De Engelse dichter en schrijver Roy Fuller werd geboren op 11 februari 1912 Failsworth in Lancashire. Zie ook mijn blog van 11 februari 2009.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
The Barber
Reading the shorthand on a barber's sheet
In a warm and chromium basement in Cannon Street
I discovered again the message of the city,
That without power there is no place for pity.
The barber with a flat and scented hand
Moved the dummy's head in its collar band.
'What will you do with the discarded hair? '
The mirror showed a John the Baptist's face,
Detached and sideways. 'Can you tell me how, '
It said, 'I may recover grace?
'Make me a merchant, make me a manager.'
His scissors mournfully declined the task.
'Will you do nothing that I ask? '
'It is no use, ' he said, 'I cannot speak
To you as one in a similar position.
For me you are the stern employer,
Of wealth the accumulator.
I must ignore your singular disposition.'
He brushed my shoulders and under his practised touch
I knew his words were only a deceit.
'You spoke to me according to the rules
Laid down for dealing with madmen and with fools.'
'I do my best, ' he said, 'my best is sufficient.
If I have offended it is because
I never formulate the ideal action
Which depends on observation.'
'And do you never observe and never feel
Regret at the destruction of wealth by war?
Do you never sharpen your razor on your heel
And draw it across selected throats? '
He smiled and turned away to the row of coats.
'This is your mackintosh, ' he said, 'you had no hat.
Turn left for the station and remember the barber.
There is just time enough for that.'
Roy Fuller (11 februari 1912 27 september 1991)
De Franse schrijfster Rachilde werd geboren als Marguerite Vallette-Eymery in Périgueux op 11 februari 1860. Zie ook mijn blog van 11 februari 2009.
Uit: La Tour d'amour
Je crois, mon fils, que cest un beau jour.
Il parlait tellement son langage, ce vieux loup des tombes!
On sortit sur lesplanade, tenant un bout du filin passé à lintérieur de la salle basse dans un solide anneau. Malgré la précaution, on fut presque culbuté lun sur lautre.
La mer délirante, bavait, crachait, se roulait devant le phare en se montrant toute nue jusquaux entrailles. La gueuse senflait dabord comme un ventre, puis se creusait, saplatissait, souvrait, écartant ses cuisses vertes; et, à la lueur de la lanterne, on apercevait des choses qui donnaient envie de détourner les yeux. Mais elle recommençait, séchevelant, toute en convulsion damour ou de folie. Elle savait bien que ceux qui la regardaient lui appartenaient. On demeurait en famille nest-ce pas?
Des clameurs pitoyables sentendaient du côté de la Baleine, plaintes quon aurait dites humaines et qui, pourtant, ne contenaient que du vent. Ce nétait pas encore lheure de mourir. Lhorizon demeurait noir, dun noir de bitume fondu. [...] Ce serait le moment pénible pour nous, car les pauvres navires filent de ce temps-là, sans soccuper des éclipses prédites.
Rachilde (11 februari 1860 4 april 1953)
De Duitse dichteres Karoline von Günderrode werd geboren op 11 februari 1780 in Karlsruhe. Zie ook mijn blog van 11 februari 2007 en ook mijn blog van 11 februari 2008 en ook mijn blog van 11 februari 2009.
Eine persische Erzählung Rasend am Altar des Feuers Ormuzd Priester war geworden; Aber als der Morgen helle Gülden aus dem Osten blickte, Kehrte Ruh in seine Seele. Laut rief er dem Opferknaben: »Siehe wie der Morgen pranget. Licht hat endlich obgesieget, Siegend werden nie zur Erde Wieder sich die Schatten senken.« Trost erfüllet sprachs der Alte, Kniete nieder am Altare, Betend auf zum Gott des Lichtes Preißend ihn, des frohen Sieges, Angethan in hellen Kleidern Zwölf der Stunden täglich feiern. Aber als die Zwölf im Weste Trübe sich begunt zu färben, Leis verglomm im Abendstrahle, Ormuzd Priester ward da stille, Sorgend blickt er auf zum Himmel Forschend was die Zeit gebähre. - Dunkel kam heran geschritten, Zagend streift es, blaß und ängstlich, Muthig ward's dann, dehnt sich mächtig, Wuchs und deckt mit Riesengliedern Siegreich bald die niedren Thäler, Reiht sich um den Stern des Tages, Drängt ihn hastig hin zum Weste. - Ormuzd Priester rief der Sonne, Tapfer sich im Kampf zu zeigen, Heftig rief er, Wahnsinn betend. Aber das Gestirn des Lichtes Bettet sich im Weste stille. Rasend, zitternd, sah's der Alte Raffte sich empor vom Boden Eilte nach dem nahen Meere. - Glänzend aus der Fluthen Spiegel Luna kam heraufgeschritten; Feucht ihr Haar, vom Meer noch träuflend, Thaubeglänzt ihre Wange, Blickte sie zur Erde nieder. Da ergrimmte Ormuzd Priester, Nahm den Bogen, nahm die Pfeile, Eilte zu des Felsen Gipfel, Achtet nicht der schroffen Höhe, Drunten nicht des Meeres Brausen, Nimmt der Pfeile schärfsten, zielet Hoch zum Mond, dem Herz der Nächte; Schwirrend reißt ihn da die Senne Seines Bogens hin zur Tiefe, Sterbend büßt er sein Erkühnen. - Mitleidsvoll ihm Mitra lächlet; Aber gütig nimmt das Dunkel Auf in seinem heil'gen Schooße Freundlich den verirrten Kranken, Daß im Arm der Mitternächte Schweren Wahnsinns er genese.
Karoline von Günderrode (11 februari 1780 - 26 juli 1806)
De Zuidafrikaanse-Nederlandse schrijver Johannes van Melle werd op 11 februari 1887 in Goes. Zie ook mijn blog van 11 februari 2007 en ook mijn blog van 11 februari 2009.
Uit: Bart Nel, de opstandeling
De laagte stond vol koren, nog groen maar reeds in de aar. Als soms een enkele maal een windje opstond en over de laagte streek, gleed over de akkers een zilveren glinstering, zacht en weelderig als alles in de natuur. Het huis stond aan de kant van de laagte, aan de Noorderkant met de achterzij naar de korenvelden en de voorzij uitkijkend naar het Noorden, naar de Rooirand, waarheen het veld langzaam opliep tot het opeens steiler werd en tot een dertig of veertig meter hoge rand opklom, een rand van bruingeroeste blauwijzerklip, die een bijna rechte lijn op de lucht tekende; daarop keek je vanuit de zitkamer. Maar vanuit de keuken keek je over de korenlanden en verder over het veld naar de Witrand, een rand van zandsteen, waar de regen de grond tussen de rotsen had weggespoeld en grillige klipstapelingen waren blijven staan, zodat de rand met een grillig getande kam tegen de blauwe lucht afstak. Op die rand waren de overblijfsels van oude kafferdorpen en daarvan had de plaats Kafferkraal1) zijn naam gekregen.
Kafferkraal strekte van het midden van de Witrand tot het hoogste deel van de Rooirand, een uur te paard ver. Zo was Kafferkraal vierkant, een uur te paard lang en een uur te paard breed, rond vierduizend Hektare groot.
In het Westen was zoals gezegd de Kortrand, zodat het dal, waarin Bart Nel en de Vermaken en de Le Roux's woonden, aan drie zijden ingesloten was; alleen naar het Oosten was het uitzicht vrij en zag je de lage, brede heuvels achter elkaar wegkruipen als de ruggen van een kudde rundvee tot waar de einder tegen het bleekblauwe van de lucht aanlag.
Johannes van Melle (10 februari 1887 8 november 1953)
|