Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
02-04-2009
Hans Christian Andersen, Johann Gleim, Zwier van Haren, Pierre Zaccone, Pietro della Valle
In de grote stad waar hij woonde was het leven heel genoeglijk. Iedere dag waren er vreemdelingen en op een dag kwamen er twee bedriegers, die zich voor wevers uitgaven en zeiden dat ze de mooiste stoffen konden weven die je je maar denken kon. Niet alleen de kleuren en het patroon waren ongelooflijk mooi, maar ook hadden de kleren die ervan gemaakt waren, de wonderbaarlijke eigenschap dat ze onzichtbaar waren voor iedereen die niet voor zijn ambt deugde of die onvergeeflijk dom was. Wat een fijne kleren, dacht de keizer. Als ik die aan heb, kan ik erachter komen wie er in mijn rijk niet deugt voor zijn ambt en dan kan ik de knappen van de dommen onderscheiden. Die stof moet ik meteen laten weven! En hij gaf de bedriegers een flink handgeld, zodat ze met hun werk konden beginnen. Ze zetten ook twee weefgetouwen op en deden alsof ze werkten, maar er zat helemaal niets op het weefgetouw. Brutaalweg vroegen ze om de fijnste zijde en het prachtigste goud; dat stopten ze in hun eigen zak en ze werkten aan de lege weefgetouwen, en dat nog wel tot diep in de nacht.
Hans Christian Andersen(2 april 1805 - 4 augustus 1875)
Uw wil is door myn mond verkondigd aan de Grooten,
En uw last is gebragt aan d' eerste Hof genooten:
Een ieder zal hier zyn, gelyk vereischd syn plicht,
Op de bestemde tyd, en 't uur daar toe gericht.
Schoon deze dag reeds lang voor Bantam was te wagten,
Wyl gy zoo menigmaal geuit had uw gedagten,
Heeft elk van haar niet min getoond de droeve smart,
Die 't komen van dees' dag, verspreid in ieders hart.
Agon
Die smart, hoe groot die zy, zal niet veel langer duuren,
Als tot dat morgen 't licht beschyne Bantams muuren:
Een oude Vorst verdwynd, gelyk de Maan, voor 't oog,
Wanneer de jonge Vorst klimd, als de Son, om hoog.
Sinan
Sy wagten zekerlyk een Heer van uwe handen
Die ook, gelyk als gy de Vader deezer Landen,
Onno Zwier van Haren (2 april 1713 2 september 1779)
De Franse schrijver Pierre Zaccone werd geboren op 2 april 1817 in Doaix. Hij begon zijn schrijversloopbaan met novellen en als ongenoemde medewerker aan romans en toneelstukken. Uiteindelijk drong hij met zijn teksten door in de feuilletons van grote kranten. Jarenlang was Zaccone ook secretaris van de Parijse schrijversvereniging.
Uit: La Recluse
Gaston observait tout cela, partagé entre mille sensations contraires. L'homme qui l'accompagnait attendait derrière lui, étonné, sans comprendre. Tout à coup, le jeune commandant se retira brusquement de la fenêtre, et gagnant précipitamment la porte. -- C'est bien, dit-il au concierge: je retiens, cette chambre; mon domestique viendra, ainsi que je vous l'ai dit, s'y installer dès aujourd'hui, et il paiera le terme d'avance. Puis il descendit les marches quatre à quatre. Il n'avait pas de temps à perdre. Il venait de voir une chose effrayante. Pendant l'entretien du père et de la fille il avait remarqué que les soeurs allaient et venaient très affairées à travers les couloirs, et il n'y avait pas pris garde autrement. Mais bientôt il vit Edmée jeter un voile épais sur ses cheveux, poser sur ses épaules un châle dont M. de Beaufort l'aida à s'envelopper; puis elle prit le bras de son père et quitta le parloir.
Pierre Zaccone (2 april 1817 - ? 1895)
De Italiaanse (reis)schrijver Pietro della Valle werd geboren op 2 april 1586 in Rome als telg van de rijke adelijke Della Valle familie uit Rome. Hij maakte een uitgebreide pelgrimage 'met een omweg' naar Jeruzalem. Pietro stond nog met zijn ene been in de middeleeuwse traditie van het pelgrimeren, maar met zijn andere been stond hij al stevig in de nieuwe tijd waarin wetenschappelijke nieuwsgierigheid, verleggen van grenzen, avontuur en kennisvergaring belangrijke elementen waren. Met zijn grote vriend de geleerde Mario Schipano maakte hij een afspraak: Pietro zou hem met zijn brieven op de hoogte houden en Schipano zou deze brieven redigeren en uitgeven. Uiteindelijk werden alle brieven na Pietro's dood door vier van zijn zonen gepubliceerd. Pietro was een uitstekend waarnemer die zijn bevindingen opschreef met kennis én humor. Hij was kritisch en nieuwsgierig, ging op onderzoek uit en lardeerde zijn reisverslag met persoonlijke gevoelens en referenties naar klassieke auteurs.
Uit; The Travels Of Sig. Pietro della Valle (A visit to Giaccama)
As we return'd home at night, we met a woman in the City of Ikkeri, who, her Husband being dead, was resolv'd to burn her self, as 'tis the custom with many Indian Women. She rode on horseback about the city with open [=unveiled] face, holding a looking-glass in one hand, and a lemon in the other, I know not for what purpose; and beholding her self in the glass, with a lamentable tone sufficiently pitiful to hear, went along I know not whither speaking or singing certain words, which I understood not; but they told me, they were a kind of Farewell to the World and her self; and indeed, being utter'd with that passionateness which the case requir'd and might produce, they mov'd pity in all that heard them, even in us who understood not the Language.
She was follow'd by many other women and men on foot, who, perhaps, were her Relations; they carry'd a great Umbrella over her, as all persons of quality in India are wont to have, thereby to keep off the Sun, whose heat is hurtful and troublesome. Before her, certain Drums were sounded, whose noise she never ceas'd to accompany with her sad ditties or songs; yet with a calm and constant countenance, without tears, evidencing more grief for her Husband's death than her own, and more desire to go to him in the other world than regret for her own departure out of this: a Custom, indeed, cruel and barbarous, but withall, of great generosity and virtue in such Women, and therefore worthy of no small praise. They said, she was to pass in this manner about the City.
Uit: The Unbearable Lightness of Being (Vertaald door Michael Henry Heim)
If every second of our lives recurs an infinite number of times, we are nailed to eternity as Jesus Christ was nailed to the cross. It is a terrifying prospect. In the world of eternal return the weight of unbearable responsibility lies heavy on every move we make. That is why Nietzsche called the idea of eternal return the heaviest of burdens (das schwerste Gewicht).
If eternal return is the heaviest of burdens, then our lives can stand out against it in all their splendid lightness.
But is heaviness truly deplorable and lightness splendid?
The heaviest of burdens crushes us, we sink beneath it, it pins us to the ground. But in the love poetry of every age, the woman longs to be weighed down by the man's body. The heaviest of burdens is therefore simultaneously an image of life's most intense fulfillment. The heavier the burden, the closer our lives come to the earth, the more real and truthful they become.
Conversely, the absolute absence of a burden causes man to be lighter than air, to soar into the heights, take leave of the earth and his earthly being, and become only half real, his movements as free as they are insignificant.
What then shall we choose? Weight or lightness?
Parmenides posed this very question in the sixth century before Christ. He saw the world divided into pairs of opposites: light/darkness, fineness/coarseness, warmth/cold, being/nonbeing. One half of the opposition he called positive (light, fineness, warmth, being), the other negative. We might find this division into positive and negative poles childishly simple except for one difficulty: which one is positive, weight or lightness?
Parmenides responded: lightness is positive, weight negative.
Was he correct or not? That is the question. The only certainty is: the lightness/weight opposition is the most mysterious, most ambiguous of all.
Uit:Dead Souls(Vertaald door Bernard Guildert Guerney)
Eh, thou troika, thou that art a bird! Who conceived thee? Methinks only among a spirited folk that thou could have come into being. In the land that is not fond of doing things by halves, but has evenly and smoothly spread itself out over half the world. Therefore try and count its milestones until they turn to spots before the eyes! Far from cunningly contrived is the vehicle the troika draws; held together with no screws of iron art thou, but hastily, with a slam and a bang, wert thou put together and fitted by some handy Muzhik of Yaroslav, with nothing but an ax and a chisel. No fancy Hessian jack boots does the driver wear. He spots a beard, great gauntlets, and only the devil knows what he sits on for a cushion. Let him rise in his seat, swing his whip back, and strike up a long-drawn song while his steeds are off like a whirlwind. The spokes of each wheel has blended into one unbroken disk; the road merely quivers, and a pedestrian, stopping short, cries out in fright, and the troika is soaring, soaring away! ...Now all one can see, already far in the distance, is something raising the dust and swirling through the air.
Thou art not my Russia, soaring along even like a spirited never to be outdistanced troika? The road actually smokes under thee, the bridges thunder, everything falls back and is left behind thee! The witness of thy passing comes to a deep stop, dumbfounded by this God's wonder! Is it not a streak of lightning cast down from heaven? What signifies this onrush that inspires terror? And what unknown power is contained in these steeds, whose like is not known in this world? Ah, these steeds, these steeds, what steeds they are! Are there whirlwinds perched upon your manes? Is there a sensitive ear, alert as a flame, in your every fiber? You have caught the familiar song coming down to you from above. All as one and all at the same instant, you have strained your brazen chests and almost without touching earth with your hoofs, you have become transformed into straight lines cleaving the air. The troika tears along, inspired by God!
Come with me, for you wished to tread this distant, otherworldly peak. Still, nurture no will to steadily descend, since there is no return for you to seek.
And you shall pay for the prevailing dread, but not in havocs discontent, like in times gone. Now you even set yourself to send away your ultimate thought forlorn.
Our hands shall touch only the hair, suspending amid blankness vacant that sweeps away the words we dare as if it were a barrier blatant.
But then the spells shall break n clear and wilderness be our sole haunt. With this and that wed look like young n dear, Appearances would not miss out.
Neulich fuhr, wie man Troja bereist, eine Schulklasse hin,
die im « Koffer-Lager » Elses Namensschild las.
Länger als Troja bleibt Auschwitz den Menschen im Sinn !
Uit: Der Stellvertreter
Fontana! ... Sehen Sie nicht, dass für das christliche Europa die Katastrophe naht, wenn Gott nicht Uns, den Heiligen Stuhl, zum Vermittler macht. Die Stunde ist düster: zwar wissen Wir, den Vatikan rührt man nicht an. Doch Unsere Schiffe draußen, die Wir steuern sollen. Polen, der ganze Balkan, ja Österreich und Bayern noch. In wessen Häfen werden sie geraten. Sie könnten leicht im Sturm zerschellen. Oder sie treiben hilflos an Stalins Küsten.
Edgar Wallace, Max Nord, Arnold Aletrino, John Wilmot, Carl Sternheim,
De Engelse journalist en schrijver Edgar Wallace werd geboren in Greenwich op 1 april 1875. Hij begon zijn schrijverscarrière als oorlogscorrespondent voor de Londense krant de Daily Mail in de Boerenoorlog. Daarna legde hij zich toe op misdaadverhalen en dit in een hoog tempo: hij zou in totaal 175 boeken schrijven, naast 24 toneelstukken en een grote hoeveelheid journalistiek werk. Zijn eerste boek was The Four Just Men (1905) dat handelde over een groep mannen die de wet in eigen handen namen. Als publiciteitsstunt verscheen het zonder het einde; de lezers werden verzocht de juiste toedracht zelf te achterhalen en ze konden daarmee een geldprijs winnen. Er waren echter zoveel juiste inzendingen dat Wallace er bijna bankroet aan ging, maar zijn naam was wel gevestigd en dit en vele van zijn latere boeken werden beststellers. Wallace wordt algemeen beschouwd als de "uitvinder" van de moderne thriller; zijn helden zijn over het algemeen politiemensen en geen amateur-detectives zoals de meeste detective-schrijvers toen gebruikten.
Uit: The Angel of Terror
The hush of the court, which had been broken when the foreman of the jury returned their verdict, was intensified as the Judge, with a quick glance over his pince-nez at the tall prisoner, marshalled his papers with the precision and method which old men display in tense moments such as these. He gathered them together, white paper and blue and buff and stacked them in a neat heap on a tiny ledge to the left of his desk. Then he took his pen and wrote a few words on a printed paper before him.
Another breathless pause and he groped beneath the desk and brought out a small square of black silk and carefully laid it over his white wig. Then he spoke:
"James Meredith, you have been convicted after a long and patient trial of the awful crime of wilful murder. With the verdict of the jury I am in complete agreement. There is little doubt, after hearing the evidence of the unfortunate lady to whom you were engaged, and whose evidence you [Pg 6]attempted in the most brutal manner to refute, that, instigated by your jealousy, you shot Ferdinand Bulford. The evidence of Miss Briggerland that you had threatened this poor young man, and that you left her presence in a temper, is unshaken. By a terrible coincidence, Mr. Bulford was in the street outside your fiancée's door when you left, and maddened by your insane jealousy, you shot him dead.
Edgar Wallace (1 april 1875 10 februari 1932)
De Nederlandse dichter en journalist Max Nord werd geboren in Gorinchem op 1 april 1916.Nord studeerde politieke wetenschappen in Parijs en werkte vanaf 1938 als verslaggever bij Het Vaderland. Samen met Menno ter Braak vertaalde hij het boek Gespräche mit Hitler van Hermann Rauschning, wat het duo op een aanklacht wegens 'belediging van een bevriend staatshoofd' kwam te staan. Voordat het tot een proces kwam was Nederland al door de Duitsers bezet. Tijdens de bezetting vormde Nord samen met Wim van Norden en Simon Carmiggelt de kern van het illegale Het Parool. Na de oorlog werd Nord kunstredacteur van dezelfde krant. Vervolgens was hij enige tijd plaatsvervangend hoofdredacteur, als vervanger van Gerrit Jan van Heuven Goedhart. Hierna was hij correspondent voor Het Parool te Parijs. In 1987 woonde hij in Lyon het twee maanden durende proces tegen oorlogsmisdadiger Klaus Barbie bij. Nord schreef hierover een reeks artikelen in Vrij Nederland en een boek. Nord schreef boeken over Albert Helman, Alexander Cohen, en Josepha Mendels, voerde voorts de eindredactie van diverse boeken, en vertaalde onder andere verhalen van Luigi Pirandello en gedichten van Cesare Pavese.
Soms is 't genoeg...
Soms is 't genoeg op straat te lopen
Hand in hand met 't liefste kind,
Dat speelt en lacht en nog kan hopen
Dat ìk de wegen voor haar vind.
Dan speel ik aarzlend met haar mee
En kijk naar 't blinken van haar ogen
- Zij is de vloed, ik de eb der zee -
En ik verzwijg mijn onvermogen.
's Avonds lees ik haar dromend voor
En antwoord op haar kleine vragen,
Het ernstig spel gaat eindloos door
Totdat ik haar naar bed mag dragen.
Wel weet ik dat het zo niet blijft:
Eens zal ook zij met angst beminnen
En gaat de onrust, die ons drijft,
Ook in haar hart zijn klop beginnen.
Dan zal zij door de straten lopen
Met aan haar hand een spelend kind,
Als ik nu, en vermoeid van hopen
Vragen waar zich de weg bevindt.
Max Nord (1 april 1916 -28 februari 2008)
De Nederlandse schrijver Arnold Aletrino werd geboren in Amsterdam op 1 april 1858. Als student medicijnen in Amsterdam kwam hij in aanraking met de Tachtigers, Kloos, Van Deyssel, Van Eeden en anderen. Hij werd medewerker van De Nieuwe Gids en was van 1910-1912 redacteur van het tijdschrift. Hij studeerde af in 1886 en promoveerde in 1889; hij werd gemeentearts en arts van de brandweer in Amsterdam, en kwam zodoende in aanraking met de armste lagen van de bevolking. In 1891 trouwde hij met Rachel Mendes da Costa, die in 1897 zelfmoord pleegde. Een jaar later trouwde hij met Emilie Julia van Stockum.
In 1899 kreeg hij een universitaire aanstelling als lector in de criminele antropologie. Door zijn praktische ervaring, studies en voordrachten verrichtte hij baanbrekend werk op medisch-sociaal gebied. Hij was een van de vroegste pleitbezorgers van de homoseksualiteit en stak zijn nek uit voor die verachte groepering in de samenleving op een congres in 1902. Aletrino werd geëerd als een bekwaam en humanitair wetenschapper. In 1903 bezocht hij met Magnus Hirschfeld in Berlijn een aantal locaties waar homoseksuelen voorkwamen; daarvan deed hij verslag in zijn brochure Hermaphrodisie en uranisme (1908). Aletrino was een schrijver van bij uitstek sombere literatuur. Hij werd geïnspireerd door het Franse naturalisme en vond stof in zijn deprimerende artsenpraktijk.
Uit: Zondagavond
Toen knauwend in de egaal streelende gelijkvormigheid der weken, brak plotseling bonkend een groote verandering, schroeiend een schrijnende smart in de snelle omkeer van alles, omwroetend zijn èven gelukkige dagen met ver napijnend berouw.
En in de zwaar hangende sleur van de nieuw wennende dagen loomde zijn bestaan verder - donker drukkend zijn gemoed, wild somberend zijn opgeleefd voelen.
Hij herinnerde zich Zondagavonden daarnà, avonden die hij als vroeger ook wegging, van buiten, angstig loopend door de stille, donker-lichtende straten van het kleine dorp waar zijn moeder was gaan wonen. 't Was nu een andere vrees die zenuwde door hem heen, snel bonkend zijn hart in jachtende stikking.
Achter hem lag zijn studententijd, meêbrekend zijn vreug-
de looze jeugd, hem teruglatend in de groote werkelijkheid, die hij lood voelde drukken om zich heen, moegeslagen door de rauwe geesseling die gestriemd had door zijn jonge ziel.
Al lang had hij geweten dat zijn moeder ziek was, al lang had hij gezien de langzame verandering ongemerkt voortgevreten in haar mattend lichaam, al lang had hij ingebeten de vlijmende smart dat ze zou voortzieken moewer en moewer, vroolijk troostend haar smekende klachten, luchtend haar ernstig lijden met vage beloften van beterschap en herstel.
Arnold Aletrino (1 april 1858 - 17 januari 1916)
De Engelse dichter en schrijver John Wilmot, 2e graaf van Rochester . werd geboren in Ditchley, Oxfordshire, op 1 april 1647. John Wilmot was een zoon van Henry Wilmot, burggraaf Wilmot, die door Karel II wegens verdiensten in 1652 werd verheven tot 1e graaf van Rochester. John erfde de titel bij de dood van zijn vader in 1658. Op 12-jarige leeftijd ging hij naar het Wadham College van de Universiteit van Oxford, waar hij op slechts 14-jarige leeftijd zijn MA verkreeg. Vervolgens ondernam hij, onder begeleiding van een tutor, de grand tour door Frankrijk en Italië. In 1662 keerde hij terug naar Engeland en begaf zich naar het hof, waar hij vanwege zijn knappe voorkomen, humor en scherpe geest de gunst verwierf van Karel II. In 1665 verwierf hij de heldenstatus door zijn optreden tijdens de Slag in de baai van Bergen in de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog. John Wilmot had zich echter al vroeg een nogal vrije levenswijze aangemeten en werd door zijn gedrag diverse malen van het hof verwijderd, maar steeds weer in genade aangenomen.Op 33-jarige leeftijd liet zijn gezondheid hem inderdaad in de steek als gevolg van geslachtsziekten en overmatig alcoholgebruik.
Absent of Thee I Languish Still
Absent from thee I languish still;
Then ask me not, when I return?
The straying fool 'twill plainly kill
To wish all day, all night to mourn.
Dear! from thine arms then let me fly,
That my fantastic mind may prove
The torments it deserves to try
That tears my fixed heart from my love.
When, wearied with a world of woe,
To thy safe bosom I retire
where love and peace and truth does flow,
May I contented there expire,
Lest, once more wandering from that heaven,
I fall on some base heart unblest,
Faithless to thee, false, unforgiven,
And lose my everlasting rest.
John Wilmot (1 april 1647 26 juli 1680)
De Duitse schrijver Carl Sternheim werd als zoon van een joodse bankier geboren op 1 april 1878 in Leipzig. Tot 1902 studeerde hij filosofie, psychologie en rechten in München, Göttingen en Leipzig, maar hij maakte de studies niet af.Vanaf 1900 werkte hij als zelfstandig schrijver. In 1908 gaf hij samen met Franz Blei het tijdschrift Hyperion uit. In 1912 trok hij naar België, in 1918 naar St. Moritz en Uttwil 18 in Zwitserland. Van 1930 tot 1934 was hij getrouwd met Pamela Wedekind. In 1935 ging hij in ballingschap naar België. Zijn werk was tijdens het nationaalsocialisme verboden. Na de bezetting van Nederland en België pleegde hij op 3 november 1942 zelfmoord.
Uit: Die Hose
Als ich neunzehnhundertundacht ein bürgerliches Lustspiel veröffentlichte, kannte die deutsche Bühne nach Gerhart Hauptmanns Naturalismus nur die Maskerade vom alten Fabelkönig, der jungen Königin, dem famosen Pagen, die unter mannigfaltigen Verkleidungen neuromantisch auftraten; reich kostümiert von Wirklichkeit fort Glanz sprachen, Erhabenheit handelten. In meinem Stück verlor ein Bürgerweib die Hose, von nichts als der banalen Sache sprach in kahlem Deutsch man auf der Szene.
Ob solcher Einfalt fällte Welt das Urteil: wie war das Dichtung? Eine bürgerliche Hose und fünf Spießer, die von ihr räsonierten? Wo blieb gewohnter Glanz (ersatz) wo (Pseudo) Naturalismus? In einer Sprache redeten dazu von der Albernheit die Leute, die in keinem Buch, keiner Zeitung stand, und die kein besserer Bekannter sprach. Der Autor, offenbarer Absicht, ließ der Komödie eine Anzahl anderer folgen, die der ersten wesentlich Neues nicht hinzufügten. Von durchschnittlichen Dingen sprach man weiter, behandelte Beiläufiges mit Emsigkeit und einem Nachdruck, der vorher nicht an bürgerliche Welt gewandt war. Doch diese Welt, die in der Öffentlichkeit keine Rolle spielen mochte, anderen der Verantwortung Ehre und Bürde überließ, blieb, als sie eines neugierigen Auges Scheinwerfer auf sich gerichtet sah, verwirrt und wie ertappt: schrie aus vollem Hals den Friedensstörer an, und die ergebene Presse des Iuste milieu zog blank.
Friedrich Güll, Antoine Prévos, Armel Guerne, Edmond Rostand, Josep de Maistre
De Duitse dichter Friedrich Güll werd geboren op 1 april 1812 in Ansbach. In 1844 opende hij een school voor meisjes uit de hogere standen en die leidde hij zevenentwintig jaar lang. Later ontving hij van de Beierse koningen Maximilian II en Ludwig II een eregeld. Güll was een dichter uit de Biermeiertijd die vooral voor kinderen en jongeren schreef.
Osterhäslein
Drunten an der Gartenmauern hab' ich sehn das Häslein lauern. Eins, zwei, drei - legt's ein Ei, lang wird's nimmer dauern.
Kinder, laßt uns niederducken! Seht ihr's ängstlich um sich gucken? Ei, da hüpft's, hei, da schlüpft's durch die Mauerlucken.
Und nun sucht in allen Ecken, wo die schönen Eier stecken, rot und blau, grün und grau und mit Marmelflecken!
Friedrich Güll (1 april 1812 24 december 1879)
De Franse schrijver Antoine François Prévos werd geboren op 1 april 1697 in Hesdin, Artois. In 1713 werd hij novice bij de Jezuïten, maar hij verliet de orde drie jaar later voor het leger. Onderzoek heeft uitgewezen dat Prévost het gegeven voor zijn roman Manon Lescaut niet verzonnen heeft, maar teruggreep op zijn eigen jeugdervaringen. Net als chevalier Des Grieux werd hij hals over kop verliefd op een mooie jonge vrouw die achter zijn rug om relaties onderhield met andere mannen. Prévost gaf na deze affaire zijn carrière in het leger op en koos voor een loopbaan in de kerk. De verschijning van zijn eerste romans in 1728, die in Parijs nogal wat stof deden opwaaien, noopten hem ertoe in Engeland asiel te zoeken waar hij korte tijd later ontslagen werd als privéleraar na een liefdesaffaire. Prévost zocht zijn heil in Nederland maar vluchtte een paar jaar later weer naar Engeland om aan zijn schuldeisers te ontkomen. Na zijn terugkeer in Frankrijk in 1736 wist hij zich te verzoenen met de katholieke kerk en tot zijn dood in 1763 bekleedde hij de aanzienlijke functie van kamerheer van de prins van Conti.
Uit: Manon Lescaut
Why did he love her? Curious fool, be still!
Is human love the fruit of human will?
BYRON.
Just about six months before my departure for Spain, I first met the Chevalier des Grieux. Though I rarely quitted my retreat, still the interest I felt in my child's welfare induced me occasionally to undertake short journeys, which, however, I took good care to abridge as much as possible.
I was one day returning from Rouen, where I had been, at her request, to attend a cause then pending before the Parliament of Normandy, respecting an inheritance to which I had claims derived from my maternal grandfather. Having taken the road by Evreux, where I slept the first night, I on the following day, about dinner-time, reached Passy, a distance of five or six leagues. I was amazed, on entering this quiet town, to see all the inhabitants in commotion. They were pouring from their houses in crowds, towards the gate of a small inn, immediately before which two covered vans were drawn up. Their horses still in harness, and reeking from fatigue and heat, showed that the cortege had only just arrived. I stopped for a moment to learn the cause of the tumult, but could gain little information from the curious mob as they rushed by, heedless of my enquiries, and hastening impatiently towards the inn in the utmost confusion. At length an archer of the civic guard, wearing his bandolier, and carrying a carbine on his shoulder, appeared at the gate; so, beckoning him towards me, I begged to know the cause of the uproar. "Nothing, sir," said he, "but a dozen of the frail sisterhood, that I and my comrades are conducting to Havre-de-Grace, whence we are to ship them for America. There are one or two of them pretty enough; and it is that, apparently, which attracts the curiosity of these good people."
Antoine Prévos (1 april 1697 23 december 1763)
De Zwitserse dichter, schrijver en vertaler Armel Guerne werd geboren in Morges op 1 april 1911. Tijdens WO II staakte hij alle literaire activiteiten om zich aan te sluiten bij het Franse verzet. Na de oorlog vertaalde hij werk van o.a. Novalis, Rilke, Hölderlin, de gebrieders Grimm, Melville, Virginia Woolf, Dürrenmatt, Elias Canetti, Lao Tseu et Kawabata.
Uit:La Nuit veille
« On parle abusivement de conscience claire et dobscur inconscient ; la vérité veut quon renverse limage : linconscience est transparente. Écoutez ce mot : inconscience, et dites-moi sil peut être obscur, ou même éteint. Plus la conscience est claire, plus les objets sy appuyent fortement sur leur ombre : ce sont ces ombres qui font juger du relief apparent. Dans linconscience, au contraire, cest la transparence qui règne, une parfaite transparence qui permet tous les échanges, où toutes les lumières peuvent se jouer (sauf la nôtre, toutefois, qui est trop faible et qui vient de trop près) ; cest sa lumière également diffuse et continue qui nous la rend aussi incompréhensible. Une invincible blancheur où lon ne peut pas créer à notre propre usage lombre ou la nuit qui nous sont nécessaires pour juger de léclat. Une lumière où tout est lumière, et qui nous est impénétrable par cette raison que nos lumières sy baignent et sy égarent, y disparaissent ainsi que disparaîtrait un rayon qui voudrait remonter à sa source pour en prendre connaissance. »
Tu me demandes donc, ma chère enfant, après avoir lu mon sermon sur la science des femmes, d'où vient qu'elles sont condamnées à la médiocrité ? Tu me demandes en cela la raison d'une chose qui n'existe pas et que je n'ai jamais dite. Les femmes ne sont nullement condamnées à la médiocrité ; elles peuvent même prétendre au sublime, mais au sublime féminin. Chaque être doit se tenir à sa place, et ne pas affecter d'autres perfections que celles qui lui appartiennent [...] L'erreur de certaines femmes est d'imaginer que, pour être distinguées, elles doivent l'être à la manière des hommes, il n'y a rien de plus faux. Je t'ai fait voir ce que cela vaut. Si une belle dame m'avait demandé, il y a vingt ans : " Ne croyez-vous pas, monsieur, qu'une dame pourrait-être un grand général comme un homme ?" je n'aurais pas manqué de lui répondre : "Sans doute, Madame. Si vous commandiez une armée, l'ennemi se jetterait à vos genoux , comme j'y suis moi-même ; personne n'oserait tirer, et vous entreriez dans la capitale ennemie au son des violons et des tambourins." Si elle m'avait dit : "Qui m'empêche en astronomie d'en savoir autant que Newton ?" je lui aurais répondu tout aussi sincèrement : "Rien du tout, ma divine beauté.
Josep de Maistre (1 april 1753 26 februari 1821)
Verstrijen keek zijn maat na, die zich met kleine, stijve passen verwijderde en door een zijdeur in het gebouw verdween. De hete damp uit de put kwam recht op hem af. Een paar seconden lang werd hij er helemaal door omhuld. Hij stapte blindelings achteruit, wreef over zijn gezicht en bette met zijn vingerknokkels zijn tranende ogen. Stom van hem om tegen de wind in te gaan staan. Weer had hij die verontrustende ervaring dat hitte en kou hem op hetzelfde moment overvielen en murw maakten.
Hij begon heen en weer te benen, de kraag van zijn jekker op, zijn handen in zijn zakken. Hij was rillerig, hij had zin in een sigaret, maar hij vond het te koud om er een te draaien. Op het deksel van de GEB-put bleef hij staan en speurde de gevel van het gebouw af. Misschien verscheen er weer ergens een mooie meid in een kecke trui voor het raam. Als ze tegen hem lachte was het goed. Maar het enige wat hij zag was een streng ogende man in een donker pak die hem vluchtig bekeek en zich meteen omdraaide. De kloot.
Ik had het niet moeten doen, dacht hij. Je loste er niets mee op. Met zijn jas al aan was hij naar de slaapkamer gelopen. Hij wist dat ze deed of ze sliep en het had hem opnieuw razend gemaakt. Hij had haar uit bed gesleurd en even met het warme, slaperige lichaam geen raad geweten. Toen had hij uitgehaald. Tewijl ze terugviel op het dek was hij de deur uit gestormd.
I am a man: little do I last and the night is enormous. But I look up: the stars write. Unknowing I understand: I too am written, and at this very moment someone spells me out.
Sentimental story Then we met more often. I stood at one side of the hour, you at the other, like two handles of an amphora. Only the words flew between us, back and forth. You could almost see their swirling, and suddenly, I would lower a knee, and touch my elbow to the ground to look at the grass, bent by the falling of some word, as though by the paw of a lion in flight. The words spun between us, back and forth, and the more I loved you, the more they continued, this whirl almost seen, the structure of matter, the beginnings of things.
Unwords
He offered me a leaf like a hand with fingers. I offered him a hand like a leaf with teeth. He offered me a branch like an arm. I offered him my arm like a branch. He tipped his trunk towards me like a shoulder. I tipped my shoulder to him like a knotted trunk. I could hear his sap quicken, beating like blood. He could hear my blood slacken like rising sap. I passed through him. He passed through me. I remained a solitary tree. He a solitary man.
Vertaald door Thomas Carlson and Vasile Poenaru
Nichita Stănescu(31 maart 1933 13 december 1983)
De Spaanse schrijver Enrique Vila-Matas werd geboren in Barcelona op 31 maart 1948. Vila-Matas is een van de belangrijkste hedendaagse Spaanse auteurs. Hij is een internationale bestsellerauteur sinds hij in 2003 voor De waan van Montano zowel de Premio de la Crítica ontving als de prestigieuze Prix Médicis voor het beste buitenlandse boek van het jaar.
Uit: Paris hat kein Ende (Vertaald door Petra Strien)
Ich reiste nach Key West, Florida, und meldete mich bei dem diesjährigen Wettbewerb für Doppelgänger des Schriftstellers Ernest Hemingway an. Die Veranstaltung fand im Sloppy Joes statt, der Lieblingsbar des Autors in Cayo Hueso im äußersten Süden von Florida. Ich brauche wohl kaum zu erwähnen, dass die Teilnahme an diesem Wettbewerb der einen großen Zulauf von kräftigen, graubärtigen Männern verzeichnete, allesamt auf lächerliche Weise detailversessene Hemingwaydoubles ein einmaliges Erlebnis war.
Seit ich durch zu viel Alkoholgenuss ein wenig beleibter werde, bilde ich mir in den letzten Jahren trotz der gegenteiligen Ansicht meiner Frau und meiner Freunde ein, Hemingway, dem Idol meiner Jugend, immer ähnlicher zu werden. Zwar hat mir darin noch nie jemand Recht geben wollen, doch ich bin nun einmal dickköpfig und habe mich daher im letzten Sommer kurz entschlossen bei dieser Veranstaltung beworben, um alle eines Besseren zu belehren.
Vorweg sei gesagt, dass ich mich entsetzlich blamiert habe. Ich bin also tatsächlich nach Key West gereist, habe an dem Wettbewerb teilgenommen und schnitt als Letzter ab; besser gesagt, ich schied vorzeitig aus; na ja, man hat mich disqualifiziert, und was das Schlimmste ist, nicht etwa wegen meines falschen Bartes davon haben sie gar nichts bemerkt , sondern weil ich angeblich »jeglicher Ähnlichkeit mit Hemingway entbehrte«.
De Amerikaanse schrijfster Judith Rossner werd geboren als Judith Perelman op 31 maart 1935 in New York. Zij groeide op in de Bronx. Zij verliet het City College of New York om te trouwen met de docent en schrijver Robert Rossner. Judith Rossner is bekend geworden met haar roman Looking for Mr. Goodbar uit 1975, in 1977 verfilmd met Diane Keaton in de hoofdrol. Het succes van dit boelk evenaarde zij niet meer, maar zij bleef schrijven.
Uit: Perfidia
was five in 1976, when my mother packed me and her other possessions into our station wagon, said goodbye to my father and drove me away from our home in the cool, lush little town of Hanover, New Hampshire. We rode around and across the country for months before we came to rest in Santa Fe, where we met Wilkie at the first restaurant we went to. She must have gotten pregnant with my brother about two hours later. I think she and Wilkie broke sexually early on, but they never stopped being involved, one way and another.
My father was--is, I imagine--a professor of American history at Dartmouth. A true academic. I was an excellent student. A model girl, when I was in school. My mother said later she''d thought I wouldn''t know the difference if she took me away from my father, he cared so little about me. We don''t always remember things the same way. Didn''t always. In fact, she remembered things differently from one time to the next. Some of her stories had a sad version and a funny version, with such a difference between the two that you had no idea of what had actually happened.
They stopped. He stared at the black figure, "But I'm intrigued. Who is this French lieutenant?" "A man she is said to have . . ." "Fallen in love b&nwith?" "Worse than that." "And he abandoned her? There is a child?" "No. I think no child. It is all gossip." "But what is she doing there?" "They say she waits for him to return."
John Fowles (31 maart 1926 - 5 november 2005)
De Duitse schrijver Hartmut Lange werd geboren op 31 maart 1937 in Berlijn. Toen hij twee jaar was verhuisde de familie naar Polen. In 1946 kwamen hij en zijnmoeder terug in Berlijn. Hij studeerde dramaturgie in Berlin-Babelsberg en was daarna tot 1964 dramaturg aan het Deutsche Theater in Oost-Berlijn. In 1965 verliet Lange de DDR. Sinds 1982 schrijft hij voornamelijk verhalen en novellen. In 2003 ontving hij de Italo Svevo Prijs.
Uit: Missing Persons (Vertaald door Helen Atkins)
Henninger liked the courteously restrained manner in which they advised him, and was fully aware how inappropriate it was to enter a shop like this merely with the aim of getting rid of a soaked pair of shoes. He looked around, and they showed him a collection of classic and more modern styles. Their shoes were sent to all parts of the world, they explained to Henninger, so that in the end he was prepared to hand over his calling card. Once the measurements had been taken he was allowed to specify all the details according to his own wishes, and he ordered lace-up shoes with three pairs of eyelets, and asked that the pattern on the toecap should be kept as simple as possible. Before he left the shop he was given a pair of light rubber galoshes, and a date was set for the fitting. They assured him that at that stage he could still have some adjustments made to the uppers. No sooner had Henninger left the shop than he started to regret his decision. On the other hand, Where in all the world, he thought, can one still have shoes made-to-measure and sent to ones home? He considered it essential to keep the appointment that had been arranged. And as a result he was able to experience Venice in perfect weather. He stayed on at the same hotel, and went back to the station to change the sleeping-car reservation. Two days more or less will hardly make any difference now, thought Henninger. And that afternoon, when, in a more confident mood induced by the weather, he made another attempt to reach the centre of the city on foot, he had the encounter for which he was somehow already prepared.
De Engelse schrijver en vertaler Edward FitzGerald werd geboren in Woodbridge, Suffolk, op 31 maart 1809. Zijn faam berust vooral op het feit dat hij het werk van de 11e/12e-eeuwse Perzische schrijver en wetenschapper Omar Khayyám in het Westen bekendmaakte. Hij gaf een Engelse versie van diens gedichten uit onder de titel The Rubáiyát of Omar Khayyám (1859).
Uit: Rubaiyat of Omar Khayyam
1
Awake! for Morning in the Bowl of Night Has flung the Stone that puts the Stars to Flight: And Lo! the Hunter of the East has caught The Sultan's Turret in a Noose of Light.
2
Dreaming when Dawn's Left Hand was in the Sky I heard a Voice within the Tavern cry, "Awake, my Little ones, and fill the Cup "Before Life's Liquor in its Cup be dry."
Vertaald door Edward FitzGerald
Edward FitzGerald (31 maart 1809 - 14 juni 1883)
De Schotse dichter, schrijver en journalist Andrew Lang werd geboren op 31 maart 1844 in Selkirk. Tegenwoordig is hijvooral nog bekend wegens zijn vele artikelen over folklore, mythologie en religie.Ook publiceerde hij veel sprookjesverzamelingen. Hij leidde lange tijd de sectie literatuurkritiek inLongman´s Magazine en gaf de werken van Robert Burns uit.
Ballade of the Optimist
Heed not the folk who sing or say
In sonnet sad or sermon chill,
"Alas, alack, and well-a-day,
This round world's but a bitter pill."
Poor porcupines of fretful quill!
Sometimes we quarrel with our lot:
We, too, are sad and careful; still
We'd rather be alive than not.
What though we wish the cats at play
Would some one else's garden till;
Though Sophonisba drop the tray
And all our worshipped Worcester spill,
Though neighbours "practise" loud and shrill,
Though May be cold and June be hot,
Though April freeze and August grill,
We'd rather be alive than not.
And, sometimes on a summer's day
To self and every mortal ill
We give the slip, we steal away,
To walk beside some sedgy rill:
The darkening years, the cares that kill,
A little while are well forgot;
When deep in broom upon the hill,
We'd rather be alive than not.
Pistol, with oaths didst thou fulfil
The task thy braggart tongue begot,
We eat our leek with better will,
We'd rather be alive than not.
Andrew Lang (31 maart 1844 20 juli 1912)
De Franse schrijver, dichter en journalist Robert Brasillach werd geboren in Perpignan op 31 maart 1909. Brasillach bezocht het lyceum van Sens, vervolgens het lyceum Louis-le-Grand te Parijs. In 1928 ging hij studeren aan de befaamde Ecole Normale Supérieure te Parijs. Hij werd er, als 26ste op 28 in het ingangsexamen, toegelaten in de literatuur-afdeling. Nog tijdens zijn studies publiceerde hij zijn eerste boek Présence de Virgile. Aangetrokken door het Italiaans fascisme en het Duits nationaal-socialisme, was hij samen met Drieu La Rochelle, een bekende fascistische schrijver van zijn tijd in Frankrijk. Hij zou er zwaar voor boeten. Ondanks een genadeverzoek van François Mauriac aan Charles de Gaulle werd hij op 6 februari 1945 terechtgesteld wegens collaboratie. Na zijn dood werd het werk van Brasillach gepropageerd door de letterkundige Maurice Bardèche, die tevens zijn schoonbroer was. Het oeuvre van Brasillach bestaat uit romans, essays, poëzie, en enkele theaterstukken.
Uit: Le marchand d'oiseaux
L'hiver, voyez-vous, racontait le marchand d'oiseaux à Isabelle, l'hiver, notre profession est bien pénible. Si je n'avais pas l'habitude, si je ne prenais pas tant de soins, tous mes oiseaux mourraient. Je n'en ai jamais beaucoup, vous le voyez. Une cage pour les quatre perruches, une cage pour les serins. Ils m'aiment bien, ils me connaissent, et ils essaient de ne pas mourir pour ne pas me faire de la peine... C'est déjà assez pénible pour moi, lorsque j'en vends un. Figurez-vous qu'hier, une dame m'a arrêté, dans la rue, et qu'elle a regardé les perruches. Elle m'a demandé les prix, ce que ça mangeait. Et puis elle est partie, j'ai eu bien peur.
Robert Brasillach (31 maart 1909 - 6 februari 1945)
Anderen knippen met hun vingers, zie: Er valt vanzelf een wonder uit hun hand. Ik zwoeg gestaag, verbrand mijn energie, Maar wat ik opdelf is wat grint en zand.
Anderen eten graag, ik kauw met pijn. Fazant! en ik verslik met in een luis. De hele kosmos smaakt ze zoet, op mijn Verhemelte proef ik slechts as en gruis.
Anderen hebben ritme, ik loop mank. Ze ademen, mijn hals hangt in een strop. Ze geuren, ik verspreid een helse stank. Toch kan ik mijn geluk bijna niet op.
Dieser erste Blick. Unten der Fluß, der ruhig und grün dahinfließt, die Steinbrücke, auf deren Mauer er sitzt, ein Bein über das andere geschlagen, so schaut er zum anderen Ufer, ein paar Büsche und Weiden stehen dort, dahinter öffnen sich die Wiesen und Felder. Ein Tag im Juni, frühmorgens, noch mit der Frische der Nacht, der Himmel ist wolkenlos und wird wieder die trockene Hitze des gestrigen Tages bringen.
So, versunken in sich, sah ich ihn sitzen, als ich den Weg durch den Park des Kollegs hinunter zur Oker ging und zögerte, ob ich nicht umkehren sollte, dachte dann aber, er könnte mich schon bemerkt haben und vermuten, ich wolle ihm aus dem Weg gehen. Am Abend zuvor hatte ich auf ihn eingeredet, mit uns nach Hannover zu fahren. Dort, so hieß es, gebe es samstags Partys, in Villen, exzessiv werde da gefeiert, sogar das Wort Orgie war gefallen. Er war, trotz der phantastischen Erzählungen und obwohl er sonst oft nach Hannover fuhr, nicht mitgekommen.
Ein wenig überrascht, ja erschrocken blickte er hoch, als ich zu ihm trat. Ich erzählte ihm von dieser Nacht und dem Gelage bis in den Morgen und der Fahrt im Auto, das mich eben zurückgebracht hatte. Ich sagte ihm, er habe etwas versäumt, denn ich glaubte, mein Erlebnishunger müsse auch der seine sein. Noch lebten und lernten wir erst wenige Wochen zusammen in dem Kolleg.
Aufgefallen war er mir, als wir zum ersten Mal im Klassenraum zusammenkamen und unsere Plätze an den Tischen suchten. Lärmende Erwachsene, die nach Jahren der Berufstätigkeit wieder Schüler geworden waren. Sechzehn junge Männer und zwei Frauen. Er war, glaube ich, der Jüngste, zwanzig Jahre alt, sah aber noch jünger aus. Er hielt sich in den ersten Tagen ein wenig, doch jeden demonstrativen Gestus vermeidend, von den sich bildenden Gruppen fern. Aus diesem Insichgekehrten sprach nichts Verdrucktes, Zaghaftes, sondern etwas selbstverständlich Unabhängiges. Das weckte meine Neugier, und so suchte ich seine Nähe.
Uwe Timm (Hamburg, 30 maart 1940)
De Duitse schrijfster en vertaalster Christine Wolter werd geboren op 30 maart 1939 in Königsberg. Zij is de dochter van de architekt Hanns Hopp die in Oost-Berlijn aan de bouw van de Stalinallee meewerkte. Christine Wolter studeerde romanistiek aan de Humboldt-Universität. Van 1962 tot 1976 was zij werkzaam als lectrice bij de Aufbau-Verlag. Sinds 1976 is zij zelfstandig schrijfster. Haar grootste succes was wellicht de roman Die Alleinseglerin uit 1982, in 1986 verfolmd door Herrmann Zschoche bij de DEFA.
Uit: Das Herz, diese rastlose Zuneigungs- und Abneigungsmaschine
Der blindeAugenblick am Morgen,dasGleiten mit geschlossenen Augen zwischen Schlaf undAufwachen ist plötzlich ein Bild. Eine Station. Drei, vier Sekunden: ein überfüllter Bahnhof, Schatten von Reisenden.Seit ichhier bin, kommt es wieder, ich warte darauf.
Im Augenblick des Emportauchens erscheint es, hinter Schleiern, Nebel: kein Traum. Von Mal zu Mal wird das Bild deutlicher. Jemand steht da, auf einem Bahnsteig.
EinMorgen wie heute. September. So soll es anfangen.Dampf, Streifen von Morgenlicht. Ein gewölbtes Dach ausStahl und Glas. Ein Zug steht abfahrbereit. Erster, zweiter, dritter Klasse. Er ist lang, auch der Bahnhof ist lang. Im Gedränge auf dem Bahnsteig eine Person, eine weibliche Person, unbeweglich, allein. Vielleicht fällt sie nur deswegen auf.Sie steht aufrecht, schmal in diesem Bild, das sich in die Zukunft projiziert, bis zu mir in diesen Morgen. Ein Mädchen in einem grauen Kostüm, das die Gestalt eng umschließt. Um den Hals schlingt sich ein kleiner Pelzkragen und verrät, daßdas Kleidungsstück bis in den Winter dauern soll. Ein paar Zentimeter Blond unter einem Pelzkäppchen. Schön ist sie, denkt der Beobachter am Abteilfenster, und sieht sie doch nur von hinten. Das einzige
Stück Körper, das sichtbar ist, sind die Beine, allerdings unter einem langen Rock, wie ihn die Krisen-Mode vorschreibt, Beine in hellen grauen Seidenstrümpfen. Blick-Fang. Sie sind kindlich und sportlich, als gehörten sie einer Schlittschuläuferin oder Tennisspielerin, dabei haben sie jenen leichten und geraden Schwung, der sieweiblich macht,lockend.
Uit: Henry dreht auf(Wilt om High, vertaald door Irene Rumler)
»Ich denk an euch, ihr himmlisch schönen Tage«, murmelte Wilt vor sich hin. Zugegeben, eine recht belanglose Bemerkung, aber wenn man im Ausschuss für Finanzen und Allgemeine Belange in der Berufsschule hockte, brauchte man dergleichen ab und zu als eine Art Ventil. Wie schon so oft in den vergangenen fünf Jahren war Dr. Mayfield aufgestanden, um dadurch seinen Worten mehr Gewicht zu verleihen: »Wir müssen der Berufsschule für Geisteswissenschaften und Gewerbekunde von Fenland den ihr zustehenden Platz auf der Landkarte verschaffen«, verkündete er.
»Ich dachte immer, den habe sie bereits«, meinte Dr. Board, der sich zwecks Erhaltung seiner geistigen Gesundheit wie üblich hinter der wörtlichen Bedeutung des Gesagten verschanzte.
»Meines Wissens existiert sie dort sogar schon seit 1895, als «
»Sie wissen ganz genau, was ich meine«, unterbrach ihn Dr. Mayfield. »Tatsache ist, dass es für die Berufsschule kein Zurück mehr gibt.«
»Von wo?«, fragte Dr. Board.
Dr. Mayfield wandte sich hilfesuchend an den Direktor.
»Worauf ich hinauswill «, setzte er an, aber Dr. Board war noch nicht fertig.
»Offenbar sind wir entweder ein Flugzeug auf halbem Weg zu seinem Bestimmungsort oder ein kartografisches Phänomen.
Aplati sur le sable humide, Ulysse ouvrit les yeux et vit le ciel. - Rien que le ciel! Sous lui, la chair exsangue de cette terre qui participe encore à la cautèle des eaux.
La mer perfide hululait doucement: ses molles lèvres vertes baisaient sans relâche, à féroces baisers, la dure mâchoire des roches.
Il essaya de se dresser: ses jambes, des algues! Ses bras, des fumées d'embruns! Il ne commandait plus qu'à ses paupières et, elles étaient ouvertes sur la désolation du ciel! Il ferma les yeux. - Le désespoir se mit à lui manger le foie.
Des claquements de petits pieds battirent, puis des exclamations, si humaines qu'elles étaient comme fleuries.
Les voix voletaient au-dessus de son corps. Sa peau entendait la tiédeur de ce souffle que pétrissait la langue. Il releva un peu ses paupières: il était entouré par un cercle de jambes nues. Son regard fit le tour puis monta au long d'elles. Les jarrets sculptés par l'effort derrière l'araire, les cuisses... Deux montaient sans poils sous la tunique, deux cuisses ombrées de bleu!
Son regard échela: des seins! C'était une femme!
Comme on le soulevait, il aperçut un peu plus loin des gens qui s'empressaient autour d'une autre épave.
Jean Giono (30 maart 1895 9 oktober 1970)
De Ierse dichter en toneelschrijver Sean O'Casey werd geboren in Dublin op 30 maart 1880. Zijn vader overleed in 1886, en zijn moeder zorgde voor de grote familie. Sean O'Casey leed aan een pijnlijke oogaandoening, maar zijn liefde voor leren en lezen zorgden ervoor dat hij veel boeken las om zijn gemis aan opleiding goed te maken. Nadat het Abbey Theatre in Dublin een aantal toneelstukken had afgekeurd, werd The Shadow of a Gunman, het eerste deel van een trilogie, er in 1923 opgevoerd. Het toneelstuk is gebaseerd op zijn ervaring van het leven onder Britse druk. De karakters die erin voorkomen zijn mensen uit de sloppenwijken die door hun rijke conversaties en kijk op het leven hun lot te boven kwamen. Het stuk bleek onmiddellijk populair. Het tweede deel in de trilogie was Juno and the Paycock (1924), het derde deel The Plough and the Stars (1926) is een stuk dat speelt tijdens de Paasopstand (een Ierse revolutie tegen de Britten).O'Casey verhuisde naar Engeland na 1926, en brak met het Abbey Theatre toen de directeur, dichter William Butler Yeats, een anti-oorlogstuk The Silver Tassie (1928) afwees. In Engeland schreef hij een aantal andere toneelstukken, essays en theaterkritieken, maar zijn faam komt hoofdzakelijk voort uit de eerste toneelstukken - en dan met name Juno en Plough.
Thoughts of thee(Fragment)
A thought came to me like a full-blown rose.
THRO' all the hours that life shall go,
Sweet hours or sad, hours swift or slow,
Each passing moment brings to me
Full blooming rose-like thoughts of thee.
The shaded woods where linnets throng,
The rich notes of the thrush's song,
The blackbird piping on a tree,
Are all sweet murmuring thoughts of thee.
The brook that kisses as it flows
Each flower that on its border grows,
Babbling its love, is love to me
A limpid, lovely thought of thee.
The dawn, casting night's robes away,
To wanton in the arms of day,
Blushing, her own fair charms to see,
Is morning's tender thought of thee.
Sean O'Casey (30 maart 1880 18 september 1964)
De Duitse dichter, schrijver en draaiboekauteur Herbert Asmodi werd geboren op 30 maart 1923 in Heilbronn als Herbert Kaiser. Hij studeerde na WO II germanistiek, kunstgeschiedenis en filosofie in Heidelberg. Daarna werkte hij als theatercriticus en zelfstandig schrijver. Hij begon zijn loopbaan als toneelschrijver, maar schreef later vooral draaiboeken en verhalen.
Uit:Die Dame aus den Tuilerien
"Ich bin oft geliebt worden, oder eben so oft oder so wenig, wie die meisten Männer auch; mit dem Unterschied vielleicht, dass ich mich nie davon überzeugen konnte, die Liebe gelte mir, und dass ich sie darum für ein Missverständnis hielt, das dem allgemeinen menschlichen Liebesbedürfnis entsprang, für das ich zufällig zur Stelle war. Im übrigen, und das habe ich bald erkannt, ging es mir nicht ums Geliebtwerden. Ich wollte lieben. Lieben zu können, sich für jemand zu entflammen, der meinen Träumen entsprach und auf den ich meine Träume übertragen konnte, war für mich die Liebe.
Diese Liebe habe ich nur einmal erlebt."
Herbert Asmodi (30 maart 1923 3 maart 2007)
De Poolse schrijfster Gabriela Zapolska werd geboren op 30 maart 1857 in Podhajce bij Łuck. Tegen de wil van haar welgestelde oudewrs sloot zij zich in 1879 bij een rondtrekkend toneelgezelschap aan. Zij trad overal in Polen op en tussen 1890 en 1895 in Parijs. In 1902 richtte ze een eigen toneelschool op in Krakau. In haar werk is zij beïnvloed door het naturalisme van Émile Zola. Haar tragikomedie De moraal van mevrouw Dulski uit 1906 wordt nog steeds gespeeld.
Uit: Sommerliebe (Vertaald door Karin Wolff)
Ins Hotel zurückgekehrt, zählte Frau Tuska noch einmal das Geld. Ganze vierhundert Rubel hatte sie, war sie doch bemüht gewesen, für sich und Pita in Krakau nur das Allernotwendigste zu kaufen: drei Hüte, zwei Sonnenschirme, vier Meter Bordüre zum Applizieren, etliche Paar weißer und grauer Stiefelchen (diese Karlsbader), für die sie in Warschau drei- bis viermal soviel bezahlen müßte ... Dafür hatten weder sie noch Pita in den vergangenen zwei Tagen zu Mittag gegessen. Sie hatten Kaffee getrunken, Kuchen gegessen, sogar Schinken - den sie klammheimlich unter der Pelerine ins Hotel schmuggelte.
Sparsamkeit war jetzt das wichtigste! - Tuska nahm sogar den Affront des Zimmermädchens hin, das, nachdem es neben dem Waschbecken fettiges Papier mit Schinkenabfällen gefunden hatte, aufhörte, sie "gnädige Frau" zu nennen. Tuska trug diesen Schicksalsschlag mit Gleichmut.
Aus dem Fenster gebeugt, lauschte sie der schmerzerfüllten Weise des hejnal von St. Marien und gab vor, zutiefst ergriffen zu sein. Doch im Grunde litt sie unter dem Schwund ihres Ansehens bei der steifgestärkten Hotelbediensteten, und aus diesem Leiden erwuchs (wie üblich in solchen Fällen) Groll - gegen den Ehemann. "Bloß seinetwegen", dachte sie, "und weil ich mich schonen muß und wenig Geld habe."
Gabriela Zapolska (30 maart 1857 17 december 1921)
Portret door Julian Falat
De Duitse dichteres Luise Hensel werd geboren op 30 maart 1798 in Linum nabij Fehrbellin (Brandenburg). Na de dood van haar vader trok zij met haar familie naar Berlijn. In 1816 ontmoette zij Clemens Brentano die naar haar hand dong, maar die zij afwees. In 1818 bekeerde zij zich tot het katholicisme. Zij werkte lange tijd als gezelschapsdame en lerares.
Müde bin ich
Müde bin ich, geh' zur Ruh',
Schließe beide Äuglein zu;
Vater, laß die Augen dein
Über meinem Bette sein!
Hab' ich Unrecht heut' gethan,
Sieh' es, lieber Gott, nicht an!
Deine Gnad' und Jesu Blut
Macht ja allen Schaden gut.
Alle, die mir sind verwandt,
Gott, laß ruhn in deiner Hand!
Alle Menschen, groß und klein,
Sollen dir befohlen sein.
Kranken Herzen sende Ruh',
Nasse Augen schließe zu;
Laß den Mond am Himmel stehn
Und die stille Welt besehn!
Luise Hensel (30 maart 1798 18 december 1878) Portret door Josse Goossens
Man wohnt da einem Wettbewerb von Geistern bei, die darüber streiten, ob es besser sei, zu fliehen, sich zu verbergen oder Selbstmord zu verüben, und die bei voller Freiheit schon darauf sinnen, durch welche Mittel und Listen sie sich die Gunst des Niederen erwerben können, wenn es zur Herrschaft kommt. Und mit Entsetzen ahnt man, daß es keine Gemeinheit gibt, der sie nicht zustimmen werden, wenn es gefordert wird. Darunter sieht man kräftige, gesunde Männer, die wie die Wettkämpfer gewachsen sind. Man fragt sich, wozu sie Sport treiben.
Nun sind aber dieselben Menschen nicht nur ängstlich, sondern fürchterlich zugleich. Die Stimmung wechselt von der Angst zu offenem Hasse, wenn sie jenen schwach werden sehen, den sie eben noch fürchteten. Und nicht nur in Europa trifft man solche Gremien. Die Panik wird sich noch verdichten, wo der Automatismus zunimmt und sich perfekten Formen nähert, wie in Amerika. Dort findet sie ihre beste Nahrung; sie wird durch Netze verbreitet, die mit dem Blitz wetteifern. Schon das Bedürfnis, mehrere Mal am Tage Nachrichten aufzunehmen, ist ein Zeichen der Angst; die Einbildung wächst und lähmt sich in steigenden Umdrehungen. All diese Antennen der Riesenstädte gleichen dem gesträubten Haar. Sie fordern zu dämonischen Berührungen heraus. ......
Ernst Jünger (29 maart 1895 - 17 februari 1998)
Portret door A. Paul Weber
De Duitse schrijver Eric Walz werd geboren op 29 maart 1966 in Königstein im Taunus. Hij schreef al een tijd korte verhalen, terwijl hij werkte als personeelstrainer voor bedrijven en als zelfstandig schrijver, toen hij op 35-jarige leeftijd besloot zich helemaal aan het schrijven te wijden. In 2002 publiceerde hij zijn eerste boekSchwule Schurken, een verzameling portretten van historische persoonlijkheden die hij in verband bracht met homosexualiteit. Met zijn eerste roman Die Herrin der Päpste, over de pausenmoeder Marozia had hij meteen groot succes. Walz schrijft voornamelijk historische romans als Die Schleier der Salome (2005) en Die Sternjägerin (2006).
Uit: Schwule Schurken (Kaiser Heliogabal)
Irgendwann aber sind alle Farben durchgefeiert, alle Speisen probiert, alle Männer geliebt und jeder Luxus genossen. Das Gehabte ist langweilig für Heliogabal, ihn fasziniert nur das Neue, das Unbekannte und Verbotene. Was Geld ermöglichen kann, hat er sich bereits erfüllt, nun ist Kreativität gefragt. Lange braucht er nicht, um auf neue Ideen zu kommen. Seit einiger Zeit schon liebt er den Gladiator Aurelius Zoticus, einen gut aussehenden, muskulösen Römer, dessen Charakter sich am besten dadurch beschreiben lässt, dass die Nachwelt diesem Mann das Wort zotig (schlüpfrig) verdankt. Knapp eintausendachthundert Jahre, bevor in Deutschland die Homo-Ehe eingeführt wird, heiratet Heliogabal in einer bis dahin noch nie gesehenen Zeremonie den Gladiator Aurelius und macht ihn zu seinem wichtigsten Berater. Zwei Männer sind in einen bisher einmaligen Bund eingetreten. Wäre er so geblieben, Heliogabal, der bunte Sonnenkaiser, würde er nicht in dieses Buch gehören, sondern vielleicht als die schwule Star-Ikone der Antike gefeiert werden, ein altrömischer Elton John, schillernd wie Katzengold. Dem schönen Kaiser aber verschwimmt die Grenze vom Ungewöhnlichen zum Ungeheuerlichen. Schwofen im Garten und schwule Heirat reichen ihm nicht mehr zum Kick. Die Späße werden ihm zu fade, und so sinnt er auf Steigerung. In den großen Speisesaal lässt er heimlich eine umkippbare Decke einbauen und lädt bald darauf zum Festmahl ein. Die Gäste treten ein, Senatoren und Spielgefährten, der Kaiser aber ist noch nicht im Raum. Die Türen werden von außen verschlossen, ein Hebel wird betätigt, und die Decke beginnt zu kippen. Ein Guckloch ermöglicht Heliogabal beste Sicht auf das folgende Geschehen. Von der kippenden Decke rieseln hunderte Blüten in den Raum hinunter, Veilchen, Rosen, Chrysanthemen, ein wunderbarer Duftregen geht auf die Gäste nieder. Jubel bricht aus. Wie freuen sie sich! Welch eine luxuriöse Idee! Jedoch, aus den Hunderten werden Tausende Blüten, Zehntausende, Hunderttausende.
Hier am Rande der Stadt, auf der Kante ihres Sprungbretts in meine ferne heimatliche Welt, erwarte ich=Spaik meinen Nachfolger. Die Ankündigung seines Kommens hat mich bis zum Flughafen hinaus getrieben. Ich=Spaik habe mich von einem Taxi aus dem Lumpensiederviertel der Altstadt bis an die Freitreppe der Flughafenterrasse verfrachten lassen. Mir ist bis jetzt
kein Ausländer begegnet, der eine Autofahrt in die Peripherie alleine wagen würde. Auch mich ermächtigt mein langjähriger Aufenthalt keineswegs dazu, ein weiter entferntes Ziel selbständig und ankunftsgewiß anzusteuern. In unveränderter
Abweisung hält mich die Stadt auf dem Stand eines Halbtouristen, demütigt so und auf exquisitere Weise den längst nicht mehr frechen Fremden.
Nicht einmal den Einheimischen ist es vergönnt, sich in lässiger Selbstverständlichkeit durch die inneren Bezirke zu bewegen. Meinem Taxifahrer, einem schönen, zum Glück einäugigen Mann, stand der Schweiß in Tropfen über dem verwachsenen Lid und dem erhaltenen azurblauen Auge, als wir nach halbstündiger Fahrt plötzlich wieder im Schritttempo durch eine jener krummen, himmellosen Gassen krochen, in denen das Umkippen eines Handkarrens genügt, um den Verkehr zum Stillstand zu bringen. Kein Geschrei, kein Vorwärtsdrängen oder Zurückstoßen hilft dann dem Festsitzenden. Er muß warten, bis der verunglückte Händler seine Ware mit eigenen Händen und der Hilfe diebischer Anwohner wiederaufgeladen hat.
R. S. Thomas, Denton Welch, Marcel Aymé, R. Dobru, Jenő Rejtő, Johann Musäus
De Welshe dichter Ronald Stuart Thomas werd geboren op 29 maart 1913 in Cardiff. Na een theologische opleiding aan St. Michael's College, Llandaff, werd hij priester van de kerk van Wales. Hij debuteerde in 1946 met de bundel The Stones of the Field. Hij stond bekend als een Welshe nationalist met een enorme hekel aan de verengelsing van Wales.
Eric is gone, and tommorrow he is moved to Appledore. The lorry calls for him at ten. I don't know when I shall see him again.
Today we took our lunch into the cold morning sun and went out on bicycles. We hurtled down the hill to the 'Volunteers', because Eric wanted a stirrup-cup.
We found the bar parlour full of old men; no other human beings. They were all using the word bloody.
We had gin and Eric drank his with half a pint of stock. We did this three times. I looked at Eric with the sun on him, and saw the tiny red veins on his cheeks and the acid spear-points of yellow and green-brown eyes.
One of the old men started to cry, and another said, 'It's no good crying now, it's too late.' Still the old man went on gently crying and wiping the corners of his eyes; He was a disgusting-shaped old man, and another of them had a dead swivelled eye. They were all disgusting.
The gin went a little to my head. I talked louder.
A very young sailor came in and was given a drink on the house. He wore an amazing expression of gentleness, almost shrinking nervousness and longing to fulfil his own and everybody else's obligations. I could not help staring at this extraordinary modest, blushing, conciliating expression. It was so naked that it was painful. One felt in some way that everyone gave him an awful time. He seemed quite unprotected. I muttereed something to Eric, and a little later, tactfully, he looked round. We said no more till afterwards...
At last we had to go. It was curious, suddenly to see everyone out of doors in the daylight, harsh, and everything cold-looking because one was a little drunk.
I said, 'Don't let's ride our bikes just yet,' because I thought I would fall off. Eric agreed and we wheeled them down the road towards a little wood where I thought we would have lunch.
"Vers huit heures du matin, Arsène aiguisait sa faux lorsqu'il aperçu à quelques pas de lui une vipère glissant sur l'herbe rase entre deux andains.
Un frisson lui passa sur l'échine et son coeur se serra d'une légère angoisse, comme il lui arrivait parfois dans les bois lorsqu'il entendait le bruit d'un remuement dans les branches profondes d'un buisson. A l'âge de cinq ans, un jour qu'il cueillait du muguet, il avait mis la main sur un serpent et l'aventure lui avait laissé l'horreur des reptiles. La vipère filait comme un trait, le corps à peine ondulant, sa tête plate immobile, surveillant le garçon de son petit oeil au regard prompt comme celui d'un oiseau".
Marcel Aymé (29 maart 1902 15 oktober 1967)
De Surinaamse dichter, schrijver en politicus R. Dobru (pseudoniem van Robin Ewald Raveles)werd geboren inParamaribo op 29 maart 1935. Zie ook mijn blog van 29 maart 2007.
Uit: Matapi
Het is de schuld van mijn Hollandse leraar Nederlands dat ik aan het dichten ben geslagen; het waren zijn sceptische, ergens cynische opmerkingen bij het scanderen van gedichten, die mij zijn uitdaging lieten aanvaarden en mijn, eerste gedicht het licht deed zien. Destijds, 1955, had ik nog niet eens gehoord van de Culturele Beweging Wie Eegi Sanie," maar de nationalistische snaar was in mij aangeslagen. Ik zou en moest bewijzen tegenover deze vreemdeling dat het Sranan geen onbruikbare taal was en is.
Zijn niet reeds de kiemen van het nieuwe in het oude verborgen? Merkwaardig feit dat een nakomeling van onze koloniale overheersers de kiem van het nieuwe in mij heeft doen uitbotten. In 1957 werd mij door het Cultureel Centrum Suriname, de neo-kolonialistische instelling in ons cultureel leven, bij de viering van haar tweede lustrum (o, wrede natuur) de eerste prijs voor het gedicht Fedi Graboe" toegekend. Dus alweer een aansporing van buitenaf. Ik juich in geen geval over deze loop van mijn historie als dichter. Het is echter eerst het contakt met de nationalisten, toen verenigd in Wie Eegie Sanie", geweest dat mij het besef van culturele eigenwaarde bewust bijbracht; daarvóór was het dichten voor mij een doelloze bezigheid, zonder enige leidende gedachte. Opgenomen in de nationalistische voorhoede - een bevoorrechte positie - nam een grote drang bezit van mij, om mijn '.and en volk te dienen daarmee.
Uit: Grandison der Zweite oder Geschichte des Herrn von N.
Recht gut so! Ich wünsche Ihnen Glück zu dem guten Anfang Ihres Spiels oder des Feldzuges, wie Sie Ihre Liebe nennen wollen. Sie haben sich wohl gehalten, und werden nun bald mehrere Progressen thun. Weil ich Ihnen einen Bericht abzustatten habe, der Ihnen nicht misfallen [82] kann: so hoffe ich, daß Sie mir diesmal alle Locos communes, die mir etwan entwischen möchten, gern verzeihen werden, doch werde ich mich dafür, so sehr ich kann, in Acht nehmen. Ich will mich eben nicht so genau an Ihre Vorschrift binden, um Ihnen nach der Ordnung zu melden, wie Ihre Prose und Verse sind aufgenommen worden, was man darüber gesagt hat, und was die verliebte Mine, die Sie haben anstiegen lassen, für Wirkung gethan: ich will Ihnen aber doch auch keinen Umstand, der Ihnen nur einiger maßen vortheilhaft ist, verschweigen. Der Einfall durch eine Pastete einen Liebesantrag zu thun, ist der vortreflichste von der Welt, Sie hätten Ihrer Geliebten solchen nicht artiger in die Hände spielen können. Das Fräulein schien ganz entzückt, da sie eine so vortrefliche Nahrung für den Geist in einem Behältnis entdeckte, das nur einige leckerhafte Bissen für den Mund einzuschließen schien.
Net als in België zelf schuurden ook thuis twee aan elkaar tegengestelde kulturen en temperamenten met veel misbaar langs elkaar heen. De braam die zich tussen de smalle raakvlakken vormde ben ikzelf, een mengsel van Germaans en Latijns puin, en het gekrijs waarmee het tot stand kwam is mijn moedertaal: een krom Nederlands met Franse strukturen. Als de heer Loracq gelijk heeft, ben ook ik uiteindelijk een product van Schoonenberg, net als België zelf. Als hij gelijk heeft, ben ik onmiskenbaar een Belg, misschien wel een van de weinige èchte.
We are separated by a huge trolley, some three meters by eight, filled with thousands of pansies. An unruly blue and purple sea, with flashes of yellow like waves glittering in the sun.
She is standing directly opposite me, and her face reflects my own delight. I gesture towards the flowers, saying something about how wonderful they look. She smiles broadly and replies that there is nothing like flowers for making you feel that life's worth living. "Or maybe small children too," she adds. This startles me. She speaks good but accented Swedish and I realize she must be an immigrant, perhaps from Chile.
"I haven't thought about it like that," I say. "But you're right, of course."
Then we both react to the wind rattling the panes in the roof of the tall greenhouse and agree that it is too early in the year to plant our pansies. Every night still brings a touch of frost. "And then there's the wind," she says.
We hug our coats tighter as we walk from the greenhouse to the shop.
"My name's Ingegerd," I tell her. "People call me Inge."
"And I'm called Edermira, but here in Sweden it's Mira."
We nod, as if to signify that things somehow feel right. I am curious about her.
A little later Mira is speaking quickly and eagerly to the girl behind the counter. She is asking for the bulbs of . . . She is forced to halt, close her eyes, think and find the right name. In Spanish.
Marianne Fredriksson (28 maart 1927 11 februari 2007)
THE BUILDING I WAS LOOKING FOR WAS QUITE FINE-OUT IN FRONT of its main entrance stood a gas lamppost; the sidewalk, once checkered, had most certainly been torn up ages ago and most recently filled in again. The gas lamp was already lit, so I was able to decipher the house number correctly: twenty-four. When I stepped inside, the hallway smelled of the cold and spilled wine. The walls were damp, peeling like puff pastry. When I walked through the hallway, out into the small courtyard, I had to jump back. A blonde in violet panties and bra was splashing bucketfuls of water around the yard, up as high as the windows, then brushing the water away into the gutter. She was in a sweat, scowling, focused on her work. Again she took a bucket of water, a bucket into which the water gushed from an open tap, hung the empty bucket on the brass tap, and again splashed water onto the cement yard. I said, "Is Miss Liza home?"
"She's not, but ask the doctor, he's washing floors, too, you see we need to keep it clean here, the whole building walks past my windows, and I'm a neat woman!" So said the saturnine blonde, and perhaps in an effort to prove what she said, she collided with my shoulder in pushing by into the hallway to flick the switch on in her room, and I could actually see her place was unbelievably clean: a polished stove and a polished wardrobe, atop which lay an ostrich-feather fan, and under the window was a plushly upholstered couch decorated with velvet pillows, and a table laid with a tablecloth, in the center of which glowed a vase full of artificial flowers, wild poppies.
Uit: Monsieur Ibrahim und die Blumen des Koran (Vertaald door Annette Bäcker, Paul Bäcker)
Zweihundert Francs waren also im Schweinebauch. Zweihundert Francs, das war der Preis für ein Mädchen in der Rue de Paradis. Das mußte zahlen, wer ein Mann werden wollte. Die ersten haben mich nach meinem Ausweis gefragt. Trotz meiner Stimme, trotz meines Gewichts ich war dick wie ein Sack Zucker zweifelten sie daran, daß ich sechzehn war, wie ich behauptet hatte, wahrscheinlich hatten sie mich in all den letzten Jahren mit meinem Einkaufsnetz vorbeigehen und heranwachsen sehen. Am Ende der Straße, in dem Toreingang, stand eine Neue. Sie war mollig und schön wie ein Bild. Ich zeigte ihr mein Geld. Sie lächelte. »Und du bist sechzehn?« »Ja, seit heute morgen.« Wir sind raufgegangen. Ich konnte es kaum glauben, sie war zweiundzwanzig, sie war alt, und sie war ganz für mich da. Sie hat mir erklärt, wie man sich wäscht, und dann, wie man Liebe macht ... Natürlich wußte ich das schon, aber ich hab sie reden lassen, damit sie sich besser fühlt, außerdem mochte ich ihre Stimme, sie klang ein bißchen trotzig, ein bißchen traurig. Die ganze Zeit über war ich halb ohnmächtig. Zum Schluß hat sie mir dann übers Haar gestreichelt und sanft gesagt: »Du mußt wiederkommen und mir ein kleines Geschenk mitbringen.« Das hätte mir meine Freude beinahe vermasselt: Ich hatte das kleine Geschenk vergessen. Da haben wirs, ich war ein Mann, getauft zwischen den Schenkeln einer Frau, ich konnte mich kaum auf den Beinen halten, so zitterten mir noch die Knie, und schon begann der Ärger: Ich hatte das berühmte kleine Geschenk vergessen.
Éric-Emmanuel Schmitt (Lyon, 28 maart 1960)
De Deens-Duitse dichter Adolph Wilhelm Schack von Staffeldt werd geboren op 28 maart 1769 in Garz / Rügen. Hij stamde uit een oud adelijk geslacht uit Pommern, maar besloot Deen te worden. Tussen 1795 en 1800 reisde hij door Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk en Italië. Zijn brieven en gedichten, tijdens deze reizen ontstaan werden in de Deense salons veel gelezen, evenals zijn uitvoerige Wiener Tagebuch.
Die Herbstrose
Zwar kann nicht mehr ich mit dem Jüngling ringen die Kniee brechen, und die Sehn' erschlafft, im Herzen aber fühl´ich Jünglingskraft und schlag den Äther mit des Geistes Schwingen.
Drum kann ich auch das All der Welt durchdringen und mir zueignen, was Natur erschafft, erlösen,selig-liebend aus der Haft, was noch beharret in der Selbstheit schlingen.
Drum müsstest du, o süsses Mädchen! mir, an meiner Liebe Inbrunst mir erwarmen und liebend lächeln in des Sängers Armen:
Der späten Rose gleich, des Gartens Zier, die, wenn der Herbst, dem Sommer gleich, entbrennet, zu diesem nicht, zu jenem sich bekennet
Schack von Staffeldt (28 maart 1769 26 december 1826)
De Franse dichter, schrijver en criticus Arsène Houssaye werd geboren op 28 maart 1815 in Bruyères. In 1836 verschenen zijn romans La couronne de bluets en La pécheresse. Hij was bevriend met de schrijvers Jules Janin en Théophile Gautier die de deuren van de Parijse salons voor hem openden. In 1849 werd hij administrator van de Comédie-Française. In de zeven jaar dat hij er werkte wist hij aardig wat successen te behalen, zowel op artistiek als op financieel gebied.
Uit: Les grandes dames
« Les curieuses des bords du Lac se demandaient ce jour-là avec inquiétude pourquoi M. de Parisis n'avait pas encore paru ?
Jean-Octave de Parisis, surnommé Don Juan de Parisis, était un homme du plus beau monde parisien ;-un dilettante partout, à l'Opéra, à la Comédie-Française, dans l'atelier des artistes ;-un virtuose quand il conduisait son breack victorieux, quand il jouait au baccarat, quand il pariait aux courses, quand il prêchait l'athéisme, quand il donjuanisait avec les femmes.
C'est un quasi-ambassadeur. Aussi, selon les perspectives, disait-on :-C'est un homme sérieux,-ou :-C'est un désoeuvré.
Les femmes disaient : «Il porte l'Enfer avec lui.»
Le duc de Parisis n'était pas au bord du Lac, parce qu'il se promenait à cheval dans l'avenue de la Muette. Il avait pris le chemin des écoliers pour suivre un landau à huit ressorts. C'est que dans ce landau il voyait une jeune fille qu'il n'avait jamais rencontrée, lui qui connaissait toutes les femmes et toutes les jeunes filles du beau Paris, comme Théophile Gautier connaissait toutes les figures du Louvre.
Cette jeune fille était accompagnée d'une dame en cheveux blancs qui avait grand air. Toutes deux descendirent de voiture pour se promener dans une allée solitaire, en femmes qui ne vont au Bois que pour le bois. »
Arsène Houssaye (28 maart 1815 26 februari 1896)
Uit: Das Fest des Ziegenbocks (Vertaald door Elke Wehr)
Er wachte auf, gelähmt vom Gefühl einer Katastrophe. Reglos blinzelte er in der Dunkelheit, gefangen in einem Spinnennetz, kurz davor, von einem haarigen Tier voller Augen verschlungen zu werden. Endlich konnte er die Hand zum Nachttisch ausstrecken, auf dem er den Revolver und die Maschinenpistole mit dem eingelegten Magazin aufbewahrte. Aber statt nach de Waffe griff er nach dem Wecker: zehn Minuten vor vier. Er atmete auf. Jetzt war er völlig wach. Alpträume, schon wieder?
Er hatte noch ein paar Minuten; als Pünktlichkeitsfanatiker sprang er nicht vor vier aus dem Bett. Keine Minute früher oder später.
Der Disziplin verdanke ich alles, was ich bin, dachte er. Und diese Disziplin, Kompaß seines Lebens, verdankte er den marines. Er schloß die Augen. Die Zulassungsprüfungen in San Pedro de Macor1´s für die Dominikanische Polizei, die die Yankees im dritten Jahr der Besetzung zu schaffen beschlossen hatten, waren extrem hart. Er bestand sie ohne Schwierigkeiten.
Im Zuge der Ausbildung schied die Hälfte der Anwärter aus. Er genoß jede Übung, bei der Beweglichkeit, Entschlossenheit,
Risikobereitschaft oder Widerstandskraft gefragt waren, selbst die brutalen, bei denen es darum ging, Willensstärke und Gehorsam gegenüber dem Vorgesetzten unter Beweis zu stellen: sich mit voller Montur in den Morast werfen oder im Wald überleben, indem man den eigenen Urin trank und sich von Pflanzenstengeln, Gräsern und Heuschrecken ernährte.
Seargent Gittleman hatte ihm die höchste Note gegeben: »Du wirst es weit bringen, Trujillo.« Er hatte es weit gebracht, ja, dank dieser erbarmungslosen, Helden und Mystikern abgeschauten Disziplin, die die marines ihm beigebracht hatten. Erdachte mit Dankbarkeit an den Unteroffizier Simon Gittleman. Ein loyaler, uneigennütziger Gringo in diesem Land von Raffzähnen, Blutsaugern und Idioten. Hatten die Vereinigten Staaten in den letzten einunddreißig Jahren einen aufrichtigeren Freund gehabt als ihn? Welche Regierung hatte sie in der UNO mehr unterstützt? Wer war der erste gewesen, der Deutschland und Japan den Krieg erklärt hatte? Wer schmierte die Repräsentanten, Senatoren, Gouverneure, Bürgermeister, Anwälte und Journalisten der Vereinigten Staaten mit mehr Dollar?
Mario Vargas Llosa (Arequipa, 28 maart 1936)
De Amerikaanse schrijver Nelson Algren werd geboren op 28 maart 1909 in Detroit. Dat is vandaag dus precies honderd jaar geleden. Algren groeide op in Chicago en studeerde journalistiek aan de University of Illinois at Urbana-Champaign. In 1933 werd zijn eerste verhaal gepubliceerd. De doorbraak kwam met zijn roman The Man With the Golden Arm over de morfine-verslaafde pokerspeler Frankie Machine, waarvoor hij in 1950 de National Book Award ontving. In zijn volgende boek Chicago, City on the Make (1951) schetste hij een prachtig portret van de nachtzijde van deze stad met zijn achterafsteegjes, corrupte politici en zwendelaars. Destijds was niet iedereen er blij mee, maar Chicago eerde de schrijver in 1998 door een fontein naar hem te noemen.In de jaren veertig had Algren een affaire met de Franse schrijfster Simone de Beauvoir. In 1949 reiseden zij samen naar Latijns Amerika. In haar roman De Mandarijnen schreef zij over hem (Lewis Brogan in het boek): At first I found it amusing meeting in the flesh that classic American species: self-made leftist writer. Now, I began taking an interest in Brogan. Through his stories, you got the feeling that he claimed no rights to life and that nevertheless he had always had a passionate desire to live. I liked that mixture of modesty and eagerness.
Uit: The Man With the Golden Arm
Louie was the best fixer of them all because he knew what it was to need to get well. Louie had had a big habit--he was one man who could tell you you lied if you said no junkie could kick the habit once he was hooked. For Louie was the one junkie in ten thousand who'd kicked it and kicked it for keeps.
He'd taken the sweat cure in a little Milwaukee Avenue hotel room cutting himself down, as he put it, "from monkey to zero." From three full grains a day to one, then half of that and half of that straight down to zero, though he'd been half out of his mind with the pain two nights running and was so weak, for days after, that he could hardly tie his own shoelaces.
Back on the street at last, he'd gotten the chuck horrors: for two full days he'd eaten candy bars, sweet rolls and strawberry malteds. It had seemed that there would be no end to his hunger for sweets.
Louie never had the sweet-roll horrors any more. Yet sometimes himself sensed that something had twisted in his brain in those nights when he'd gotten the monkey off his back on Milwaukee Avenue.
"Habit? Man," he liked to remember, "I had a great big habit. One time I knocked out one of my own teet' to get the gold for a fix. You call that bein' hooked or not? Hooked? Man, I wasn't hooked, I was crucified. The monkey got so big he was carryin' me. "Cause the way it starts is like this, students: you let the habit feed you first 'n one mornin' you wake up 'n you're feedin' the habit.
"But don't tell me you can't kick it if you want to. When I hear a junkie tell me he wants to kick the habit but he just can't I know he lies even if he don't know he does. He wants to carry the monkey, he's punishin' himself for somethin' 'n don't even know it. It's what I was doin' for six years, punishin' myself for things I'd done 'n thought I'd forgot. So I told myself hwo I wasn't to blame for what I done in the first place, I was only tryin' to live like everyone else 'n doin' them things was the only way I had of livin'. Then I got forty grains 'n went up to the room 'n went from monkey to nothin' in twenny-eight days 'n that's nineteen years ago 'n the monkey's dead." "The monkey's never dead, Fixer," Frankie told him knowingly.
Ik ben lam en slager, prooi en jager. Zonder mij bestaat de jager niet. Zonder mij verlabbekakt de prooi.
Het mes dat mij de keel afsnijdt, is scherp en wordt met vakmanschap bestuurd. De man die mij de keel afsnijdt, is zacht en prevelt troost en streelt mijn vacht.
Bloed. Het stinkt. Ik gorgel. Nog even en in mijn hoofd wordt alles licht. De slager doet mijn ogen dicht. Ik ben voedsel op het offerfeest.
Zonder ons gaat dat dit jaar niet door. Ik ben de slager en ik steek het lam. Ik ben het lam en laat de slager doen.
Ik ben voorzegd, verwekt, vermoord
Ik ben ter helle neergedaald. Via de trappen van het licht ging ik, wantrouwig en gestaag, omhóóg. Ik was zelfs voor ik leefde
zo verweven met de tekst die mij beschrijven zou. Ik was het zelf, maar kon daar niets aan doen. Mijn huid omgaf steeds ijler leegte.
Steeds blinder zou ik tasten naar zijn lijfelijk bestaan. Steeds dover zou ik luisteren naar slechts één woord.
Het is de leegte en het rekt zich uit. Het houdt zich stil en laat mij ongewis. Het is mijn vader en hij is er niet.
Chrétien Breukers (Leveroy, 28 maart 1965)
De Amerikaanse schrijfster Lauren Weisberger werd geboren op 28 maart 1977 in Scranton, Pennsylvania en verhuisde op haar elfde naar Allentown, Pennsylvania, waar ze les volgde aan Parkland High School. In 1999 behaalde ze een diploma in Engels aan Cornell University. Na haar studies maakte ze een reis door Europa, Israël, Egypte, Jordanië, Thailand, India, Nepal en Hong Kong. Na die wereldreis scoorde ze haar eerste echte job: assistente van de hoofdredactrice van Vogue, Anna Wintour. Over deze job schreef ze haar eerste boek, The Devil Wears Prada. Daarna volgden, in 2005, Gucci & Gossip en, in 2008, Chanel Chic.The Devil Wears Prada werd in 2006 verfilmd.
Uit:The Devil Wears Prada
The light hadn't even officially turned green at the intersection of 17th and Broadway before an army of overconfident yellow cabs roared past the tiny deathtrap I was attempting to navigate around the city streets. Clutch, gas, shift (neutral to first? Or first to second?), release clutch, I repeated over and over in my head, the mantra offering little comfort and even less direction amid the screeching midday traffic. The little car bucked wildly twice before it lurched forward through the intersection. My heart flip-flopped in my chest. Without warning, the lurching evened out and I began to pick up speed. Lots of speed. I glanced down to confirm visually that I was only in second gear, but the rear end of a cab loomed so large in the windshield that I could do nothing but jam my foot on the brake pedal so hard that my heel snapped off. Shit! Another pair of seven-hundred-dollar shoes sacrificed to my complete and utter lack of grace under pressure: this clocked in as my third such breakage this month. It was almost a relief when the car stalled (I'd obviously forgotten to press the clutch when attempting to brake for my life). I had a few seconds--peaceful seconds if one could overlook the angry honking and varied forms of the word "fuck" being hurled at me from all directions--to pull off my Manolos and toss them into the passenger seat. There was nowhere to wipe my sweaty hands except for the suede Gucci pants that hugged my thighs and hips so tightly they'd both begun to tingle within minutes of my securing the final button. My fingers left wet streaks across the supple suede that swathed the tops of my now numb thighs. Attempting to drive this $84,000 stick-shift convertible through the obstacle-fraught streets of midtown at lunchtime pretty much demanded that I smoke a cigarette.
PEPEL: I told you -- I'm through with being a thief, so help me God! I'll quit! If I say so, I'll do it! I can read and write -- I'll work -- He's been telling me to go to Siberia on my own hook -- let's go there together, what do you say? Do you think I'm not disgusted with my whole life? Oh -- Natasha -- I know . . . I see . . . I console myself with the thought that there are lots of people who are honored and respected -- and who are bigger thieves than I! But what good is that to me? It isn't that I repent . . . I've no conscience . . . but I do feel one thing: One must live differently. One must live a better life . . . one must be able to respect one's own self . . . I've been a thief from childhood on. Everybody always called me "Vaska -- the thief -- the son of a thief!" Oh -- very well then -- I am a thief -- . . . just imagine -- now, perhaps I am a thief out of spite -- perhaps I'm a thief because no one ever called me anything different. Come with me. You'll love me after a while! I'll make you care for me . . . if you'll just say yes! For over a year I've watched you . . . you're a decent girl . . . you're kind -- you're reliable -- I'm very much in love with you. Please -- feel a little sorry for me! My life isn't all roses -- it's a hell of a life . . . little happiness in it . . . I feel as if a swamp were sucking me under . . . and whatever I try to catch and hold on to, is rotten . . . it breaks . . . Your sister -- oh -- I thought she was different . . . if she weren't so greedy after money . . . I'd have done anything for her sake, if she were only all mine . . . but she must have someone else . . . and she has to have money -- and freedom . . . because she doesn't like the straight and narrow . . . she can't help me. But you're like a young fir-tree . . . you bend, but you don't break. . . . Come, Natasha! Say yes!
The story of Flora Pease, how she got to be the way she is now, isn't all that uncommon a story, except maybe in the particulars. You hear often in these small New Hampshire towns of a woman no one will deal with anymore, except to sell her something she wants or needs-food, clothing or shelter. In other words, you don't have a social relationship with a woman like Flora, you have an economic one, and that's it. But that's important, because it's what keeps women like Flora alive, and after all, no matter what you might think of her, you don't want to let her die, because if you're not related to her somehow, you're likely to have a friend who is, or your friend will have a friend who is, which is almost the same thing in a small town. And not only in a small town, either-these things are true for any group of people that knows its limits and plans to keep them.
When Flora Pease first came to the trailerpark and rented number 11, which is the second trailer on your left as you come in from Old Road, no one in the park thought much about her one way or the other. She was about forty or forty five, kind of flat-faced and plain, a red-colored person, with short red hair and a reddish tint to her skin.
Golo Mann, Heinrich Mann, Patrick McCabe, Hansjörg Schneider, Dubravka UgreÅ¡ić
De Duitse schrijver en historicus Golo Mann werd geboren in München op 27 maart 1909. Dat is vandaag precies honderd jaar geleden. Hij was het derde kind van de Duitse schrijver Thomas Mann. In 1932 emigreerde hij naar Zwitserland, en vervolgens naar Frankrijk, waar hij aan een universiteit Duitse geschiedenis doceerde. In 1940 vluchtte hij, via Spanje, naar de Verenigde Staten. Hij schreef o.a. een beroemde biografie over Wallenstein (1971). In 1968 ontving hij de Georg-Büchner-Preis. De relatie met zijn vader was geen gelukkige. Terugblikkend schreef Golo erover: Wohl konnte er noch Güte ausstrahlen, überwiegend aber Schweigen, Strenge, Nervosität oder Zorn
Uit: Wallenstein
Er kam aus Italien und war vorher in Frankreich gewesen. Einige sagen, auch in Spanien, oder in England, aber das ist nicht wahr. Die Bildungsreise, wie sie zur Erziehung böhmischer Edelleute gehörte, konnte wohl auch England einschließen oder Spanien oder beide Königreiche; sie tat es in Fällen, von denen wir wissen, aber nicht in diesem. Übrigens wissen wir von Albrecht Wallensteins Grand Tour überhaupt nicht viel. Er schrieb keine Briefe, jedenfalls sind keine da; und an wen hätte er schreiben sollen? Von seinen späteren Gesprächen sind viele überliefert; aber die handeln nur von Krieg und Staatsgeschäften, nie, fast nie, von der eigenen Menschlichkeit. Genoß er erste Lieb' und Freundschaft, so liegen sie im Dunkeln; vielleicht genoß er keine. Man legte wenig Gewicht auf das, was wir Gefühle nennen, um die Wende des 16. zum17. Jahrhundert. Die, welche man gleichwohl erlebte und für welche es die uns geläufigen Namen nicht gab, verschloß man in sich, vertraute sie allenfalls dem Beichtvater, dem geistlichen Berater an, der seinerseits in Schweigsamkeit geübt sein mußte. Wurden Tagebücher geführt, das kam vor, so hielten sie Begebenheiten und äußere Beobachtungen fest, nicht Reflexionen, viel weniger Selbstreflexionen. Ausnahmen gibt es, die gibt es immer, und wir werden im Lauf unserer Erzählungen noch ein paar von ihnen kennen lernen. Aber Wallenstein gehört zu ihnen nicht. Stellt er eine Ausnahme dar, so eher in der anderen Richtung; das heißt, er trieb später die Verschwiegenheit über das, was In seiner Seele vorging und was ihn zu dem gemacht hatte, was er war, noch weiter als der Durchschnitt seiner Standesgenossen.
Etwas später trat die Königin Jeanne zum reformierten Bekenntnis über. Das war ein beträchliches Ereignis - nicht nur für ihr kleines Land, das sie nach Kräften protestantisch machte. Es vermehrte den Mut und den Einfluß der neuen Religion überall. Sie hatte es aber getan, weil ihr Gatte Antoine bei Hof und im Felde immer noch mehr Geliebte nahm. Da er reformiert gewesen und aus Schwäche wieder katholisch geworden war, machte sie es umgekehrt. Ihr Glaubenswechsel geschah vielleicht aus Frömmigkeit, besonders aber um herauszufordern: ihren treulosen Mann, den Hof in Paris, alle, die sie kränkten oder ihr im Wege waren. Ihr Sohn sollte einmal groß werden, und das konnte er nur an der Spitze protestantischer Heere, der Ehrgeiz seiner Mutter erkannte es früh. Als die Reise nach Paris endlich nahe bevorstand, umarmte Jeanne ihren Sohn und sagte: «Wir reisen, aber du darfst nicht denken, daß es zum Vergnügen ist. Denn wir werden in eine Stadt kommen, wo fast alle gegen die Religion und gegen uns sind. Vergiß es niemals! Du bist jetzt sieben Jahre alt und hast Verstand. Weißt du noch, daß wir schon einmal zu Hofe gingen? Du warst ganz klein und erinnerst dich nicht. Vielleicht, daß dein Vater sich entsinnen würde, wenn er nicht so vieles, was einst war, vergessen und verloren hätte.» Sie versank in schmerzliches Träumen. Er zog sie am Arm und fragte: «Was gab es denn damals bei Hofe?» «Der selige König lebte noch. Er fragte dich, ob du sein Sohn sein wolltest. Du zeigtest auf deinen Vater und antwortetest, der sei dein Herr Vater. Darauf fragte der selige König dich, ob du dann sein Schwiegersohn werden wolltest. Du erwidertest <jawohl>, und seither geben sie dich bei Hofe als den Verlobten der königlichen Prinzessin aus; damit wollen sie uns fangen. Ich sage es dir, damit du nicht alles glaubst und ihnen nicht traust.»
It was a beautiful crisp Christmas morning. All across the little village which lay nestled on the southern side of the Irish border, one could sense an air of tense but pleasurable expectancy. Already the small birdies, as if conscious of the coming mood of celebration and acceptable self-indulgence which was so much a part of the much-loved season, had begun their carefully co-ordinated invasions, their industrious beaks like so many arrowheads stiletto-jabbing the frosted gold-tops of the early-morning milk bottles. Even at this early hour, there are one or two children playingcork guns being proudly displayed and nurses' uniforms flaunted in so many minx-like parades. In places, the snow has begun to melt but this is still a scene that any seasonal greeting card would be more than proud to play host to. A door closes quietly and the first Mass-goer makes her way determinedly through the streets, her Missal clutched tightly and her knitted cap pulled firmly about her ears. Through a gap in the clouds comes the peal of a church bell. Already, the beloved pastor of this parish, Father Bernard McIvor, will be busying himself inside his sacristy. Donning the starched vestments which, it would later be the contention of an ill-informed psychiatrist, were partly responsible for his son's attraction to the airy appareil of the opposite sex.
Weiße Möwen kreisen über dem Fluß. Sie sehen seltsam geputzt aus an diesem trüben Herbsttag, klinisch sauber wie Krankenschwestern im Spital. Hin und wieder setzt sich eine aufs Wasser und zerrt an einem großen Fisch, der mit dem Bauch nach oben abwärts treibt. Obwohl laut Radiomeldungen das Unglück weiter oben schon seit gut zehn Stunden behoben ist, schimmert das Wasser noch immer rot. Auch der Gestank ist noch da, der die Bevölkerung nachts aus dem Schaf gerissen hat. Er hängt in der Luft, er drückt in die Lunge, er erinnert an Tod. Unten auf dem Treidelweg dicht über dem Wasser steht ein Junge. Neben sich hat er einen grünen Plastikkessel. Er blickt ins Wasser, er bewegt sich nicht. Ich gehe hinunter und schaue in den Kessel. Wasser liegt darin, sonst nichts. Ich schaue den Jungen an. Er wird um die 15 sein, er hat rotes Haar und Sommersprossen. In den Händen hält er zwei Äste, die er vom nahen Haselbusch gebrochen hat. Er sieht hinunter auf die Sandbank, die sich zu unseren Füßen der Ufermauer entlangzieht. Da unten sind sie, sagt er, ein gutes Dutzend. Sie wollen an Land kommen, aber sie können nicht wegen der Mauer. Ich schaue hinunter ins Wasser und sehe Aale, die gewunden im Sand liegen und sich an die Mauer schmiegen, die sie nicht überwinden können. Zwei zeigen ihre Bäuche. Das Gift hat sie getötet. Aale sind zäh, sagt der Junge und schaut mich aus hellen Augen an. Sie sterben langsam. Die Äschen sind feiner, die sind schon tot. Die da unten sind jung. Sie wollen flüchten, sie könnten an Land überleben. Aber sie schaffen es nicht.
Uit: Nobody's Home (Vertaald door Ellen Elias-Bursac)
If New York is the centre of the world - and I, as someone from the provinces of Eastern Europe, have no doubt that it is - then one could say from the vantage point of the centre that nails have now become the centre of the body.
I was initiated into the new trend at a salon on Second Avenue. The boss, a Vietnamese man, greeted me with a courteous smile, and his colleagues settled me into a comfy leather chair. One offered to massage the weary back of my neck. Another got to work on the nails on my hands and feet. Abra, abra, a third asked me. Abra, abra, the woman insisted, pointing to her eyebrow. For another ten dollars I could have my eyebrows plucked. I declined. Her offer sounded a touch licentious. It was the end of the workday. I was the last customer.
I entertained myself by watching the Vietnamese proprietor teach a young Mexican woman with plump fingers how to groom nails. He was gentle and patient. First he applied polish to the nails on her hand, demonstrating how to brush the surface of the nail properly. Then he stretched his own hand out to her so she could demonstrate what she had learned. They made a perfect picture. Lit by light from the street, the teacher and pupil polishing each other's nails was a scene worthy of Vermeer.
When the carriage lurched forward, Numada turned round and watched as Blackie chased after them. His eyes grew moist though he struggled not to cry, and he turned his face away so that his mother wouldnt notice. Even after they turned a corner, Blackie continued in pursuit. He seemed to almost know trhat this was the last time he would see Numada. Eventually Blackie tired and came to a stop, growing smaller in the distance while he watched with resignation in his eyes as Numada left him. Numada as an adult had still not forgotten those eyes of Blackies. It was thanks to Li and to his dog that he had first come to know the meaning of separation.
Shusaku Endo (27 maart 1923 29 september 1996)
De Nederlandse schrijver Bob den Uyl werd geboren in Rotterdam op 27 maart 1930.Den Uyl kwam uit een gereformeerd gezin waarvan de moeder uit Duitsland kwam. Zijn vader was politieagent. Na de mulo-b te hebben doorlopen, deed hij MO-A Frans en Engels. Hij had diverse kantoorbanen alvorens hij zich in 1968 geheel op het schrijven toelegde. Van 1948 tot 1957 trad hij ook als jazztrompettist met verscheidene jazzorkesten op. Eind jaren 50 riep hij psychiatrische hulp in om van het stotteren af te komen. Het bood hem weliswaar enig soelaas maar hij kreeg er bepaalde fobieën (straatvrees en eetangst) voor terug. Nadat hij in 1963 al had gedebuteerd met Vogels kijken, verwierf hij pas grotere bekendheid met Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam uit 1975. Vanwege veelvuldig gebruik van alcohol en kalmeringsmiddelen verslechterde eind jaren tachtig zijn gezondheid. Begin 1992 overleed Bob den Uyl op 61-jarige leeftijd aan longemfyseem.
Uit: Het land is niet ondankbaar
Die avond was er in Winsum een literair forum waarbij ik met een aantal schrijvers op een toneel achter een lange tafel zat en af en toe iets zei om mijn aanwezigheid te rechtvaardigen. Na afloop zaten we nog wat bijeen in café De Gouden Karper en bespraken zin en onzin van literaire forums. Toen we daarmee gereed waren vroeg iemand of ik nog steeds in Rotterdam woonde. Ik antwoordde bevestigend, wetend wat er komen zou. Maar dat kwam niet! Weer die dromerige blikken in de verte. 'Rotterdam, daar wordt pas echt goed gebouwd,' zei er een, met overtuiging in zijn stem. 'Ja,' zei een ander, 'daar zit wat in de lucht, iets... eh, ongrijpbaars, iets tintelends.' Hierbij greep hij met beide handen iets onzichtbaars uit de lucht. 'In Rotterdam gebeurt het,' zei een schrijfster met een stem die geen tegenspraak duldde. 'Een unieke stad, haast onnederlands,' zei ten slotte een schrijver die naar ik wist Rotterdam altijd had gehaat. Ik zat sprakeloos en keek rond of ik iemand heimelijk zag glimlachen. Maar nee, ernst en overtuiging spraken uit aller blik. 'Maar het waait er altijd zo,' zei ik toen zwakjes. 'Het waait altijd in heel Nederland,' snauwde de schrijfster weer, en een ander vroeg dreigend: 'Heb jij soms wat tegen Rotterdam?' waarna het gezelschap me koel aankeek. Toen wist ik het zeker. Het imago van Rotterdam was op een raadselachtige manier omgedraaid als een blad aan een boom. Rotterdam is in.
Bob den Uyl (27 maart 1930 - 14 februari 1992)
De Duitse schrijver en vertaler Harry Rowohlt werd geboren op 27 maart 1945 in Hamburg. Hij is een zoon van de uitgever Ernst Rowohlt. Met de uitgeverij wilde hij echter nooit veel te maken hebben. Hij heeft met talrijke succesvolle vertalingen, o.a. van Flann O'Brien, op zijn naam staan. Ook vertaalde hij twee delen van von A. A. Milnes "Winnie the Pooh" . Zijn column Pooh's Corner" in dagblad Die Zeit geniet een cultstatus. Lezingen die hij gegeven heeft werden legendarisch. Van tijd tot tijd treedt hij als acteur op en speelt hij een dakloze in de Duitse serie Die Lindenstraße.
Uit: In Schlucken-zwei-Spechte (Zijn leven verteld aan Ralf Sotscheck)
Bei dem Nachnamen sowieso nicht. Das ist doch deine Lieblingsfrage: »Haben Sie etwas mit dem Rowohlt-Verlag zu tun?« Jeder, der sie stellt, muß fünf Mark an eine Wohltätigkeitsorganisation spenden, oder?
Jawohl. Es ist eine Last, wenn man Rowohlt heißt. Im Hamburger Telefonbuch stehen, außer dem Rowohlt Verlag, meiner Mutter und mir, noch zwei weitere Rowohlts, und irgendwann abends habe ich die beiden angerufen, ganz leicht angeheitert und entsprechend erhöht risikobereit. Ich telefoniere eigentlich nur, wenn ich ganz leicht angeheitert bin. Wenn ich nicht betrunken bin, habe ich keine Lust zu telefonieren, weil ich dann übersetze. Aber manchmal will man sich halt ein bißchen mitteilen. Ich habe schon erwogen, einen Alkoholmelder am Telefon anbringen zu lassen, aber dann würde ich ja gar nicht mehr telefonieren. Ich habe also die beiden übrigen Rowohlts im Hamburger Telefonbuch angerufen, um sie zu fragen, ob es ihnen auch so auf den Wecker geht, daß sie immer gefragt werden, ob sie etwas mit dem Rowohlt-Verlag zu tun haben? Der eine ist Weinhändler und sagte: »Nö, ich habe mich daran gewöhnt, ich weiß ja, wer ich bin.« Und der andere hieß Jörg Rowohlt, war damals Leiter der Hamburger Schwuleninitiative e.V. und klang wie jemand, der bösartig Fritz J. Raddatz nachmacht: »Was wollen Sie überhaupt von mir?«
Cétait un soir de fête. Le peuple de Paris marchait avec tristesse sur les places publiques et le long des rues. Les familles se tenant par la main allaient en avant, sans savoir où elles allaient, et passaient, sans sarrêter, en regardant devant elles. Les hommes étaient ennuyés, les femmes fatiguées, les enfants tout en pleurs. Des lampions sinistres séteignaient sous une large pluie et répandaient une fumée noire au lieu dune flamme livide. Les murs étaient teints de lueurs pareilles à celles dun incendie qui sapaise. La voûte du ciel était violette et comme irritée.
La foule glissait sur un pavé tout humide. Les têtes noires se touchaient et navançaient quavec un mouvement insensible. Le murmure des voix était sourd et inarticulé comme un long gémissement. Chacun paraissait chercher et demander quel désir lavait amené, et vers quel plaisir. Aucun nétait satisfait, aucun nentrevoyait même ce qui lui pourrait plaire. Tous sen allaient loeil vague et la bouche béante ; tous incapables de sarrêter dans leur route perpétuelle qui ne menait à rien.
Alfred de Vigny (27 maart 1797 17 september 1863)
Standbeeld door Alexandre Descatoire in Cambrai
De Australische dichter Kenneth Slessor werd geboren op 27 maart 1901 in Orange, New South Wales. Het grootste deel van zijn loopbaan werkte hij als journalist voor de Sydney Sun. Tijdens WO II was hij oorlogscorrespondent. Slessor introduceerde het modernisme in de Australische poëzie. De meeste gedichten publiceerde hij al voor de oorlog.
Mangroves
These black bush-waters, heavy with crusted boughs
Like plumes above dead captains, wake the mind....
Uncounted kissing, unremembered vows,
Nights long forgotten, moons too dark to find,
Or stars too cold...all quick things that have fled
Whilst these old bubbles uprise in older stone,
Return like pale dead faces of children dead,
Staring unfelt through doors for ever unknown.
O silent ones that drink these timeless pools,
Eternal brothers, bending so deeply over,
Your branches tremble above my tears again...
And even my songs are stolen from some old lover
Who cried beneath your leaves like other fools,
While still they whisper "in vain...in vain...in vain..."
Francis Ponge, Lajos Zilahy, Andon Zako Ãajupi, Carlo Dossi, Sophie Mereau, Louis Simpson, Marie Under
De Franse schrijver Francis Ponge werd geboren op 27 maart 1899 in Montpellier. Hij studeerde rechten in Parijs en literatuur in Straatsburg. Tijdens WO I kwam hij in contact met het surealisme. In 1937 sloot hij zich aan bij de communisten, maar hij verliet de partij weer in 1947. Van 1952 tot 1965 doceerde hij aan de Alliance Française. Typisch voor Ponge is dat hij gedicht en essay combineerde in een enkele kunstvorm.
Uit: Le parti pris des choses
Il est tout de même à plusieurs points de vue insupportable de penser dans quel infime manège depuis des siècles tournent les paroles, lesprit, enfin la réalité de lhomme. Il suffit pour sen rendre compte de fixer son attention sur le premier objet venu : on sapercevra aussitôt que personne ne la jamais observée, et quà son propos les choses les plus élémentaires restent à dire. Et jentends bien que sans doute pour lhomme il ne sagit pas essentiellement dobserver et de décrire des objets, mais enfin cela est un signe, et des plus nets. À quoi donc soccupe-t-on ? Certes à tout, sauf à changer datmosphère intellectuelle, à sortir des poussiéreux salons où sennuie à mourir tout ce quil y a de vivant dans lesprit, à progresser - enfin ! - non seulement par les pensées, mais par les facultés, les sentiments, les sensations, et sommes toute à accroître la quantité de ses qualités. Car des millions de sentiments, par exemple, aussi différents du petit catalogue de ceux quéprouvent actuellement les hommes les plus sensibles, sont à connaître, sont à éprouver. Mais non ! lhomme se contentera longtemps encore dêtre « fier » ou « humble », « sincère » ou « hypocrite », « gai » ou « triste », « malade » ou « bien portant », « bon » ou « méchant », « propre » ou « sale », « durable » ou « éphémère », etc., avec toutes les combinaisons possibles de ces pitoyables qualités.
Francis Ponge (27 maart 1899 6 augustus 1988)
De Hongaarse schrijver en filmmaker Lajos Zilahy werd geboren op 27 maart 1891 in Nagyszalonta, nu Salonta nabij Oradea. Tijdens WO II zat hij in het verzet. In 1947 emigreerde hij naar de VS en sindsdien schreef hij voornamelijk in het Engels.
Uit: Was mein Herz begehrt (Vertaald door Eta Neumann-Veith u. Andrea Seidler)
Man schrieb den Monat September. Sieben Uhr abends. Über den Hügeln von Ofen hörte man den Klang eines Tarogato, der den Sommer zu verabschieden schien. An der Straßenecke stand ein junger Mann, auf seinen Spazierstock gelehnt, rauchte eine Zigarette und lauschte der Musik. Hier angelangt, verspürte er auf einmal keine Lust mehr, der Einladung des Doktors zum Tee zu folgen. All die fremden Menschen, mit denen er sich nichts zu sagen hatte. Bekanntschaften dieser Art führen ja später nur zu Peinlichkeiten in der Straßenbahn: Sollte man die Dame im Samthut, die man beim Tee flüchtig kennen gelernt hatte und der man nun gegenübersaß, grüßen oder nicht? Grüßt man nicht, ist es unangenehm, grüßt man aber, ist es noch unangenehmer. Die Unterhaltungen, die sich in solchen Situationen ergeben, sind doch die reinste Qual. Der junge Mann lauschte dem weichen Klang des Tarogato und dachte, es wäre vermutlich klüger, in der wunderbaren Abenddämmerung durch die Hügel von Ofen zu schlendern. Er zerknüllte den Straßenbahnfahrschein, den er noch immer in der Hand hielt, warf die Papierkugel in die Höhe und schleuderte sie mit seinem Spazierstock wie einen Schlagball durch die Luft.`
Lajos Zilahy (27 maart 1891 - 1 december 1974)
De Albanese dichter, schrijver en vertaler Andon Zako Çajupi werd geboren op 27 maart 1866 in Sheper. Hij studeerde rechten in Zwitserland en in Egypte. Na een korte tijd als advocaat gewerkt te hebben wijdde hij zich geheel aan de literatuur. Tijdens zijn leven was hij vooral als dichter en vertaler bekend. Na zijn dood werden ook toneelstukken gepubliceerd.
Motherland
Motherland's the country
Where I first raised my head,
Where I loved my parents,
Where every stone knows me,
Where I made my home,
Where I first knew God,
Where my ancestors lived,
And left their graves behind them,
Where I grew on bits of bread,
Where I learned to speak my language,
Where I have my friends and family,
Where I've laughed and where I've cried,
Where I dwell with mirth and hope,
Where I one day long to perish.
Vertaald door Robert Elsie
Andon Zako Çajupi (27 maart 1866 11 juli 1930)
De Italiaanse schrijver Carlo Dossi werd geboren op 27 maart 1849 in Zenevredo in de provincie Pavia. Hij stamde uit een adelijke familie. Hij begon al vroeg met schrijven en publiceren. Later richtte hij zich op de politiek. Hij werd diplomaat en werkte als zodanig o.a. in Athene en in Bogotá, maar hij bleef wel altijd schrijven.
Uit:Die kleine Englischlehrerin (Vertaald door Helmut Schulze)
Um zu beginnen
Es ist ein kleines Zimmer. Es dient abwechselnd als Eßzimmer, als Besuchszimmer, und man könnte auch sagen als Schlafzimmer, denn die beiden Sofas haben mir gar nicht das Aussehen, daß sie stets auch solche blieben. Allzuviele Dachziegel sieht man draußen, als daß man von einer niedrigen Etagenzahl ausgehen könnte; drinnen allzuwenig Mobiliar, um annehmen zu können, man habe es mit einem hohen Vermögen zu tun.
Es läutet an der Tür. In dem kleinen Zimmer fährt die Glocke in sich zusammen; ist es denn auch ein Vorzimmer?
Bei dem Klang zeigt sich ein kleines Mädchen in einer Tür und läuft leichten Schritts eine andere aufzuschließen. Schon sieht man einen großen, blonden, schönen Jüngling eintreten und bald mit Eifer die Handflächen ergreifen.
- Und Papa? - fragt er leise.
Aurora bewegt tieftraurig das hübsche Köpfchen.
- Aber der Doktor, was sagt er?
- Er sagt: es gäbe nur ein einziges Mittel... sterben. -
Aurora hat in ihrer Aussprache das wunderbarste r der Welt. Doch, oh oh, meine Damen Leserinnen, bemüht euch nicht zu erren; ein Lippenrot und ein Wangenweiß, wie es die Natur verleiht, in der Parfümerie werdet Ihr es niemals finden.
Das schöne junge Paar steht still, die Hände in des Anderen Händen, den Blick in des Anderen Blick.
- Aurora! - bebt eine Stimme aus dem Nachbarzimmer.
Carlo Dossi (27 maart 1849 1910)
De Duitse dichteres en schrijfster Sophie Mereau (geb. Schubart) werd geboren op 27 maart 1770 in Altenburg. In haar ouderlijk huis kreeg zij een zeer degelijke opleiding. Ondanks voorbehoud tegen het huwelijk trouwde zij in 1793 met de universiteitsbibliothecaris en jurist Friedrich Karl Mereau. Schiller waardeerde haar en zij ging om met heel wat kunstenaars en schrijvers uit de romantiek en de Duitse Klassik. Zij schreef gedichten, essays, twee romans, verhalen. Zij vertaalde ook en gaf almanakken en een eigen tijdschrift uit.
An einen Baum am Spalier
Armer Baum! - an deiner kalten Mauer fest gebunden, stehst du traurig da, fühlest kaum den Zephir, der mit süßem Schauer in den Blättern freier Bäume weilt und bei deinen leicht vorübereilt. O! dein Anblick geht mir nah! und die bilderreiche Phantasie stellt mit ihrer flüchtigen Magie eine menschliche Gestalt schnell vor mich hin, die, auf ewig von dem freien Sinn der Natur entfernt, ein fremder Drang auch wie dich in steife Formen zwang.
Sophie Mereau (27 maart 1770 31 oktober 1806)
De Jamaicaanse dichter Louis Simpson werd geboren op 27 maart 1923 in Jamaica. In 1964 won hij de Pulitzer Prize voor zijn bundel At The End Of The Open Road. Toen hij 17 was vertrok hij naar de VS waar hij studeerde aan de Columbia universiteit. Tijdens WO II streed hij in Europa. Hij debuteerde in 1947 met The Arrivistes. Simpson doceerde o.a. in Berkeley en New York.
Ballade: Women of Time Past
Tell me in what country is
Flora the beautiful Roman,
Archipiada, or Thaïs.
Echo who speaks to no man
Unless he speaks first, then she can
Over a river, lake, or bay,
Was too beautiful to be human.
But where are the snows of yesterday?
Where is the learned Heloise,
For whom was gelded that poor man,
Pierre Abelard of Saint Denis?
With love of her his pains began.
The queen who wanted Buridan
Bagged and dropped in the Seine, they say,
Was a very passionate woman,
But where are the snows of yesterday?
Queen Blanche of the fleur-de-lys,
Who sang so well the people ran ...
To hear; Bertha Bigfoot, Alice,
Arembourg, the countess of Maine,
And Joan the bonny of Lorraine,
Burned by the English ... Where are they,
Tell me, 0 Virgin Sovereign!
But where are the snows of yesterday?
Prince, do not enquire again
Where all those women are today.
All you will hear is the refrain,
But where are the snows of yesterday?
Louis Simpson (Jamaica, 27 maart 1923)
De Estlandse dichteres Marie Under werd geboren op 27 maart 1883 in Tallin. Zij schreef haar gedichten aanvankelijk in het Duits. In 1904 werd zij verliefd op de kunstenaar Ants Laikmaa, die haar er toe bracht haar werk in het Ests te vertalen. Toen de Sovjet Unie Estland in 1944 bezette vluchtte zij naar Zweden.
Wie war die Frage? Achsoja: Welches Buch mich beeindruckt, geprägt, gestempelt, gebeutelt, gar 'auf ein Gleis' gesetzt oder 'aus der Bahn geworfen' hätte. Aber das klingt ja nach Schockerlebnis oder traumatischer Erfahrung, und diese pflegt der Geschädigte sich allenfalls in Angstträumen zu vergegenwärtigen, nicht aber bei wachem Bewußtsein, geschweige denn schriftlich und vor aller Öffentlichkeit, worauf, so scheint mir, bereits ein österreichischer Psychologe, dessen Name mir momentan entfallen ist, in einem sehr lesenswerten Aufsatz, an dessen Titel ich mich nicht mehr mit Bestimmtheit erinnern kann, der aber in einem Bändchen unter der Sammelüberschrift "Ich und Du" oder "Es und Wir" oder "Selbst Ich" oder so ähnlich erschienen ist (ob neuerdings bei Rowohlt, Fischer, dtv oder Suhrkamp wiederaufgelegt, wüßte ich nicht mehr zu sagen, wohl aber, daß der Umschlag grün-weiß oder hellblau- gelblich, wenn nicht gar grau-blau-grünlich war), zu Recht hingewiesen hat. Nun, vielleicht ist die Frage ja gar nicht nach neurotraumatischen Leseerfahrungen gerichtet, sondern meint eher jenes aufrüttelnde Kunsterlebnis, wie es in dem berühmten Gedicht "Schöner Apollo" ... nein, es hieß, glaube ich, nicht "Schöner Apollo", es hieß irgendwie anders, der Titel hatte etwas Archaisches, "Junger Torso" oder "Uralter schöner Apoll" oder so ähnlich hieß es, aber das tut nichts zur Sache... - wie es also in diesem berühmten Gedicht von ... von ... - ich kann mich im Augenblick nicht auf seinen Namen besinnen, aber es war wirklich ein sehr berühmter Dichter mit Kuhaugen und einem Schnauzbart, und er hat diesem dicken französischen Bildhauer (wie hieß er doch gleich?) eine Wohnung in der Rue de Varenne besorgt - Wohnung ist kein Ausdruck, ein Palazzo ist das, mit einem Park, den man in zehn Minuten nicht durchmessen kann! (Man fragt sich beiläufig, wovon die Leute das damals alles bezahlt haben) - wie es jedenfalls seinen Ausdruck in diesem herrlichen Gedicht findet, das ich in seiner Gänze nicht mehr zitieren könnte, dessen letzte Zeile mir jedoch unauslöschlich im Gedächtnis eingegraben steht, sie lautet nämlich: "Du mußt dein Leben ändern."
Patrick Süskind (Ambach, 26 maart 1949)
De Engels-Ierse schrijver en regisseur Martin McDonagh werd geborenop 26 maart 1970 in Camberwell, Londen, Engeland in een Iers gezin.Tijdens zijn zomervakanties in Galway, raakte McDonagh bekend met het dialect dat in deze streek van Ierland gesproken werd, hetgeen een inspiratie werd voor de toneelstukken die hij zou schrijven. Van zijn zestiende tot vierentwintigste schreef McDonagh hoorspelen en screenplays zonder succes, tot hij zich uiteindelijk waagde aan het schrijven voor theater. Hij schreef twee trilogieën in ongeveer negen maanden in 1994, alle zes toneelstukken speelden zich af in County Galway. De eerste trilogie is de Leenane trilogie, bestaande uit The Beauty Queen of Leenane (1996), A Skull in Connemara (1997) en The Lonesome West (1997). De tweede trilogie bestaat uit The Cripple of Inishmaan (1997), The Lieutenant of Inishmore (2001) en The Banshees of Inisheer- de trilogie speelt zich af op de Aran Islands aan de kust van Galway. In 2003 kwam The Pillowman uit, het eerste toneelstuk dat zich niet afspeelde in Ierland. Zijn toneelstukken hebben meerdere Tony nominaties ontvangen en zijn over de hele wereld geproduceerd. In 2006 kwam zijn eerste cinematografische werk uit, de korte film Six Shooter. In 2007 begon het filmen van In Bruges, waarvan hij zowel de schrijver als regisseur was. De hoofdrollen werden vertolkt door Colin Farrell, Brendan Gleeson en Ralph Fiennes.
Uit: The Beauty Queen of Leenane
MAUREEN: I'll do you some of your Complan.
MAG. Have I not had me Complan already, Maureen? I have.
MAUREEN: Sure, another one won't hurt.
MAG. (wary) No, I suppose.
Maureen tops the drink up with tap water to cool it, stirs it just twice to keep it lumpy, takes the spoon out, hands the drink to Mag, then leans back against the table to watch her drink it. Mag looks at it in distaste.
MAG. A bit lumpy, Maureen.
MAUREEN. Never mind lumpy, Mam. The lumps will do you good. That's the best part of Complan is the lumps. Drink ahead.
MAG. A little spoon, do you have?
MAUREEN. No, I have no little spoon. There's no little spoons for liars in this house. No little spoons at all. Be drinking ahead.
Mag takes the smallest of sickly sips
MAUREEN. The whole of it now!
MAG. I do have a funny tummy, Maureen, and I do have no room.
MAUREEN. Drink ahead, I said! You had room enough to be spouting your lies about Ray Dooley had no message! Did I not meet him on the road beyond as he was going? The lies of you. The whole of that Complan you'll drink now, and suck the lumps down too, and whatever's left you haven't drank, it is over your head I will be emptying it, and you know well enough I mean it!
Mag slowly drinks the rest of the sickly brew
MAUREEN. Arsing me around, eh? Interfering with my life again? Isn't it enough I've had to be on beck and call for you every day for the past twenty year? Is it one evening out you begrudge me?
De Italiaanse, Duitstalige, schrijfster Bettina Galvagni werd geboren op 26 maart 1976 in Neumarkt. Zij bezocht het gymnasium in Bozen en studeerde medicijnen in Wenen. In 1997 verscheen haar eerste roman Melancholia, waarvoor zij in 1998 de Rauriser Literaturpreis ontving. In 2002 verscheen haar tweede roman Persona. Tegenwoordig werkt zij als arts in Parijs.
Uit: Persona
Kleine, durchsichtige Schneeflocken fielen auf die Scheiben des Taxis, das langsam den Hügel hinauffuhr. Lori spürte die eisige Kälte, die durch irgendwelche Ritze zu kommen schien. Andererseits war ihr warm; sie war gekleidet wie nach hohem Fieber. Und so würden ihre ersten Schritte sein, die sie vom Taxi aus imaginierte: wie nach hohem Fieber.
Der Taxifahrer hielt an, fragte, ob er sie ganz hineinfahren solle, und sie verneinte.
Ohne sich noch einmal umzudrehen, ging sie am Portier im weißen Mantel vorbei, der eine Bewegung mit den Armen machte, als ob er Tauben fütterte.
Eine dünne Schneeschicht bedeckte die Spitze der kleinen Jugendstilkirche und die großen Pavillons aus Backstein. Die Vorderseite der Pavillons war hell und glasig, und durch ihren unregelmäßigen Farbton wirkte sie zerbrechlich und verschlissen wie ausgetanzte Spitzenschuhe. Ihre Hinterseiten leuchteten wie das Fell einer roten Katze.
Lori öffnete die Tür eines Pavillons und setzte sich auf die Stufen des Treppenaufgangs. Sie hörte zu, wie aus dem Inneren der Station Stimmen, Radiomusik und das Scheppern von Geschirr drangen, und betrachtete die Flügeltür, deren obere Hälfte aus eingefaßtem Glas bestand. Darin war ein grün schimmernder stilisierter Baum durch ein zartes schmückendes ebenfalls grünes Band mit weiteren Bäumen verbunden, deren Stämme alle die Farbe trüber, abgestandener Milch hatten und dahinter konnte man schemenhaft die Köpfe von Alten sehen, die über Tassen gebeugt waren, und braune Tische und etwas, das sich wie ein Triangelstab bewegte.
I had for my winter evening walk-- No one at all with whom to talk, But I had the cottages in a row Up to their shining eyes in snow.
And I thought I had the folk within: I had the sound of a violin; I had a glimpse through curtain laces Of youthful forms and youthful faces.
I had such company outward bound. I went till there were no cottages found. I turned and repented, but coming back I saw no window but that was black.
Over the snow my creaking feet Disturbed the slumbering village street Like profanation, by your leave, At ten o'clock of a winter eve
Spring Pools
These pools that, though in forests, still reflect The total sky almost without defect, And like the flowers beside them, chill and shiver, Will like the flowers beside them soon be gone,
And yet not out by any brook or river, But up by roots to bring dark foliage on. The trees that have it in their pent-up buds To darken nature and be summer woods --
Let them think twice before they use their powers To blot out and drink up and sweep away These flowery waters and these watery flowers From snow that melted only yesterday.
MITCH. She wants me to be settled down before the -- [His voice is hoarse and he clears his throat twice, shuffling nervously around with his hands in and out of his pockets]
BLANCHE. You love her very much, don't you?
MITCH. Yes.
BLANCHE. I think you have a great capacity for devotion. You will be lonely when she passes on, won't you? [Mitch clears his throat and nods] I understand what that is.
MITCH. To be lonely?
BLANCHE. I loved someone, too, and the person I loved I lost.
MITCH. Dead? [She crosses to the window and sits on the sill, looking out. She pours herself another drink] A man?
BLANCHE. He was a boy, just a boy, when I was a very young girl. When I was sixteen, I made the discovery -- love. All at once and much, much too completely. It was like you suddenly turned a blinding light on something that had always been half in shadow, that's how it struck the world for me. But I was unlucky. Deluded. There was something different about the boy, a nervousness, a softness and tenderness which wasn't like a man's, although he wasn't the least bit effeminate looking -- still -- that thing was there ... He came to me for help. I didn't know that. I didn't find out anything till after our marriage when we'd run away and come back and all I knew was I'd failed him in some mysterious way and wasn't able to give the help he needed but couldn't speak of! He was in the quicksands and clutching at me -- but I wasn't holding him out, I was slipping in with him! I didn't know that. I didn't know anything except I loved him unendurably but without being able to help him or help myself. Then I found out. In the worst of all possible ways. By coming suddenly into a room that I thought was empty -- which wasn't empty, but had two people in it ... the boy I had married and an older man who had been his friend for years ...
[A locomotive is heard approaching outside. She claps her hands to her ears and crouches over. The headlight of the locomotive glares into the room as it thunders past. As the noise recedes she straightens slowly and continues speaking.]
Afterward we pretended that nothing had been discovered. Yes, the three of us drove out to Moon Lake Casino, very drunk and laughing all the way.
Tennessee Williams (26 maart 1911 25 februari 1983)
De Duitse schrijver en criticus Artur Hermann Landsberger werd geboren op 26 maart 1876 in Berlijn. Hij promoveerde weliswaar in de rechten, maar was vooral een succesvolle schrijver van romans. In de jaren twintig verscherpte hij zijn toon. In werken als Wie Satan starb (1919), Das Blut (1920), en vooral in zijn als reactie op Hugo Bettauers publicatie Stadt ohne Juden (1922) geschreven Berlin ohne Juden (1925) hield hij de maatschappij een bepaald niet vleiende spiegel voor. De laatse roman was eigenlijk bedoeld als satire op de antisemitische agitatie, maar kwam de latere realiteit op een griezelige wijze nabij. Als maatschappijcriticus werd Landsberger door de Nazis vervolgd. Om daaraan te ontkomen pleegde hij in 1933 zelfmoord.
Uit: Berlin ohne Juden
Die jüdische Bevölkerung entwickelte jetzt eine fieberhafte Tätigkeit. Verständlich, daß alles in Berlin zusammenströmte. Die Zeitungen mit Verkaufsinseraten aus dem ganzen Reich erschienen im Umfang von dreißig bis fünfzig Seiten. Man konnte alles, was schwer mitzunehmen war, vor allem also Häuser, Möbel, Gardinen, Teppiche, Kronen, Porzellane, Bilder, Bücher, Wagen, Geräte, Pferde, Haustiere, Weine, Konserven und anderes mehr zu lächerlichen Preisen kaufen. Die christliche Bevölkerung kaufte sich satt. Die Leute verkauften ihre Papiere und hoben von den städtischen Kassen ihre Ersparnisse ab. Die Billigkeit reizte und die Freude, den Juden, von denen sie sich sonst übervorteilt glaubten, nun ihrerseits für das, was sie ihnen abkauften, Preise vorzuschreiben, die bis zur Hälfte, oft bis zu einem Zehntel hinter dem wirklichen Wert zurückblieben. Natürlich, sie überkauften sich, und als die Juden raus waren, fehlte ihnen das Geld für das Nötigste. Meist wußten sie gar nichts mit dem Geramschten anzufangen. Was sollte man mit einer Villa vor den Toren Berlins anfangen, wenn man Mühe hatte, seine teuere Wohnung in der Stadt zu halten, was mit einem Auto, wenn man sich das Geld für Chauffeur und Benzin vom Munde absparte, was mit echten Persern in Größen von 6 x 5 und 5 x 4, wenn die Zimmer nur 4 x 3 und 3 x 2 groß waren, was mit Handfiletgardinen für 24 Fenster, wenn man nebbich - ach, man brauchte jetzt so gern die jüdischen Worte! - nur fünf Fenster Front hatte. Die Kronen paßten nicht zu den Möbeln, die Bilder nicht zu den Tapeten, und in den bei der Eile natürlich im ganzen gekauften Bibliotheken fand man statt der gesuchten Rudolfe (Herzog und Stratz) Juden, wie Wassermann, Hirschfeld und Georg Hermann, ja, manchmal stieß man sogar auf Bücher in hebräischer Sprache, vor denen man sich bekreuzigte, sofern man nicht in Krämpfe fiel. Alles das aber bemerkte man leider erst, als der große Taumel sich legte und die Juden schon draußen waren. Sonst hätte man sie gewiß des Wuchers bezichtigt und sie gezwungen, die Geschäfte rückgängig zu machen.
Artur Landsberger ( 26 maart 1876 4 oktober 1933)
Vandaag gleed als een maan de zon door de niet telbare wolken en verticaal tegen de notelaar zat de specht. Wat verwacht iemand als ik?
De ...* hebben me uitgenodigd terwijl ze naar Bretagne zijn en nu draag ik zoveel zorg voor hun huis en de tuin als ik voor de hele wereld zou willen hebben.
Is muziek iets anders? Ik probeer maar niet te denken aan de dag dat ik terug moet. Heb ik dan in de stad geen nieuwe vriendschap en een onafgewerkt boek achtergelaten? Wat voor iemand ben ik!
Weet je wat het is? Terwijl alles hier gedijt onder het licht, de schaduw, de stilte en de zachte warmte zal ik er ginder opnieuw helemaal alleen op moeten toezien, dat ik alles wat me aan het hart ligt niet weer eens in de vernieling help.
Nauwelijks één dag heeft het huis er over nagedacht om me te accepteren! Daarna mocht ik zelfs aan de kleine vleugelpiano plaatsnemen. Zoals je weet, kan ik de vingers niet eens behoorlijk op de toetsen houden. Verschrikkelijk is dat, want er is niets wat ik in mijn leven liever had gekund dan piano spelen. Een geluk dat de Duivel me nooit heeft aangeboden om in ruil voor deze const mijn ziel te verkopen, want lang zou ik niet hebben getwijfeld.
Hier is alles echter veel eenvoudiger. Dus heb ik gauw de eerste maten van één of ander stukje gespeeld dat ik me nog herinnerde, en ben voor de rest maar wat blijven dromen. Welke uitnodiging kan men afwijzen, wanneer er voor schaamte geen plaats is maar enkel voor vreugde?
Enoch Emery knew now that his life would never be the same again, because the thing that was going to happen to him had started to happen. He had always known that something was going to happen but he hadn't known what. If he had been much given to thought, he might have thought that now was the time for him to justify his daddy's blood, but he didn't think in broad sweeps like that, he thought what he would do next. Sometimes he didn't think, he only wondered; then before long he would find himself doing this or that, like a bird finds itself building a nest when it hasn't actually been planning to.
What was going to happen to him had started to happen when he showed what was in the glass case to Haze Motes. That was a mystery beyond his understanding, but he knew that what was going to be expected of him was something awful. His blood was more sensitive than any other part of him; it wrote doom all through him, except possibly in his brain, and the result was that his tongue, which edged out every few minutes to test his fever blister, knew more than he did.
The first thing that he found himself doing that was not normal was saving his pay. He was saving all of it, except what his landlady came to collect every week and what he had to use to buy something to eat with. Then to his surprise, he found he wasn't eating very much and he was saving that money too. He had a fondness for supermarkets; it was his custom to spend an hour or so in one every afternoon after he left the city park, browsing around among the canned goods and reading the cereal stories. Lately he had been compelled to pick up a few things here and there that would not be bulky in his pockets, and he wondered if this could be the reason he was saving so much money on food. It could have been, but he had the suspicion that saving the money was connected with some larger thing. He had always been given to stealing but he had never saved before.
Flannery O'Connor (25 maart 1925 3 augustus 1964)
De Amerikaanse schrijfster en sociale activiste Toni Cade Bambara werd als Miltona Mirkin Cade geboren op 25 maart 1939 in New York. Zij studeerde Engels en theaterwetenschappen aan Queen's College en mime in Frankrijk. Later doceerde zij aan Rutgers University en het Spelman College. Haar eerste bundel korte verhalen Gorilla, My Love verscheen in 1972. In 1970 verzorgde zij de bloemlezing The Black Woman, een bundel gedichten, korte verhalen en essays van schrijvers als Nikki Giovanni, Audre Lorde, Alice Walker, Paule Marshall, en van Bambara zelf. Dit boek was zeer invloedrijk.
Uit: Those Bones Are Not My Child
You're on the porch with the broom sweeping the same spot, getting the same sound dry straw against dry leaf caught in the loose-dirt crevice of the cement tiles. No phone, no footfalls, no welcome variation. It's 3:15. Your ears strain, stretching down the block, searching through schoolchild chatter for that one voice that will give you ease. Your eyes sting with the effort to see over bushes, look through buildings, cut through everything that separates you from your child's starting point the junior high school. The little kids you keep telling not to cut through your yard are cutting through your yard. Not boisterous-bold and loose-limbed as they used to be in the first and second grades. But not huddled and spooked as they were last year. You had to saw off the dogwood limbs. They'd creak and sway, throwing shadows of alarm on the walkway, sending the children shrieking down the driveway. You couldn't store mulch in lawnleaf bags then, either. They'd look, even to you, coming upon those humps in your flowerbed, like bagged bodies. A few months ago, everyone went about wary, tense, their shoulders hiked to their ears in order to fend off grisly news of slaughter. But now, adults walk as loose-limbed and carefree as the children who are scudding down the driveway, scuffing their shoes, then huddling on the sidewalk below.
Toni Cade Bambara (25 maart 1939 9 december 1995)
Ce petit qu'il faut qu'on fusille on le mena devant la croix. Cigarettes, blancheurs de fille, il tira de sa poche, trois. Une, il la mit à son esgourde, l'autre à sa lèvre, puis en l'air, il jette son chapeau qui tourne comme le soleil du désert. La troisième, soit une sainte, sur le calvaire il la perdit. C'est elle qui poussa la plainte puisque les hommes n'ont rien dit.
Rempart
La vieille Il naquit là dans la carrière du Saint-Esprit, oui, là derrière. Comment vendrait-il des poisons ! Son père faisait des maisons. L'enfant, le soir, cherchait des astres, comme on prétend que font les pastres, blancs petits soleils de ciment dans les cheveux, noir firmament du maître au parfum de chaux grasse que celui de l'aïl seul surpasse.
Een troepje Franse soldaten stond te wachten aan de overzet van het Sas. De officier keek naar de rasse stroom en verderop naar de toren van Temse die nog even zichtbaar was door de rijzende nevel van oktober. De wassende vloed woelde door het wankende riet en zou welhaast de zandbank overspoelen waar een reiger in eenzaamheid stond.
Naast hem trappelde zijn paard; onrustig ging de blik van het dier naar het stijgende water van de inham. Het schurend gerucht van het tij en de kreet van een vogel vulden het wijde land. De zware rust van de dijken in de grijze namiddag dempte het luidruchtig gedoe van de soldaten die één voor één de banken vóór de herberg verlieten en naar het water kwamen staren dat van het noorden in gestadig bruisen kwam aanzwellen.
Het geklop van riemen weerklonk over de stroom en een grote platboomde schuit zwenkte af tegen de vloed. Twee mannen roeiden met gespannen lichaam stroomop door het rukkend geweld van de Schelde en lieten zich dan in een wijde boog meevoeren tot aan de inham; rustig naderden zij de kleine vlotbrug.
- Eerst het paard, zei de officier.
Twee mannen hadden het achteruit steigerende dier bij de toom gegrepen. Het loensde schichtig naar de naderende schuit.
Filip De Pillecyn (25 maart 1891 7 augustus 1962)
De Turkse schrijver Evliya Çelebi werd geboren op 25 maart 1611 in Istanbul. Zijn vader was de goudsmid met de hoogste rang in het paleis van de sultan. Çelebi kreeg dus een goede opvoeding en opleiding. Hij leerde ook het vak van zijn vader. Daarnaast had hij veel belangstelling voor muziek. In zijn geschriften berichtte hij over de talrijke reizen die hij door het Osmaanse rijk en de buurlanden maakte,
Uit: Im Reiche des Goldenen Apfels. Des türkischen Weltenbummlers Evliya Çelebi denkwürdige Reise in das Giaurenland und in die Stadt und Festung Wien anno 1665
Als Sultan Süleyman, der großmächtige Chan, um an den unseligen Ungarn sowie an den Giauren
deutschen Blutes Rache zu nehmen, i. J. 936 [1529-30] die Festung Wien höchstpersönlich belagerte, da ließ er sie von neun Fronten her aus unzähligen Donnergeschützen unausgesetzt unter Feuer nehme und ihre Widerstandskraft zermürben; es wurde mehrfach Sturm gelaufen, und schon war man in die Mauern eingebrochen, auf den Wällen erscholl bereits der muslimische Gebetsruf und schon war auch ein kühner Haudegen namens Çerkes durch eine Bresche, die die Geschütze gerissen hatten, auf seinem Rosse bis mitten in die Festung vorgedrungen, aber da feil der tapfere Çerkes samt seinem Pferde als Blutzeuge des Glaubens, die Giauren schlugen den Sturmangriff des muslimischen Heeres zurück und so wurde also der Hauptsturm auf den kommenden Tag verschoben.
Durch Allahs Fügung setzte jedoch am nächsten Morgen scharfer Frost ein, es fing an zu schneien und ein derartiger Schneesturm und Wirbelwind mit Hagelschlag brach hernieder, dass das ganze muslimische Heer unter diesen Schneemassen in äußerste Bedrängnis geriet.
Evliya Çelebi (25 maart 1611 na 1683 op een van zijn reizen)
De Engelse schrijfster Lady Anne Fanshawe werd geboren op 25 maart 1625 inBalls Park, bij Hertford. Zij was de echtgenote van (de latere Sir) Richard Fanshawe (1608 - 1666), een overtuigd aanhanger van de Royalisten die aan de kant stonden van Karel II. Na de dood van haar man schreef Anne Fanshawe haar Memoir (1676), voor gebruik in de familie, met name voor haar zoon. Het biedt een kleurrijk verslag van hun avontuurlijke leven en levert tevens boeiende details over kleding en de uiteenlopende gewoontes die zij zoal tegenkwamen tijdens hun reizen. The Memoirs of Lady Fanshawe werd pas voor het eerst volledig gepubliceerd in 1829. Een moderne editie verscheen in 1979.
Uit:The Memoirs of Lady Fanshawe
It was in May 1645, the first time I went out of my chamber and to church, where, after service, Sir William Parkhurst, a very honest gentleman, came to me, and said he had a letter for me from your
father and fifty pieces of gold, and was coming to bring them to me. I opened first my letter, and read those inexpressible joys that almost overcame me, for he told me I should the Thursday following come to him, and to that purpose he had sent me that money, and would send two of his men with horses, and all accommodation both for myself, my father, and sister, and that Lady Capell and Lady Bradford would meet me on the way; but that gold your father sent me when I was ready to perish, did not so much revive me as his summons. I went immediately to walk, or at least to sit in the air, being very weak, in the garden of St. John's College, and there, with my good father, communicated my joy, who took great pleasure to hear of my husband's good success and likewise of his journey to him. We, all of my household being present, heard drums beat in the highway, under the garden wall. My father asked me if I would go up upon the mount to see the soldiers march, for it was Sir Charles Lee's company of foot, an acquaintance of ours; I said yes, and went up, leaning my back to a tree that grew on the mount.
Anne Fanshawe (25 maart 1625 - 1680)
Portret door Marc Gheeraedts the Younger, 1679
De Italiaanse schrijver Antonio Fogazzaro werd geboren op 25 maart 1842 in Vicenza. Stammend uit een welgestelde familie, promoveerde hij in 1864 in Turijn in de rechten. Hij werkte daarna korte tijd als advocaat in zijn geboorteplaats, maar gaf dat al snel op om zich geheel aan de literatuur te wijden. Fogazzaro was aanhanger van het evolutionisme en het positivisme. In 1905 zette de kerk zijn werk op de index.
Uit: The Saint
Jeanne was seated by the window with the book which she had been reading open upon her lap. She gazed pensively into the oval sheet of leaden water slumbering at her feet, at the passing clouds, casting their ever-changing shadows on the little villa, on the deserted garden, the trees of the opposite bank, the distant fields, on the bridge to the left, and on the quiet roads, which lost themselves behind the Béguinage, and on the slanting roofs of Bruges, grand, mysterious, dead.
Could it be that _l'Intruse_ of whom she had just been reading, that fatal, unseen visitor, was even now crossing the sepulchral city; could it be that the short ripples upon the face of the dark water were her shadow, while she herself had reached the threshold of the villa, bringing with her the coveted gift of eternal sleep! The church bells chimed the hour of five. High, high up, near the white clouds, magic
voices of innumerable bells sang over the houses, the squares, the streets of Bruges that melancholy incantation which renders its rest eternal. Jeanne felt two cool hands upon her eyes, a wave of perfume touched her cheek, a breath stirred her hair, whispering "_encore une intruse_," and then soft lips kissed her. She did not seem surprised; and, raising her hand, caressed the face bending over her, saying: "Welcome, Noemi. _Magari fossi tu l'Intruse_," (Would that you were
_l'Intruse_.)
Noemi failed to understand.
"_Magari_," she said. "Is that Italian? It sounds like Arabic. Explain
at once, please."
Jeanne rose. "You would not understand any better if I did," she said
with a smile. "Shall we have our Italian conversation lesson now?"
Antonio Fogazzaro (25 maart 1842 7 maart 1911)
De Duitse dichter en schrijver Daniel Schiebeler werd geboren op 25 maart 1741 in Hamburg.Een privéleraar bracht hem al vroeg in contact met een grote hoeveelheid Europese literatuur. Als jongeman beheerste hij al het Engels, Frans, Italiaans en Spaans. In Göttingen studeerde hij vanaf 1763 zonder veel enthousiasme rechten. Schiebeler schreef talrijke libretti en gedichten met vaak een komische inslag, of bootste antieke werken op ironische wijze na. Hij stierf al vroeg aan tbc.
Sonnet
Du forderst ein Sonett von mir;
Du weißt, wie schwer ich dieses finde.
Darum, du lose Rosalinde,
Versprichst du einen Kuß dafür.
Was ist, um einen Kuß von dir,
Das sich Myrtill nicht unterstünde?
Ich glaube fast, ich überwinde;
Sieh, zwei Quadrains stehn ja schon hier!
Auf einmal hört es auf zu fließen!
Nun werd ich doch verzagen müßen!
Doch nein, hier ist schon ein Terzett!
Nun beb ich doch wie werd ich schließen?
Komm Rosalinde, laß dich küssen!
Hier, Schönste, hast du dein Sonett.
Daniel Schiebeler (25 maart 1741 19 augustus 1771)
CD van G. P. Telemann met o.a werk van Schiebeler
(Geen portret beschikbaar)
De Engelse dichteres en schrijfster Mary Webb werd geboren als Gladys Mary Meredith in Leighton, Shropshire als dochter van een leraar die haar liefde voor literatuur bijbracht en een moeder die stamde uit een familie die gerelateerd was aan die van Sir Walter Scott.In 1912 trouwde zij met de leraar Henry Webb. Het succes van haar boek The Golden Arrow in 1917 stelde hen in staat in Lyth Hill, Bayston Hill land te kopen en er een huis te bouwen: Spring Cottage. In 1927 verlechterde de gezondheid van de schrijfster en liep ook haar huwelijk stuk. Zij stierf op 46-jarige leeftijd.
Presences
There is a presence on the lonely hill, Lovely and chill: There is an emanation in the wood, Half understood. They come upon me like an evening cloud, Stranger than moon-rise, whiter than a shroud. I shall not see them plain Ever again, Though in my childhood days I knew their ways. They are as secret as the black cloud-shadows Sliding along the ripe midsummer grass; With a breath-taking majesty they pass, Down by the water in the mournful meadows; Out of the pale pink distance at the falling Of dusk they gaze--remote, summoning, chill; Sweetly in April I have heard them calling Where through black ash-buds gleams the purple hill.
Es war Gundi. Sie klang, als sei jemand in ihrer Nähe, der nicht hören dürfe, was sie sagt. Man sah förmlich, wie sie den Kopf senkte, um Mund und Hörer möglichst dicht zusammenzubringen. Und verfügte doch in ihrem Schlößchen in der Menterschwaige über soviel Ungestörtheit, wie sie nur wollte. Eigentlich war sie entspannt. Die Gelassenheit selbst, sagte Diego, sei sie. Gelegentlich sprach er ihr sogar eine göttliche Gelassenheit zu. Aber heute gab es einen Grund für diesen Dringlichkeitston. Diego liegt im Schwabinger Krankenhaus. Er konnte morgens nicht aufstehen,
konnte keinen Arm, kein Bein mehr bewegen, ist darüber so erschrocken, daß er sofort gekotzt hat. Sie hat den Notarzt gerufen, der hat Diego ins Schwabinger Krankenhaus bringen lassen, da liegt er jetzt seit achtundvierzig Stunden, die Ärzte können sich für keine Ursache entscheiden. Also
Schlaganfall ist schon mal ausgeschlossen worden. MS noch nicht.
Als Karl von Kahn hörte, daß das schon vorgestern passiert war, konnte er ein zu lautes, fast klagendes Nein nicht zurückhalten.
Gundi sagte: Ja. Sagte das ganz matt.
Karl, eher heftig: Sag Lambert, ich komme sofort.
Karl, rief sie, Karl!
Er verstand nicht gleich und erfuhr, er habe Diego Lambert genannt. Das tue ihr weh. Jetzt, da Diego so elend daliege, ganz besonders.
Karl rief: Gundi, liebe Gundi, das tut mir so leid, wie ich es nicht sagen kann. Wisch es weg, hab es nicht gehört, laß es bedeutungslos sein. Ich bitte dich darum.
Uit: Bezahlt wird nicht (Vertaald door Peter O. Chotjewitz)
Antonia: Das ist das wenigste, was einem passieren kann, wenn man mit einem Mann ins Bett geht. Giovanni: Und im wievielten Monat ist sie? Letzten Sonntag sah man noch gar nichts. Antonia: Seit wann versteht du was von Frauen? Außerdem ist der letzte Sonntag schon fast eine Woche her, und in einer Woche, das kannst du mir glauben ... Giovanni: Vielleicht bin ich doof, aber nicht blöd ... Außerdem hätte Luigi mir was gesagt: Wir stehen am selben Band, und er erzählt mir sonst alles von sich und seiner Frau. Antonia: Es gibt Dinge, die einem vielleicht peinlich sind, sodass er sie nicht erzählt hat. Giovanni: Wieso peinlich? Spinnst du? Peinlich, dass seine Frau schwanger ist? Ist es jetzt eine Schande, ein Kind zu haben? Antonia: Dann weiß er's also nicht. Wie soll er's dir erzählt haben, wenn er's noch nicht weiß? Giovanni: Wieso? Antonia: Nun ja, ganz klar, dass sie ihm nichts sagen wollte. Giovanni: Wieso wollte sie ihm nichts sagen? Antonia: Weil Luigi ödete sie immer, die arme Margherita, es wäre noch zu früh, momentan nicht, bei den wirtschaftlichen Aussichten und dass sie sich erst einrichten müssten, dass die Frau, wo sie arbeitet, sie sofort entlassen würde, wenn sie schwanger wäre. Jedenfalls lässt er sie immer die Pille nehmen.
Giovanni: Wenn sie immer die Pille nehmen muss, wie ist sie dann schwanger geworden? Antonia: Da sieht man, dass die Pille eben nichts getaugt hat: das kommt vor. Giovanni: Wieso hält sie es dann vor ihrem Mann geheim, wenn sie keine Schuld hat?
Vom Berg aus konnte man bei guter Fernsicht auch eine ganz kleine Spitze, eine minime Spitze des Matterhorns, sehen, man mußte halt wissen, wo. Kein Wort dazu zu seiner Frau. Und wenn er Leute sah, oben auf dem Berg sitzen sah, dann ärgerte er sich im Wissen, daß sie es nicht wußten. Aber kein Wort dazu - ungebildetes Gesindel. Und solche wollen Lehrer sein, war sein ständiger Gedanke, wenn er Lehrer sah. Und er verabscheute Schulreisen. Erst im Gymnasium war er dann -Lateinisch und Griechisch - der beste, auch in Mathematik, die ihm keineswegs lag, aber die er sich in sein Hirn hämmerte. Auch da schon ein Langweiler, der seinen Lehrern keineswegs auffiel, sich am Unterricht nicht beteiligte, aber jede Prüfung fehlerlos bestand. (12) Nur einmal, als ihm der Häfliger das Naturkundeheft zerknitterte, stand er auf, und Häfliger grinste und stand auch auf. Und da stellte er dem Häfliger dem Häfliger - mit einem Griff an die Kehle den Schnauf ab, und der Häfliger zog den Schwanz ein. Sein Leben hätte ganz anders verlaufen können. Aber die Klassenkameraden nahmen nur zur Kenntnis, daß der Schwächere gewonnen hatte, wie es ab und zu im Fußball auch vorkommt und was ja auch - ab und zu seinen Reiz hat Aber er wäre nie zum Starken geworden, auch wenn er allen Starken den Schnauf abgestellt hätte. Er wäre ein Leben lang der Schwächere gewesen, der einen Stärkeren besiegt hätte. Hammer war keineswegs zum Verlierer prädestiniert, er war nur zum Schwächeren prädestiniert, der zwar ab und zu siegt - er war der Beste in der Klasse -...