De Nederlandse dichter en schrijver Joost van den Vondel werd geboren op 17 november 1587 in Keulen. Zie ook Zie ook alle tags voor Joost van den Vondel op dit blog.
Aan de beurs van Amsterdam
Doorluchtig koopslot, meesterstuk Van KEIZER, die ons Koopgeluk Aan uw gerief zo dier verplichte, Wat geest heeft uwe naam bedocht? Spruit die van ’t veld, dat Dido kocht, Toen zij haar hof en Koopstad stichtte? Of heeft de Beurs die naam Gebaard, De Beurs, die ’t geld met zorg bewaart? Zo blijf de Zedigheid bevolen: Want schepen brieven, geld en goed, En Beursgeloof is eb en vloed. De Beurs wordt om haar geld bestolen: En wat ’s een geldeloze Beurs? Een koopmans gasthuis vol getreurs. De Beurs heeft ook haar Martelaren. De winst verandert met de wind. D’een mist het geen een ander vindt. ‘T is kunst te winnen en bewaren. Uw wissel draaft vast op en neer. Dat postpaard maakt wel knecht van heer, En Reinout kan het schaars berijden. Het slaat dan voor dan achter uit, En van ter zijde; en wordt gestuit Met smert; dies pas zijn hoef te mijden. Verzekert gij het zeegevaar; Wat borg zal uw verzekeraar Verzeekren van uw scha te boeten, Daar ’t grimmelt van onzekerheên? De terling geeft u zes, of een … Wie weet wat kans u zal gemoeten? Daar nu de zuil ’t gewelfsel stut, Dook eertijds, in zijn rieten hut De visser, die met list van fuiken De gauwste Amstelvis bedroog Daar Koopliên, onder uwe boog, Nu zon, nu regenbui ontduiken. Mistrouw dan vrij uw Koopfortuin. Carthago leit bestulpt met puin, En waar is Tyrus? waar de muren Van Sidon, en zijn koopmansstraat? Het Beursgeluk dat komt, en gaat. ‘T geluk kan zelden steen verduren.
Laat zestig winters P.C. Hooft begroet zijn vriend Vos(sius) door woorden van Vondel te citeren:
'laat zestig winters vrij dat Vossenhoofd besneeuwen, nog grijzer is het brein, dan 't grijze haar op 't hoofd, dat brein draagt heugnis van meer dan vijftig eeuwen, en al haar de wetenschap, in boeken afgesloofd, Sandrart, beschans hem niet met boeken of met blaêren, al wat in boeken steekt, is in dat hoofd gevaren.'
Joost van den Vondel (17 november 1587 – 5 februari 1679) Borstbeeld in Apeldoorn
De Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk (pseudoniem van Guido Beelaert) werd geboren in Eeklo op 17 november 1951. Zie ook alle tags voor Guido van Heulendonk op dit blog.
Uit: Niemand uit België
“Dat is in orde 'Dat is in orde, meneer Blancke, u heeft dat zeer goed begrepen.' Blancke zei dank u, kwam overeind uit het formicastoeltje en verliet het bureau van professor Koornhert. In de gang snelde Zeger Boon, de eerste van het rijtje studenten dat op hun beurt zat te wachten, hem tegemoet. 'En?' 'Hastings,' zei Blancke. 'Jezus,' zei Boon. Het klonk als een rijmpje — spontaan bedacht, en net ernaast, zoals vaker in zijn liedjes. Goed/roes. Hou van jou/heb het koud. 'Hastings, Jezus.' Het coupletje nog een keer herhalend keerde Boon zich naar de deur, zijn blik op de zoemer gevestigd waarmee Koornhert hem naar binnen zou sommeren, en trok zijn stropdas wat strakker aan. De vleugel van een min of meer witte hemdsboord floepte omhoog, als een vlagje waarmee hij alvast om een staakt-het-vuren vroeg. Blancke duwde alles weer in de juiste plooi. 'Geen paniek,' zei hij, 'hij vraagt nooit tweemaal hetzelfde.' 'Ik panikeer niet,' zei Boon, zweet parelend op zijn bovenlip. Hij leek een andere persoon, totaal niet te vereenzelvigen met de rebel die Blancke tijdens het jaar aan het werk had gezien. De zoemer ging, als een nijdige hommel, en joeg de laatste kleur uit Boons wangen. 'Hastings,' zei hij nog eens. Blancke gaf hem een bemoedigende tik tegen de schouder, opende de deur voor hem en toen ze weer dichtklapte, bleef hij achter in een mengeling van shag- en zweetaroma's.”
Guido van Heulendonk (Eeklo, 17 november 1951)
De Franse schrijver Pierre Véry werd op 17 november 1900 in Bellon geboren. Zie ook alle tags voor Pierre Véry op dit blog enook mijn blog van 17 november 2009.
Uit: Les Disparus de Saint-Agil
« — Et voilà! déclara le voyageur. — Voilà, quoi? — Voilà! J'ai exécuté le programme. J'ai fait tout ça! — A propos! s'exclama Lepicq. Nous diras-tu pourquoi tu t'es enfui de Saint-Agit sans me prévenir, en m'y lais-sant seul? Tu n'avais pas l'excuse de t'être vu enlevé et séquestré, toi... — Well! C'est tout simple. Je croyais que notre ami le romancier avait réellement gagné les Etats. Je me suis dit: « Il n'a envoyé qu'une carte postale. Well! moi aussi, je ferai! Je prendrai ma revenge. » Et j'ai fait! J'ai expédié le câble! Aussi laconique, mais encore plus américain! Ainsi, cher vieux Lepicq, toutes tes déductions sur ma dis-parition étaient fausses. Et dis-moi, à présent: qu'as-tu fait depuis? — Suivi ma voie, moi aussi! Je suis avocat et détective. L'aventure de Martin squelette aura été ma première affaire! — Détective! Wonderful! L'Agence Pinkerton... Le Jules Huret... vous vous rappelez? Un damné vieux farceur, ce Jules Huret. Et comment va le business? — Heu!... fit Lepicq. Par ces temps de crise... — Une question, dit le romancier. — Je t'en prie. — D'où diable t'est venue l'idée de déterrer, la semaine dernière, la classe que nous avions enterrée en 1914? — Justement... commença Lepicq avec vivacité. Mais il n'acheva pas sa phrase. — Le culte du souvenir? — Pas précisément... Un peu embarrassé, l'avocat hésitait. Il se décida: — Je voulais retrouver les noms des anciens condisci-ples, que j'avais à peu près tous oubliés — à l'exception des vôtres, naturellement. Après ce tourbillon de la guerre qui avait séparé tant d'êtres... Je ne savais même pas si tu étais encore vivant, vieux romancier! Mon intention était de me livrer à des recherches concernant certains de nos camarades de jadis. Quelques-uns pouvaient avoir fait brillamment leur chemin et être en état de me confier une affaire, par exemple… — Je comprends! Mais pourquoi ne pas aller deman-der directement ces renseignements à l'actuel directeur de Saint-Agit? Tu sais que c'est Mirambeau. Enfin... celui que j'appelle Mirambeau dans mon roman. L'OEuf, quoi! L'ani-mal a fait toute la guerre sans une égratignure. Et tu l'aimais bien... — Précisément... Je l'ai vu, d'ailleurs, et c'est lui qui m'a dit que je te trouverais ici... Seulement... je ne l'ai vu qu'après avoir déterré la classe... Avant, cela m'aurait gêné.. »
Pierre Véry (17 november 1900 - 12 oktober 1960)
De Britse schrijver journalist en polemist Auberon Alexander Waugh werd geboren op 17 november 1939 in Dulverton, Somerset. Zie alle tags voor Auberon Waugh op dit blog.
Uit: Will This Do? An Autobiography
"She hoped that publication of the fuller version, in book form, might undo some of the damage, but never lived to see it. She was not convinced by my arguments, that the diaries were thoroughly enjoyable and interesting and worth publishing. Like many of the upper class, she had a hatred for publicity, but also a passion for selling things. Any crooked timber merchant who came to the door could persuade her to sell him an avenue of mature oak trees at £15 a tree. On this occasion - offered a large sum for her husband’s Diaries - it got the better of her once again, but she was protected from severe criticism by meeting only her family, most of whom were quite pleased by it all. It was the only controversial thing she ever did, apart from marrying Evelyn Waugh thirty-six years earlier. Her politics, in so far as she concerned herself with politics, were those of the populist right. She mistrusted do-goodism, while being profoundly convinced that the working classes were justified in any demands they cared to make. As a woman who had lived all her life in large country mansions, she felt a distinct sympathy for the rumbles of the indigenous urban proletariat against Commonwealth immigration. 'All I mind about these people,’ she explained once, looking out of the window at her acres of parkland, 'is that they come over here and take our jobs.’ She, who had never had a job in her life, felt instinctive sympathy for those who wanted one, perhaps. This may seem a slightly sour picture but I am not sure that her life - in the twenty years of her youth, the twenty-nine years of her marriage, or the seven years of her widowhood - was a particularly happy one. When she decided she was poor, she took to an indescribably nasty sherry-type beverage from Cyprus. Only she and one of her sisters were able to drink it. I think it may have contained some toxic substance as it destroyed her sense of balance, while Gabriel, her sister, was similarly affected. During Lent, when she restricted herself to one glass a day, she found a receptacle which others might have identified as an exceptionally large flower vase. But it saw her through."
Auberon Waugh (17 november 1939 -16 januari 2001) Cover
De Israëlische dichteres en schrijfster Dahlia Ravikovitch werd geboren op 17 november 1936 in een voorstad van Tel Aviv. Zie ook alle tags voor Dahlia Ravikovitch op dit blog.
Finally I’m Talking
Yona, shalom, this time I’m the one who’s talking and you won’t interrupt anymore. Now, God help us, you’re in the ranks of the holy and pure. Who would’ve believed you’d come to this, that you’d finally calm down. And what a riot you stirred up when you took your leave, each man suddenly at his brother’s throat. Hitting, spitting, and instead of you, they hung on the wall two drawings, that’s all, to help us recall. And they called you holy and their faces grew pale, and they called you defiled and oh how they sighed, and they cried Holy Holy, whore whore, and lots...
Vertaald door Chana Bloch en Ariel Bloch
An Unsatisfactory Answer to The Question
What do you think of the murder of the Prime Minister? Yes, what do you think of the murder of the Prime Minister? And what do you feel? Are you in shock or depressed? A question was asked. And do you stutter or are you unsure of what will happen, or do you speak with such bewilderment because of the future or the present— A question was asked. And perhaps you feel stupid or without a point of view? Answer. And I reply: All that you say is right and you are a dear person. And I want to add one more thing: The Prime minister died a happy man. Peace to the dust of the Prime Minister Husband and father and something more: the son of Red Rosa.
Vertaald door Karen Alkalay-Gut
Dahlia Ravikovitch (17 november 1936 – 21 augustus 2005) Cover
De Amerikaanse schrijfster, uitgeefster en politiek activiste Rebecca Walker werd geboren op 17 november 1969 in Jackson, Mississippi. Zie ook alle tags voor Rebecca Walker op dit blog.
Uit: Becoming the Third Wave
“The backlash against U.S. women is real. As the misconception of equality between the sexes becomes more ubiquitous, so does the attempt to restrict the boundaries of women’s personal and political power. Thomas’ confirmation, the ultimate rally of support for the male paradigm of harassment, sends a clear message to women: “Shut up! Even if you speak, we will not listen.” I will not be silenced. I acknowledge the fact that we live under siege. I intend to fight back. I have uncovered and unleashed more repressed anger than I thought possible. For the umpteenth time in my 22 years, I have been radicalized, politicized, shaker) awake. I have come to voice again, and this time my voice is not conciliatory. The night after Thomas’s confirmation I ask the man I am intimate with what he thinks of the whole mess. His concern is primarily with Thomas’ propensity to demolish civil rights and opportunities for people of color. I launch into a tirade. “When will progressive black men prioritize my rights and well-being? When will they stop talking so damn much about ‘the race’ as if it revolved exclusively around them?” He tells me I wear my emotions on my sleeve. I scream “I need to know, are you with me or are you going to help them try to destroy me?” A week later I am on a train to New York. A beautiful mother and daughter, both wearing green outfits, sit across the aisle from me. The little girl has tightly plaited braids. Her brown skin is glowing and smooth, her eyes bright as she chatters happily while looking out the window. Two men get on the train and sit directly behind me, shaking my seat as they thud into place. I bury myself in The Sound and the Fu7y. Loudly they begin to talk about women. “Man, I fucked that bitch all night and then I never called her again.” “Man, there’s lots of girlies over there, you know that ho, live over there by Tyrone’, Well, I snatched that shit up.” The mother moves closer to her now quiet daughter. Looking at her small back I can see that she is listening to the men. I am thinking of how I can transform the situation, of all the people in the car whose silence makes us complicit.”
Rebecca Walker (Jackson, 17 november 1969)
De Amerikaanse schrijver Christopher Paolini werd geboren in Los Angeles County, California, op 17 november 1983. Zie ook alle tags voor Christopher Paolini op dit blog.
Uit: Erfenis (Vertaald door J. Meerman, F. Cnossen, E. van Rijsewijk en G. Beelen)
“In den beginne waren er draken: trots, fel en onafhankelijk. Hun schubben leken op edelstenen, en iedereen die ernaar keek, werd door wanhoop gegrepen, want hun schoonheid was groot en angstaanjagend. En ongetelde eeuwen lang bewoonden ze als enigen het land Alagaësia. Toen schiep de god Helzvog de stoere en geharde dwergen uit het steen van de Hadaracwoestijn. En deze twee volkeren vochten menige oorlog. Daarna zeilden de elfen over de zilveren zee naar Alagaësia. Ook zij streden tegen de draken. Maar de elfen waren sterker dan de dwergen en zouden de draken hebben uitgeroeid, zoals ook de draken de elfen hadden kunnen uitroeien. Daarom kwam tussen de draken en de elfen een wapenstilstand en verdrag tot stand. In het kader van dit bondgenootschap schiepen ze de Drakenrijders, die in Alagaësia duizenden jaren lang de vrede handhaafden. Ook de mensen voeren naar Alagaësia. Evenals de gehoornde Urgals. En de Ra'zac, die de jagers van het donker en de eters van mensenvlees zijn. En de mensen sloten zich bij het pact met de draken aan. Toen stond de jonge Drakenrijder Galbatorix tegen zijn eigen soort op. Hij maakte de zwarte draak Shruikan tot slaaf en haalde dertien andere Rijders over om hem te volgen. Die dertien heetten de Meinedigen. Galbatorix en de Meinedigen roeiden de Rijders uit, legden hun stad op het eiland Vroengard in de as en doodden elke draak die niet de hunne was. Er waren toen nog drie eieren over: het ene rood, het andere blauw en het derde groen. En uit elke draak bij wie dat kon, haalden ze het hart van harten — het eldunarf — dat de macht en de geest van een draak bevat, los van hun lichaam.”
Christopher Paolini (Los Angeles County, 17 november 1983) Cover
De Canadese dichter Archibald Lampman werd geboren op 17 november 1861 in Morpeth, Ontario. Zie ook alle tags voor Archibald Lampman op dit blog.
A Thunderstorm
A moment the wild swallows like a flight Of withered gust-caught leaves, serenely high, Toss in the windrack up the muttering sky. The leaves hang still. Above the weird twilight, The hurrying centres of the storm unite And spreading with huge trunk and rolling fringe, Each wheeled upon its own tremendous hinge, Tower darkening on. And now from heaven's height, With the long roar of elm-trees swept and swayed, And pelted waters, on the vanished plain Plunges the blast. Behind the wild white flash That splits abroad the pealing thunder-crash, Over bleared fields and gardens disarrayed, Column on column comes the drenching rain.
Winter-Thought
The wind-swayed daisies, that on every side Throng the wide fields in whispering companies, Serene and gently smiling like the eyes Of tender children long beatified, The delicate thought-wrapped buttercups that glide Like sparks of fire above the wavering grass, And swing and toss with all the airs that pass, Yet seem so peaceful, so preoccupied;
These are the emblems of pure pleasures flown, I scarce can think of pleasure without these. Even to dream of them is to disown The cold forlorn midwinter reveries, Lulled with the perfume of old hopes new-blown, No longer dreams, but dear realities.
Archibald Lampman (17 november 1861 – 10 februari 1899)
De Duitse dichter en schrijver Max Barthel werd geboren in Dresden-Loschwitz op 17 november 1893. Zie ook alle tags voor Max Barthel op dit blog en ook mijn blog van 17 november 2010.
Uit:Aufstieg der Begabten
“Der Himmel scheint in einer kleinen Stadt der Erde viel näher zu sein als in Berlin, und wenn diese kleine Stadt in der Nähe des Bodensees liegt, kommt der Himmel an den schönen Sommertagen bis auf die Erde und berührt die Wälder, Hügel und Wiesen, glüht in den Blumen und leuchtet im nahen See und in den fernen, wildgezackten Bergen der Schweiz. Das Leben geht seinen gelassenen Gang, und auch der Briefträger Hull in jener kleinen Stadt ging seinen gelassenen Gang. Jeden Tag wanderte er durch die Straßen, ein Bote des Schicksals, und verteilte Licht und Schatten, Freude und Leid. Hull war ein stolzer Mann, er kannte die Welt und hatte viele Freunde, aber sein größter Stolz war seine Tochter Marianne. Sie war schön und in ihrer strahlenden Gesundheit wie eine kleine Madonna anzusehen. Hull war ein stolzer Träumer. Seine Frau war gestorben, aber sie schien in ewiger Jugend in ihrer Tochter auferstanden zu sein. In seinen früheren Jahren hatte Hull als Matrose die Meere befahren und viele Andenken von seinen Reisen mitgebracht. Und wenn der Vater von den fremden Ländern erzählte, da war es, als ob die Stube gläserne Wände hätte. Die Lackarbeiten, die Holzschnitzereien und Matten belebten sich und waren mehr als Kulisse schöner Berichte. Die schwäbische Sommersonne erfüllte das Zimmer und rückte Amerika, Australien und Asien in ihre Glut. Und wenn der Vater als Bote des Schicksals seine Post verteilte, stand Marianne bei den fremden Gegenständen und hörte die Stimmen fremder Länder und Meere. Ihre Kinderseele war aufrührerisch, ihre kleinen Gedanken jagten in die Welt und suchten das Abenteuer. Vor allen schönen Dingen liebte sie einen kleinen chinesischen Gott, sie nannte ihn: Herr Du. Der Vater, der die Liebe des Kindes sah, schenkte ihr den steinernen Götzen. Damals war sie dreizehn Jahre alt. Die Puppen liebte sie nicht mehr, sie trieb sich mit den Jungens im nahen Wald und manchmal auch am See herum, sie konnte schwimmen, laufen und klettern wie ein Junge. Ihre blonden Haare flogen um das erhitzte Gesicht wie eine Flamme.“
Max Barthel (17 november 1893 – 28 juni 1975) Cover
Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 17 november 2008, mijn blog van 17 november 2007 en ook mijn blog van 17 november 2006.
|