De Russische schrijfster en scenariste Viktoria Tokareva werd geboren op 20 november 1937 in Leningrad (Sint Petersburg). Zie ook alle tags voor Viktoria Tokareva op dit blog.
Uit:Alle meine Feinde und andere Erzählungen (Vertaald door Angelika Schneider)
„Ich sagte zu ihr: »Heirate den bloß nicht.« »Er hat mich auch gar nicht gefragt«, beruhigte mich Lisa. Das hieß, das Kind würde bei mir aufwachsen. Und Lisa wäre frei wie der Wind. Aber ich fand eine Kinderfrau. Sie hieß Anna Fjodorowna Strelzowa. Anna Fjodorowna, Rufname: Anka. Sie erledigte alles schnell und zuverlässig, war einfach wie geschaffen für diese Dinge. Ich bin Künstlerin. Und nur das. Hausarbeit deprimiert mich, ja sie bringt mich um. Das, wofür ich einen ganzen Tag brauchen würde, erledigte Anka in vierzig Minuten. Wenn sie nur erschien, wurde es sonniger ringsum. Mit leichten, schnellen Bewegungen legte sie die Dinge an ihren Platz zurück. Sie schaffte Sauberkeit und Ordnung, schon allein durch ihre Anwesenheit Und erst ihre Krautwickel – das waren echte Kunstwerke. Es tat einem geradezu leid, sie aufzuessen. Klein, sorgfältig zubereitet, schön anzusehen, mit einer besonderen Soße übergossen. Meine Krautwickel wurden immer groß wie ein Handteller. Ich drehte schon durch bei dieser Vielzahl von Vorbereitungen: erst das Hackfleisch anbraten, die Kohlblätter blanchieren, Reis kochen, Zwiebeln andünsten … Wie viel lieber würde ich in dieser Zeit eine flirrende Birke malen, mit geflecktem Stamm … Aber das Kochen war nur die eine Hälfte. Die Hauptsache war die Enkelin. Anka liebte meine Enkelin mit überirdischer Hingabe, und diese erwiderte ihre Liebe. Mein ganzes Haus war vom Boden bis zum Dach angefüllt mit idealer, gegenseitiger Liebe. Nur Anka konnte die Kleine füttern, beschäftigen, trösten, heilen und ihr etwas beibringen. Eines Tages wurde meine Enkelin krank. Das Fieber wollte einfach nicht sinken. Das ging so eine ganze Woche lang. Das Mädchen lag apathisch da und lutschte am Daumen. Da versank Anka in eine Depression, ja sie wollte nicht mehr leben. Aber dann, von einem Tag auf den anderen, fiel das Fieber, und Anka fasste frischen Mut, ihre Augen funkelten wieder wie zwei grüne Edelsteine. Das Leben kehrte ins Haus zurück.“
Viktoria Tokareva (Leningrad, 20 november 1937)
De Amerikaanse schrijver Don DeLillo werd op 20 november 1936 geboren in New York City als zoon van Italiaanse immigranten. Zie ook alle tags voor Don DeLillo op dit blog en ook mijn blog van 20 november 2010.
Uit: Falling Man
“It was not a street anymore but a world, a time and space of falling ash and near night. He was walking north through rubble and mud and there were people running past holding towels to their faces or jackets over their heads. They had handkerchiefs pressed to their mouths. They had shoes in their hands, a woman with a shoe in each hand, running past him. They ran and fell, some of them, confused and ungainly, with debris coming down around them, and there were people taking shelter under cars. The roar was still in the air, the buckling rumble of the fall. This was the world now. Smoke and ash came rolling down streets and turning corners, busting around corners, seismic tides of smoke, with office paper flashing past, standard sheets with cutting edge, skimming, whipping past, otherworldly things in the morning pall. He wore a suit and carried a briefcase. There was glass in his hair and face, marbled bolls of blood and light. He walked past a Breakfast Special sign and they went running by, city cops and security guards running, hands pressed down on gun butts to keep the weapons steady. Things inside were distant and still, where he was supposed to be. It happened everywhere around him, a car half buried in debris, windows smashed and noises coming out, radio voices scratching at the wreckage. He saw people shedding water as they ran, clothes and bodies drenched from sprinkler systems. There were shoes discarded in the street, handbags and laptops, a man seated on the sidewalk coughing up blood. Paper cups went bouncing oddly by.”
Don DeLillo (New York City, 20 november 1936)
De Iraanse dichteres, vertaalster en mensenrechten-advocate Sheema Kalbasi werd geboren op 20 november 1972 in Teheran. Zie ook alle tags voor Sheema Kalbasi op dit blog.
Immortal
I envy you Spring with your wild flowers and flourishing smiles with your elegance and your almond-tree of thoughtlessness that does not know of the bitterness and pain of my loss.
I look out of the window I look out of the window and I wish for some Muguet de Mai to arrive at my door and to hear my mother’s voice calling me at the entrance: Beloved daughter here I am, arrived with the Spring and healing balms.
If this happen, I promise to embrace the message of the spring and the Iris and I will plant a Wild Rose-tree for the entrance to the house of my heart so that every one knows of my sensitivity to the unfading remembrance of her love.
There are times that I am questioned for my not-crying eyes so for those who do not know of my grieving heart, I write to voice the bitterness and pain of my loss in the language of every-lost mother-child, so when the childishness of this heart is sometimes toxic to the hearts of those who do not know me and the Marigolds of my love, even they will bring me bouquets of Sea-lavenders and love.
Sheema Kalbasi (Teheran, 20 november 1972)
De Zuidafrikaanse schrijfster Nadine Gordimer werd geboren op 20 november 1923 in Springs. Zie ook alle tags voor Nadine Gordimer op dit blog.
Uit: Een tijd als nooit tevoren (Vertaald door Eugène Dabekaussen en Tilly Maters)
“Ambitie. ’t Was toen geen tijd om na te denken over wat je werkelijk zou willen doen met je leven. Het innerlijke kompas zwaaide de naald resoluut terug naar de ene pool – alleen als er een eind was gekomen aan de vervorming van het menselijk leven in het algemeen, konden persoonlijke prestaties iets betekenen, de Mount Everest beklimmen of rijk worden, allemaal een vlucht uit de werkelijkheid, een ongepast teken dat je tegen verandering was. Nu was er geen reden voor hem om door te gaan met onderzoek naar grotere duurzaamheid van verven voor nieuwe soorten bouwwerken en decoratieve doeleinden, van daken tot jukeboxen, slaapkamers tot cabriolets. Hij had, dacht hij, misschien wel terug kunnen gaan naar een universiteit om zijn kennis van andere, niet tot het uiterlijk beperkte takken van schei- en natuurkunde te verdiepen. Maar er was een kind aan wie hij en zij een thuis moesten bieden. Hij deed zijn werk trouwens goed, maar zonder veel interesse, want het was niet zo spannend als toen hij (letterlijk) de schijn ophield voor de blanke industrie en tegelijkertijd explosieven maakte om het regime op te blazen. Het bedrijf had een aantal filialen over het hele land en hij had hier, in de hoofdvestiging waar hij was begonnen, promotie gemaakt. Zolang hij geen beslissing nam, en maar bleef overwegen, om de reageerbuischemie op te geven en over te stappen naar de andere soort chemie, die tussen mensen, niet voor de overheid, zonder winstoogmerk, werkte hij parttime op vrijwillige basis in een commissie voor landclaims van gemeenschappen die onder het vroegere regime waren onteigend. Zij deed een schriftelijke studie economie en recht en daarnaast vrijwilligerswerk als secretaris van een actiegroep van vrouwen tegen vrouwen- en kindermishandeling. Hun kleine Sindiswa ging naar de crèche en de weinige tijd die overbleef brachten ze met haar door.”
Nadine Gordimer (20 november 1923 – 13 juli 2014)
De Engelse dichter en schrijver Thomas Chatterton werd geboren op 20 november 1752 in Bristol als zoon van een koster. Zie ook alle tags voor Thomas Chatterton op dit blog.
February (Fragment)
Come, February, lend thy darkest sky. There teach the winter'd muse with clouds to soar; Come, February, lift the number high; Let the sharp strain like wind thro' alleys roar.
Ye channels, wand'ring thro' the spacious street, In hollow murmurs roll the dirt along, With inundations wet the sabled feet, Whilst gouts responsive, join th'elegiac song.
Ye damsels fair, whose silver voices shrill, Sound thro' meand'ring folds of Echo's horn; Let the sweet cry of liberty be still, No more let smoking cakes awake the morn.
O, Winter! Put away the snowy pride; O, Spring! Neglect the cowslip and the bell; O, Summer! Throw thy pears and plums aside; O, Autumn! Bid the grape with poison swell.
The pension'd muse of Johnson is no more! Drown'd in a butt of wine his genius lies; Earth! Ocean! Heav'n! The wond'rous loss deplore, The dregs of nature with her glory dies.
What iron Stoic can suppress the tear; What sour reviewer read with vacant eye! What bard but decks his literary bier! Alas! I cannot sing-- I howl-- I cry--
Thomas Chatterton (20 november 1752 - 5 augustus 1770) Chatterton in zijn mansarde door John Joseph Barker, 1860
De Russische dichteres en schrijfster Zinaida Nikolaevna Hippius werd als kind van uit Duitse familie geboren op 20 november in Beljov bij Tula. Zie ook alle tags voor Zinaida Hippius en Zinaida Gippius op dit blog.
The Awful
It’s awful not to live but only sleep… To see all's being ever multiplied, To have in past so wildly many sins, That it’s a shame to look up at the sky.
When can I pray for mercy for my sins? I’m on the last of circles’ strong incline. But most dread and shameful is the thing, That no one loves now any one.
The Spiders
My world is like a chamber, narrow, – It’s very low, very small. In four its corners sit four fellows – Four spiders, diligent in all.
They are all fat, adroit, and dirty, And always spin and spin the web… And it is awful – their portly, Monotonous and even step.
With four their webs, when they were ready, They spun the immense one, at last. I watch their fat backs’ movement, steady, In darkness of the stinking dust.
My eyes – under the webbing’s level: It’s gray, and soft, and sticky, yet. And they are glad with gladness, evil, -- Four spiders, fat.
Vertaald door Yevgeny Bonver
Zinaida Hippius (20 november 1869 - 9 september 1945)
De Zweedse schrijfster Selma Lagerlöf werd geboren op 20 november 1858 in Östra Emterwik in Zweden. Zie ook alle tags voor Selma Lagerlöf op dit blog.
Uit: Niels Holgersson's wonderbare reis (Vertaald door Margaretha Meijboom)
“Terwijl hij zoo zat te wachten, tot de dief zich vertoonen zou, begon hij er zich over te verwonderen, wat dat toch voor een schaduw was, die over den rand van de kist viel. Hij keek en keek, en kon zijn oogen bijna niet gelooven. Maar wat in 't begin maar een schaduw was, werd al duidelijker, en hij merkte al gauw, dat het iets werkelijks was. 't Was niet meer of minder dan een kabouter, die als een ruiter te paard op den rand van de kist zat. De jongen had wel over kabouters hooren spreken, maar hij had nooit gedacht, dat zij zóó klein konden zijn. Hij, die daar op den rand van de kist zat, was niet grooter dan een handbreed. Hij had een oud, rimpelig gezicht, zonder baard, en droeg een zwarten rok, korte broek en een zwarten hoed met breeden rand. Hij was heel netjes en keurig met witte kant om hals en mouwen, gespen op de schoenen, en kousebanden met rozetten dichtgeknoopt. Hij had uit de kist een geborduurd mutsje genomen. en zat zóó aandachtig naar het ouderwetsche werk te kijken, dat hij niet gemerkt had, dat de jongen wakker geworden was. De jongen was heel verbaasd, toen hij den kabouter zag, maar zoo erg bang werd hij niet. 't Was onmogelijk om bang voor iemand te worden, die zoo klein was. En omdat de kabouter daar zoo in gedachten verdiept zat, dat hij niets zag of hoorde, dacht de jongen, dat het grappig zou zijn hem een poets te spelen: hem in de kist te duwen en den deksel dicht te klappen, of zoo iets. Maar de jongen was toch niet zoo moedig, dat hij den kabouter durfde aan te raken met zijn handen; hij keek in de kamer rond naar iets, waar hij hem een stootje meê geven kon. Hij liet zijn oogen van de klaptafel naar de kachel gaan, en van de kachel naar de klaptafel. Hij keek naar de pannen en de koffiekan, die op een plank naast de kachel stonden, naar den wateremmer bij de deur, en naar lepels, en messen, en vorken, en schalen, en borden, die door de halfopen kastdeur te zien waren. Hij keek op naar Vaders geweer, dat aan den wand naast de portretten van de Deensche koningsfamilie hing, en naar de geraniums en fuchsia's, die in 't venster bloeiden. Eindelijk viel zijn oog op een oud kapellennet, dat aan het kozijn hing.”
Selma Lagerlöf (20 november 1858 – 16 maart 1940) Scene uit de animatiefilm “Nils Holgersson” uit 1980
Zie voor nog meer schrijvers van de 20e november ook mijn blog van 20 november 2011 deel 1 en eveneens deel 2.
|