Herinnering aan Toon Hermansxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het is vandaag precies 10 jaar geleden dat de Nederlandse cabaretier, zanger, kunstschilder en dichter Toon Hermans is overleden. Veel van zijn kleine gedichten (door hem versjes genoemd) zitten in het collectief geheugen en staan op wandtegeltjes. Ter herinnering hier een minder bekend gedicht.
Verzinnen
Ik heb in de zomer bomen verzonnen
van goud met zilveren belletjes
en kronen op hun kruin met diamanten
die schitterden in de zon.
In de winter heb ik prachtige paarden gemaakt
van vers gevallen sneeuw
en zij draafden over de bergtoppen
en dansten in het dal met wapperende sneeuwmanen
en zwierige staartguirlandes.
Ik heb in de herfst vuur aangestoken
in vlammend vermiljoen blad -
en zilveren regens joeg ik over het platteland -
en de zotte pijpenstelen
braken in goddelijke gruzelementen
en rolden door polders en winkelstraten
en in de lente heb ik licht opgericht
van het lichtblauw van kinderogen -
zó helder... zó nieuw -
dat iets zo nieuw kon zijn
heb ik nooit geweten
en tòch bleef de leegte...
omdat ik haar niet verzinnen kon.
Toon Hermans (17 december 1916 - 22 april 2000)
De Russisch-Amerikaanse schrijver Vladimir Vladimirovic Nabokov werd geboren in St. Petersburg, op 22 april 1899. Zie ook mijn blog van 22 april 2007 en ook mijn blog van 22 april 2008 en ook mijn blog van 22 april 2009.
Uit: Vintage Nabokov
The Return Of Chorb
The Kellers left the opera house at a late hour. In that pacific German city, where the very air seemed a little lusterless and where a transverse row of ripples had kept shading gently the reflected cathedral for well over seven centuries, Wagner was a leisurely affair presented with relish so as to overgorge one with music. After the opera Keller took his wife to a smart nightclub renowned for its white wine. It was past one in the morning when their car, flippantly lit on the inside, sped through lifeless streets to deposit them at the iron wicket of their small but dignified private house. Keller, a thickset old German, closely resembling Oom Paul Kruger, was the first to step down on the sidewalk, across which the loopy shadows of leaves stirred in the streetlamp's gray glimmer. For an instant his starched shirtfront and the droplets of bugles trimming his wife's dress caught the light as she disengaged a stout leg and climbed out of the car in her turn. The maid met them in the vestibule and, still carried by the momentum of the news, told them in a frightened whisper about Chorb's having called. Frau Keller's chubby face, whose everlasting freshness somehow agreed with her Russian merchant-class parentage, quivered and reddened with agitation.
"He said she was ill?"
The maid whispered still faster. Keller stroked his gray brush of hair with his fat palm, and an old man's frown overcast his large, somewhat simian face, with its long upper lip and deep furrows.
"I simply refuse to wait till tomorrow," muttered Frau Keller, shaking her head as she gyrated heavily on one spot, trying to catch the end of the veil that covered her auburn wig. "We'll go there at once. Oh dear, oh dear! No wonder there's been no letters for quite a month."
Keller punched his gibus open and said in his precise, slightly guttural Russian: "The man is insane. How dare he, if she's ill, take her a second time to that vile hotel?"
Vladimir Nabokov (22 april 1899 - 2 juli 1977)
De Nederlandse schrijver Jan de Hartog werd geboren in Haarlem op 22 april 1914. Zie ook mijn blog van 22 april 2007 en ook mijn blog van 22 april 2008 en ook mijn blog van 22 april 2009.
Uit: De oorlog van het lam
Toen het Duitse leger Westerdam binnentrok, in mei 1940, stond een blond meisje van een jaar of zestien met een fiets onder de toeschouwers op de markt.
De legertros bestond uit tanks, transportvoertuigen en kanonnen; hij reed de markt op met een oorverdovend lawaai van ratelende rupsbanden en ronkende motoren. Een aantal toeschouwers wendde zich af en liep weg, sommige met tranen in de ogen, maar het meisje bleef kijken. De kudde stalen monsters stelde zich op voor het raadhuis. Het ronken van de motoren hield op, het getinkel van het carillon van de hervormde kerk werd hoorbaar. Toen hield het carillon ook op; de soldaten die uit de tanks en de transportvoertuigen te voorschijn waren gekomen stonden in het gelid voor hun machines. In een stilte die dieper werd door het zoeven van een vlucht duiven werd de Nederlandse driekleur op het raadhuis omlaag gehaald, en een rode vlag met een hakenkruis ervoor in de plaats gehesen.
Dat was het ogenblik waarop het blonde meisje haar fiets uitdagend langs de stramme soldaten duwde naar een bloemenverkoopster op de hoek van de markt. Goeiemiddag, zei ze, luid. Prachtige dag, hè?
De oude vrouw op haar krukje achter de bloemen keek met betraande ogen naar het meisje op en zei: Nee, juffrouw, 't is helemaal, geen prachtige dag. Zij snoot haar neus; achter de rug van het meisje bevestigden twee soldaten een bord aan een lantaarnpaal dat naar het raadhuis wees, met het opschrift kommandantur.
Jan de Hartog (22 april 1914 22 september 2002)
Hier met Adriaan Viruly (r) in 1975
De Vlaamse dichter en essayist Jos de Haes werd geboren in Leuven op 22 april 1920. Zie ook mijn blog van 22 april 2007 en ook mijn blog van 22 april 2008 en ook mijn blog van 22 april 2009.
Schrijven
voor M.B.
Bloed verdunnen, weefsels schiften,
lijm bereiden uit de vis,
door een stalen wanne ziften
korreling van dode driften,
't spinselvocht der ergernis
stolt erover tot vernis.
In die glaslaag over asse
dat de vingernagel krasse,
dat hij als een sprinkhaan kriepe,
doende alsof een vogel zong.
Dat de boosheid zich verdiepe:
schrijven met des vogels tong.
Delphi
I
Navel der aarde Gods. Wij zitten
en horen sperwers water drinken.
Dat is alsof metalen klinken
en smelten in een blauwe hitte.
Een slang, een goddelijke schaamte,
schuift over schilferende muren,
of ligt te blijven en te duren
bij kleibaksels en geraamten.
De droge tepels der kamille
verpulveren tussen onze lippen.
Het laatst zal ons de smaak ontglippen
uit de verzadigde papillen.
En dan, uw linker in mijn rechter,
twee laatste stofveredelingen,
zijn wij zelf eetbare dingen
in Gods vuurvaste trechter.
Jos de Haes (22 april 1920 1 maart 1974)
De Indiase schrijver Chetan Bhagat werd geboren op 22 april 1974 in New Dehli. Zie ook mijn blog van 22 april 2009.
Uit: Two States
Why am I referred here? I dont have a problem, I said. She didnt react. Just gestured that I remove my shoes and take the couch. She had an office like any other doctors, minus the smells and cold, dangerous instruments. She waited for me to talk more. I hesitated and spoke again. Im sure people come here with big, insurmountable problems. Girlfriends dump their boyfriends everyday. Hardly the reason to see a shrink, right? What am I, a psycho? No, I am the psycho. Psychotherapist to be precise. If you dont mind, I prefer that to shrink, she said. Sorry, I said. Its OK, she said and reclined on her chair. No more than thirty, she seemed young for a shrink, sorry, psychotherapist. Certificates from top US universities adorned the walls like tiger heads in a hunters home. Yes, another South Indian had conquered the world of academics. Dr. Neeta Iyer, Valedictorian, Vassar College. I charge five hundred rupees per hour, she said. Stare at the walls or talk. Im cool either way. I had spent twelve minutes, or a hundred bucks, without getting anywhere. I wondered if she would accept a partial payment and let me leave.
Chetan Bhagat (New Dehli, 22 april 1974)
De Zwitstserse schrijver en musicus Peter Weber werd geboren op 22 april 1968 in Wattwil / Toggenburg. Zie ook mijn blog van 22 april 2009.
Uit: Der Wettermacher
"Ich blieb allein im Tal zurück, schlug mich in die Wälder. Ich verfiel der unsäglichen Churfirstensucht, bald hielt ich es keine fünf Minuten mehr aus, ohne die Churfirsten vor Augen zu haben. Der Blick talaufwärts, meine Lieben, ist der einzigmögliche Blick im Lande Toggenburg. Ich betete die Churfirsten an, stieg himmelwärts, errichtete Kalktempel, Kalkaltare, siedelte mich am Fusse des Frümsels und des Brisis an, bewegte mich nur noch auf Magerwiesen, wohnte in Höhlen, ernährte mich von Datteln, Kokosnüssen, Sauerampfern und Beeren, die auf den alpinen Urwiesen massenhaft gediehen, schlief zwischen Kühen und Kamelen, war Bindeglied zwischen jener Welt unterhalb der Nebel- oder Schamwaldgrenze, in der du gespurt hattest, und jener unsäglichen Welt darüber, in der ich barfuss gehen konnte. Mein Vater kommt aus Unterwasser, mein Bruder tauchte unter, meine Mutter kommt aus Berlin."
Peter Weber (Wattwil, 22 april 1968)
De Duitse schrijver, musicus en schilder Thommie Bayer werd geboren op 22 april 1953 in Esslingen am Neckar. Zie ook ook mijn blog van 22 april 2009.
Uit: Fallers große Liebe
Als ich am Morgen den Laden aufschloss, fühlte ich mich wie nach einer langen Reise, aber es war nur eine kurze Nacht, die hinter mir lag. Mich empfing der liebenswürdige Mief gebrauchter Bücher,
die stolz, geknickt oder gleichgültig auf ein zweites Leben warteten. Die wollten was von mir. Ich sollte für sie da sein. Mir war ein wenig übel und schwindlig, aber das würde sich geben. Ich musste dazu nur die Brille absetzen, das unterwegs gekaufte Sandwich essen und ein bisschen Luft hereinlassen.
Es gibt Tage, da sollte man nicht vor die Tür gehen, nicht mit der S-Bahn fahren, sich nicht vom eigenen Spiegelbild in Schaufenstern erwischen lassen und vor allem nicht mit einer neuen Brille experimentieren: Nieselregen verwandelt das Sommerjackett in einen Lappen, mürrische Lehrlinge mit blondierten Haarspitzen drängen einem unschöne Musik auf, die blechern aus ihren Handys gellt, sondern grelle Gerüche ab und glotzen wie Fische durchs Glas des Aquariums unverständig in die ihnen offenbar rätselhafte Welt; im Fenster der Dessous-Boutique sah ich aus wie ein nur zufällig noch nicht ergrauter Sechzigjähriger, und das auch noch verzerrt, weil mein Gehirn noch nicht mit den stärkeren Brillengläsern zurechtkam, an die ich mich erst noch gewöhnen musste.
Mit der S-Bahn war ich gefahren, weil ich nicht zu Hause übernachtet hatte, sondern bei einer Frau, mit der mich wohl nicht mehr verband als der Wille, sich einander schönzureden, um dem Abend unter allen Umständen ein Quantum an Zärtlichkeit abzutrotzen sie wohnte auf dem Land, und ich musste zur Arbeit in die Stadt. Ich war nicht sechzig, sondern vierunddreißig und nicht mehr weit entfernt von der Erkenntnis, dass ich ohne höhere Berufung oder verborgene Größe durchs Leben ging, dem Eingeständnis, dass ich nichts Besonderes war, trotz meines leidlichen IQ und umgänglichen Wesens, ich war nur, was die meisten sind: irgendwie am Leben, ohne Hunger, ohne Not und ohne Ziel. Aber noch war es nicht so weit, noch hielt ich mich für ein Unikat, nur eben eines mit nicht allzu viel Fortüne.
Thommie Bayer (Esslingen am Neckar, 22 april 1953)
Zie voor nog meer schrijvers van de 22e april ook mijn vorige blog van vandaag.
|