De Deense schrijver en dichter Hans Christian Andersen werd geboren op 2 april 1805 in Odense. Zie ook mijn blog van 2 april 2007 en ook mijn blog van 2 april 2008.
Uit: De nieuwe kleren van de keizer
In de grote stad waar hij woonde was het leven heel genoeglijk. Iedere dag waren er vreemdelingen en op een dag kwamen er twee bedriegers, die zich voor wevers uitgaven en zeiden dat ze de mooiste stoffen konden weven die je je maar denken kon. Niet alleen de kleuren en het patroon waren ongelooflijk mooi, maar ook hadden de kleren die ervan gemaakt waren, de wonderbaarlijke eigenschap dat ze onzichtbaar waren voor iedereen die niet voor zijn ambt deugde of die onvergeeflijk dom was. Wat een fijne kleren, dacht de keizer. Als ik die aan heb, kan ik erachter komen wie er in mijn rijk niet deugt voor zijn ambt en dan kan ik de knappen van de dommen onderscheiden. Die stof moet ik meteen laten weven! En hij gaf de bedriegers een flink handgeld, zodat ze met hun werk konden beginnen. Ze zetten ook twee weefgetouwen op en deden alsof ze werkten, maar er zat helemaal niets op het weefgetouw. Brutaalweg vroegen ze om de fijnste zijde en het prachtigste goud; dat stopten ze in hun eigen zak en ze werkten aan de lege weefgetouwen, en dat nog wel tot diep in de nacht.
Hans Christian Andersen (2 april 1805 - 4 augustus 1875)
Standbeeld in Central Park, Manhattan, New York
De Duitse dichter en schrijver Johann Wilhelm Ludwig Gleim werd geboren op 2 april 1719 in Ermsleben. Zie ook mijn blog van 2 april 2007.
Antwort, auf die Frage: wie geht's?
1794
In meinem Hüttchen geht mirs gut,
Wie kann mirs übel gehn?
Ich hab' in meinem Hüttchen Muth,
Dem Unglück zu bestehn!
Ich kann die halbe Gotteswelt,
Aus meinem Hüttchen sehn,
Weil mirs in ihr so wohl gefällt,
Wie kann mirs übel gehn?
Und böte mir der König gleich
Nebst seiner Königspflicht,
Der allzuschweren! ach! sein ganzes Königreich,
Ich nähm' es für mein Hüttchen nicht!
Johann Gleim (2 april 1719 18 februari 1803)
De Nederlandse schrijver Onno Zwier van Haren werd geboren in Leeuwarden op 2 april 1713. Zie ook mijn blog van 2 april 2007.
Uit: Agon, Sulthan van Bantam
Sinan
Uw wil is door myn mond verkondigd aan de Grooten,
En uw last is gebragt aan d' eerste Hof genooten:
Een ieder zal hier zyn, gelyk vereischd syn plicht,
Op de bestemde tyd, en 't uur daar toe gericht.
Schoon deze dag reeds lang voor Bantam was te wagten,
Wyl gy zoo menigmaal geuit had uw gedagten,
Heeft elk van haar niet min getoond de droeve smart,
Die 't komen van dees' dag, verspreid in ieders hart.
Agon
Die smart, hoe groot die zy, zal niet veel langer duuren,
Als tot dat morgen 't licht beschyne Bantams muuren:
Een oude Vorst verdwynd, gelyk de Maan, voor 't oog,
Wanneer de jonge Vorst klimd, als de Son, om hoog.
Sinan
Sy wagten zekerlyk een Heer van uwe handen
Die ook, gelyk als gy de Vader deezer Landen,
Onno Zwier van Haren (2 april 1713 2 september 1779)
De Franse schrijver Pierre Zaccone werd geboren op 2 april 1817 in Doaix. Hij begon zijn schrijversloopbaan met novellen en als ongenoemde medewerker aan romans en toneelstukken. Uiteindelijk drong hij met zijn teksten door in de feuilletons van grote kranten. Jarenlang was Zaccone ook secretaris van de Parijse schrijversvereniging.
Uit: La Recluse
Gaston observait tout cela, partagé entre mille sensations contraires. L'homme qui l'accompagnait attendait derrière lui, étonné, sans comprendre. Tout à coup, le jeune commandant se retira brusquement de la fenêtre, et gagnant précipitamment la porte. -- C'est bien, dit-il au concierge: je retiens, cette chambre; mon domestique viendra, ainsi que je vous l'ai dit, s'y installer dès aujourd'hui, et il paiera le terme d'avance. Puis il descendit les marches quatre à quatre. Il n'avait pas de temps à perdre. Il venait de voir une chose effrayante. Pendant l'entretien du père et de la fille il avait remarqué que les soeurs allaient et venaient très affairées à travers les couloirs, et il n'y avait pas pris garde autrement. Mais bientôt il vit Edmée jeter un voile épais sur ses cheveux, poser sur ses épaules un châle dont M. de Beaufort l'aida à s'envelopper; puis elle prit le bras de son père et quitta le parloir.
Pierre Zaccone (2 april 1817 - ? 1895)
De Italiaanse (reis)schrijver Pietro della Valle werd geboren op 2 april 1586 in Rome als telg van de rijke adelijke Della Valle familie uit Rome. Hij maakte een uitgebreide pelgrimage 'met een omweg' naar Jeruzalem. Pietro stond nog met zijn ene been in de middeleeuwse traditie van het pelgrimeren, maar met zijn andere been stond hij al stevig in de nieuwe tijd waarin wetenschappelijke nieuwsgierigheid, verleggen van grenzen, avontuur en kennisvergaring belangrijke elementen waren. Met zijn grote vriend de geleerde Mario Schipano maakte hij een afspraak: Pietro zou hem met zijn brieven op de hoogte houden en Schipano zou deze brieven redigeren en uitgeven. Uiteindelijk werden alle brieven na Pietro's dood door vier van zijn zonen gepubliceerd. Pietro was een uitstekend waarnemer die zijn bevindingen opschreef met kennis én humor. Hij was kritisch en nieuwsgierig, ging op onderzoek uit en lardeerde zijn reisverslag met persoonlijke gevoelens en referenties naar klassieke auteurs.
Uit; The Travels Of Sig. Pietro della Valle (A visit to Giaccama)
As we return'd home at night, we met a woman in the City of Ikkeri, who, her Husband being dead, was resolv'd to burn her self, as 'tis the custom with many Indian Women. She rode on horseback about the city with open [=unveiled] face, holding a looking-glass in one hand, and a lemon in the other, I know not for what purpose; and beholding her self in the glass, with a lamentable tone sufficiently pitiful to hear, went along I know not whither speaking or singing certain words, which I understood not; but they told me, they were a kind of Farewell to the World and her self; and indeed, being utter'd with that passionateness which the case requir'd and might produce, they mov'd pity in all that heard them, even in us who understood not the Language.
She was follow'd by many other women and men on foot, who, perhaps, were her Relations; they carry'd a great Umbrella over her, as all persons of quality in India are wont to have, thereby to keep off the Sun, whose heat is hurtful and troublesome. Before her, certain Drums were sounded, whose noise she never ceas'd to accompany with her sad ditties or songs; yet with a calm and constant countenance, without tears, evidencing more grief for her Husband's death than her own, and more desire to go to him in the other world than regret for her own departure out of this: a Custom, indeed, cruel and barbarous, but withall, of great generosity and virtue in such Women, and therefore worthy of no small praise. They said, she was to pass in this manner about the City.
Pietro della Valle (2 april 1586 21 april 1652)
|