham, Alabama. Zie ook alle tags voor Walker Percy op dit blog.
Uit: The Second Coming
“Something occurred to him. Excitedly he jumped out of the car, paying no attention to the cold drizzle whichhad started again, paced back and forth beside the silver Mercedes, smacking his arms around his body and now and then kicking the Michelin radials. If the girl in the greenhouse a few hundred yards away could have seen him, she would have shaken her head. Though it was she who had been the mental patient and he the solidest citizen of the community, early retiree, philanthropist, president of United Way, six-handicap golfer, surely it was he not she who was deranged now, who, after holing up in a cave for two weeks, now paced up and down the parking lot of the Linwood Country Club in the pre-dawn darkness, kicking a German car, while sane folk snored in their beds. Now he snapped his fingers and nodded to himself, for all the world like a man who has hit upon the solution to a problem which had vexed him for years. Ha, there is a secret after all, he said. But to know the secret answer, you must first know the secret question. The question is, who is the enemy? Not to know the name of the enemy is already to have been killed by him. Ha, he said, dancing, snapping his fingers and laughing and hooting ha hoo hee, jumping up and down and socking himself, but I do know. I know. I know the name of the enemy. The name of the enemy is death, he said, grinning and shoving his hands in his pockets. Not the death of dying but the living death.”
Walker Percy (28 mei 1916 – 10 mei 1990)
Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.
|