xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De Chinese schrijver Lu Xun werd in 1881 in Shaoxing in de provincie Zhejiang geboren als Zhou Shuren. Zie ook mijn blog van 25 september 2008 en ook mijn blog van 25 september 2009.
Uit: My Old Home (Vertaald door Yang Hsien-yi en Gladys Yang)
Our family had only one part‑time laborer.
And since there was so much to be done,
he told my father that he would send for his son Runtu to look after the sacrificial vessels.
When my father gave his consent I was overjoyed, because I had long since heard of
Runtu and knew that he was about my own age.
He was very shy, and I was the only person he was not afraid of. When there was no
one else there, he would talk with me, so in a few hours we were fast friends.
Runtuʹs mind was a treasure‑house of
strange lore, all of it outside the ken of my
former friends. They were ignorant of all these things and, while Runtu lived by the sea, they
like me could see only the four corners of the sky above the high courtyard wall.
(...)
One very cold afternoon, I sat drinking tea after lunch when I was aware of someone
coming in.
The newcomer was Runtu.
He had grown to twice his former size. His round
face, once crimson, had become sallow and acquired deep lines and wrinkles; his eyes too had
become like his fatherʹs, the rims swollen and red.
Delighted as I was, I did not know how to explain myself, and could only say: Oh! Runtu
so itʹs you?ʺ
He stood there, mixed joy and sadness showing on his face. His lips moved, but not a
sound did he utter. Finally, assuming a respectful attitude, he said clearly: ʺMaster!ʺ
Lu Xun (25 september 1881 19 oktober 1936)
De Belgische dichteres en schrijfster Patricia Lasoen werd geboren op 25 september 1948 in Brugge. Zie ook mijn blog van 25 september 2008 en ook mijn blog van 25 september 2007 en mijn blog van 25 september 2006 en ook mijn blog van 25 september 2009.
Grim Reaper
Zag vreemde dingen langs de weg:
U.S. Soldaat in open jeep met platte helm en vlaggetjes met uitrusting alsof hij ging kamperen kanonnenloop in fallushouding
Een mens wil zich verdedigen wil aanvallen en vechten
Een boze Jockey, elleboog uit open raam van Ford met paarden in de Van, sulky en tuig er op geladen
Een mens wil karren voor zijn paarden spannen
En in de weiden in 't verdorde gras staan Koeien in de ozon en wachten op de Boer
Een mens wil melken, wil eten en wil drinken.
Patricia Lasoen (Brugge, 25 september 1948)
De Zweedse schrijfster Maj Sjöwall werd op 25 september 1935 in Stockholm geboren als dochter van Will Sjöwall en Margit Trobäck. Ze studeerde journalistiek en grafische vormgeving en ze vond werk als journalist en art-director van enkele kranten en tijdschriften. Van 1959 tot 1961 werkte ze bij uitgeverij Wahlström and Widstrad. Daar leerde zij in 1961 de schrijver Per Wahlöö kennen. Ze trouwden kort daarna en dit was het begin van hun samenwerking als schrijvers. De zorgvuldig geplande misdaadromans schreven ze in de avonduren, als hun zonen Tetz en Jens naar bed waren.. Vanaf het begin was duidelijk dat er tien boeken zouden verschijnen. Ze wilden geen vermoeide schrijvers worden. De boeken verschenen tussen 1965 en 1975. In 1965 kwam de eerste roman uit genaamd Roseanna en tien jaar later was de reeks voltooid met Terroristerna.
Uit: De man op het balkon (Vertaald door Cora Polet)
Om kwart voor drie ging de zon op.
Anderhalf uur daarvoor was het verkeer afgenomen en uitgestorven. Tegelijkertijd was het rumoer van de laatste huiswaarts kerende cafe´bezoekers verstomd. De wagens van de stadsreiniging waren langsgereden en hadden hier en daar donkere, natte strepen op het asfalt achtergelaten. Een ambulancewagen was door de lange, rechte straat geraasd. Een zwarte auto met witte spatborden, een dakantenne en het woord POLITIE in witte blokletters op de portieren was langzaam en stil voorbijgegleden. Vijf minuten later was het zachte gerinkel van glas te horen geweest, toen iemand met gehandschoende hand het venster van een etalage insloeg en vlak daarop het geluid van half rennende voetstappen en een motor die gierde in een zijstraat.
De man op het balkon had het allemaal gadegeslagen. Het was een gewoon balkon met ijzeren spijlen en zijkanten van gegolfd plaatijzer. Hij had daar gestaan met zijn armen geleund op het ijzeren hek en het gloeien van zijn sigaret was als een donkerrode stip in het donker te zien geweest. Met
regelmatige tussenpozen had hij een sigaret uitgedrukt, voorzichtig de nauwelijks een centimeter lange peuk uit het houten sigarettenpijpje gepeuterd en deze naast de andere neergelegd. Tien van zulke sigaretteneindjes lagen al netjes op een rij naast het theeschoteltje op het tuintafeltje.
Het was nu stil, zo stil dat het wel een zoele nacht in het begin van de zomer leek in een grote stad. Het zou nog enkele uren duren voor de krantenjongens zouden verschijnen met hun omgebouwde kinderwagens en de eerste werkster naar haar werk zou gaan.
Maj Sjöwall (Stockholm, 25 september 1935)
De Duitse schrijver August Kühn, alias Helmut Munch, werd geboren op 25 sep 1936 in München. Kühn doorliep veel gewone en vaak ook ongewone stadia van een arbeiderslevenleven: 1939 in ballingschap in Zwitserland vanwege de joodse afkomst van zijn vader. 1945 terugkeer naar München en secundair onderwijs en opleiding als Oprikschleifer. Na enkele jaren gewerkt te hebben werd hij volontair bij een Münchener boulevardblad. Er volgde een emigratie naar Israël, hij kwam weer terug naar München, raakte gedeeltelijk gehandicapt na een ernstig ongeluk en werkte in een levensmiddelenfirma. Hij kreeg ontslag wegens zijn inzet voor de ondernemingsraad, vond opnieuw werk bij een verzekeringsmaatschappij en het Statistisch Bureau van de stad München en ten slotte werd hij werkloos. Getrouwd en heeft zes kinderen . Tijdens zijn werkloosheid begon KÜhn boeken te schrijven en hij publiceerde diverse romans over München en haar geschiedenis.
Uit: Zeit zum Aufstehn
Fritz, der jüngere Kühnbruder, hatte es besser als Martin und Gustl. Metallpolierer lernte er und nach der Lehre nahm ihn die Lokomotivenfabrik in der Hirschau an. Ungefähr um die Zeit herum, als Gustl sich wegen der Geburt seiner unehelichen Tochter Sophie mit Anni März ein Übermaß an Sorgen
machen musste, lernte Fritz die Franziska Rindlbacher kennen. Schon, weil die noch bei ihren Eltern wohnte, würde ihm so was wie den Brüdern nicht passieren, auf die Franziska wurde von zu Hause aus gesehen, dass sie »sauber « blieb. Martins künftige Schwiegereltern hatten kaum ein Wort darüber verloren, dass die Tochter mit dickem Bauch herumlaufen musste. Als Martin dann noch aus dem Mietstall in die Zweizimmerwohnung der Frankls einzog, sie noch enger machte mit seiner gelegentlichen Anwesenheit, da war für die Frankl-Sippschaft alles in bester Ordnung gewesen. Bei den Rindlbachers käme er da schön an. Er, der Steinmetz Rindlbacher, war mit den Seinen erst vor knapp zehn Jahren in die Stadt hereingezogen, wie es mit dem Bauen hier wieder einen Aufschwung gegeben hatte. Die Guldeinschule war eine seiner ersten Baustellen gewesen und gleich ein paar Häuser daneben hatte er seine Wohnung gefunden, im zweiten Stock über einer großen Schankwirtschaft. Da wirtschaftete er nun »städtisch«, die Tochter ging wegen des nötigen Geldes in die Fabrik, aber auch, weil die dort »aufgeräumt« war. Die strenge Moral hatte der Rindlbacher-Vater noch vom Dorf. Franzi, seine rotblonde, schlanke, lustige Franziska, musste jeden Tag spätestens um
acht Uhr abends zu Hause sein, sonst riskierte sie einen Mordskrach und gesperrten Ausgang von mindestens zwei Wochen.
Augustus Kühn (25 sep 1936 9 februari 1996)
|