De Nederlandse schrijver Willem Gustaaf (Willem G.) van Maanen werd geboren in Kampen op 30 september 1920. Zie ook alle tags voor Willem G. van Maanen op dit blog.
Uit: Heb lief en zie niet om
“Een afscheid en voorgoed, zover waren we dan eindelijk gekomen, Sarah en ik, zo diep verdwaald, en toen brak de oorlog uit. Nu ja, eigenlijk was de oorlog al uitgebroken, met het Frans-Engelse antwoord op de Duitse inval in Polen, wij werden er pas het volgend voorjaar in betrokken, in de meinacht van 1940, toen ik aan Sarahs lang gekoesterde wens om mij voor haar minnaar in te wisselen toegaf. Ik kon wel huilen toen ze me omhelsde, maar ik gunde het haar niet, het was niet omdat ze me ging verlaten maar omdat ik vreesde nooit meer te kunnen liefhebben. Onzin, ik had nog mijn eigenliefde, die moeder van de jaloezie, ik stond nota bene in het stuk der stukken, Sarah had me daarin gezien en bewonderd, Othello dus, als Jago nog wel, maar misschien werkt zo’n rol buiten het toneel eerder verduisterend dan verhelderend, in elk geval, toen de oorlog gestalte kreeg, geratel van afweergeschut, gebrom van vliegtuigen, gillen en janken van sirenes, geschreeuw van mensen die de straat waren opgegaan, trok ik Sarah, die zich wilde aankleden, terug in bed om haar te zeggen, toe te bijten, dat ik wel gek zou zijn om haar in dat tumult te laten gaan, dat ik mijn toezegging introk en haar zou tegenhouden als ze haar zin zou doorzetten en mijn overwinnaar in de armen vliegen. Deze Kasper, een Duitser, een goede helaas, schrijver van enige naam, had een hoge dunk van mij, dat maakte alles gecompliceerder dan nodig was. Had ik hem maar kunnen verdenken van een poging mij met zijn loftuitingen onschadelijk te maken, maar hij prees mij oprecht als de acteur die ik in zijn ogen was. Nog nooit had hij een Puck gezien als de mijne, Shakespeare zou mij hebben omhelsd, een ogenblik leek het erop dat hij het in zijn plaats zou doen, hij boog zich al naar me over, onopzettelijk misschien maar wel nadrukkelijk ons verschil in lengte aangevend, hij met zijn een meter negentig torenhoog boven mijn een meter zestig, de eik die zijn schaduw werpt over het sparretje, dat geen ander verweer heeft dan het uitzetten van zijn stekels. Ik was wel op de hoogte van de verhouding tussen die twee, maar verdrong iedere gedachte eraan, uit zelfbehoud misschien, gebrek aan interesse of aan verbeelding, ja, eigenlijk kon ik het me niet voorstellen, hij zo duits als zij joods, hoe konden ze elkaar buiten de literatuur liefhebben. Sarah had in literaire en politieke kring naam gemaakt met haar vertalingen van in Hitlers Duitsland verboden schrijvers die in ons land onderdak hadden gevonden bij een daartoe opgerichte afdeling van een Amsterdamse uitgever. In vliegende vaart, alsof de vijand haar op de hielen zat, vertaalde ze Klaus Mann, Egon Kisch, de al dode Ernst Toller, Arnold Zweig, en haar geliefde, die ik om welke reden ook, een menselijke hopelijk, alleen met zijn voornaam aanduid. Ingewijden zullen hem herkennen als de auteur die zich van het pseudoniem Heim bedient, om aan te geven waarschijnlijk dat hij zich overal thuis voelt of, pretentieuzer nog, dat iedereen zich bij hem thuis moet voelen. Er was voor de tortels gelegenheid genoeg elkaar binnen de grenzen te ontmoeten, Kasper verbleef meer dan eens in Amsterdam, als redacteur bij de Duitse afdeling van die genereuze Nederlandse uitgever.”
Willem G. van Maanen (30 september 1920 - 17 augustus 2012) Cover
De Amerikaanse schrijver Truman Capote werd geboren op 30 september 1924 als Truman Streckfus Persons in New Orleans. Zie ook mijn blog van 30 september 2010 en eveneens alle tags voor Truman Capote op dit blog.
Uit: Parting Of The Way (The Early Stories of Truman Capote)
“Twilight had come; the lights from the distant town were beginning to flash on; up the hot and dusty road leading from the town came two figures, one, a large and power-ful man, the other, young and delicate. Jake's flaming red hair framed his head, his eyebrows looked like horns, his muscles bulged and were threaten-ing; his overalls were faded and ragged, and his toes stuck out through pieces of shoes. He turned to the young boy walking beside him and said, "Guess this is just about time to make camp for tonight. Here, kid, take this bun-dle and lay it over there; then git some wood—and make it snappy too. I want to make the vittels before it's all dark. We can't have anybody seein' us. Go on there, hurry up." Tim obeyed the orders and set about gathering the wood. His thin shoulders drooped from the strain, and his gaunt features stood out with protruding bones. His eyes were weak but sympathetic; his rose-bud mouth puckered slightly as he went about his labor. Neatly he piled the wood while Jake cut strips of bacon and put them in a grease-coated pan. Then, when the wood was ready to be fired, he searched through his overalls for a match. "Damn it, where did I put those matches? Where are they, you ain't got 'em, have you, kid? Nuts, I didn't think so; ah, here they arc." He drew a paper of matches from a pocket, lit one, and protected the tiny flame with his rough hands. Tim put the pan with the bacon over the small fire that was rapidly catching. The bacon remained still for a minute or so and then a tiny crackling sound started, and the bacon was frying. A very rancid odor came from the meat. Tim's sick face turned sicker from the fumes. "Gee, Jake, I don't know whether I can eat any of this junk or not. It doesn't look right to me. I think it's rancid." "You'll eat it or nothin'. If you weren't so stingy with that piece of change you got, we could a got us somethin' decent to eat. Why, kid, you got a whole ten bucks. It doesn't take that much to get home on."
Truman Capote (30 september 1924 – 25 augustus 1984) Cover
De Nederlandse dichter en schrijver Hendrik Marsman werd geboren op 30 september 1899 in Zeist. Zie ook mijn blog van 30 september 2010 en eveneens alle tags voor Hendrik Marsman op dit blog.
Het was donker
Het was donker, hij lag op zijn bed. hij had het raam op de haak gezet, opdat het getij van de nacht door de baai van zijn kamer kon gaan en zijn dromen stijgen en dalen op de golven der maan, en hij dacht: 'hoe vaster ik slaap, des te zwaarder slaapt het heelal, hoe dieper ik ademhaal hoe hoger de nacht en het lied van de nachtegaal. kan het zijn, dat van Genesis af het parabolisch Verhaal, de Ellips der Geschiedenis - tot het vuur van de Apocalyps de laatste beelden verbrandt, de luchter, het boek en het lam - niets anders is dan het vluchtige spiegelbeeld van mijn slaap, tussen dromen verdeeld?'
Polderland
Ik loop door ’t polderland onder de helle regen; oneindig is het land, oneindig zijn de wegen, die naar de kimmen gaan; in lage hemelstreken heerst tussen zwarte kreken het mistig licht der maan. o, dertigstroomenland, het volk dat u bewoont versombert in krakelen die geld en God verdelen, purper en doornenkroon. oneindig is het land, oneindig zijn de wegen die naar de kimmen gaan; ik loop de morgen tegen in ’t mistig licht der maan.
Voor het inslapen
In deze kleine kamer vind ik soms nog vrede. al wat daarbuiten ligt heeft voor mij afgedaan; wat rest mij nog, dan ‘Krieg und Frieden’ lezend, tot mijn verwoeste dromen in te gaan?
Hendrik Marsman (30 september 1899 – 21 juni 1940) In Italië in 1934
De Nederlandse theatermaker, tv-presentator, acteur en schrijver Wilfried de Jong werd geboren in Rotterdam op 30 september 1957. Zie ook alle tags voor Wilfried de Jong op dit blog.
Uit: Kop in de wind
“Net als op het vorige bord was elke letter van de naam in een andere kleur geschilderd. De a kwam als enige letter twee keer voor. Het deed me denken aan de waterverf van vroeger op de lagere school. Meer water dan verf. MONA LISA 100 M. Het pijltje zou me de weg wijzen naar een kraan. Mona Lisa; het kon een garage zijn, een zaak in schilderijlijsten, een bedrijf-je in truffelolie. Het maakte me niet uit, als er maar koud water uit de kraan kwam. Col de l'Homme Mort kon me gestolen wor-den. Het pijltje werd een pijl. MONA usa, stond er weer op, de let-ters nu twee keer zo groot als op het vorige bordje. Met als extra aanduiding: LAVANDE. De pijl wees schuin naar beneden, om duidelijk te maken dat je van de stijgende asfaltweg af moest. Een onverhard pad leidde naar beneden. Ik stapte af. Met kleine passen en aangetrokken remmen liep ik naast mijn fiets. De blokjes onder mijn wielerschoenen maakten het naar bene-den lopen verraderlijk. Aan het einde van het pad doemde een oud stenen huisje op. De pannen op het schuine dak waren overwoekerd door klimop. De deur was half afgeschuurd en stond op een kier. 'Bonjour: zei ik. Het bleef stil. Alleen de krekels gingen onverstoorbaar door met hun eentonige geluid. 'Allo?' riep ik, op weifelende toon, om aan te geven dat ik niets kwaads in de zin had. Er gebeurde niets. Voor het huis stond een kromgetrokken houten tafel. Tus-sen bosjes lavendel lag een stuk karton met een handgeschreven mededeling: Retour dans quinze minutes. Ik zette mijn fiets tegen een boom en trok de lege bidon uit de houder. Hoelang geleden waren die drie woorden opgeschreven? Misschien kwam de eigenaar van het huis al binnen een paar minuten aangewandeld. Ik keek op mijn horloge. Het was zes uur.”
Wilfried de Jong (Rotterdam, 30 september 1957)
De Joods-Roemeens-Frans-Amerikaanse schrijver Elie Wiesel werd geboren op 30 september 1928 in Sighet (nu Sighetu Marmaţiei), Roemenië. Zie ook mijn blog van 30 september 2010 en eveneens alle tags voor Elie Wiesel en ook voor E. Wiesel op dit blog.
Uit: Night
“If in my lifetime I was to write only one book, this would be the one. Just as the past lingers in the present, all my writings after Night, including those that deal with biblical, Talmudic, or Hasidic themes, profoundly bear its stamp, and cannot be understood if one has not read this very first of my works. Why did I write it? Did I write it so as not to go mad or, on the contrary, to go mad in order to understand the nature of madness, the immense, terrifying madness that had erupted in history and in the conscience of mankind? Was it to leave behind a legacy of words, of memories, to help prevent history from repeating itself? Or was it simply to preserve a record of the ordeal I endured as an adolescent, at an age when one’s knowledge of death and evil should be limited to what one discovers in literature? There are those who tell me that I survived in order to write this text. I am not convinced. I don’t know how I survived; I was weak, rather shy; I did nothing to save myself. A miracle? Certainly not. If heaven could or would perform a miracle for me, why not for others more deserving than myself? It was nothing more than chance. However, having survived, I needed to give some meaning to my survival. Was it to protect that meaning that I set to paper an experience in which nothing made any sense? In retrospect I must confess that I do not know, or no longer know, what I wanted to achieve with my words. I only know that without this testimony, my life as a writer—or my life, period—would not have become what it is: that of a witness who believes he has a moral obligation to try to prevent the enemy from enjoying one last victory by allowing his crimes to be erased from human memory. For today, thanks to recently discovered documents, the evidence shows that in the early days of their accession to power, the Nazis in Germany set out to build a society in which there simply would be no room for Jews. Toward the end of their reign, their goal changed: they decided to leave behind a world in ruins in which Jews would seem never to have existed.”
Elie Wiesel (30 september 1928 - 2 juli 2016)
De Nederlandse (gelegenheids-)dichter, schrijver, (sport)journalist, televisiepresentator en columnist Henk Spaan werd geboren in Heerhugowaard op 30 september 1948. Zie ook alle tags voor Henk Spaan op dit blog en ook mijn blog van 30 september 2010
Uit: Alle dagen voetbal
“Het Parool . `Je puntenrubriek is uniek, je maandagcolumn vervangbaar,' zei Frits. Mijn professionele identiteit wordt kennelijk door het voetbal bepaald. Ik kan wel denken dat het schrijven zelf de doorslag geeft, de zakenman kijkt naar de inhoud. Tot zover mijn functioneringsgesprek. Ik neem me vast voor hierop later terug te komen. 16 september We hebben met 1-6 verloren van Vlug & Vaardig. Het was zo warm dat de leider van de tegenpartij en ik de scheidsrechter in de rust hebben verzocht de tweede helft in te korten. Het stond toch al 1-5. Mijn nieuwe assistent Pelle floot niet. Hij had daarvoor een vriend meegenomen, Wander, ook uit zijn en Sophies jaar. Wander ging akkoord met 35 in plaats van 45 minuten. We misten vier basisspeelsters. Roanne was op Romereis met school, Yarti 'zat vast in Vinkeveen', Jet moest de catering doen op de verjaardag van een tante en bij Mirjam was een moedervlek weggehaald (beide ouders arts). Ik kom uit Amsterdam-West en wil geenszins koketteren met een eenvoudige afkomst, maar dit waren toen ik zelf nog voetbalde geen redenen voor afmelding die onze leiders wekelijks ter ore kwamen. Laat staan dat meisjes voetbalden. De wedstrijd vóór ons van de Al liep uit. Aan de zijlijn keken we naar de slotfase. Opeens was het schreeuwen en slaan. De scheidsrechter gaf er twee rood. Eenmaal buiten het veld bleven de weggestuurde meisjes elkaar slaan en schoppen. Mijn speelsters ontging het incident totaal. Ik zag Sophie, Julia en Klaartje druk in gesprek. Ze kennen elkaar al vanaf de kleuterschool. Maud zwaaide een meisje van de tegenpartij gedag: klasgenootjes. Al die kinderen kennen elkaar. Zo heeft een van Wanders beste vrienden, Ewoud, acht jaar bij Sophie, Klaartje en Julia in de klas gezeten. Dat is autochtoon Amsterdam.”
Henk Spaan (Heerhugowaard, 30 september 1948)
Zie voor nog meer schrijvers van de 30e september ook mijn vorige blog van vandaag.
|