Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
27-12-2008
Markus Werner, Malin Schwerdtfeger, Mariella Mehr, Mirza Ghalib, Carl Zuckmayer, Charles Olson
Wir leben ein paar Augenblicke und tun so rasend wichtig. Der eine braucht den Ausdruck »Schwerpunktthema«, der andre spricht von »musikalischer Umrahmung«, der dritte sagt: »Anforderungsprofil«, und solche Wörter tönen so, als würden die, die sie verwenden, ewig leben, und ich kann nicht begreifen, warum der Mund kein Schamteil ist. Wir leben ein paar Augenblicke und achten doch auf Bügelfalten, und ist ein weiches Ei zu hart, macht man Theater. Hier fehlt ein Komma! sagen wir. Und der Hürlimann nicht endlich seine Büsche stutzt! Ich steh auf Kümmel. Nicht mein Typ. Naturschwamm oder Kunststoffschwamm? Sie werden mich noch kennen lernen. Ich ziehe Schritte in Erwägung, da man beim Schweizer Radio die vierte Strophe der Jodellieder meistens abklemmt. Du, ist der Meier schwul, er trägt ein selbst gestricktes Rosa-Westchen. Wir leben ein paar Augenblicke und sind so falsch, so schwatzhaft, so himmelschreiend oberflächlich und tun die ganze Zeit die Pflicht, die Pflicht und werden dabei schlecht und dumm und grölen in der Freizeit blöd herum und vögeln ruppig. Wir haben den Mut zu nichts und Angst vor allem, wir stehen zeitig auf und tun die Pflicht und schämen uns, wenn wir mal liegen bleiben, und wären froh um eine Grippe. Die Eskapadenfreudigkeit nimmt ab, man denkt schon vor der Sünde an den Katzenjammer, uns fehlt nicht nur die Lust, uns fehlt sogar die Lust zur Lust, schon sie gilt als obszön, nicht aber der Verzicht und nicht die Pflicht und nicht die pausenlose feige Füg- und Folgsamkeit und ihre Folge, die Verblödung. Wir sind so eingeschüchtert, so elend zahm, Umgänglichkeit hat Vorrang; weil alles so komplex ist und so erfreulich relativ, sind wir von vornherein entschuldigt, wenn wir nicht dies, nicht jenes sagen, die Selbstzensur nennt man die gedankliche Behutsamkeit, und Wahrheitsangst heißt Toleranz, und selbst der zitterigste Hampelmann hat noch die Chance, als kompromissbereiter Geist zu gelten. Ist unser Gang entspannt? Er ist es nicht. Wir gehen, wie wir leben, verkrümmt, gedrückt, geknickt und linkisch. Wie wird bei uns getanzt? Getanzt wird nicht bei uns, wir hopsen höchstens. Wo ist ein seliges Gesicht, frei von Verkniffenheit, frei von Verstellung, frei von der Furcht, nicht zu gefallen? Wo bleiben die Belege, die meine Hoffnung nähren könnten, dass alle meine Nachtgedanken nur alkohol- und froschbedingte Hirngespinste sind?
Markus Werner (Eschlikon, 27 december 1944)
De Duitse schrijfsterMalin Schwerdtfeger werd geboren op 27 december 1972 in Bremen. Vanaf 1992 studeerde zij judaïstiek en islamwetenschappen in Berlijn. Vanaf het midden van de jaren negentig publiceert zij al in bloemlezingen en tijdschriiften. Haar eerste boek was de verhalenbundel Leichte Mädchen uit 2000. deze werd zowel door publiek als kritiek goed ontvangen, evenals de daarop volgende roman Café Saratoga uit 2001. De schrijfster woont tegenwoordig in Berlijn.
Uit: Delphi (2004)
»Bis auf unser fünffaches Atmen war es still. Francis lag zwischen Linda und Robbie, auf dem Rücken, die rechte Hand immer noch in Lindas Hand, das Gesicht ihr zugewandt. Linda war sich nicht sicher, ob Francis wach war. Er atmete flacher als Robbie. Sein Gesicht war so nah, dass Linda seinen Atem an ihrer Stirn spüren konnte. Linda schob sich vorsichtig ein paar Millimeter nach oben. Plötzlich war Francis näher, als sie erwartet hatte, und als sich Lindas und Francis Lippen berührten, hörten beide auf zu atmen, und es war, wie Linda gewusst hatte, dass er sein würde, es war, wie Linda sich den Kuss des Antinoos vorgestellte hatte: still und kühl und unendlich.«
Malin Schwerdtfeger (Bremen, 27 december 1972)
De Zwitserse schrijfster Mariella Mehr werd geboren op 27 december 1947 in Zürich. Zij behoort tot het rondtrekkende volk van de Jenische. Zij groeide, onvrijwillig van haar ouders gescheiden, op in zestien kindertehuizen en internaten. Viermaal verbleef zij in een psychiatrische kliniek en 19 maanden in een vrouwengevangenis. Zij publiceert sinds 1975 en zij zet zich in voor outsiders en onderdrukte minderheden. In 1998 kreeg zij een eredoctoraat van de universiteit van Basel. Zij woont tegenwoordig in Toscane.
Werk o.a.: Steinzeit. 1981, Zeus oder der Zwillingston, 1994,Brandzauber., 1998, Im Sternbild des Wolfes. Gedichte, 2003
Uit: Angeklagt (2002)
Ich bin im Zustand der Gnade. Ich töte. Ich bin. Auf diese kurze Formel gebracht, betrachte ich mein Leben als gelungen. Als vollendetes Kunstwerk, dem keine Farbschattierung fehlt und das an allen denkbaren Formen gewachsen ist. Sogar die Farben der Liebe sind darin enthalten, ob Sie es nun glauben oder nicht. Die Liebe spricht man meinesgleichen bekanntlich ab. Zu Unrecht, zu Recht, das hängt davon ab, wie Sie ein Leben betrachten. Lassen Sie sich von meinem jugendlichen Aussehen nicht täuschen. Mein wahres Alter liegt in den Taten. Zählte man sie zusammen, und seien es auch nur die vom Gerichtsschreiber protokollierten, ergäbe das die stattliche Anzahl von einigen hundert Lebensjahren. Als Malik verschwand, hatte ich den längsten Teil meines Lebens hinter mir, die frühen Kindheitsjahre abgerechnet, als ich noch nichts von ihrer Existenz wusste. Malik war der Zählrahmen, an dem ich meine Taten abzählte und die Jahre addierte, für die sie standen. Malik wird wiederkommen. Wird Malik wiederkommen? Eine Glaubensfrage, wie fast alles, was unsereins vorwärts treibt.
Einlassen. Furchtlos. Sagen Sie. Mein Vertrauen gewinnen. Nichts zu verlieren. Wenn Sie wüssten, was ich zu verlieren habe. Eine Geschichte. Meine Geschichte. Mein ganzes Leben. Malik. Überhaupt. Spricht eine Beamtin so mit einer Delinquentin? Malik würde es nicht gerne hören. Also beeilen wir uns. Bringen wir es hinter uns, für welche Variante ich mich auch entscheiden werde. Ihre scheint klar zu sein.
Conditioned to ecstasy, the [artist] is like a gorgeous unknown bird mired in the ashes of thought. If he succeeds in freeing himself, it is to make a sacrificial flight to the sun. His dreams of a regenerate world are but the reverberations of his own fevered pulse beats. He imagines the world will follow him, but in the blue he finds himself alone. Alone but surrounded by his creations; sustained, therefore, to meet the supreme sacrifice. The impossible has been achieved; the duologue of author with Author is consummated. And now forever through the ages the song expands, warming all hearts, penetrating all minds. At the periphery the world is dying away; at the center it glows like a live coal. In the great solar heart of the universe the golden birds are gathered in unison. There it is forever dawn, forever peace, harmony and communion. Man does not look to the sun in vain; he demands light and warmth not for the corpse which he will one day discard but for his inner being. His greatest desire is to burn with ecstasy, to commerge his little flame with the central fire of the universe. If he accords the angels wings so that they may come to him with messages of peace, harmony and radiance from worlds beyond, it is only to nourish his own dreams of flight, to sustain his own belief that he will one day reach beyond himself, and on wings of gold.
One creation matches another; in essence they are all alike. The brotherhood of man consists not in thinking alike, nor in acting alike, but in aspiring to praise creation. The song of creation springs from the ruins of earthly endeavor. The outer man dies away in order to reveal the golden bird which is winging its way toward divinity.
Henry Miller (26 december 1891 7 juni 1980)
De Duitse schrijver Mani Beckmann werd geboren op 26 december 1965 in Alstätte/Westfalen. In de jaren 1983 1986 speelde hij als gitarist in de punk band Brigade Fozzy. In 1986 begon hij in Berlijnte studeren: communicatiewetenschappen en film en televisiewetenschappen. Sinds 1988 werkt hij als freelance journalist en filmcriticus. Beckmann schrijft voornamelijk detectives en historische romans.
Werk: o.a.: Die Kette, 1994, Die Kapelle im Moor, 2002, Teufelsmühle,2006
Uit: Moorteufel(2007)
Es war der Dienstag vor Ostern, ein ungemütlicher, feuchtkalter Frühlingstag im April. Seit den frühen
Morgenstunden war ein feiner, aber steter Nieselregenherniedergegangen und hatte die Wiesen morastig und die sandigen Wege glitschig werden lassen. Der Himmel war düster und wolkenverhangen, und kurz nach Mittag hatte dichter Nebel eingesetzt, der nun wie Rauchschwaden über dem Boden hing und die Sicht zusätzlich behinderte. Die Wacholderheide lag
wie ausgestorben da. Sämtliche Tiere hatten sich verkrochen, keine Biene summte, kein Falter flatterte, und selbst die Frösche am Weiher hatten ihr Quaken eingestellt. Kein Mensch war weit und breit zu sehen, keiner außer mir!
In gebückter Haltung und gestützt auf einen morschen Knüttel machte ich meine Runden um den kleinen Teich, der am Fuße einer hohen und langgestreckten Düne lag und vom Pfad aus nicht zu sehen war. Meine Filzmütze war mittlerweile vom Regen durchnäßt, und der ebenfalls klamme Umhang aus dichtem schwarzen Drillich hielt mich nicht länger davon ab, vor Kälte und Nässe zu zittern. Ich bückte mich und betrachtete mein Spiegelbild auf der Oberfläche des
Wassers. Mein Gesicht war käsebleich, allein die Nase und die leicht abstehenden Ohren waren vor Kälte rot angelaufen.
»Wo bleibt sie nur?« murmelte ich und blickte zum grauen Himmel, als könnte ich die dichten Wolken
durchdringen und am Stand der Sonne erkennen, welche Tageszeit es mittlerweile war.
Quentin Crisp, Alfred Kerr, Carlos Castaneda, Friedrich Wilhelm Weber, Dorothy Wordsworth
Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!
De Engelse schrijver, acteur en homoactivist Quentin Crisp werd geboren als Denis Charles Pratt op 25 december 1908 in Sutton, Surrey. Zie ook mijn blog van 25 december 2006 en ook mijn blog van 25 december 2007.
I WILL MAKE MUSIC
I will make endless musicsyncopated, shrill, sad musicout of English speech. Your ears, to calumny habituated, more euphonic phrasing might not reach.
I will make endless music till the lonely limits of our torment have been told that all may hear and some not only hearken but be heartened and consoled.
I will make endless music. Say not that the worlds ears are waxed or numb, because I will not, dare not, may not, see you suffer, and be dumb.
Quentin Crisp (25 december 1908 21 november 1999)
De Duitse schrijver, journalist en theatercriticus Alfred Kerr werd op 25 december 1867 in Breslau geboren. Zie voor onderstaande schrijversook mijn blog van 25 december 2006.
Freibad
Havelschwäne, grüne Blätter, Menschenbeene, Hundstagswetter. Menschen beiderlei Geschlechts. Ein Gepaddel; ein Geächz.
Selig, wer ans Ufer sockt Und bei seiner Gruppe hockt. Langes Schmoren, langes Sonnen. Manche Neigung hat begonnen.
Triefend singt ein junges Paar: »s war ein Sonntag hell und klar« ... Havelschwäne, grüne Blätter, Menschenbeene, Hundstagswetter.
Alfred Kerr (25 december 1867 - 12 oktober 1948)
De Amerikaans-Peruviaanse schrijverCarlos Castaneda werd geboren op 25 december 1925in São Paulo, Brazilië (volgens hem zelf) of op 25 december 1919 inCajamarca, Peru (volgens zijn immigratiepapieren). Zie ook mijn blog van 25 december 2006.
Uit: Active Side of Infinity
"At the time I met don Juan I was a fairly studious anthropology student, and I wanted to begin my career as a professional anthropologist by publishing as much as possible. I was bent on climbing the academic ladder, and in my calculations, I had determined that the first step was to collect data on the uses of medicinal plants by the Indians of the southwestern United States. I first asked a professor of anthropology who had worked in that area for advice about my project. He was a prominent ethnologist who had published extensively in the late thirties and early forties on the California Indians and the Indians of the Southwest and Sonora, Mexico. He patiently listened to my exposition. My idea was to write a paper, call it "Ethnobotanical Data," and publish it in a journal that dealt exclusively with anthropological issues of the southwestern United States. I proposed to collect medicinal plants, take the samples to the Botanical Garden at UCLA to be properly identified, and then describe why and how the Indians of the Southwest used them. I envisioned collecting thousands of entries. I even envisioned publishing a small encyclopedia on the subject. The professor smiled forgivingly at me. "I don't want to dampen your enthusiasm," he said in a tired voice, "but I can't help commenting negatively on your eagerness. Eagerness is welcome in anthropology, but it must be properly channeled. We are still in the golden age of anthropology. It was my luck to study with Alfred Kroeber and Robert Lowie, two pillars of social science. I haven't betrayed their trust. Anthropology is still the master discipline. Every other discipline should stem fromanthropology. The entire field of history, for example, should be called 'historical anthropology,' and the field of philosophy should be called 'philosophical anthropology.' Man should be the measure of everything. Therefore, anthropology, the study of man, should be the core of every other discipline. Someday, it will."
Carlos Castaneda (25 december 1925 27 april 1998)
Es wächst viel Brot in der Winternacht, Weil unter dem Schnee frisch grünet die Saat; Erst wenn im Lenze die Sonne lacht, Spürst du, was Gutes der Winter tat. Und deucht die Welt dir öd und leer, Und sind die Tage dir rauh und schwer: Sei still und habe des Wandels acht: Es wächst viel Brot in der Winternacht.
Friedrich Wilhelm Weber (25 december 1813 5 april 1894)
De Engelse dichteres en dagboekschrijfster Dorothy Mae Ann Wordsworth werde geboren in Cockermouth, Cumberland, 25 december 1771. Dorothy was de een jaar jongere zus van de dichter William Wordsworth en heeft, zelf ongetrouwd, een groot deel van haar leven bij hem gewoond. Zij ambieerde zelf geen carrière als schrijfster en tijdens haar leven is er niets van haar gepubliceerd. Wel is zij, via haar dagboeken en geschriften over herinneringen van tochten en wandelingen met haar broer, van invloed geweest op Williams werk.
Vanwege de vroege dood van haar ouders (haar moeder stierf toen ze zes was, haar vader toen ze twaalf was) bracht Dorothy haar jeugd door bij verschillende familieleden. In 1799 trok zij in bij haar broer, in 'Dove Cottage' in Grasmere. In 1802 trouwde William met Mary Hutchinson, met wie zij goed bevriend raakte.
In 1829 werd zij ziek en de laatste decennia van haar leven had zij te kampen met lichamelijke en later ook geestelijke ongemakken.
Uit: Journals of Dorothy Wordsworth
"Thursday 15th. It was a threatening misty morningbut mild. We set off after dinner from Eusemere. Mrs Clarkson went a short way with us but turned back. The wind was furious and we thought we must have returned. We first rested in the large Boat-house, then under a furze Bush opposite Mr Clarkson's. Saw the plough going in the field. The wind seized our breath the Lake was rough. There was a Boat by itself floating in the middle of the Bay below Water Millock. We rested again in the Water Millock Lane. The hawthorns are black and green, the birches here and there greenish but there is yet more of purple to be seen on the Twigs. We got over into a field to avoid some cowspeople working, a few primroses by the roadside, woodsorrel flower, the anemone, scentless violets, strawberries, and that starry yellow flower which Mrs C. calls pile wort. When we were in the woods beyond Gowbarrow park we saw a few daffodils close to the water side. We fancied that the lake had floated the seeds ashore and that the little colony had so sprung up. But as we went along there were more and yet more and at last under the boughs of the trees, we saw that there was a long belt of them along the shore, about the breadth of a country turnpike road. I never saw daffodils so beautiful they grew among the mossy stones about and about them, some rested their heads upon these stones as on a pillow for weariness and the rest tossed and reeled and danced and seemed as if they verily laughed with the wind that blew upon them over the lake, they looked so gay ever glancing ever changing. This wind blew directly over the lake to them. There was here and there a little knot and a few stragglers a few yards higher up but they were so few as not to disturb the simplicity and unity and life of that one busy highway. We rested again and again. The Bays were stormy, and we heard the waves at different distances and in the middle of the water like the sea. Rain came onwe were wet when we reached Luffs but we called in. Luckily all was chearless and gloomy so we faced the stormwe must have been wet if we had waitedput on dry clothes at Dobson's. I was very kindly treated by a young woman, the Landlady looked sour but it is her way. She gave us a goodish supper."
Dorothy Wordsworth (25 december 1771 25 januari 1855)
Soms gebeuren er dingen in een mensenleven die zó ingrijpend zijn dat je het gevoel hebt dat je erdoor wordt verpletterd. Zoiets is mij de afgelopen weken overkomen. Het begon op een stralend zonnige zaterdagmiddag, op een besneeuwde heuvel even buiten Ann Arbor, Michigan. Ik was aan het sleetjerijden met Bobbie en Noa. Ik had de meisjes naar boven getrokken, was op de slee gaan zitten, had Bobbie op de ene knie genomen, Noa op de andere, had mijn handen in de sneeuw geplant en de slee in beweging gebracht. We hobbelden, suisden, joelden de heuvel af. Beneden aan de heuvel was er iets in mijn lichaam veranderd, was er iets voorgoed in mijn leven veranderd alwist ik dat toen natuurlijk nog niet. Het eerste wat ik merkte was dat mijn linkerbeen het niet meer deed. Het volgende dat mijn hart op hol sloeg. Ik vroeg de meisjes om van mijn schoot af te gaan. Ik zwaaide naar Karin boven aan de heuvel. Kom! Kom! Ik weet nog dat Karin bij me kwam, dat ze de kinderen meenam naar de auto, en dat mijn been het nog steeds niet deed en dat mijn hart tekeer ging, zo verschrikkelijk tekeer ging! Toen Karin weer mijn kant op kwam, lag ik voorover in de sneeuw. Het was weliswaar een zonnige dag, maar ook tien graden onder nul. Op dat moment wist Karin dat er iets helemaal mis was op dat moment wist ik zelf helemaal niets meer. Toen ik een uur later langzaam bij mijn positieven kwam, lag ik op een brancard in de ER van het St. Joseph Mercy Hospital. De kinderen speelden op de vloer onder de hartmonitor en het infuus. Er verscheen een arts aan mijn bed. Sir, zei de arts, we hebben een scan gemaakt van uw hoofd, sir. En op die scan zien we een verdichting in uw hersenen, sir, een verdichting die wijst op een hersentumor, sir. Dat herinner ik me nog goed, dat hij elke keer sir' zei. En dat hij me heel indringend aankeek, alsof hij zich ervan wilde vergewissen dat tot me doordrong wat hij zei. En dat was natuurlijk ook zo. Vier weken zijn er sindsdien verstreken. Het lijken vier jaren en tegelijkertijd vier dagen. Ik ben verder onderzocht. Er is een diagnose gesteld. Ik ben naar Nederland teruggekeerd. Ben opnieuw in het ziekenhuis beland. En nogmaals. Over twee weken word ik voor het eerst bestraald. Ik ben een kankerpatiënt. Ik heb een tumor in mijn hoofd. Als ik het niet regelmatig tegen mezelf zeg, geloof ik het niet.
Karel Glastra van Loon (24 december 1962 1 juli 2005)
De Duitse schrijfster Angelika Schrobsdorff werd geboren op 24 december 1927 in Freiburg im Breisgau. Zij groeide op in Berlijn en vluchtte in 1939 met haar moeder en haar zusters naar Bulgarije. In 1947 keerden zij naar Duitsland terug.In 1971 trouwde zij met de Franse filmmaker Claude Lanzmann en ging in Parijs wonen. In 1983 besloot zij in Israel te gaan wonen. Tor 2006 woonde zij in Jeruzalem, tegenwoordig weer in Berlijn. Zij debuteerde in 1961 met Die Herren.
Werk o.a.: Jericho: eine Liebesgeschichte (1995), Grandhotel Bulgaria: Heimkehr in die Vergangenheit (1997), Wenn ich dich je vergesse, oh Jerusalem (2002)
Uit: Du bist nicht so wie andre Mütter
Heute, am 30. Juni, ihrem Geburtstag, habe ich das schmale, hohe Büchlein aus meiner Truhe der Vergangenheit geholt. Es ist aus festem Karton mit schwarz-goldener Randverzierung und goldener Aufschrift.
LEBENSLAUF unseres Kindes ELSE
steht darauf. Die Ecken des Buches sind ein wenig abgestoßen, sonst macht es den Eindruck, als sei es neu. Es ist 98 Jahre alt. Auch die ersten eingehefteten Löckchen des Kindes Else sind 98 Jahre alt und sehen aus, als wären sie vorgestern abgeschnitten worden. Sie sind braun, dann honigblond, schließlich, im Jahr 1897, kupferrot. Sind Haare etwas Unvergängliches? Werden sie nicht zu Staub? Sie fühlen sich seidig an unter meinen Fingerspitzen. Als ich Else, meine Mutter, kennenlernte, war ihr Haar bronzefarben und stark wie das einer Pferdemähne. Sie sah immer unfrisiert aus, auch wenn sie gerade vom Friseur kam. Die dichten, kurz geschnittenen Locken waren nicht zu bändigen. Es war nicht das einzige an ihr, das nicht zu bändigen war. Ich hätte gerne ihr Haar geerbt und ihre Vitalität. Aber in diesen Punkten - und in noch einigen mehr - ist mein Vater bei mir durchgeschlagen.
0 Gott, die ungereimten Gedanken, die mich beim Anblick des kleinen, roten Buches überfallen, die Erinnerungen, die Sehnsucht! Sehnsucht nach der Vergangenheit, die ich gelebt habe, Sehnsucht nach einer Vergangenheit, ...
Angelika Schrobsdorff(Freiburg im Breisgau, 24 december 1927)
A rich and lovely country wide unrolled, A fair face by me, heavens where white clouds sail, Why does my heart forever still bewail Far-distant lands, more distant days of old? Litwa! your roaring forests sang more bold Than Salhir maid, Baydary nightingale; Id'rather walk your marshes than this vale Of mulberries, and pineapples of gold. Here are new pleasures, and I am so far! Why must I always sigh distractedly For her I loved when first my morning star Arose? In that dear house I may not see, Where yet the tokens of her lover are, Does she still walk my ways and think of me?
THE CALM OF THE SEA (from the heights of Tarkankut)
The flag on the pavilion barely stirs, The water quivers gently in the sun Like some young promised maiden dreaming on, Half-waking, of the joy that shall be hers, The sails upon the masts' bare cylinders Are furled like banners when the war is done; The ship rocks, chained on waters halcyon, With idle sailors, laughing passengers. O sea, among thy happy creatures, deep Below, a polyp slumbers through the storm, Its long arms ever lifted, poised to dart. O thought, the hydra, memory, asleep Through evil days, in peace will lift its form And plunge its talons in thy quiet heart.
Adam Mickiewicz (24 december 1798 - 26 november 1855)
De Franse schrijfster en historica Dominique Manotti werd geboren op 24 december 1942 in Parijs. Door de strijd in Algerije werd zij politiek actief en tot in de jaren tachtig deed zij vakbondswerk. Zij ziet zich zelf als communiste en is beïnvloed door personen als Antonio Gramsci en Rosa Luxemburg. Teleurgesteld door de regering van Mitterand wendde zij zich van de politiek af om zich aan het schrijven te wijden. Haar debuutroman, de detective Sombre Sentierleverde haar in 1995 de Prix Sang d'encre op.
Uit: Le corps noir
"Une foule dinformations sur la collaboration entre les patrons français et les services doccupation allemands, sur létat réel de léconomie française, sur le petit monde des collabos politiques et culturels Et ce soir, la nausée. Dora, la belle Dora, la charmante Dora est enfermée dans un monde irréel, qui court au désastre. Consciente ? Inconsciente ? Peu importe. Non seulement je ne fais rien pour larrêter, mais, bien plus, je lencourage à continuer, je la pousse dans la pente. Un comportement de mac. Un mac intello mais un mac quand même. Pas si différent de Nohant ou de Deslauriers. Arrête de gamberger. Cest la guerre. Finit sa tasse de café. Froid. Se lève. Avec la pointe dun couteau, soulève une latte du plancher, sort quelques feuilles de papier, soigneusement pliées. Les notes de Nohant sur Dora Belle. Pas voulu les laisser au bureau, une indiscrétion toujours possible, trop dangereux. Prend un paquet dallumettes et brûle les feuilles, lune après lautre au-dessus de lévier. Comme une mise en liberté. Purement symbolique. Et va se coucher."
Dominique Manotti (Parijs, 24 december 1942)
De Amerikaanse schrijfster Stephenie Meyer werd geboren in Connecticut op 24 december 1973.
Meyer studeerde Engels aan de Brigham Young University in Provo (Utah). Ze woont in Arizona met haar man en drie kinderen. In juni 2003 kreeg ze een droom over een aantal personages en begon er over te schrijven in een serie jeugdboeken over de liefde tussen een meisje en een vampier. Na de publicatie van haar eerste boek in 2005, Twilight, werd ze als een veelbelovende schrijver aangemerkt. Haar tweede boek, New Moon, uit 2006stond meer dan dertig weken op de bestsellerlijst van de New York Times
Uit: Twilight
Forks High School had a frightening total of only three hundred and fifty-seven - now fifty-eight - students; there were more than seven hundred people in my junior class alone back home. All of the kids here had grown up together-their grandparents had been toddlers together. I would be the new girl from the big city, a curiosity, a freak.
Maybe, if I looked like a girl from Phoenix should, I could work this to my advantage. But physically, I'd never fit in anywhere. I should be tan, sporty, blond - a volleyball player, or a cheerleader, perhaps - all the things that go with living in the valley of the sun.
Instead, I was ivory-skinned, without even the excuse of blue eyes or red hair, despite the constant sunshine. I had always been slender, but soft somehow, obviously not an athlete; I didn't have the necessary hand-eye coordination to play sports without humiliating myself - and harming both myself and anyone else who stood too close.
Marcelin Pleynet, Tim Fountain, Robert Bly, Norman Maclean, Iván Mándy, Harry Shearer
De Franse dichter, schrijver en essayist Marcelin Pleynet werd geboren op 23 december 1933 in Lyon. Tussen 1962 en 1982 was hij redacteur bij het invloedrijke blad Tel Quel en werkte hij samen met Philippe Sollers bij L'Infini (Gallimard). Hij was professor voor esthetica aan de Ecole Nationale Supérieure des Beaux Arts in Parijs van 1987 tot 1998. Hij publiceerde talrijke boeken over moderne kunst. Daarnaast schrijft hij gedichten en romans.
Uit: La vie à deux ou à trois
La place de la Concorde ouvre la rive gauche sur la rive droite, la périphérie sur le centre, le Paris historique du Louvre sur le Paris de la belle époque, du Petit Palais, du Grand Palais et des Champs-Élysées. Elle est comme la plaque tournante, le centre de l'exposition universelle et permanente des grandes vitrines de la capitale. Près du pont Alexandre III, les Palais des Expositions se perdent dans l'ouverture panoramique qui les domine, et de l'autre côté, la résidence du président de la République française, l'Élysée, n'est qu'un pavillon de grand luxe. Paris n'a pas de monument. Les siècles ont voulu lui en inventer quelques-uns pour alimenter la chronique. L'Arc de Triomphe, le Sacré-Coeur, la tour Eiffel, des curiosités. Notre-Dame, le Louvre, l'Institut sont comme des aide-mémoire, des rappels discrets d'ouvrages bien connus, des reliures patinées, des livres anciens. Lorsque les Français ont pris la Bastille, ils n'ont pas fait du plein, ils ont fait du vide. Trop de vide peut-être ? Tant de vide que certains n'en sont pas revenus. Si l'on devait donner la formule de l'esprit français, en ce qu'il ne ressemblerait à aucun autre, et en conséquence inquiéterait, je dirais qu'il fait de la place. Non pas comme le baroque italien en manière, en révulsion de regards, en torsions extatiques, mais plus tranquillement pour se complaire et se plaire à lui-même, pour dégager le panorama des croyances inutiles et des autres, pour la circulation, les besoins du plaisir et les jeux rhétoriques de l'esprit. Du siècle de Louis XIV au siècle de Voltaire, même combat. Il faudrait enseigner aux enfants que c'est l'esprit même du siècle de Louis XIV qui renverse la Bastille. Au demeurant, peu importe, tout passe dans l'air vide et plein de musique : sonate, fanfare, orchestre de la lumière. À vous de jouer.
Marcelin Pleynet (Lyon, 23 december 1933)
De Britse schrijver Tim Fountain werd geboren op 23 december 1967 in Dewsbury, West Yorkshire. In 1987 ging hij studeren aan Hull University. Zijn eerste grote theatersucces was Resident Alien, gebaseerd op leven en werk vanQuentin Crisp. Dekrantenkoppen haalde hij met zijn stuk Sex Addict, voor het eersdt te zien op het Edinburgh Festival in 2004. Op een groot scherm in het theater liet Fountain in zijn onemanshow een homochatbox zien. Voor zijn publiek van het Edinburgh Festival surfte hij langs de profielen van profielensite Gaydar en liet ze een date voor hem uitzoeken door een stemming. Daarna fietste hij naar die date toe, had seks en vertelde de volgende avond aan het publiek hoe het gegaan was.
Uit: Sex at the click of a mouse
The reason I refuse to give in to Gaydar and the reason I will continue to offer myself up for sex with strangers is the same reason I created the show. I wanted to tell the truth about internet sex and I didn't want to do it in a prurient, let's-laugh-at-the-freaks way. I wanted to say that I, too, am a user (which is why I share pictures of my profile during the show and even pictures of my erect penis).
I also wanted to say to my audience: "What do you think of this?" I have had hundreds of partners on the site and scores of my friends have done the same. This virtual world where you can get, in the words of Gaydar, "what you want, when you want it" is an entirely new phenomenon. Previously, this much sex was available to you only if you were rich or powerful or famous. Now, if you are a gay man living in a metropolitan area of Britain, you can get somebody round for a shag in the time it takes to order a pizza.
Night after night during the show, audience members have shared their stories. There was the gay man from Birmingham who arranged a liaison with a gorgeous guy in his thirties who eventually turned out to be in his sixties; and the guy from Leeds who said he just wished there was an equivalent site for straights that cut through all the hypocrisy he had to endure to get a woman into the bedroom.
Tim Fountain (Dewsbury, 23 december 1967)
De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Bly werd geboren op 23 december 1926 in Madison, Minnesota. Als oprichter-redacteur van het tijdschrift THE FIFTIES en later THE SIXTIES en THE SEVENTIES heeft hij een aanzienlijke invloed uitgeoefend op zijn tijdgenoten en op de jongere generatie dichters in de U.S.A. In de jaren zestig toonden zijn gedichten een toenemend politiek engagement, in het bijzonder een afkeer van de Vietnamoorlog, en verwierf hij bekendheid door het voorlezen van eigen werk op protestbijeenkomsten. Zijn bekendste en succesvolste boek is wellicht
Iron John: A Book About Men. (Nederlands:De Wildeman), waarin hijaan de hand van oeroudeverhalen en legenden probeerde aan te tonen hij de actievemannelijkheid noemt.
In Danger from the Outer World
This burning in the eyes, as we open doors,
This is only the body burdened down with leaves,
The opaque flesh, heavy as November grass,
Growing stubbornly, triumphant even at midnight.
And another day disappears into the cliff,
And the Eskimos come to greet it with sharp cries--
The black water swells up over the new hole.
The grave moves forward from its ambush,
Moving over the hills on black feet,
Living off the country,
Leaving dogs and sheep murdered where it slept;
Some shining thing, inside, that has served us well
Shakes its bamboo bars--
It may be gone before we wake . . .
Moving Inward at Last
The dying bull is bleeding on the mountain!
But inside the mountain, untouched
By the blood,
There are antlers, bits of oak bark,
Fire, herbs are thrown down.
When the smoke touches the roof of the cave,
The green leaves burst into flame,
The air of night changes to dark water,
The mountains alter and become the sea.
Robert Bly (Madison, 23 december 1926)
De Amerikaanse schrijver Norman Fitzroy Maclean werd geboren op 23 december 1902 in Clarinda, Iowa. Tot 1913 kregen hij en zijn broer onderwijs van hun vader. In 1909 trok de familie naar Missoula, Montana. De jaren daar waren van grote invloed op het latere werk van Maclean. In 1928 begon hij een studie Engels aan de universiteit van Chicago. Drie jaar later werd hij er al professor en dat zou hij tot aan zijn pensioen in 1973 blijven. Na zijn pensionering begon Maclean op veelvuldig aandringen van zijn kinderen de verhalen te schrijven die hij al zo vaak verteld had. Zijn bekendste boeken zijn A River Runs Through It and Other Stories (1976) enYoung Men and Fire (1992)
Uit: A River Runs Through It
In our family, there was no clear line between religion and fly fishing. We lived at the junction of great trout rivers in western Montana, and our father was a Presbyterian minister and a fly fisherman who tied his own flies and taught others. He told us about Christ's disciples being fishermen, and we were left to assume, as my brother and I did, that all first-class fishermen on the Sea of Galilee were fly fishermen and that John, the favorite, was a dry-fly fisherman.
It is true that one day a week was given over wholly to religion. On Sunday mornings my brother, Paul, and I went to Sunday school and then to "morning services" to hear our father preach and in the evenings to Christian Endeavor and afterwards to "evening services" to hear our father preach again. In between on Sunday afternoons we had to study The Westminster Shorter Catechism for an hour and then recite before we could walk the hills with him while he unwound between services. But he never asked us more than the first question in the catechism, "What is the chief end of man?" And we answered together so one of us could carry on if the other forgot, "Man's chief end is to glorify God, and to enjoy Him forever." This always seemed to satisfy him, as indeed such a beautiful answer should have, and besides he was anxious to be on the hills where he could restore his soul and be filled again to overflowing for the evening sermon. His chief way of recharging himself was to recite to us from the sermon that was coming, enriched here and there with selections from the most successful passages of his morning sermon.
Norman Maclean (23 december 1902 2 augustus 1990)
"They got along quite well together, The furniture and the deceased. He lay slumped in the room opening on the garden. His face resting on the carpet very peacefully, like someone who has finally found refuge. A cheerful red-and-white sprinkling can next to his outstretched arm. He probably started this way for the garden early in the morning. But he fell headlong and the water spilled from the can on to the flowers in the carpet. The furniture stood around him. The dining table covered with a green cloth, the high-backed, faintly touchy chairs, the snuff-coloured cupboard. The aroma of toasted bread could be sensed from somewhere in the kitchen. The damp glitter of the sunlight streamed in through the open door. The translucent blue sky. The cosy summer morning. Tranquility itself. Then a door slams shut, stamping steps, screams, shouts, sobs, a woman throws herself on the deceased, shakes his shoulders madly. Ringing telephone, the room fills with various figures, ambulance siren, and they again shake and tug at the deceased.
Up on the wall were the vision as designs and maps. The team advocated rediscovering the network of canals that New Orleans used to have, canals that have been largely buried by the same mentality that put the Los Angeles River in a concrete coffin. They proposed tearing down the ugly (and fatally flawed) walls that line the drainage canals that remain in New Orleans, and opening neighborhoods to a view of those canals -- waterfront living, anyone?
And, unlike the planners who gleefully descended on the city in the wake of Katrina, welcoming it as a "clean slate" for their notions, the Dutch proclaimed respect for the street grid, the circulation system of the communities, and for the cultural history of the neighborhoods.
It was, in short, an inspiring trip to Dreamland. In reality, the future of New Orleans is still in the hands of the water warriors who almost succeeded in drowning it. Not that the candidates noticed.
Enfant, je m'étais dit et souvent répété : " Jamais, jamais d'amour ; c'est assez de la gloire ; En des siècles sans nombre étendons ma mémoire, Et semons ici-bas pour l'immortalité. "
Plus tard je me disais : " Amour et volupté, Allez, et gloire aussi ! que m'importe l'histoire ? Fantôme au laurier d'or, vierges au cou d'ivoire, Je vous fuis pour l'étude et pour l'obscurité. "
Ainsi, jeune orgueilleux, ainsi longtemps disais-je ; Mais comme après l'hiver, en nos plaines, la neige Sous le soleil de mars fond au premier beau jour,
Je te vis, blonde Hélène, et dans ce coeur farouche, Aux rayons de tes yeux, au souffle de ta bouche, Aux soupirs de ta voix, tout fondit en amour.
G.A. Sainte-Beuve (23 december 1804 13 oktober 1869)
Uit: Der Gattopardo (Vertaald door Gio Waeckerlin Induni)
Auf der Deckenfreske erwachten die Gottheiten. Die Heerscharen der Tritonen und Driaden, die zwischen himbeer- und lilaroten Wolken von den Bergen und Meeren zu einer verklärten Conca dOro stürmten, das Haus Salina zu verherrlichen, waren von so viel jähem Frohlocken beseelt, dass sie anscheinend die einfachsten perspektivischen Regeln missachteten, während die Hauptgötter, die Fürsten unter den Göttern, der Blitze schleudernde Zeus, der finster blickende Mars, die schmachtende Venus, den Haufen Mindere überflügelt hatten und leutselig das blaue Pardelwappen stützten, wussten sie doch, dass sie jetzt für dreiundzwanzigeinhalb Stunden wieder die Herrschaft über die Villa innehaben würden. An den Wänden schnitten die Makakenäffchen den cacatoés wieder Grimassen.
Unter diesem palermischen Olymp stiegen auch die Sterblichen des Hauses Salina eilig von den mystischen Sphären nieder. Die Töchter glätteten ihre Röcke, tauschten zartblaue Blicke und Wörter im Klosterschülerinnenjargon. Schon vor über einem Monat, vom Tag der »Unruhen« des Vierten Aprils an, waren sie vorsorglich nach Hause geholt worden, und sie trauerten den Baldachin-Schlafsälen und der kollektiven Intimität des Pensionats nach. Schon rauften sich die jüngeren Söhne um ein Bildchen des heiligen Franz von Paola; der älteste, Herzog Paolo, der Erbe, hätte am liebsten jetzt schon geraucht, doch zu schüchtern, es in Anwesenheit der Eltern zu tun, betastete er verstohlen das geflochtene Stroh des Zigarettenetuis; metaphysische Melancholie trat in sein schmales Gesicht; der Tag war unerfreulich gewesen: Guiscardo, der irische Falbe, hatte lustlos gewirkt, und Fanny hatte keine Möglichkeit (oder keine Lust?) gehabt, ihm das gewohnte veilchenblaue Briefchen zukommen zu lassen. Wozu war der Erlöser Fleisch geworden, wozu? Die Fürstin liess in ungeduldigem Hochmut den Rosenkranz brüsk in das mit jais bestickte Ridikül fallen, während ihre schönen manischen Augen flüchtig über die unterwürfigen Kinder und den tyrannischen Gatten glitten, dem sich der winzige Körper im müssigen Verlangen nach liebender Unterwerfung entgegenbeugte.
Giuseppe Tomasi di Lampedusa (23 december 1896 - 23 juli 1957)
De Duitse dichteres en schrijfster Mathilde Wesendonck werd geboren als Agnes Luckemeyer op 23 december 1828 in Elberfeld. In het revolutiejaar 1848 trouwde Mathilde Wesendonck in Düsseldorf met de zijdehandelaar Otto Wesendonck. Het echtpaar vestigde zich enkele jaren later in Zürich. Daar leerden beiden de componist Wagner kennen, die om politieke redenen uit Saksen was uitgeweken: Otto werd de mecenas van de componist en Mathilde diens muze. Wagner en zijn vrouw Minna kregen onderdak in de directe nabijheid van de villa die de Wesendoncks in 1857 in Zürich hadden laten bouwen. Mathilde kreeg er inzage in het libretto van Wagners nog onvoltooide opera Tristan en Isolde en schreef daarop een vijftal gedichten, die de componist op muziek zette en bekend zouden worden als de Wesendonck-Lieder. Het zijn de enige door Wagner getoonzette teksten die de componist niet zelf heeft geschreven.
Der Engel
In der Kindheit frühen Tagen Hört' ich oft von Engeln sagen, Die des Himmels hehre Wonne Tauschen mit der Erdensonne,
Daß, wo bang' ein Herz in Sorgen Schmachtet vor der Welt verborgen, Daß, wo still es will verbluten, Und vergehn in Tränenfluten,
Daß, wo brünstig sein Gebet Einzig um Erlösung fleht, Da der Engel niederschwebt, Und es sanft gen Himmel hebt.
Ja, es stieg auch mir ein Engel nieder, Und auf leuchtendem Gefieder Führt er, ferne jedem Schmerz, Meinen Geist nun himmelwärts
Mathilde Wesendonck (23 december 1828 31 augustus 1902)
De Duitse dichter Martin Opitz von Boberfeld werd geboren op 23 december 1597 in Bunzlau (Silezië). Hij werd door zijn landgenoten als de grootste dichter aller tijden gezien werd en maakte er geen geheim van dat hij zich voor zijn dichtkunst van buitenlandse voorbeelden bediende. Het waren met name twee dichters: de Fransman Pierre Ronsard en de Nederlander Daniel Heinsius. In de voorrede tot zijn Teutsche Poëmata uit 1624 (de titel van zijn gedichtenbundel is ontleend aan Heinsius' Nederduytsche Poëmata ) noemt hij Heinsius der Niederländische Apollo en spreekt van diens vbernatürliche Geschickligkeit. Opitz was ook de schrijver van het Buch von der deutschen Poeterey, dat als richtsnoer voor de Duitse dichtkunst gebruikt werd.
Sonnet XXXIX
EIn jeder spricht zu mir / dein Lieb ist nicht dergleichen Wie du sie zwar beschreibst: ich weiß es warlich nicht / Ich bin fast nicht mehr klug; der scharffen Sinnen Liecht Vermag gar kaum was weiß vnd schwartz ist zu erreichen. Der so im Lieben noch was weiß herauß zustreichen / Durch vrtheil vnd verstandt / vnd kennt auch was gebricht / Der liebet noch nicht recht. Wo war ist was man spricht / So hat der welcher liebt der sinnen gar kein zeichen / Vnd ist ein lauter Kind. Wer schönheit wehlen kan / Vnd redet recht darvon der ist ein weiser Mann. Ich weiß nicht wie ich doch die Fantasie gelose / Vnd was die süsse Sucht noch endlich auß mir macht: Mein wissen ist dahin / der Tag der ist mir Nacht / Vnd eine Distelblüt' ist eine schöne Rose
Felicitas Hoppe, Margit Schreiner, F.T. Marinetti, Christoph Keller, Jean Racine
De Duitse schrijfster Felicitas Hoppe werd geboren op 22 december 1960 in Hameln. Zij studeerde literatuur, retorica en godsdienstwetenschappen, eerst aan de Eberhard-Karls-Universität in Tübingen, daarna aan de University of Oregon en aan de Freie Universität Berlin. Zij werkte als dramaturge en als journaliste voordat zij in 1996 zelfstandig schrijfster werd. Zij ontving o.a. al de Nicolas Born-Preis des Landes Niedersachsen, de Brüder-Grimm-Preis der Stadt Hanau en de Literaturpreis der Stadt Bremen.
Werk o.a.: Unglückselige Begebenheiten, 1991, Picknick der Friseure, 1996, Fakire und Flötisten, 2001, Verbrecher und Versager,, 2004, Iwein Löwenritter, 2008
Uit: Johanna (2006)
Johanna wurde in der Dreikönigsnacht geboren. Die Tiere begannen zu sprechen, die Brüder hielten den Stern in die Höhe, nur die Könige konnten sich nicht einigen. Neunzehn Jahre später, als der Bischof endlich begann, das Todesurteil zu verlesen, und der Scharfrichter sich mit dem Karren näherte, verließen Johanna die Kräfte. Sie unterbrach den Bischof und sagte, sie werde alles tun, was man ihr auferlege. Die Engländer empörten sich, warfen Steine und schrien, Bischof Cauchon sei ein Verräter. Johanna, die weder lesen noch schreiben konnte, unterzeichnete die Abschwörungsformel mit einem Kreuz. Dabei lachte sie, und die Engländer schrien noch lauter. Am siebenundzwanzigsten Mai erhielt der Bischof die Nachricht, Johanna sei rückfällig geworden, habe wieder Männerkleider angelegt und alles widerrufen, was sie unterschrieben hatte. Am dreißigsten Mai, gegen neun, flankierten achtzig oder achthundert englische Soldaten ihren Karren auf dem Weg zum Alten Markt von Rouen. Trotzdem gelang es einem gewissen Loiseleur, auf den Wagen zu springen und Johanna unter Tränen um Vergebung für das ihr angetane Unrecht anzuflehen. Mit Not entkam er den Engländern. Eine Stunde lang stand Johanna auf dem Marktplatz, während Nicolas Midi eine Predigt hielt und der Bischof ein zweites Mal das Urteil verkündete. Johanna verteidigte ein letztes Mal ihre Könige, die allerdings abwesend waren. Bevor man sie auf den Scheiterhaufen führte, setzte man ihr eine Papiermütze auf, darauf standen für alle, die lesen können, drei Worte. Vornweg ging Bruder Ladvenu, der, auch für Abwesende gut sichtbar, das Kreuz in die Höhe hielt, bis Johanna ihn bat, von der Leiter zu steigen, weil das Kreuz in Gefahr stand, Feuer zu fangen. Sie selbst hielt ein kleines Holzkreuz in der Hand, das ein englischer Soldat für sie zusammengezimmert hatte.
Felicitas Hoppe (Hameln, 22 december 1960)
De Oostenrijkse schrijfster Margit Schreiner werd geboren op 22 december 1953 in Linz. Zij studeerde germanistiek en psychologie in Salzburg. Van 1977 tot 1980 woonde zij in Tokyo, waar zij verder studeerde, maar haar studie afbrak om te gaan schrijven. Na verbleven te hebben in Parijs, Berlijn en Italië, woont zij sinds 2000 weer in Oostenrijk.
Werk o..a.: Die Rosen des heiligen Benedikt, 1989, Nackte Väter, 1997, Haus, Frauen, Sex, 2001,Buch der Enttäuschungen, 2005.
Uit: Die Eskimorolle
Petra hatte abgetrieben und erholte sich davon bei uns in der Wohngemeinschaft. Deshalb war soviel Watte im Haus. Es war acht Uhr abends am 24. Dezember. Wir saßen in Werners Zimmer unter einer fast zwei Meter hohen Tanne, die wir kurz vor Geschäftsschluß von einem betrunkenen Tannenverkäufer in der Salzburger Innenstadt geschenkt bekommen hatten. Mit Petra waren wir zu sechst: Hans, von dem ich mich ein halbes Jahr vorher getrennt hatte, Paul, mit dem ich seither zusammen war, Werner, ein Politologiestudent, der in dem Haus schon mit zwei Wohngemeinschaften vor uns gelebt und deshalb das größte Zimmer mit Balkon im ersten Stock belegt hatte, Bernd, ich und eben Petra. Bernd hatte sich an diesem Abend freigemacht. Er studierte seit Wochen so intensiv DAS KAPITAL, daß er normalerweise sogar seine Mittagspause auf ein paar Minuten beschränkte, die er auf der Eieruhr einstellte. Wenn die Eieruhr läutete, sprang er auf und lief in sein Zimmer zurück, egal, wie weit er mit dem Essen war. Aber meistens war er mit dem Essen längst fertig, weil er sowieso immer alles möglichst schnell in sich hineinschlang. Bernds Eltern waren Unternehmer, ich glaube, sie stellten Wein- und Spirituosenetiketten her, und hatten ein Haus am Mondsee, wo sie regelmä- ßig Abendessen für Geschäftsfreunde arrangierten, an denen Bernd in seiner Kindheit hatte teilnehmen müssen. Das, sagte er, habe ihm nachhaltig den Appetit verdorben.
Margit Schreiner (Linz, 22 december 1953)
De Zwitserse schrijver Hugo Loetscher werd geboren op 22 december 1929 in Zürich. Hij studeerde in Zürich en Parijs filosofie, sociologie en literatuurwetenschap. In 1956 promoveerde hij in de filosofie. Aansluitend was hij literatuurcriticus bij de Neue Zürcher Zeitung en de Weltwoche. Vanaf 1969 is hij zelfstandig schrijver. Zijn autobiografische werk is vaak gebaseerd op de uitgebreide reizen die hij sinds de jaren zestig maakt naar het zuiden van Europa, Zuidoost Azië en Zuid-Amerika.
Werk: o.a. : Abwässer, 1963, Die Schiene öffnet ein Tal, 1979,Der predigende Hahn, 1992, Durchs Bild zur Welt gekommen, 2001, Der Buckel, 2002, Es war einmal die Welt, 2004
Uit:Der Immune (1975)
"Das Theater konnte beginnen. Er lag in seinem Zuschauerraum, inmitten von Kissen, allein und strampelnd, vor sich die, erste Bühne, den Ausschnitt eines ovalen Halbrunds, das die gekräuselten Vorhänge eines Stubenwagens abschlossen. Es waren seine ersten Vorhänge, die über einem Geschehen hochgingen. Es gab zwei Hauptfiguren, die man sich merken musste; die mit dem langen Haar, die war ganz wichtig, und jene mit dem Schnurrbart. Sie traten zur Hauptsache von rechts und von links auf, gelegentlich auch in der Mitte. Sie umarmten sich und zeigten mit ausgestreckten Fingern in den Stubenwagen: "Die Nase hat er von mir, aber den Mund von dir." Sie schienen über ihn zu verfügen und sich anbiedern zu wollen. Beugten sie sich über ihn, wechselten sie ihr Deutsch; sie sagten "Dulli", "Dalli" und "Dada", das war die erste Bühnensprache, die er vernahm. Auf dieser Bühne jenseits der Vorhänge gab es zwei Requisiten, die es ihm angetan hatten, eine Brust und eine Flasche. So verschieden die Brust und ihr Double, die Flasche, waren, sie besassen etwas Gemeinsames: Sog man daran, kam etwas heraus, wobei die Temperatur der Brustmilch ausgeglichener war. Dem Säugling gefiel die Vorstellung. Er brauchte nur zu weinen oder zu schreien, schon traten die Akteure auf, von rechts oder links."
Uit: Der Stand der letzten Dinge (samen met Heinrich Kuhn)
Als er bei seinem Nachbarn zur Rechten klingelt, hat er ein zwiespältiges Gefühl. Einerseits ist ihm klar, womit er beginnen muss, andererseits mag er ihm nicht in der Rolle des verkappten Hilfesuchenden entgegentreten. Dieser würde ihn sofort durchschauen. Der Kerl scheint über eine angeborene Listigkeit zu verfügen, die ihn vermutlich auch zu diesen fernöstlichen wie sagt man eigentlich? Weltanschauungen? Heilslehren? Theorien? geführt hat.
«Egal, was ich ihm sage oder er mir, darauf kann ich mich verlassen, lächelt er mich mit gleichbleibend geschmeidiger Freundlichkeit an», hatte er ihn Graziella geschildert. «Sein Gesichtsausdruck ist, auch wenn er lächelt, genauso unverbindlich wie jener Charlies.»
«Lächle zurück», antwortete sie, «oder wäre es dir lieber, er würde dich anknurren? Du weißt doch, Spatz: Regel Nr. 2!» Nicht auszudenken, wenn Prinz wüsste, dass Graziella ihn «Spatz» nennt! Er erschrickt, als sich die Tür öffnet.
«Hoffentlich störe ich nicht», sagt er verlegen und setzt instinktiv Regel Nr. 3 ein, «du wirst, im Gegensatz zu mir, sehr beschäftigt sein.»
«Hallo, Harry», lächelt ihn der Nachbar an. «Du stehst bestimmt nicht ohne Grund vor der Tür. Komm herein. Trinkst du etwas?» «Dasselbe wie du», sagt er und ist stolz darauf, wie schnell er im Wohnzimmer steht. «Geht es dir gut?», wagt er den nächsten Vorstoß, eine Risikofrage, die, wenn es schief geht, ganze Lebensgeschichten lostreten kann. Doch vertraut er darauf, dass sein Gastgeber (Gegenspieler?) die Frage, wie hier allgemein üblich, als Floskel versteht und nicht ernst nimmt.
Lulu Wang, Thomas Higginson, Kenneth Rexroth, E. A.Robinson, Ulrich Bräker
De Nederlandse schrijfster Lulu Wang werd geboren op 22 december 1960 in Beijing. Zie ook mijn blog van 22 december 2006.Met onderstaand fragment won Lulu Wang de Slechte Seks Prijs 2008.
Uit: Heldere maan
In mijn nachtelijke verbeeldingen was jij de tijger en ik de gazelle. Ik probeerde je te ontvluchten, maar je haalde mij met een paar sprongen in. Je brulde van de drang om mij volledig tot je te nemen, je kwijlde alvast en je bromde van opwinding toen ik in je handen viel. Hierna verpletterde je mij onder je lange armen en benen en scheurde het gewaad van mijn lijf. Ik hunkerde ernaar dat je vingers over mijn lichaam gingen, als lopende vuurtjes op een steppe tijdens de droge moesson - ontvlambaar als een lucifer. Ik hoopte dat je nagels mijn borst en buik open zouden snijden, zodat mijn longen meer ruimte zouden krijgen, anders zou ik ontploffen van hartstocht. Ik wilde dolgraag dat je lippen, tong en je liefdesdolk bij mij binnendrongen, mij van alles beroofden, mijn honger en dorst naar jou inbegrepen. Ik bad tot Boeddha dat jij mij zou vervoeren naar het zalige einde van de zoektocht naar jouw beminnelijkheid. Toen je uitgeput opzij rolde, kon ik mijn lotsbestemming tegemoet gaan, als een gouden feniks die opsteeg uit de as van alles verterende lusten, en die daarheen vloog waar alleen vrede en tevredenheid heersen.
Lulu Wang (Beijing, 22 december 1960)
De Amerikaanse schrijver en strijder tegen slavernij Thomas Wentworth Higginson werd geboren op 22 december 1823 in Cambridge, Massachusetts. Hij studeerde aan Harvard theologie en werd daarna predikant. Na de Amerikaanse burgeroorlog werd hij kolonel van het eerste uit zwarten bestaande regiment. In 1863 moest hij vanwege een verwonding afscheid nemen van het leger en vestigde hij zich in Newport in Rhode Island, waar hij naam maakte als schrijver.
Uit: The Complete Civil War Journal and Selected Letters
As I approach the mysterious land I am more & more impressed with my good fortune in having this novel & uncertain career open before me when I thought everything definitely arranged. My dear mother was wrong in regretting that I exchanged the certain for the uncertain. Every thing I hear of this new opportunity the more attractive it becomes. My lot in the 51st regiment was too smooth; I already had the best company in what was regarded as the best of the 9 months regiments; three first class officers above me took off all difficult responsibility; it was becoming mere play. Either of my lieutenants could take my work & carry it on well. Here is, on the contrary, a position of great importance; as many persons have said, the first man who organizes & commands a successful black regiment will perform the most important service in the history of the War; & this undertaking will be more easy to me than to almost any one, perhaps, because it falls so remarkably into the line of all my previous preparations. To say that I would rather do it than any thing else in the world is to say little; it is such a masterpiece of felicitous opportunity that all casualties of life or death appear trivial in connexion with it. It would seem too good to become real, but for the similar good fortune which has marked all my entrance on military life and indeed all my life heretofore.
Thomas Higginson (22 december 1823 9 mei 1911)
De Amerikaanse dichter Kenneth Rexroth werd geboren in South Bend (Indiana) op 22 december 1905. Hij geldt als één van de belangrijke inspirators van de Beat Generation. Toch is zijn betekenis voor de Amerikaanse poëzie groter dan dat. Al op zeventien-jarige leeftijd schreef Rexroth zijn eerste gedichten, maar verwierf al snel een reputatie als een politieke radicaal, die zich bewoog in arbeidersbewegingen en kringen van anarchisten. Mede om mensen zich bewuster te maken van hun bestaan ondersteunde hij de Beat-beweging. Een belangrijk doel van Rexroth was om San Francisco op de kaart te zetten als centrum van een nieuwe poëtische beweging. Dat lukte mede door zijn steun aan de Beat Generation, maar ook door het oprichten van San Francisco Poetry Center. Naast schrijver van gedichten was Rexroth filosoof, vertaler (van vooral Aziatische dichters) en essayist.
Uit: The Love Poems Of Marichiko
XXV
Your tongue thrums and moves Into me, and I become Hollow and blaze with Whirling light, like the inside Of a vast expanding pearl.
XXXVIII
I waited all night. By midnight I was on fire. In the dawn, hoping To find a dream of you, I laid my weary head On my folded arms, But the songs of the waking Birds tormented me.
LX
Chilled through, I wake up With the first light. Outside my window A red maple leaf floats silently down. What am I to believe? Indifference? Malice? I hate the sight of coming day Since that morning when Your insensitive gaze turned me to ice Like the pale moon in the dawn.
Kenneth Rexroth (22 december 1905 6 juni 1982)
De Amerikaanse dichter Edwin Arlington Robinson werd geboren op 22 december 1869 in Head Tide, Maine. Zijn jeugd noemde hij zelf zwaar en ongelukkig. Er was alcoholisme in de familie. Toen hij 21 was ging hij studeren aan de universiteit van Harvard, al met het idee in zijn achterhoofd daar literair werk gepubliceerd te krijgen. Pas in 1896 echter verscheen zijn eerste boek, "The Torrent and the Night Before, en dan ook nog in eigen beheer. Het was bedoeld als verrassing voor zijn moeder, maar die stierf voordat de eerste exemplaren arriveerden. Zijn tweerde boek,The Children of the Night, werd opgemerkt door de zoon van president Theodore Roosevelt. De president kreeg de gedichten onder ogen, was onder de indruk en bezorgde Robinson een baan. Langzaamaan kreeg hij meer succes en hij ontving in 1922, 1925 en 1928 de Pulitzer Prize for Poetry.
Fleming Helphenstine
At first I thought there was a superfine
Persuasion in his face; but the free flow
That filled it when he stopped and cried, "Hollo!"
Shone joyously, and so I let it shine.
He said his name was Fleming Helphenstine,
But be that as it may;I only know
He talked of this and that and So-and-So,
And laughed and chaffed like any friend of mine.
But soon, with a queer, quick frown, he looked at me,
And I looked hard at him; and there we gazed
In a strained way that made us cringe and wince:
Then, with a wordless clogged apology
That sounded half confused and half amazed,
He dodged,and I have never seen him since.
E. A.Robinson (22 december 1869 6 april 1935)
Portret door Lilla Cabot Perry
De Zwitserse schrijver Ulrich Bräker werd geboren op 22 december 1735 in Näppis (Scheftenau), Toggenburg, Kanton St. Gallen als zoon van eenvoudige boeren. Door te lezen verruimde hij zijn horizon en begon hij dagboekaantekeningen te maken. De schoolmeester Johann Ludwig Ambühl ontdekte zijn talent en liet hem in zijn Brieftasche aus den Alpen de eerste teksten publiceren. De betekenis van zijn werk schuilt vooral daarin, dat hier iemand aan het woord is uit een sociale klasse, waarvan verder geen geschriften uit die tijd bestaan.
Uit: Lebensgeschichte und Natürliche Ebentheuer des Armen Mannes im Tockenburg
Des Morgens in aller Frühe flog ich nach Aennchens Haus - ja, das hätt' ich thun sollen, thats' aber eben nicht. Denn ich schämt' mich vor ihr, daß mir's Herz davon weh that - in die Seel' hinein schämt' ich mich, vor den Wänden, vor Sonn' und Mond, vor allen Stauden schämt' ich mich, daß ich gestern so erzalbern that. Meine einzige Entschuldigung vor mir selber war diese, daß ich dachte: Es hätte so seine eigne studirte Art mit den Mädels umzugehn, und ich wüßte diese Art nicht. Niemand sage mir's, und ich hätt' nicht das Herz jemand zu fragen. Aber so (roch's mir dann wieder auf) darfst du Aennchen nie, nie mehr unter Augen treten; fliehen mußt du vielmehr das holde Kind, oder kannst wenigstens nur im Verborgenen mit ihr deine Freud' haben, nur verstohlen nach ihr blicken. - Inzwischen macht' ich eine neue Bekanntschaft mit ein Paar Nachbarsbuben, die auch ihre Schätz' hatten - um etwa heimlich von ihnen zu erfahren, wie man mit diesen schönen Dingen umgehen und es machen müsse, wenn man ihnen gefallen wolle. Einmal nahm ich gar das Herz in beyde Händ' und fragte sie darum; aber sie lachten mich aus, und sagten mir so närrisches und unglaubliches Zeug, daß ich nun gar nicht mehr wußte, wo ich zu Haus war.
Ulrich Bräker (22 december 1735 (begraven) 11 september 1798)
Erst geschah nichts. Die Explosion war ungeheuerlich laut in dieser Stille. Die Russen wußten nur, daß das Geschoß nicht von ihnen war und daß der Mann mit der Fahne plötzlich in einer Staubwolke verschwunden war. Kurz darauf knallten sie wie irrsinnig auf das Haus. Sie schwenkten ihre Rohre, staffelten sich neu zum Schießen, schossen erst in den Südflügel, dann ins Mittelgebäude und in den Nordflügel, wo die winzige Fahne des Hausmeisters schlaff aus dem Fenster hing. Sie fiel in den Dreck, der vom Haus herunterbröckelte - und zuletzt schossen sie wieder in den Südflügel, besonders lange und wütend; sie hatten lange nicht geschossen, und sie sägten die dünne Wand des Hauses durch, bis das Gebäude vornüberkippte. Erst später merkten sie, daß von der anderen Seite kein einziger Schuß fiel.
(....)
Die weiße Fahne am Haus seines Vater war die einzige in der ganzen Straße, und er sah jetzt, daß sie sehr groß war - es schien eins von Mutter riesigen Tischtüchern zu sein, die sie bei Festlichkeiten aus dem Schrank holte. Er lächelte wieder, warf sich aber plötzlich hin und wußte, daß es zu spät war. Sinnlos, dachte er, wie vollkommen sinnlos. Die sechste Granate schlug in den Giebel seines Elternhauses - Steine fielen herunter, Putz bröckelte auf die Straße, und er hörte unter dem Keller seine Mutter schreien. Er kroch schnell ans Haus heran, hörte den Abschuß der siebenten Granate und schrie schon, bevor sie einschlug, er schrie sehr laut, einige Sekunden lang, und er wußte plötzlich, daß Sterben nicht das einfachste war - er schrie laut, bis die Granate ihn traf, und er rollte im Tod auf die Schwelle des Hauses. Die Fahnenstange war zerbrochen, das weiße Tuch fiel über ihn.
Heinrich Böll (21 december 1917 16 juli 1985)
De Nederlandse dichter en schrijver Ted van Lieshout werd geboren op 21 december 1955 in Eindhoven en kwam uit een gezin van twaalf kinderen. Als kleine jongen wilde hij schrijver, tekenaar of zanger worden. Op zijn negentiende ging Van Lieshout aan de kunstacademie te Amsterdam studeren. In datzelfde jaar werden er zes van zijn gedichten gepubliceerd in een debutantenbundel. Vijf jaar later ging hij aan de slag als gediplomeerd illustrator en grafisch ontwerper. Zijn werkzaamheden bestonden voornamelijk uit het ontwerpen van boekomslagen voor uitgeverijen en het maken van tekeningen voor kranten en tijdschriften. In 1984 verschenen zijn eerste gedichten en verhalen in "De Blauw Geruite Kiel", de kinderkrant van Vrij Nederland. Twee jaar later (1986) kwam hij met zijn eerste boeken op de proppen : de jeugdroman Raafs Reizend Theater en de eerste dichtbundel Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen. Inmiddels heeft hij meer dan dertig boeken geschreven, die meerdere malen bekroond werden.
Twee honden
De dood is me schrikken. Ik raak er
niet aan gewend. Nu is de dochter van
onze hond die dood is, dood: het bloeden
wou niet stoppen. In haar plaats loopt
onverschillig de poes achter mam aan
die door moet. Nee ze leert niet hoe
te blaffen. Stil streelt haar staart
langs moeders benen, een soort van trotse
troost. Triomferen is katten niet vreemd.
Zeventig jaar verschil
Hij klaagt hardop dat hij de nieuwe
aardappeltjes niet meer haalt. Ik roep
dat ik ze al gegeten heb, dus hij moet
terug naar Start of naar de Gevangenis.
Hij strompelt toch al zo moe. Zijn hart.
Maar een vriend hoeft niet snel te zijn,
van mij niet persé, alleen in de buurt.
Hij moet niet zeggen dat het weer weer
in de weg zit. Ik weet al lang dat het moet
vriezen voor het regen ijzelt op de straat.
En dan strooi ik heus wel zout voor je voeten.
Wat heeft het nou voor zin om zo maar
dood te willen als ik er toch ook nog ben?
Of ben je jaloers dat ik nog zo'n hoop
te leven heb? Ik ben jaloers dat jij het
hebt gehaald. Ik weet niet of ik dat wel kan.
Ted van Lieshout (Eindhoven, 21 december 1955)
De Zwitserse schrijver Rolf Lappert werd geboren op 21 december 1958 in Zürich. Hij volgde een opleiding tot graficus, maar begon op 20-jarige leeftijd met het schrijven van gedichten, verhalen en romans. Zijn eerste roman Folgende Tage verscheen in 1982. In het zelfse jaar verscheen ook de dichtbundel Die Erotik der Hotelzimmer, in 1986 gevolgd door Im Blickfeld des Schwimmers. Lappert onderbrak het schrijven om met een vriend in Aarburg een Jazzclub op te richten. Pas midden jaren negentig verscheen weer een roman van hem: Der Himmel der perfekten Poeten. In 1995 ontving hij de Preis der Schweizerischen Schillerstiftung voor de roman Die Gesänge der Verlierer. Zijn tot nu toe grootste succes kwam in 2008 met Nach Hause schwimmen, eenn werk dat wel vergeleken werd met dat van de Amerikaanse schrijver John Irving.
Uit: Nach Hause schwimmen
Das Haus und Orla, das war Wilburs Welt. Er war kein kräftiger Junge geworden, Erkältungen zwangen ihn für Tage ins Bett, und nach fünf Liegestützen, die er heimlich machte, lag er heftig atmend auf dem Teppich in seinem Zimmer. Er war schmächtig und auch am Ende eines guten
Sommers bleich, er hatte nie einen Fußball getreten und war auf keinen Baum geklettert. Die Hügelzüge um das Haus waren ihm bekannt, aber nicht vertraut. Das Meer mied er, nur an Orlas Hand sah er über das Wasser und stellte sich Fische darin vor, groß wie die Schiffe, die den Horizont querten. Orla hatte eigenhändig eine Öffnung in die Mauer geschlagen. Stand die rot gestrichene Holztür offen, sah man einen Streifen Meer. Mit einer Spitzhacke hatte sie einen Teil der Asphaltdecke aufgebrochen und die Brocken in einer Schubkarre weggebracht. Von einem Haufen neben dem Haus hatte sie gute Erde in die Schubkarre geschaufelt und dort ausgekippt, wo der Asphalt steinigem Boden gewichen war. Sie hatte Büsche gepflanzt und Blumen, Efeu, der irgendwann die nackte Mauer bedecken würde. Auf der Fläche, die der Küche am nächsten war, verlegte sie wetterfeste Holzplanken, in einer Ecke baute sie für Wilbur einen Sandkasten, in die andere stellte sie einen runden Tisch und zwei Stühle. Eamon hatte ihr nicht geholfen, dafür Colm Finnerty, ein unverheirateter Nachbar, der für ein paar Pfund und ein Mittagessen den Holzrahmen und die Tür in die Mauer eingesetzt hatte. Er hatte ihr auch das Material besorgt, die Bretter, die Bausteine, den Zement. Geld hatte sie zum Glück genug. Nach der Heirat hatte Eamon sie damit überhäuft, obwohl sie nicht viel damit anzufangen wusste. Den größten Teil hatte sie ihrer Schwester gegeben, die es für sie anlegte.
Rolf Lappert (Zürich, 21 december 1958)
De Zwitserse schrijver Thomas Hürlimann werd geboren op 21 december 1950 in Zug. Hürlimann studeerde filosofie in Zürich en werkte als regieassistent en dramaturg in Berlijn. In 1981 debuteerde hij met Die Tessinerin. De novelle Het tuinhuis, Hürlimanns tweede boek, werd in dertien talen gepubliceerd en kreeg internationaal veel lof toegezwaaid. Hij ontving al tweemaal de Schillerpreis der Schweizerischen Schillerstiftung
Uit: Vierzig Rosen
Genua im Spätsommer 1939. Um acht Uhr abends erscholl jeweils der Gong zum Dinner, worauf sie mit Papa nach unten ging, in den Speisesaal. Die Emigranten waren leicht zu erkennen. Da sie ihre letzten Abende in Europa würdig begehen wollten, erschienen sie en grande toilette, einige der Männer sogar im Frack. Dagegen war sie, Marie, eher behelfsmäßig kostümiert, already worn, wie der Brite sagt. Das grün schillernde, von Luise umgenähte Fähnchen stammte aus den Roaring Twenties, und nur Lavendels Schühlein, die roten, aus Lack, konnten den Ansprüchen genügen. Dennoch wurde sie von sämtlichen Kellnern bewundernd zur Kenntnis genommen, und eines Abends sprangen sie am Nebentisch sogar auf: Sturmtruppleute! Ein Männercercle in schwarzen Hemden und Kniebundhosen! Sie hoben die Gläser, winkelten die Ellbogen und: E viva, riefen sie, e viva la bellezza! Errötend senkte Marie den Blick, aber beim Suppeschöpfen zwinkerte ihr Serafina, die Hotelwirtin, verstohlen zu und meinte flüsternd, die Herren würden sich glücklich schätzen, nachher mit ihr zu tanzen. Oh, es wird getanzt? Der Prosecco, sagte Serafina, kommt vom Nebentisch. Serafina schien mit aller Welt auszukommen, mit jüdischen Emigranten und Mussolinis Faschisten, auch schämte sie sich ihrer Üppigkeit keineswegs, sondern ließ unter den Bändeln einer weißen Servierschürze die Gesäßbacken derart aufreizend mahlen, daß sogar Papa, der die Frauen als abgeschlossenes Kapitel betrachtete, zu unverhohlenen Seitenblicken verführt wurde. Serafinas Fülle drohte den Rock aus allen Nähten zu pressen; sie roch nach Parfum, Schweiß und anderen Säften; das rote Haar wurde durch einen Schildpattkamm zu einem bombastischen Turm gefügt, und ihr Gebiß, das sie dauernd blitzen ließ, war ganz aus Gold. Für sie, hatte Serafina erklärt, hätten die Rassegesetze keine Bedeutung, wer zahle, sei willkommen, basta. Papa sprach beim Essen kaum ein Wort. Er löffelte, er schlürfte, er schwitzte. Schließlich faßte sich Marie ein Herz und sagte: Papa, stimmt es, daß demnächst die Batavia einläuft? Sie soll von Dakar heraufkommen und noch am selben Abend via Marseille zurückgehen.
Thomas Hürlimann (Zug, 21 december 1950)
De Duitse schrijver Uwe Dick werd geboren op 21 december 1942 in Schongau. Hij volgde het gymnasium in Freising en werkte tot 1968 als journalist en redacteur bij verschillende kranten. Hij schrijft gedichten, verhalen en romans. Omdat de kritiek hem over het algemeen links liet liggen werd hij bij een groter publiek bekend door zijn eigen bloemrijke lezingen. Zijn belangrijkste boek is Sauwaldprosa, dat sinds 1976 meerdere keren werd aangevuld en herdrukt.
Uit: Sauwaldprosa
Wo ist das Land der Panzerpratzenkrebse? Wo fließt das Bächlein helle, darinnen die Forelle Franz Ferdinand Elfmeterbälle bolzt? Wo hängt der Beißkorb der Xanthippe und wo, sag an! erscheinen nachts die Bürger aus der Traumstadt Perle? Wo ruht das Drachenei des Magiers von der anderen Seite?
Hinter den sieben mal sieben Hügeln, die sich bei Höll auftun, Moosvogl verbergend und Hundshaupten, Mergl und Frauentodling; östlich Ortenburgs, dessen »bezaubernder«, aufweglisch stimmender Predikant Cölestin auf Wunsch seines Herren, des Reichsgrafen Joachim zu Ortenburg, mitten im Katholischen Herzog Albrechts V. protestantisch von der Kanzel ketzerte, die er in Harnisch »und mit gespannter Büchse« bestieg, da schon von Schwertling her die Hakenschützen nahten; gute bei Westwind im Rücken! drei Fahrradstunden hinter den Messerbrechern des Töginger Waldschnacks Gustl, halb so weit nur noch von Roßbach aus, wo ein Zahnarzt seine »Apfelkönigin«, die lächelnde Stille, inthronisierte, dort, Achtung, Zungenbrecher! drobm überm untern Inn, südlich der Nibelungenstraße also, nördlich der Sonnentore, dort ist mein Arkadien, der Sauwald.
'There was the Empress Elizabeth of Austria,' I said to the nurse thirty-six years later. 'She was very beautiful, wasn't she?' she asked. 'One of the most beautiful women who ever lived,' I said. 'But wasn't she mad?' she asked. 'Perhaps,' I said, 'perhaps, but only a little, and at the end. She was certainly brilliantly clever. Before she was thirty she had given proof of greatness.' 'How?' she asked. To her increasing distress I told her, for I know quite a lot of Hapsburg history, until I saw how bored she was and let her go and leave me in darkness that was now patterned by the lovely triangle of Elizabeth's face.
How great she was! In her early pictures she wears the same look of fiery sullenness we see in the young Napoleon; she knows that within her there is a spring of life, and she is afraid that the world will not let it flow forth and do its fructifying work. In her later pictures she wears a look that was never on the face of Napoleon. The world had not let the spring flow forth, and it had turned to bitterness. But she was not without achievements of the finest sort -- of a sort, indeed, that Napoleon never equaled. When she was sixteen she came, a Wittelsbach from the country-bumpkin court of Munich, to marry the young Emperor of Austria and be the governing prisoner of the court of Vienna, which was the court of courts since the French Revolution had annulled the Tuileries and Versailles. The change would have made many women into nothing. But five years later she made a tour of Lombardy and Venetia at Franz Josef's side which was in many ways a miracle. It was, in the first place, a miracle of courage, because he and his officials had made these provinces loathe them for their brutality and inefficiency.
In the night, when the grain is lit In the granaries the moonlight forms Each granule of wheat shines by itself The witches aloft on their brooms are borne.
The village eccentric, who thinks he will never die Arises and departs heading toward Morton Morell. I follow him partway. I accompany him. We meet with two summer guests.
Summer Evening
Like an antler of gold, Lighthorne, it lay drowsing behind its sheds
Past the clutch of stables could be heard in the silence the buzzing golden wood as it cracked
The landscape stood like fresh-drawn milk with a light motionless foam of hillocks
Garmt Stuiveling, Philipp Galen, Ludwig Hölty, Gustave Kahn, Thomas Bracken, Mathurin Régnier, Benjamin Disraeli
De Nederlandse dichter en literator Garmt Stuiveling werd geboren in Stroobos op 21 december 1907. Hij publiceerde voor de Tweede Wereldoorlog onder ander in het tijdschrift Forum. Zijn bekendheid verkreeg hij echter vooral als wetenschapper en door zijn rol in het maatschappelijk leven. Nadat hij kort na de oorlog een hoogleraarschap had gemist, werd hij in 1950 alsnog aan de universiteit van Amsterdam benoemd tot hoogleraar voor de nieuwe richting Taalbeheersing, in 1956 tot hoogleraar Nederlandse Letterkunde. Hij bezorgde onder andere de (tot nu toe) definitieve tekst van de Verzamelde Werken van Multatuli. Maatschappelijk gezien vervulde hij een grote rol in de socialistische beweging; hij was pacifist, geheelonthouder en al voor de oorlog lid van de SDAP. Nog na zijn emeritaat was hij voorzitter van meer dan 25 instellingen.
Uit: Een eeuw Nederlandse letteren
Dat Vlaanderen in Gezelle zijn hoogste openbaring vond, werd in breder kring duidelijk, toen in 1893 als vijfde deel van de opnieuw uitgegeven verzamelde werken de bundel Tijdkrans verscheen; maar het was het oude Vlaanderen met zijn vraagloze vroomheid, zijn landelijke rust en zijn sobere deemoed. De problemen van economische en sociale aard, en de moderne maatschappij-kritiek blijven hier verre. Ingeleid door een kleine Dagkrans, die de zangen der uren, en besloten door een kleine Eeuwkrans, die de zangen van het ontijdelijke bevat, bracht de Jaarkrans meer dan tweehonderd gedichten, gegroepeerd van maand tot maand. De wisselgang der seizoenen over het vlaamse landschap, met zon, mist of onweer, ligt vereeuwigd in deze lyriek, maar ook de reeks feestgetijden en rouwdagen van het kerkelijk jaar, voor Gezelle zo belangrijk, met gebed, meditatie en lied. Zelfs heel wat gelegenheidspoëzie werd opgenomen, die objectief door matige kwaliteit en beperkte strekking misschien schade doet aan de bouw van het architectonische geheel, maar subjectief zeker ten goede komt aan het beeld van Gezelles veelzijdige persoonlijkheid: immers ook dit huiselijke en herderlijke, nationale en gemoedelijke had de volle liefde van zijn niet allereerst esthetisch gezinde hart.
Garmt Stuiveling (21 december 1907 - 11 mei 1985)
De Duitse schrijver Philipp Galen (eig. Ernst Philipp Karl Lange) werd geboren op 21 december 1813 in Potsdam. Hij studeerde medicijnen en werkte als arts in verschillende plaatsen. Zijn literaire werk bestaat uit romans, verhalen en een theaterstuk. Zijn belangrijkste, en nog steeds uitgegeven roman, Der Irre von St. James, geldt als detective. De Britse kritiek verdacht hem lang van plagiaat vanwege zijn briljante beschrijvingen van mensen en land, terwijl hij nooit in Engeland was geweest. Hij wordt ook wel de Duitse Walter Scott genoemd.
Uit: Der Irre von St. James
Edward rief freudig wie ein Kind: »Othello! Holla, Othello!« Zwölf Schritte von uns entfernt hielt das treue Tier still, schlug sich heftig die Flanken mit dem Schweife und ließ seine gewöhnlichen Nasentöne hören, als wollte es sich erst von der Echtheit seines Herrn überzeugen. Dann, ein leises, halb unterdrücktes Wimmern ausstoßend, sprang er dem Mann, den er so lange nicht gesehen und doch auf den ersten Blick erkannt hatte, entgegen, ebenso sein Herr auch ihm, und wie ein Freund dem anderen nach langer Trennung die Arme um den Hals wirft, so lagen die mächtigen Pfoten des großen Tieres auf Edwards Schultern, und so umarmte auch Edward den treuen Hund und rief einmal ums andere: »Oh, mein Othello, mein treuer Othello!« Als er ihn endlich losließ, und der Hund sich an seine Beine schmiegte und ein leises, gleichsam weinendes Freudengeknurr ausstieß, sah ich, dass Edward die Augen voller Tränen hatte. »Wo er ist, da ist auch sie«, murmelte er leise, »gehen wir langsam und vorsichtig hinab, damit wir sie nicht erschrecken.« Und zu meiner Verwunderung wurde er so ruhig, wie er immer wurde, wenn ihn keine Leidenschaft aufregte. Der schnelle Ritt, die furchtbare Eile er wollte damit die Gewissheit erlangen, dass er zu ihr gelangen würde; jetzt, da er wusste, wo sie war, schlug sein Herz wieder wie das leidenschaftsloseste Kinderherz.
Philipp Galen (21 december 1813 18 februari 1899)
De Duitse dichter Ludwig Heinrich Christoph Hölty werd geboren op 21 december 1748 in Mariensee bij Hannover. Van 1769 tot 1772 studeerde hij theologie in Göttingen. Daarnaast hield hij zich bezig met talen, geschiedenis en filosofie. Hij sloot zich aan bij de Göttinger Hainbund en ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste represetanten daarvan. Verschillende van zijn gedichten werden door componisten als Mozart, Beethoven, Johann Friedrich Reichardt, Johannes Brahms of Franz Schubert op muziek gezet. De dichter leed aan tbc en stierf al op 27-jarige leeftijd.
Üb' immer Treu und Redlichkeit
Üb' immer Treu und Redlichkeit
Bis an dein kühles Grab,
Und weiche keinen Finger breit
Von Gottes Wegen ab.
Dann wirst du wie auf grünen Au'n,
Durch's Pilgerleben geh'n
Dann kannst du sonder Furcht und Grau'n
Dem Tod ins Antlitz seh'n.
Dann wird die Sichel und der Pflug
In deiner Hand so leicht,
Dann singest du beim Wasserkrug,
Als wär' dir Wein gereicht.
Dem Bösewicht wird alles schwer,
Er tue was er tu,
Ihm gönnt der Tag nicht Freude mehr,
Die Nacht ihm keine Ruh.
Der schöne Frühling lacht ihm nicht,
Ihm lacht kein Ährenfeld,
Er ist auf Lug und Trug erpicht,
Und wünscht sich nichts als Geld.
Der Wind im Hain, das Laub im Baum
Saust ihm Entsetzen zu,
Er findet, nach des Lebens Raum
Im Grabe keine Ruh.
Ludwig Hölty (21 december 1748 1 september 1776)
Hölty: Grafmonument in Hannover
De Franse dichter en schrijver Gustave Kahn werd geboren in Metz op 21 december 1859. Naast gedichten schreef hij essays, romans en dramastukken. Gustave Kahn introduceerde het "vers libre" in Frankrijk en wordt vaak als de grondlegger van deze dichtvorm beschouwd. Tussen 1881 en 1884 reisde Gustave Kahn rond in Noord-Afrika. Hij bleef na terugkeer in Parijs, maar vertrok eind 1889 naar Londen. Hier trouwde hij met Elisabeth Dayre, en ze vestigden zich snel erna in Brussel. Pas in 1895 keren ze terug naar Frankrijk. Tijdens de Dreyfus-affaire neemt Gustave Kahn het op voor de onterecht beschuldigde.Grote invloed heeft Gustave Kahn uitgeoefend op o.a. de dichters Charles Laforgue en Charles Cros. Kahn werd op zijn beurt beïnvloed door Stéphane Mallarmé. Gustave Kahn voerde een omvangrijke correspondentie met uiteenlopende personen zoals Max Liebermann, Edmond Deman, Gabriel Fabre en de Nederlandse schrijver Frans Erens. Gustave Kahn wordt tot de symbolisten geteld. Zijn boekje Symbolistes et décadents over de geschiedenis van het symbolisme had invloed op de beweging en de waarneming ervan bij het grote publiek
Uit: Terre d'Israël
C'était en temps de froid hiver, il y a trois quarts de siècle, dans une petite ville de l'Est. Tous les soirs, vers huit heures, le petit Léon voyait sans déplaisir disparaître la desserte et sa grand'mère jeter sur la table un vieux tapis, brodé, au milieu de sa prairie vert pâle, d'un vol d'oisillons déplumés par le temps. Puis Mme Rose Mosès, sa mère, disposait sur un coin de ce tapis un large carré de noir et luisant papier d'emballage. Décenché par ce signal, le petit Léon posait sur ce carré une grammaire et une grande feuille de papier. Dans ce silence, la grand'mère Esther et Mme Rose prenaient place et mettaient en oeuvre les grandes aiguilles à tricoter, tandis que Léon se prenait à relire, les lèvres bougeantes, une page de sa grammaire. Quant à M. Mosès, le père de famille, quoiqu'il eût disposé près de la lampe son fauteuil et son journal, il semblait attendre quelque chose, sans impatience d'ailleurs. Dans le silence de la rue, on entendait un pas pressé. Alors seulement M. Mosès allumait sa pipe de bruyère et allait ouvrir la porte en disant : "Bonjour, monsieur Schneider, l'enfant est prêt."
Sur ces invariables paroles, M. Schneider murmurait machinalement : "Et la santé ?", ôtait son chapeau et son paletot, puis acceptait le petit cigare que lui tendait, boîte ouverte, M. Mosès. Alors seulement M. Mosès dépliait son journal, qu'il ne lisait point, car il écoutait, avec délices, le petit Léon triompher de son texte grammatical. Tout le monde lui disait que son fils était intelligent. Nul n'en était plus persuadé, et, pendant l'exécution des différents exercices que commandait M. Schneider, la grand'mère et Mme Rose ne cessaient de correspondre en sourires attendris.
Gustave Kahn (21 december 1859 - 5 september 1936)
De Australische dichter en schrijver Thomas Bracken werd geboren op 21 december 1843 in Clones, County Monaghan, Ierland. Nadat hij beide ouders al vroeg had verloren werd hij naar Australië gestuurd om bij een oom en tante te gaan wonen. In 1869 verhuisde hij naar Nieuw Zeeland, waar zijn eerste dichtbundel verscheen.Hij schreef het volkslied voor Nieuw Zeeland en gebruikte als eerste de frase God's Own Country voor dit land.
Not understood
Not understood, we move along asunder; Our paths grow wider as the seasons creep Along the years; we marvel and we wonder Why life is life, and then we fall asleep Not understood.
Not understood, we gather false impressions And hug them closer as the years go by; Till virtues often seem to us transgressions; And thus men rise and fall, and live and die Not understood.
Not understood! Poor souls with stunted vision Oft measure giants with their narrow gauge; The poisoned shafts of falsehood and derision Are oft impelled 'gainst those who mould the age, Not understood.
Not understood! The secret springs of action Which lie beneath the surface and the show, Are disregarded; with self-satisfaction We judge our neighbours, and they often go Not understood. Not understood! How trifles often change us! The thoughtless sentence and the fancied slight Destroy long years of friendship, and estrange us, And on our souls there falls a freezing blight; Not understood.
Not understood! How many breasts are aching For lack of sympathy! Ah! day by day How many cheerless, lonely hearts are breaking! How many noble spirits pass away, Not understood.
O God! that men would see a little clearer, Or judge less harshly where they cannot see! O God! that men would draw a little nearer To one another, -- they'd be nearer Thee, And understood.
Thomas Bracken (21 december 1843 16 februari 1898)
De Franse dichter en satricus Mathurin Régnier werd geboren op 21 december 1573 in Chartres. In 1587 ging hij in dienst van kardinaal François de Joyeuse naar Rome. Zijn zestien satiren, die het leven en typische figuren uit zijn tijd beschrijven, zijn geschreven in de stijl van Horatius en Juvenalis.
Ô Dieu, si mes péchés irritent ta fureur
Ô Dieu, si mes péchés irritent ta fureur,
Contrit, morne et dolent, j'espère en ta clémence.
Si mon deuil ne suffit à purger mon offense,
Que ta grâce y supplée et serve à mon erreur.
Mes esprits éperdus frissonnent de terreur,
Et, ne voyant salut que par la pénitence,
Mon coeur, comme mes yeux, s'ouvre à la repentance,
Et me hais tellement que je m'en fais horreur.
Je pleure le présent, le passé je regrette;
Je crains à l'avenir la faute que j'ai faite;
Dans mes rébellions je lis ton jugement.
Seigneur, dont la bonté nos injures surpasse,
Comme de père à fils uses-en doucement,
Si j'avais moins failli, moindre serait ta grâce.
Mathurin Régnier (21 decmber 1573 22 oktober 1613)
It was hard to say when exactly winter arrived. The decline was gradual, like that of a person into old age, inconspicuous from day to day until the season became an established, relentless reality. First came a dip in evening temperatures, then days of continuous rain, confused gusts of Atlantic wind, dampness, the fall of leaves and the changing of the clocks--though there were still occasional moments of reprieve, mornings when one could leave the house without a coat and the sky was cloudless and bright. But they were like false signs of recovery in a patient upon whom death has already passed its sentence. By December the new season was entrenched, and the city was covered almost every day by an ominous steel-grey sky, like one in a painting by Mantegna or Veronese, the perfect backdrop to the crucifixion of Christ or to a day beneath the bedclothes. The neighbourhood park became a desolate spread of mud and water, lit up at night by rain-streaked street lamps. Passing it one evening during a downpour, I recalled how, in the intense heat of the previous summer, I had stretched out on the ground and let my bare feet slip out of my shoes to caress the grass, and how this direct contact with the earth had brought with it a sense of freedom and expansiveness, summer breaking down the usual boundaries between indoors and out and allowing me to feel as much at home in the world as in my own bedroom.
But now the park was foreign once more, the grass a forbidding arena in the incessant rain. Any sadness I might have felt, any suspicion that happiness or understanding was unattainable, seemed to find ready encouragement in the sodden dark-red brick buildings and low skies tinged orange by the city's streetlights.
Such climatic circumstances, together with a sequence of events that occurred at around this time (and seemed to confirm Chamfort's dictum that a man must swallow a toad every morning to be sure of not meeting with anything more revolting in the day ahead), conspired to render me intensely susceptible to the unsolicited arrival one late afternoon of a large, brightly illustrated brochure entitled 'Winter Sun'. Its cover displayed a row of palm trees, many of them growing at an angle, on a sandy beach fringed by a turquoise sea, set against a backdrop of hills where I imagined there to be waterfalls and relief from the heat in the shade of sweet-smelling fruit trees.
Es ist was die Spazierkunde angeht, alles in allem 1 spurloses Leben gewesen, nämlich im Rückblick, 1 Leben in Verheerung Mißverständnis Geistes Verdunkelung, mit dem Hirnschaber in steter Aktion, nicht wahr, sage ich zu Blum, wieso hat zB die Flasche so groß ausgesehen in der Auslage und als ich sie in die Hand nahm so winzig? diese und andere Leverkusen Wunder und Wälder seien mir zugeflogen, und während ich ins dampfende Fußbad tauche, ist es als ob in die eisige Kälte, eine Sinnesverwicklung, -verwirrung, -vernichtung, so scheint es, also 1 wehendes verwehtes VATERUNSER, weil anders firmiert, weil in andere Sprachbüschel zusammengefügt wenn ich so Woche um Woche nicht arbeiten kann, sind Ohnmacht und Ingrimm kaum mehr auszuhalten, sage ich zu Blum, Gefühl von Pechsträhne, gebrochener Zunge, Verlorenheit, diese beleibte Passantin, sage ich zu Blum, als ankerte ihre Hüfte im Straßendunst, also dann fiel mir ein: »ihre Kruppe bewegte sich sachte durchs Menschengewühl«, usw., wie SCHNEIEN in einer Auslage, es waren aber Lichtbilder, kannst du dir das vorstellen, sage ich zu Blum. während ihre Schnute und Doppelblick..
ich meine da sitze ich im zerbrochenen Stuhl, halb wiegende Position, die Tischlocken ringeln überall hervor, die Scheinhaftigkeit dieses Daseins, ein Wehklopfen eine Wehrlosigkeit der mit den schärfsten Klingen ausgestatteten Welt gegenüber, immer mehr ins Heulen und Wehklagen versunken, und ganz kleingeseelt oder -gesellt, nein das ist keine Aufgeblasenheit in der Sprache auch nicht Blödigkeit (Gestammel) der Gefühle, es ist eigentlich mehr 1 FINGERSATZ, wenn ich mir ohne Anstrengung 9 oder 10 Dutzend Telefonnummern zu merken imstande bin, das Englische, sage ich zu Blum, das bedrückt mich, sage ich zu Blum, das Englische ist in den letzten Jahren zur (deutschen) Umgangssprache geworden, ich muß darüber reflektieren, nichts kritiklos übernehmen, da schreibt doch dieser Redakteur, sage ich zu Blum, was micht erbost, sage ich zu Blum, diese ununterbrochenen Bilder machen ihm Schwierigkeiten, die Autorin springe von einem zum anderen Bild ohne Zusammenhänge aufkommen zu lassen, etc., seit einigen Tagen Gefühl von Ungenügen in meinem Bewußtsein nämlich da sei etwas noch offen, unversorgt, am Korpus dieser Schrift, etwas blute noch, zeige Wundmale, sei nicht verheilt. Alles müsse verheilt sein, sage ich zu Blum, dann erst besäße der Text Gültigkeit und dürfe als abgeschlossen gelten, nicht wahr.
Friederike Mayröcker (Wenen, 20 december 1924)
De Nederlandse schrijver, Ramon Stoppelenburg werd geboren in Leiden op 20 december 1976. Na het volgen van het Emmauscollege te Rotterdam studeerde hij journalistiek aan de Hogeschool Windesheim te Zwolle. Tijdens zijn studie initieerde hij in 1998 met vrienden het Zwolse studentenmagazine Smoel. Met de daarbij behorende website was Stoppelenburg één van de eerste Nederlandse webloggers. Begin 2001 startte hij de website www.letmestayforaday.com. Door het internet te gebruiken voor het vragen om een slaapplaats en hulp met eten en drinken, ontving hij - na aandacht in de wereldwijde media 3577 uitnodigingen uit 77 landen. In ruil voor een slaapplaats schreef hij dagelijks een uitgebreid verslag op zijn website en liftte hij vervolgens van locatie naar locatie. Omdat zijn website zoveel bezoekers genereerde, kon hij alles laten sponsoren: de site, kleding, camera, rugzak, schoenen en zelfs vliegtickets. Dit alles in ruil voor een vermelding op zijn site. In twee jaar tijd reisde Ramon Stoppelenburg door Nederland, België, Frankrijk, Engeland, Ierland, Schotland, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Zuid-Afrika, Spanje, Australië en Canada.
UitLet me stay for a day
Voorzover ik kon zien door het raam bevond ik me in een volstrekt besneeuwd en verlaten niemandsland. Ik stapte uit het vliegtuig en liep naar het enige gebouw dat ik zag. De wind leek dwars door me heen te snijden, zo koud was het. Waar ik ook keek, om me heen zag ik een soort maanlandschap waar iemand langdurig met de poedersuiker heeft staan schudden. Na een paar keer inademen voelde ik mijn neusvleugels niet meer. De binnenkant van mijn neus leek onmiddellijk te bevriezen. Kugluktuk ligt in Nunavut, pas sinds 1 april 1999 erkend Canadees grondgebied. Nunavut beslaat een oppervlakte van 22 miljoen vierkante kilometer: van de noordpool, langs Groenland en het hele gebied ten noorden en westen van de Hudson Baai. Het kleinste dorp telt vijfentwintig inwoners en het grootste stadje, de hoofdstad van Nunavut, Iqaluit op Baffin Eiland, telt ongeveer zesduizend inwoners. Het totale inwonersaantal van achtentwintigduizend mensen is opmerkelijk wanneer je bedenkt dat dit gebied eenvijfde deel van Canada beslaat. Nunavut is het land van de muskusossen, ijsberen, kariboebuffels en de onmetelijke kilometers met visrijke meren en rivieren.
Ramon Stoppelenburg (Leiden, 20 december 1976)
De Amerikaanse schrijfster Sandra Cisneros werd geboren op 20 december 1954 in Chicago als dochter van een Mexicaanse vader en een Mexicaans-Amerikaanse moeder. Ze was het enige meisje tussen zes broers. Net als het meisje Lala in Een huid van karamel. (Caramelo).
Cisneros werkte o.a. als lerares op een middelbare school voor drop-outs. Ze geeft talloze gastcolleges op het gebied van literatuur en creatief schrijven in de VS en Europa. De veel bekroonde auteur, die aangeeft dat ze nog altijd niemands vrouw en niemands moeder is, is ook een verwoed tekenares. Sinds 1980 schrijft Cisneros romans, verhalen, essays, poëzie en een kinderboek. Journalistieke artikelen publiceert ze geregeld in The New York Times, The Los Angeles Times, The New Jorker en Elle. Van The House on Mango Street (1983/1994) werden ruim 1,7 miljoen exemplaren verkocht
Uit: Caramelo
Once Aunty almost tried to kill herself because of Uncle Fat-Face. - My own husband! What a barbarity! A prostitute's disease from my own husband. Imagine! Ay, get him out of here! I don't ever want to see you again. ¡Lárgate! You disgust me, me das asco, you cochino! You're not fit to be the father of my children. I'm going to kill myself! Kill myself!!! Which sounds much more dramatic in Spanish. - ¡Me mato! ¡¡¡Me maaaaaaaatoooooo!!! The big kitchen knife, the one Aunty dips in a glass of water to cut the boys' birthday cakes, pointed toward her own sad heart. Too terrible to watch. Elvis, Aristotle, and Byron had to run for the neighbors, but by the time the neighbors arrived it was too late. Uncle Fat-Face sobbing, collapsed in a heap on the floor like a broken lawn chair, Aunty Licha cradling him like the Virgin Mary cradling Jesus after he was brought down from the cross, hugging that hiccuping head to her chest, murmuring in his ear over and over, - Ya, ya. Ya pasó. It's all over. There, there, there. When Aunty's not angry she calls Uncle payaso, clown. - Don't be a payaso, she scolds gently, laughing at Uncle's silly stories, combing the few strands of hair left on his head with her fingers. But this only encourages Uncle to be even more of a payaso. - So I said to the boss, I quit. This job is like el calzón de una puta. A prostitute's underwear. You heard me! All day long it's nothing but up and down, up and down, up and down . . .
Sandra Cisneros (Chicago, 20 december 1954)
De Amerikaanse schrijfster Hortense Calisher werd geboren in New York op 20 december 1911. Ze werd opgeleid aan de Hunter College High School en het Barnard College. Zij debuteerde met korte verhalen in The New Yorker in 1948.Als gastdocente werkte zij aan talrijke universiteiten, waaronder Columbia, Pennsylvania, Brandeis en Stanford. Haar neo-realistische stijl werd wel vergeleken met die van Charles Dickens, Jane Austen, en Henry James. Voor The Night Club in the Woods" ontving zij de O. Henry Award.
Uit: Tattoo for a Slave
Your grandmother never kept slaves," my father says to me suddenly, staring straight ahead as we walk.He should know. Born to her in 1861, in Richmond, Virginia, then the capital of the Confederacy, during what they preferred to call not the Civil War but "the War Between the States," he had been her seventh child, of eight. I, born to him in his sixth decade, by a mother over two decades younger than he, am always eager for these tales that have lain in wait for me, of a childhood that has begun to run alongside my Northern one like its shadow-mate. But he has never said this before. "What about Aunt Nell?" I say, hushed. Saying "Awnt" as he always does, of the "Mammy" he had adored. Who had adored him back. I found myself wanting one. "Aunt Nell was a freed woman. My mother insisted on that." How did you get freed? He didn't say. He had just come from my grandmother's deathbed. I had been brought in just before. "Say good-bye to your grandmother," he had said. The circle gathered around the great Victorian bed, my two aunts and two uncles, her other remaining children, clearly had not approved, but my father was the head of the family, their support and her favorite. She lay there much as I had known her, except for the closed eyes. Visiting her by custom every day after school, in her two rooms at the far end of our apartment, I would find her in her sitting room, in her wicker rocker, with its side pocket that held the newspapers she still tried to read on her own. Or I would find her in her bedroom, standing by the two huge wardrobe trunks almost higher than she was, one of them open perhaps, though I was never invited to delve. Though she nolonger went outside, the wrappers she wore were always of an outside color, dark gray, and with a thing at the neck that my mother said was a fichu. I was learning a lot that had nothing to do with my century.
Jürg Laederach, Gernot Wolfgruber, Aziz Nesin, Ferdinand Avenarius, Vaino Linna
De Zwitserse schrijver Jürg Laederach werd geboren op 20 december 1945 in Basel. Hij studeerde eerst wiskunde aan de ETH Zürich, maar wisselde van studie en begon in Basel Frans, Engels en muziekwetenschappen te studeren. Na zijn studie werkte hij een jaar lang voor een reclamebureau. Tegenwoordig is hij zelfstandig schrijver. Hij schrijft exoerimenteel proza, toneelstukken en hoorspelen. Ook vertaalt hij uit het Engels en het Frans. Af en toe treedt Laederach, die saxofoon, piano en klarinet speelt, op met de Baseler Jazzformatie BIQ.
Werk o.a. : Einfall der Dämmerung, 1974, Ein milder Winter, 1978, Flugelmeyers Wahn, 1986, Passion, 1993, Schattenmänner, 1994, In Hackensack, 2003
Uit: Kopfschule beim Essen. Ein Stilleben
Im Endstadium meiner schweren, schon lange Zeit körperlich sich äussernden Neurose litt ich unter dem mich abscheulich peinigenden délire denormité, das meine allmählich zerfallende physische Erscheinung in mir ungeheuerlich scheinende Dimensionen erweiterte. Zoll für Zoll wurde ich ein gehetzter Antipode der wahnsinnigen Mikromanischen, die sich für Schrauben hielten und ins Brett bohrten. Nicht zu reden von meinem kopfstehenden Verfolgungswahn, bei dem ich der Verfolger war, dessen linguistische Füchse auf der atemlosen Jagd aufgescheucht durcheinanderwirbelten ich weiss, dass ihr Bau gerade ausgeräuchert wird. Griff an den Kopf, den depressiven, der sein ungelebtes Vorleben als Trauma mitschleppt. Ich sass im Gasthaus. Durch meine bei allem Verschütten arrogante Gegenwart wurde es gnadenlos auf die Stufe des Literatengasthauses gehoben. Die sozialen Verhaltensanteile meiner Instinkte waren am Schwinden. Gerade da
verlor ich, verblödend und auch organisch verblödend, weitere Körperteile, die mir im Hirn schnell nachwuchsen.
Glaubte ich, das gehe gut aus. Kaum. Dem Gasthaus fügte meine da, dort und drüben schrankenlos waltende Sprachlibido eine antipathische Servier-Tablett-Zerstörung-durchseidenohrige- Kellnerinnen zu. Das Gasthaus servierte karge, aber fettreiche Mahlzeiten an wie üblich Häftlinge, lauter Häftlinge. Sie kamen der schwarz gekleideten hochgeschlossenen, immer sitzenden, im Stehen schwankenden,
der bereits wieder sitzenden Wirtin zu Hilfe. Sie regulierten die Öfen. Sie räumten die Teller ab und zerbrachen sie dann. Zum Entstopfen drückten sie mit einer Handpumpe heisses Wasser in die Ausgüsse. Einer wollte etwas von mir, ein Häftling liess mich nicht in Ruhe. Er sah, daß ich mit dem Löffel aß, den ich aus meinem Halfter am Gürtel gezogen hatte. Ich, Grand Malade und Vollstrecker sämtlicher Testamente des Umkreises, durfte endlich die letzten Verantwortlichkeiten und Zellenerinnerungen abstreifen, um mich in die liebevollste Pflege ; anderer Wahnsinniger, viel gutmütigerer Wahnsinniger zu begeben. Ich erzähle das klar, bloß, wo war ich eben. Der Satz zerrinnt zur Pfütze. Krank bin ich nicht, denn gestern war ich schon so.
Jürg Laederach (Basel, 20 december 1945)
De Oostenrijkse schrijver Gernot Wolfgruber werd geboren op 20 december 1944 in Gmünd. Na de schooltijd werkte hij in verschillende beroepen, het laatst als programmeur. Daarna studeerde hij nog tot 1974 communicatiewetenschappen en politicologie. Sinds 1975 is hij zelfsatandig schrijver.Bekend werd hij door zijn autobiografische ontwikkelingsromans.
Werk o.a. : Auf freiem Fuß, 1975, Herrenjahre, 1976, Ankunftsversuch, 1979, Die Nähe der Sonne, 1985
Uit:Mit weit weggestreckter Hand
Den halben Sonntagabend hatte Adensam es aufgeschoben und aufgeschoben, Ismael anzurufen. Schon im voraus war er völlig sicher gewesen, wieder nichts zu sagen zu wissen, so wie er es auch zwei Tage zuvor nicht gewußt hatte, als Ismael ohne jede Einleitung gesagt hatte: Meine Mutter ist gestorben. Adensams erste Reaktion war da gewesen: Wenn ich nur nicht angerufen hätte; warum habe ich auch anrufen müssen. Und dann hatte er schnell so zu tun versucht, als könnte er Ismael die Schmerzen nachfühlen, aber er hatte nichts als Verlegenheit gespürt, zwar gewußt, wie es für ihn gewesen war, als ihn der Tod der eigenen Mutter überfallen hatte, aber er konnte sich an die Gefühle dabei nicht mehr erinnern, nur ein paar Sätze waren im Kopf, die er wahrscheinlich erst sehr viel später dazu zu sagen gelernt hatte, genau hatte er nur noch in Erinnerung gehabt, wie peinlich ihm selber die Verlegenheit der Leute gewesen war, denen er damals den Tod der Mutter am Telefon mitgeteilt hatte, und er hatte gehofft, daß Ismael das zwischen den herausgestolperten Sätzen rauschende Schweigen für Betroffenheit und Mitgefühl halten würde, während es ihm selber nur um eines ging: so schnell wie möglich zu einem Ende zu kommen. Sich irgendwie aus dieser unhaltbaren Situation zu befreien. Ohne als kalt, als gefühllos, als der sprichwörtliche Freund in der Not angesehen zu werden, der er, das war ihm aufs deutlichste bewußt, zweifellos war. Er hatte ein paar überflüssige Fragen gestellt, und Ismael hatte in tonlosen Sätzen berichtet, daß er seit seiner Flucht aus dem Iran, die mittlerweile mehr als sein halbes Leben lang her war, die Mutter nicht mehr gesehen und daß er ihren Tod von seinem Bruder erfahren habe, gestern erst, eine Woche danach, zufällig sei er den Bruder besuchen gefahren, und der habe ihm dann eben nicht mehr verheimlichen können, was man ihn wegen seines Zustandes eigentlich überhaupt nicht hatte wissen lassen wollen. Immer wieder hatte Adensam nach Worten des Trostes gesucht, aber in seinem wie mit Werg oder feuchten Sägespänen ausgestopften Kopf keine finden und wenn, dann nicht herausbringen können. Als er nach dem Satz, ob er irgend etwas für ihn tun könne, den Ismael gleich abwehrte, es endlich geschafft hatte, den Hörer aufzulegen, hatte er das so leise und sacht getan, als könnte Ismael ihm das als das nicht zustande gebrachte Mitgefühl anrechnen.
Gernot Wolfgruber (Gmünd, 20 december 1944)
De Turkse schrijver Aziz Nesin werd geboren op 20 december 1915 in Istanbul. Aziz Nesin was de eerste satiricus van de moderne Turkse literatuur. Hij publiceerde meer dan honderd boeken: verhalenbundels, romans, toneelstukken en sprookjes. De genadeloze manier waarop de populaire schrijver/journalist de Turkse bureaucratie hekelde, bracht hem veelvuldig in conflict met de autoriteiten en ruim vijf jaar van zijn leven sleet hij in gevangenissen. In 1993 haalde hij zich de woede op de hals van de fundamentalisten door in zijn krant Aydinlik excerpten te publiceren van De Duivelsverzen - overigens tegen de zin van Salman Rushdie.
Uit: Memoirs of an exile
"My father, an Anatolian village boy, came to Istanbul at the age of thirteen. My mother, from another Anatolian village, also came to Istanbul as a very small child. They had to make this journey, meet in Istanbul and get married so that I could come into the world.
The choice was not left to me, so I was born at a very unsuitable time--the bloodiest and most fiery days of World War I, in 1915. Again, the choice not being in my hands, my birth occurred not only at an unseemly time but in an unfavorable place, on Heybeli Island. Heybeli lies offshore of Istanbul and was the summer residence of Turkey's richest people. And since the rich couldn't live without the poor--they had such a great need for them--we, too, lived on the island.
I don't mean to imply with these remarks that I was unlucky. On the contrary, I consider myself as being quite fortunate in not coming from a rich, noble and famous family.
They named me Nusret. In Turkish, this Arabic word means 'God's Help.' It was a name entirely fitting to us because my family, destitute of any other hope, placed all their hope in God.
Ancient Spartants killed, with their own hands, offspring that were born weak and puny, raising only the strong and healthy. This process of selection for us Turks is formed by nature and society. When I disclose that four brothers died in infancy, unable to endure their hostile environment, you will easily understand how stubborn I was in surviving. And my mother, unable to endure her twenty-sixth year, died, leaving this beautiful world, so worth living in, to those were strong. In capitalist countries the milieu is excelent for merchants; in socialist countries, most favorable for writers. That is, a man who knows his business must become a writer if he's in a socialist state, or a merchant if he's in a capitalist one. How contrary a man I was going to be was already evident in my childhood, for even at the age of ten, in a country like Turkey--a capitalist scrap pile--I'd determined to become a writer though no one in my family could read or write.
Aziz Nesin (20 december 1915 6 juli 1995)
De Duitse dichter en activist Ferdinand Avenarius werd geboren in Berlijn op 20 december 1856. Avenarius was een neef van Richard Wagner. Zijn opleiding volgde hij in Berlijn en Dresden waarna hij studeerde aan de universiteit in Leipzig en de universiteit Zürich. Na zijn reizen door Italië en Zwitserland vestigde hij zich definitief in Dresden. Gewoonlijk bracht hij echter de zomer door op het eiland Sylt, dat hij in zijn geschriften romantiseerde en zo populair maakte. In 1887 richtte Avenarius het tijdschrift "Der Kunstwart" op, waarin hij met een reeks schrijvers en dichters actuele onderwerpen uit de kunst en cultuur behandelde.
Kornrauschen
Bist du wohl im Kornfeld schon gegangen,
wenn die vollen Ähren überhangen,
durch die schmale Gasse dann inmitten
schlanker Flüsterhalme hingeschritten?
Zwang dich nicht das heimelige Rauschen,
stehn zu bleiben und darein zu lauschen?
Hörtest du nicht aus den Ähren allen
wie aus weiten Fernen Stimmen hallen?
Klang es drinnen nicht wie Sichelklang?
Sang es drinnen nicht wie Schnittersang?
Hörtest nicht den Wind du aus den Höhn
lustig sausend da sie Flügel drehn?
Hörtest nicht die Wasser aus den kühlen
Tälern singen du von Rädermühlen?
Leis, ganz leis nur hallt das und verschwebt,
wie im Korn sich Traum mit Traum verwebt,
in ein Summen wie von Orgelklingen,
drein ihr Danklied die Gemeinden singen.
Rückt die Sonne dann der Erde zu,
wird im Korne immer tiefre Ruh',
und der liebe Wind hat's eingewiegt,
wenn die Mondnacht schimmernd drüber liegt.
Wie von warmem Brot ein lauer Duft
zieht mit würz'gen Wellen durch die Luft.
Ferdinand Avenarius (20 december 1856 22 september 1923)
Tristan Egolf, Michelangelo Signorile, Jens Fink-Jensen, Jon Smith, Jean Genet
De Amerikaanse schrijver en musicus Tristan Egolf werd geboren op 19 december 1971 in San Lorenzo del Escorial in Spanje, waar zijn vader als journalist werkte. Hij groeide echter op in Washington (D.C.), Louisville, en Lancaster. Zijn ouders scheidden, zijn moeder hertrouwde en Egolfs stiefvader adopteerde hem. Egolfs brak zijn opleiding af en begon door het land te reizen, levend van allerlei korte jobs of van de opbrengsten die hij als straatmuzikant bij elkaar speelde. Eerder had hij gespeeld in een punkband en in Doomed to Obscurity. Ook was hij een tijd politiek actief. In 1998 verscheen bij Gallimard zijn debuutroman Lord of the Barnyard dat door de kritiek zeer gunstig ontvangen werd. In 2001 volgde Skirt and the Fiddle, waarmee hij zijn naam als schrijver definitief vestigde, hoewel het minder goed verkocht dan zijn debuut. Hij werkte aan een derde boek toen hij in mei 2005 met een geweer een einde aan zijn leven maakte.
Uit: Skirt and the Fiddle
I was told nothing of the show beforehand. My agent never called. The union didn't warn me. The coordinator probably never knew I existed ... From start to finish, I received no more than a fleeting message by way of Jane Doe: "Yes, Mr. Evans-please report to the Balecroft Civic Center this evening at eight o'clock for a suit-and-tie affair ..."
A "suit-and-tie affair," she called it. The term induced panic. I spent all afternoon rounding up a tux, feeling more ill equipped than uninformed ...
Seated on the southbound at twenty past seven. Chain-smoking Merits from station to station. Fiddle in lap. No other passengers. Power lines crossing the wall outside.
At some point, a tramp staggered into the car. He kicked a beer can, fell down flat. The doors hissed shut. The can trickled out. Beer pooled together in the floor-mat grooves. I watched it slide as the train pulled away, level off even in the blackened express lane, then track forward on deceleration, balling up filth, breaking new ground. I offered myself to its languorous crawl, void in the cease-fire, calm for a moment ...
Slowly, the events of my week replayed. And a terrible week it had been, at that. From losing/relinquishing/quitting (I'm not sure which) my post at the Philtharmonic, to audits, the flu and receipt of a FINAL eviction notice by mail that morning, the only thing I hadn't managed to blow was my gig with the musical union.
Indeed, there are seasons and there are seasons ...
This one made life in a squat seem rational.
-If ever I got out of Philth Town alive, bragging rights were sure to follow-across my chest in block capitals: I survived the port of extremes. You could empty out pool halls in Lisbon on that. Or not. In truth-Christ, what a week-i survived bachelorhood was more like it. And that was still pending ...
Tristan Egolf (19 december 1971 7 mei 2005)
De Amerikaanse schrijver en radiopresentator Michelangelo Signorile werd geboren op 19 december 1960 in Jersey Brooklyn, New York. Hij bezocht de Newhouse School of Public Communications aan de Syracuse University, waar hij afstudeerde in journalistiek. In die tijd realiseerde hij zich ook dat hij homosexueel was, maar hield het nog voor anderen verborgen. Midden jaren tachtig, werkend voor een pr-bureau, begon hij de manier waarop de overheid omging met aids aan de kaak te stellen. In 1988 werd hij, na een bijeenkomst van de protestgroep ACT UP, homoactivist.Binnen enkele dagen werd hij al gearresteerd wegens het verstoren van een lezing van de toenmalige kardinaal Ratzinger (en huidige paus Benedictus XVI) in Peter's Evangelical Lutheran Church. Signorile was medeoprichter en redacteur van het gay magazine OutWeek in 1989 en stond al snel in het centrum van de debatten over het outen van beroemdheden. Daarnaast schreef hij ook voor bladen als The New York Times, USA Today, en The Los Angeles Times. Tegenwoordig is hij dagelijks te horen op de radio in zijn The Michelangelo Signorile Show.
Uit: Queer in America
It was electrifying. Chills ran up and down my spine as I watched the protesters and then looked back at Ratzinger. Soon, anger swelled up inside me: This man was the embodiment of all that had oppressed me, all the horrors I had suffered as a child. It was because of his bigotry that my family, my churcheveryone around mehad alienated me, and it was because of his bigotry that I was called faggot in school. Because of his bigotry I was treated like garbage. He was responsible for the hell Id endured. He and his kind were the people who forced me to live in shame, in the closet. I became livid. I looked at Cardinal OConnor, who had buried his head in his hands, and I recognized the man sitting next to him. It was OConnors spokesman and right-hand man, Father Finn, who had been the dean of students back at my high school, Monsignor Farrell. A vivid scene flashed in front of my eyes: the horrible day when I was in the principals office talking to the principal, the guidance counselor, and the dean; the day they threw me out because I was queer. I looked back at Ratzinger, my eyes burning; a powerful surge went through my body. The shouting had subsided a bit because some of the brothers had gotten in front of the room to calm the crowd. The police had arrived and were carting away protesters. Suddenly, I jumped up on one of the marble platforms, and looking down, I addressed the entire congregation in the loudest voice I could. My voice rang out as if it were amplified. I pointed at Ratzinger and shouted, He is no man of God! The shocked faces of the assembled Catholics turned to the back of the room to look at me as I continued: He is no man of Godhe is the devil!
Michelangelo Signorile (New York, 19 december 1960)
De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Fink-Jensen maakte zijn debuut als literair schrijver, toen op 4 juni 1975 in het Deense dagblad "Information" één van zijn korte verhalen, Juni 1995, werd gepubliceerd. In mei 1976 werden vier van zijn gedichten gepubliceerd in het tijdschrift "Hvedekorn". Hij bracht in 1981 zijn eerste boek uit, een gedichtenbundel met de titel Verden i et øje (De wereld in een oog). Zijn eerste proza, een verzameling korte verhalen met de titel Bæsterne (De beesten) verscheen in 1986. In 1976 deed hij eindexamen in de moderne talen aan de kostschool Herlufsholm en vervulde vervolgens zijn dienstplicht. Hij studeerde in 1986 af als architect aan de Kunstacademie, School van Architectuur, te Kopenhagen. Aan dezelfde academie studeerde hij in 1997 af als multimediaontwerper. Samen met keyboardspeler Fredrik Mellqvist en saxofonist Jens Severin treedt Fink-Jensen op met een multimediashow. Deze show is een combinatie van voordracht, een diavoorstelling en muziek en wordt opgevoerd op onder andere scholen en festivals.
MOON! LOOK AT ME!
Come up to me, trees
Like a rain immersing the fields
Come up and grow
And for that split second
My life will last
Climb down to me, sky
Seize me by your stars
With your endless, wet night
And gentle sapphire sea
Look at me moon, at the frontier
Of my ultimate love
I reflect myself in you
And to my pleasure
I see my beloved's face.
Vertaald door Sheema Kalbasi
Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)
De Britse schrijver Jon Smith werd geboren op 19 december 1975 in Londen en groeide op in de Merseyside. Hij studeerde amerikanistiek aan de universiteit van Reading en gaf daarna een jaar lang Engelse les in Zuid-Korea. Vanaf 1988 werkte hij voor verschillende internetbedrijven, zoals Amazon.co.uk en Kitbag.com en begon in 2002 zijn eigen bedrijf Toytopia. Werkend voor dit bedrijf schreef hij de eerste schetsen voor Toytopia, en voor The Blokes Guide To Pregnancy die allebei verschenen in 2004.
Uit: The Bloke's Guide to Pregnancy
Quite early on in pregnancy, you can expect your partner to receive a visit from the so-called 'breast fairy,' officially known as engorgement.... Thanks to man's new best friend, colostrum, your partner's breasts will defy gravity and often belief. You will bear witness to your partner transcending the alphabet in cup sizes, all within a matter of weeks.... It may be that your partner expresses annoyance at her larger breasts, and feigns resentment at any Pamela Anderson comparisons, but this is probably more to do with the cost of replacement bras than displeasure at having bigger boobs.... Once breastfeeding is replaced with solids, your partner's breasts will return to their pre-pregnancy state. Life is just not fair.
A la mémoire de Maurice Pilorge, assassin de vingt ans
Le vent qui roule un cur sur le pavé des cours, Un ange qui sanglote accroché dans un arbre, La colonne dazur quentortille le marbre Font ouvrir dans ma nuit des portes de secours.
Un pauvre oiseau qui tombe et le goût de la cendre, Le souvenir dun il endormi sur le mur, Et ce poing douloureux qui menace lazur Font au creux de ma main ton visage descendre.
Ce visage plus dur et plus léger quun masque, Et plus lourd à ma main quaux doigts du receleur Le joyau quil convoite ; il est noyé de pleurs. Il est sombre et féroce, un bouquet vert le casque.
Ton visage est sévère : il est dun pâtre grec. Il reste frémissant aux creux de mes mains closes. Ta bouche est dune morte et tes yeux sont des roses, Et ton nez dun archange est peut-être le bec.
[...]
Sur mon cou sans armure et sans haine, mon cou Que ma main plus légère et grave quune veuve Effleure sous mon col, sans que ton cur sémeuve, Laisse tes dents poser leur sourire de loup.
O viens mon beau soleil, ô viens ma nuit dEspagne, Arrive dans mes yeux qui seront morts demain. Arrive, ouvre ma porte, apporte-moi ta main, Mène-moi loin dici battre notre campagne.
Le ciel peut séveiller, les étoiles fleurir, Et les fleurs soupirer, et des prés lherbe noire Accueillir la rosée où le matin va boire, Le clocher peut sonner : moi seul je vais mourir.
Hanny Michaelis, Italo Svevo, José Lezama Lima, Michel Tournier, Peter Stephan Jungk
De Nederlands dichteres Hanny Michaelis werd geboren in Amsterdamop 19 december 1922. In 1949 publiceerde zijhaar eerste bundel, getiteld Klein voorspel. De oorlog, waarin zij haar beide ouders verloor, drukte een groot stempel op haar werk.Michaelis was van 1948 tot 1959 getrouwd met Gerard Reve. Ze leerden elkaar kennen in 1947 bij de uitreiking van de Reina Prinsen Geerligsprijs, die dat jaar was toegekend aan Gerard, en waarbij Hanny een eervolle vermelding kreeg. In 1963 maakte ze de (geautoriseerde) vertaling van Reve's bundel The acrobat and other stories onder de titel Vier wintervertellingen. Het huwelijk van Hanny Michaelis en Gerard Reve werd ontbonden toen Reve ervoor koos voor zijn homoseksualiteit uit te komen en met een man te gaan samenleven. Michaelis en Reve bleven wel zeer goed bevriend. Hanny Michaelis bezocht Gerard Reve nog met enige regelmaat. Haar gezondheid stond echter niet toe dat ze in april 2006 op zijn begrafenis aanwezig was. Na Wegdraven naar een nieuw Utopia (1971) verschenen er geen nieuwe bundels meer van Michaelis. Wel verschenen nog de bloemlezing Het onkruid van de twijfel (1989), de Verzamelde gedichten (1996) en een bundel met jeugdherinneringen in proza Verst verleden (2002). In 1995 ontving zij de Anna Bijns Prijs voor haar gehele oeuvre.
Sinds die nacht
Sinds die nacht die ons weer bijeen moest brengen en die ons verder dan ooit van elkaar heeft vervreemd ben je langzaam maar zeker aan mijn gedachten ontglipt. Alleen vraag ik me soms nog af hoe je rode kater het maken zou die 's morgens natgeregend op het bed sprong en ons onder luid gesnor geestdriftig kopjes gaf alsof er iets viel goed te maken. Hij was liever voor ons dan wij voor elkaar, maar hij had dan ook niets te vrezen.
Jaren later
Jaren later op een heldere middag vol nuchtere geluiden en bezigheden in een huis dat je nooit heeft gekend, herinner ik mij plotseling hoe zacht je ogen werden als je mij aankeek.
En even verschijn je mij ten voeten uit, onverwacht overgekomen uit het tijdeloze. Zo zacht zijn je ogen dat ze mij verzoenen met je weggaan, sneller en onverwachter dan je komst.
Uit: Ein Leben (Una Vita, vertaald door Barbara Kleiner)
«Meine liebe Mama,
gestern abend erst erhielt ich Deinen guten und schönen Brief.
Sei unbesorgt, Deine große Schrift hat nichts Rätselhaftes für mich¸ auch wenn ich ein Wort nicht entziffern kann, verstehe ich, oder glaube ich doch zu verstehen, was Du wolltest, als Du die Feder in dieser Art übers Papier wandern ließest.
Ich lese Deine Briefe immer wieder; sie sind so einfach, so gut, sie gleichen Dir; sie sind Fotografien von Dir. Ich liebe sogar das Papier, auf dem Du mir schreibst! Ich erkenne es wieder, der alte Creglingi verkauft es, und wenn ich es sehe, erinnere ich mich an die gewundene, aber reinliche Hauptstraße in unserem Dorf. Ich sehe mich wieder dort, wo sie sich zu einem Platz weitet, in dessen
Mitte das Haus von Creglingi steht, niedrig und klein, das Dach in Form eines Kalabreserhuts, das Ganze ein einziges Loch, der Laden! Drin er, eifrig dabei, Papier zu verkaufen, Nägel, Fusel, Zigarren
und Stempelmarken, langsam, aber mit den aufgeregten Gebärden eines Menschen, der schnell machen will, indem er zehn Menschen auf einmal bedient, oder besser gesagt, indem er einen bedient und die anderen neun dabei unruhig im Blick behält. Grüß ihn bitte vielmals von mir. Wer hätte gedacht, daß ich je Lust verspüren würde, diesen brummigen Geizkragen wiederzusehen?
Du mußt nicht glauben, Mama, daß es einem hier nicht gutgeht; ich bin es, dem es schlechtgeht!
Ich kann mich nicht damit abfinden, Dich nicht zu sehen, so lang so fern von Dir zu sein, und es steigert meinen Schmerz, wenn ich denke, daß auch Du Dich allein fühlen wirst in dem großen Haus weitab vom Dorf, wo Du partout wohnen bleiben willst, weil es nun einmal uns gehört. Außerdem habe ich wirklich das Bedürfnis, unsere gute Luft zu atmen, die rein und ursprünglich ist. Hier atmet man eine gewisse dikke, verräucherte Luft, die ich bei meiner Ankunft schwer über der Stadt liegen sah, in Form eines riesigen Kegels, wie bei uns im Winter der Dunst über dem Teich, von dem man aber weiß, woraus er besteht; er ist reiner. Die Menschen, die hier leben, sind alle, oder doch fast alle, heiter und gelassen, weil sie nicht wissen, daß man anderswo um so vieles besser leben kann.
Italo Svevo (19 december 1861 13 september 1928)
«Ombre. Le chemin de la vie va d'est en ouest. L'enfant marche le dos au soleil levant. Malgré sa petite taille, une ombre immense le précède. C'est son avenir, caverne à la fois béante et écrasée, pleine de promesses et de menaces, vers laquelle il se dirige, obéissant à ce qu'on appelle justement ses aspirations. A midi, le soleil se trouvant au zénith, l'ombre s'est entièrement résorbée sous les pieds de l'adulte. L'homme accompli s'absorbe dans les urgences du moment. Son avenir ne l'attire ni ne l'inquiète. Son passé n'alourdit pas encore sa marche. Il ignore la nostalgie des années défuntes, comme l'appréhension du lendemain. Il fait confiance au présent, son contemporain, son ami, son frère. Mais le soleil basculant vers l'occident, l'ombre de l'homme mûr naît et croît derrière lui. Il traîne désormais à ses pieds un poids de souvenirs de plus en plus lourd, l'ombre de tous ceux qu'il a aimés et perdus s'ajoutant à la sienne. D'ailleurs il avance de plus en plus lentement, et s'amenuise à mesure que grandit son passé. Un jour vient où l'ombre pèse au point que l'homme doit s'arrêter. Alors il disparaît. Il devient tout entier une ombre, livrée sans merci aux vivants.»
Michel Tournier (Parijs, 19 december 1924)
De Amerikaanse, Duitstalige, schrijver Peter Stephan Jungk werd geboren op 19 december 1952 in Santa Monica. Vanaf 1957 groeide hij op in Wenen en Berlijn. Het gymnasium sloot hij af in Salzburg. Van 1974 tot 1976 studeerde hij aan het American Film Institute in Los Angeles. Van 1976 tot 1979 woonde hij weer in Salzburg waar hij werkte als regie-assistent bij de verfilming van Peter Handkes "Die linkshändige Frau". Sinds 1988 woont hij met zijn gezin in Parijs. Peter Stephan Jungk schrijft romans, essays en draaiboeken en vertaalt uit het Engels.
Uit: Der König von Amerika
Seit vier Jahrzehnten glückt mir ein Wagnis nach dem anderen, flüstert er sich zu, wie an jedem Morgen nach dem Erwachen und vor dem Aufstehen. Es hat Rückschläge gegeben, unbestritten. Aber sie waren selten. Äußerst selten. Mitunter sah es aus, als müßten wir unsere Mitarbeiter allesamt entlassen. Das Studio auflösen. Roy aber hat es immer wieder verstanden, Bankiers, Financiers, Aktionäre umzustimmen. Roy, der um siebeneinhalb Jahre ältere Bruder. Der Realist in der Familie, der vor jeder neuen Entwicklung zurückschreckte, mehr noch, sie zunächst zu verhindern suchte. Der niemals glauben mochte, die Ideen seines jüngsten Bruders könnten Gewinne erzielen. Trotzdem: Ohne Roy, denkt Walt, gäbe es unser Unternehmen nicht. Millionen und Abermillionen hat er der Bank of America entlockt, im Verlauf der Zeit. Walt begreift nicht ganz, wie Roy das schaffen konnte. Anderseits ist er sich dessen bewußt, sein Einfallsreichtum allein habe die Endloskette der Kredite ermöglicht. Er war der Erste, der Zeichentrickfiguren Persönlichkeit verlieh. Er war der Erste, der in seinen Filmen mit Farbe arbeitete. Er war der Erste, der Trickfilme erfolgreich vertonte. Der Erste, der einen abendfüllenden Zeichenfilm produzierte. Der Erste, dem es gelang, einen Spielpark in die Welt zu setzen, der weder traurig, noch jemals schmutzig oder gar häßlich war.
Peter Stephan Jungk (Santa Monica, 19 december 1952)
Jürgen Fuchs, Paul Nizon, Tankred Dorst, Anne Golon, Johannes Kirschweng
Evenals de 17e kent ook de 19 december heel wat literaire geboortedagen. Vandaar dat er na deze posting nog twee volgen. Kom gerust nog eens kijken later vandaag.
De Duitse schrijver en burgerrecht-activist Jürgen Fuchs werd geboren op 19 december 1950 in Reichenbach in het Vogtland. Al vanaf vroege leeftijd blonk hij uit op school en had een talent voor literatuur. Hij voltooide een opleiding bij de spoorwegen en ging psychologie studeren. Fuchs gevoelens voor het socialistische model waren zeer tegenstrijdig omdat hij enerzijds voor het utopische idee was maar anderzijds wilde hij laksheid van het systeem tegenover mensenrechten veranderen. In 1968 werd hij gedwongen te stoppen met zijn studie vanwege zijn kritische meningsuitingen jegens het schoolbestuur In 1976 werd hij gevangen genomen na zijn protesten tegen de emigratie van Wolf Biermann en in 1977 kwam hij weer vrij dankzij internationale protesten en mocht hij naar het westen toe. Na die tijd werkte Jürgen Fuchs als schrijver en psycholoog voor probleemjongeren en zette zich voor diverse vrijheidsbewegingen.
Uit:Zellenkrieg
Am Abend des 18. November wurde Havemanns Telefonanschluss gesperrt. Jürgen Fuchs erzählte, wie er am Vormittag des 19. November mit Gerulf Pannach, Christian Kunert und Havemann in dessen Auto unterwegs zum Spiegel-Büro in Ost-Berlin war, um ein weiteres Interview zu geben. Er hatte die Schriftstellerpetition mit einer Reihe von Unterschriften dabei. Danach wollten sie in Biermanns Wohnung in der Chauseestraße 131, sehen, ob die bereits ausgeräumt worden sei, ob etwas zu retten wäre. Noch bevor sie das Spiegel-Büro erreicht hatten, wurde Jürgen Fuchs gegen zehn Uhr aus Havemanns Auto heraus festgenommen. (...) Für die Erstvernehmung wurde er zu einem Stasi-Objekt gegenüber dem Gefängnis Magdalenenstraße gefahren. (...) In seiner kurz nach der Ausbürgerung geschriebenen fünfteiligen Spiegel-Serie Du sollst zerbrechen und, geringfügig gekürzt, in Vernehmungsprotokolle , seinem im Gedächtnis aufbewahrten Hafttagebuch, schildert Jürgen Fuchs die neunmonatige U-Haft, . der genaue Beobachter und Psychologe die hinterhältig subtilen Methoden und Zermürbungstaktiken, mit denen Vernehmer versuchen, belastende Aussagen zu erzielen.
Jürgen Fuchs (19 december 1950 9 mei 1999)
De Zwitserse schrijver en kunsthistoricus Paul Nizon werd geboren op 19 december 1929 in Bern. Hij studeerde kunstgeschiedenis, klassieke archeologie en germanistiek in Bern en München. Na zijn studie werkte hij o.a. in het Historisch Museum in Bern. Sinds 1962 is Nizon, die sinds 1977 in Parijs woont, als zelfstandig schrijver werkzaam. Ook was hij in 1984 gastdocent aan de universiteit van Frankfurt am Main en in 1987 aan de Washington University in St. Louis
Uit: Das Fell der Forelle
Ich hatte mein Gepäck in der Tantenwohnung abgestellt, Koffer und Taschen. Sie schienen sich aneinander zu drängen wie Flüchtlinge, eingeschüchterte. Die Wohnung in ihrer beredten Intimität und mein Gepäck wie die versammelte Haltlosigkeit inmitten er pathetischen Anordnung der Möbel und Dinge, die alle von der verstorbenen Tante sprachen. Kleinlaut schaute ich auf das Hoffenster und auf den Kamin mit dem mannshohen goldgerahmten Spiegel, der mir eine Person mit verschreckten Zügen zurückwarf. Wieder starrte ich auf mein Gepäck. Es wirkte vernutzt. Das Gepäck wie der Inbegriff der Erschöpfung. Es dunkelte vor dem Fenster. Mir war, wie wenn das Licht stufenweise nachließe, und nun dachte ich, wie, wenn es nicht das Tageslicht, sondern das Augenlicht wäre, das am Verlöschen ist. Schon sah ich mich mit vorgestreckten Händen nach dem Ausgang tappen und draußen nach dem Treppengeländer tasten. Um Hilfe schreien. Oder wenn das Herz versagte? Sieh nicht so herum, rühr dich. Ich wagte ja nicht einmal den Mantel auszuziehen. Ich nahm den Schlüsselbund von dem kleinen Tisch neben dem monumentalen Fauteuil und schickte mich an, die Wohnung zu verlassen. Ich schloss ab, nahm die Treppenstufen energischen Schritts um mir Mut zu machen?
Jedenfalls wollte ich vor der Conciergeloge nicht als Jammergestalt in Erscheinung treten.
Kaum auf der Straße, war das Bisschen Mut auch schon verbraucht. Ich überquerte die Straße und klebte mein Gesicht an das Schaufenster eines Werkzeuggeschäfts. Es waren die unmöglichsten, mir schien: unbrauchbarsten weil veraltetsten Geräte in der Auslage ausgestellt, gusseiserne Rätsel, und in dem düsteren Raum, in dessen Tiefe ich eine alte Frau mehr erraten als sehen konnte, was ein dichtgefügtes Durcheinander von weiteren Eisenwaren aller Größen zu sehen, eine wahre Überfülle davon. Ein Orkus.
Paul Nizon (Bern, 19 december 1929)
.
De Duitse schrijver Tankred Dorst werd geboren op 19 december 1925 in Oberlind bei Sonneberg. Zijn familie was welgesteld en bezat een machinefabriek. Als scholier moest Dorst nog in de Wehrmacht en werd hij naar het westelijk front gestuurd. Het einde van WO II beleefde hij als gevangene in kampen in Engeland en in de VS. Toen hij in 1947 naar Duitsland terugkeerde maakte Oberlind deel uit van de Russische zone en was zijn dfamilie alles kwijt. Dorst studeerde vervolgens germanistiek en kunstgeschiedenis in Bamberg en in München tot 1959 ook nog theaterwetenschappen. Praltische ervaring met het schrijven van stukken deed hij op bij de Marionettenstudio Das kleine Spiel. In 1960 kwamen in Lübeck en Mannheim de eerste grote stukken van hem op de planken.
Uit: Der verbotene Garten
Ihr schrillen Vögel, die ihr in mein Zimmer einfallt und mich stört mit eurem Geflatter: was wollt ihr? Schon im Garten habe ich euch gehört, ich bin vom Weg abgekommen. Nun sitze ich an meinem Tisch und schreibe. Ich versuche mich zu erinnern. Seid still! Ich klatsche in die Hände - hört auf mit dem Geflatter! Was pickst du nach meiner Hand, Unverschämter! Sie schreibt, Worte und Taten schreibt sie auf Papier. Ich bin der Condottiere. Wer, wenn nicht ich, hält die Ereignisse fest, die das Gedächtnis der stummen Menschheit erweitern, damit sie ihr Haupt in den Himmel erhebt: seht, so viel vermag ich! So groß ist meine Tapferkeit! So erfindungsreich bin ich! Ich fliege, ich stürme über den See! Ich verwandle Worte in eine Flamme, die über die Städte hinschlägt! Aus den Höhlen der Finsternis greife ich in den kaltglühenden Diamant! Euch, Götter, sehe ich alt werden und sterben. Ich aber - bleibe jung! Unversehrt! Nur eine kleine Schwiele habe ich an meinem mittleren Finger: vom Schreiben. Lacht ihr darüber? Den Triumph des Lebens habe ich aufgeschrieben über den Tod. Bin ich verrückt? Vögel, hört auf zu flattern über meinem Kopf. Meinen Tod werdet ihr nicht überfliegen. Fliegt zu den Toten, ihr Totenvögel!
Tankred Dorst (Oberlind, 19 december 1925)
De Franse schrijfster Anne Golon werd geboren als Simone Changeux in Toulon, Frankrijk op 19 december 1921. Toen ze 18 was publiceerde ze haar eerste boek "At the Land of Behind My Eyes" onder het pseudoniem Joelle Danternne. In Afrika ontmoette ze haar toekomstige man de geoloog Vsevolod Sergeïvich Goloubinoff (geboren in het toenmalige Perzië) die reeds gepubliceerd had onder de naam Serge Golon. Ze werd bekend als schrijfster van de Angélique reeks, waarbij hij hielp met het historisch research. Het eerste boek werd gepubliseerd onder de naam Anne Golon, maar later herdrukt op beide namen of met het pseudoniem Sergeanne Golon. Na zijn dood in 1972 werden de nieuwe boeken nog steeds gepubliceerd onder de namen Serge en Anne Golon.
Uit: Angélique, Marquise des Anges
L'une des murailles du château de Monteloup regardait du côté des marais. C'était la partie la plus ancienne, construite par un lointain seigneur de Ridoué de Sancé, compagnon de du Guesclin au XIVe siècle. Elle était flanquée de deux grosses tours, aux chemins de ronde en tuiles de bois, et quand Angélique en faisait l'escalade avec Gontran ou Denis, ils s'amusaient à cracher dans les mâchicoulis par lesquels les soldats du Moyen Age avaient jeté des seaux d'huile bouillante sur leurs assaillants. Les murailles prenaient racine dans un petit promontoire de calcaire au-delà duquel commençaient les marais. Jadis, au temps des premiers hommes, la mer s'était avancée jusque-là. En se retirant elle avait laissé un réseau de rivières, de chenaux, d'étangs, maintenant encombrés de verdure et de saules, royaume de l'anguille et de la grenouille où les paysans ne circulaient qu'en barques. Les hameaux et les huttes étaient construits sur les îles de l'ancien golfe. Pour avoir parcouru cette province des eaux, M. le duc de la Trémoille, qui fut l'hôte un été du marquis du Plessis et qui se piquait d'exotisme, l'appela: Venise verte.
Anne Golon (Toulon, 19 december 1921)
De Duitse dichter en schrijver Johannes Kirschweng werd geboren in Wadgassen/Saar op 19 december 1900. Na WO I studeerde hij theologie en filosofie aan het deminarie in Trier. In 1933 werd hij tot kapelaan in in Saarbrücken benoemd, maar om gezondheidsredenen ging dat niet door. Daarna kon hij zich volledig aan het schrijven wijden. Zijn werk wordt gekenmerkt door de Saarlandse afkomst en door zijn katholicisme. Later zette hij zich in voor goede Duits Franse betrekkingen.
DIE KERZE
Tief ist die Nacht und der Winter ist dunkel und schwer. Alle die blùhenden Sommer gingen dahin. Alle die glùhenden Gàrten und innigen Wiesen sind leer. Arm ist die Nacht und es glùht eine einsame Kerze darin.
Aber trugen nicht tausend Bienen den Sommer der Wiesen Heim und bauten daraus die goldenen Waben? Leuchten uns nicht die jubelnden Gärten aus dieser Honigfarbenen Kerze, die wir entzündet haben?
Keines Sommers Geheimnis war uns zu rauben. Keiner ging so, wie die Fremdlinge hingehen, hin. Siehe: die Kerze glüht durch die drohende Nacht und wir glauben Alles vergänglichen Blühns unsterblichen Sinn.
Johannes Kirschweng (19 december 1900 22 augustus 1951)
Uit: Peg Entwistle Will Have Her Revenge on Hollywoodland
Her countenance remained stoic with authoritative undertones, unaffected by the mans change in attitude. With a phone call she was given a triangular visitors sticker for her jacket and directed to walk through the metal detector entranceway. Good luck, offered the guard as she marched onto the elevator. She pressed the button for the forty-third floor. As the lift ascended she reached up for her shades and placed them in an inside pocket. Stepping off the elevator, Rogess was immediately greeted by a chipper, casually dressed brunette volunteering a firm handshake.
Rogess, Im Kelli! Good to meet you. Christmas will be with you shortly. Cold out there, isnt it? Please, have a seat in reception. Hes meeting with Punch, hell be out in a minute.
Rogess sat, adjusted her dark-as-black navy stockings, and recalled her fathers advice: Be yourself. With sarcasm, she thought: Yeah, thatll get me the job. Smirking, she thought: So this is it. How anticlimactic. No sooner than she contemplated browsing magazines had a tone sounded from the phone on Kellis desk.
Christmas is ready for you, Rogess. Ill take you back to the office. Id advise you keep your coat with you, said Kelli, with a wink. Rogess was led into Christmass large, sunlit corner office; Kelli smiled (had never stopped smiling, actually) and shut the door behind her.
Christmas Muse leaned against his desk, almost sitting. His expressive brown eyes were wide with wonder and zealous spirit, assessing Rogess and drawing her in immediately. His hair was slightly longer on top than Rogesss buzz cut, bald at the sides. He had a boyish look about him, despite the neat mustache topping off his upper lip. The busy design of his Glen plaid suit somehow lent levity to the aristocratic air about him, yet he still held the commanding presence of a man of ability, an American pioneer, twice his age. He was thirty-three.
Miles Marshall Lewis (New York, 18 december 1970)
De Franse schrijfster Mazarine Pingeot werd geboren in Avignon op 18 december 1974. Ze is het buitenechtelijk kind van François Mitterrand, wat voor het grote publiek verborgen bleef tot in 1994. Pingeot bezocht het elitaire lycée Henri-IV in Parijs en studeerde daarna filosofie aan de École Normale Supérieure Lettres et Sciences Humaines. In 1998 publiceerde zij haar eerste roman Premier Roman, die niet zo best ontvangen werd door de kritiek. Dat gold wel voor haar tweede boek Zeyn ou la Reconquête uit 2000. In 2005 verscheen Bouche cousue over haar jeugd als staatsgeheim. Le Cimetière des poupées uit 2007 vertelt de geschiedenis van een moeder die haar eigen kind doodt. Mazarine Pingeot woont tegenwoordig in Parijs samen met haar partner Mohammed Ulad Mohan, hun zoon Ascot en hun dochter Tara.
Uit: Le Cimetière des poupées
Javais mis des bottes, jétais sûre davoir du succès, elles étaient si chères. Je ne tai pas parlé de la dépense, tu maurais fait des reproches, cest sûr. Mais je pensais que, vu le prix, on les remarquerait. Il y avait une femme, avec un chapeau, un chapeau, comment dire, ni rond ni carré, un chapeau de détective, le même, presque le même que ma mère gardait en souvenir de mon père.
Cest tout ce quil lui a laissé, jaurais pu dire nous nest-ce pas, mais le nous que nous formions, ma mère et moi, nétait que de circonstance. Dire quil lui a laissé est aussi excessif, il la abandonné, dans une pièce quelconque, il la oublié là, avant de claquer la porte une bonne fois pour toutes, devant ce ventre infâme que je déformais. Elle laurait voulu vide, ce ventre, et plein ce chapeau.
Tout le monde navait dyeux que pour elle, parce quelle était belle je crois, mais je ne pouvais mempêcher de penser que cétait à cause du chapeau. Alors mes bottes, bien sûr. Dune certaine manière, ça aurait pu me rassurer, tu ne les as pas remarquées toi non plus, ces bottes hors de prix, peut-être les aurais-tu trouvées jolies, sans poser de questions, parce que après tout elles ressemblent à des bottes, celles que je portais il y a dix ans déjà, depuis cest revenu à la mode, mais est-ce que tu te soucies des modes, est-ce que tu te soucies de la manière dont je mhabille, est-ce que tu regardes jamais mes pieds ? Son chapeau, oui, parce quelle la sur la tête et que, quoi quon en dise, cest toujours le visage quon regarde en premier.
Javais encore raté mon entrée dans cette salle, mais comment deviner que ce serait notre dernière soirée ?
Tu te tenais à mes côtés, et je les observais, toutes ces femmes, femelles, artistes, présidentes de société ou assistantes, des élégantes. Tu naimais pas lélégance, le luxe, lostentation, et javais réussi à me rendre invisible, comme tu trouvais quil seyait à une femme. Pourtant javais remarqué que tu les regardais, ces femmes habillées avec soin, que tu leur souriais et même que tu leur plaisais. Jaimais que tu les approches, les séduises, combien tu étais brillant alors, combien jétais fière de toi, de tes mots, de ton esprit, de cet humour que tu déployais, toi qui navais pas tant loccasion de faire rire, parce que je suis sérieuse, trop sérieuse, et si jai pensé un moment que cela te convenait, je soupçonnais aussi que tu maurais peut-être préférée éblouissante. A` défaut, tu te délectais de leur compagnie, à ces femmes du monde, et je nen prenais pas ombrage, jaurais fait comme toi à ta place, je les trouvais intéressantes moi aussi, je les admirais, et je tadmirais de te faire admirer delles.
De Canadese dichter en schrijver Gatien Lapointe werd geboren op 18 december 1931 in Québec, waar hij ook het klein seminarie bezocht. Daarna studeerde hij o.a literatuur aan de universiteit van Montréal. In 1953 verscheen zijn eerste dichtbundel Jour Malaisé. In 1956 kon hij met een beurs aan de Sorbonne en aan het Collège de France in Parijs gaan studeren. Na zijn terugkeer naar Canada in 1962 werkte hij jarenlang als docent.
Dieu ou l'homme
J'épelle dans ma main le nom de chaque chose
Je dessine la première cité
L'odeur de la terre remplit ma face
La terre est en moi comme un arbre
Plein de passion et plein de nuit
Je vous rencontrerai à l'appel des mouettes
La mer soudain se lève sur sa hanche bleue
Et l'horizon retentit de nouvelles
Chaque événement me ramène au monde
Je reconnais les armes du bonheur
Haut navire amarré à mon épaule
C'est aujourd'hui l'enfance du soleil
Et la continuité de la chair dans la mort
Je ne supprime rien de l'espace de l'homme
Ma main sauve chaque espérance
Je nommerai la terre très fidèle
Amour ô rives de toutes faiblesses
Je fête la présence nécessaire
Un éclair garantit mon rêve dans l'orage
J'ai pris de la terre dans mes deux mains
J'ai bouché mes yeux avec de la terre
J'ai mis de la salive sur mes plaies
Je m'éveille en nommant tout ce que j'aime
Matin maladroit sur les doigts de l'homme
Je tiens ma face à la hauteur des arbres
J'apprends la patience de la rivière
Le récit des morts rapproche nos têtes
Ô mer cette grande hirondelle bleue
Naviguant sur les lignes de ma main
C'est ici que je vous reconnaîtrai
D'un pas j'éveillerai la mémoire du feu
D'un mot j'élèverai les figures du temps
Ma main en visière sur la montagne
J'apporte l'ombre et la lumière
J'apporte la chaleur d'un visage qui naît
Ce jour gardera-t-il mon nom toute l'année ?
Gatien Lapointe (18 décember 1931 15 september 1983)
De Birmees - Britse schrijver Saki (pseudoniem van Hector Hugh Munro, een naam gekozen uit de Rubaiyat van Omar Khayyam) werd geboren op 18 december 1870 Akyab, Birma als de zoon van Charles Augustus Munro, een inspecteur-generaal voor de Birmese politie in de tijd dat het land nog door Groot-Brittannië werd geregeerd. Hij groeide op in Engeland, en werd samen met zijn broer en zus door zijn grootmoeder en tantes opgevoed in een strak huishouden. Munro werd opgeleid aan Pencarwick School in Exmoth en de Bedford Grammar School. In 1893 ging hij bij de Birmese politie, maar werd drie jaar later om gezondheidsredenen gedwongen terug te gaan naar Engeland. Daar begon hij aan een carrière als journalist, en schreef voor kranten zoals de Westminster Gazette, Daily Express, en Morning Post. In 1900 verscheen Munro's eerste boek, The Rise of the Russian Empire, een historische studie gebaseerd op Edward Gibbons boek The Decline and Fall of the Roman Empire. Dit boek werd in 1902 gevolgd door Not-So-Stories, een bundel korte verhalen. In 1914 verscheen het boek When William came, waarin hij beschrijft wat er zou kunnen gebeuren als de Duitse keizer Engeland zou innemen. Hij wordt gezien als de meester van het korte verhaal en wordt vaak vergeleken met O. Henry en Dorothy Parker.
Uit: The toys of peace
Harvey, said Eleanor Bope, handing her brother a cutting from a London morning paper of the 19th of March, just read this about childrens toys, please; it exactly carries out some of our ideas about influence and upbringing.
In the view of the National Peace Council, ran the extract, there are grave objections to presenting our boys with regiments of fighting men, batteries of guns, and squadrons of Dreadnoughts. Boys, the Council admits, naturally love fighting and all the panoply of war . . . but that is no reason for encouraging, and perhaps giving permanent form to, their primitive instincts. At the Childrens Welfare Exhibition, which opens at Olympia in three weeks time, the Peace Council will make an alternative suggestion to parents in the shape of an exhibition of peace toys. In front of a specially-painted representation of the Peace Palace at The Hague will be grouped, not miniature soldiers but miniature civilians, not guns but ploughs and the tools of industry . . . It is hoped that manufacturers may take a hint from the exhibit, which will bear fruit in the toy shops.
The idea is certainly an interesting and very well-meaning one, said Harvey; whether it would succeed well in practice
We must try, interrupted his sister; you are coming down to us at Easter, and you always bring the boys some toys, so that will be an excellent opportunity for you to inaugurate the new experiment. Go about in the shops and buy any little toys and models that have special bearing on civilian life in its more peaceful aspects. Of course you must explain the toys to the children and interest them in the new idea. I regret to say that the Siege of Adrianople toy, that their Aunt Susan sent them, didnt need any explanation; they knew all the uniforms and flags, and even the names of the respective commanders, and when I heard them one day using what seemed to be the most objectionable language they said it was Bulgarian words of command; of course it may have been, but at any rate I took the toy away from them. Now I shall expect your Easter gifts to give quite a new impulse and direction to the childrens minds; Eric is not eleven yet, and Bertie is only nine-and-a-half, so they are really at a most impressionable age.
From the Longobardians I now pass to the great Teutonic group of peoples comprised in the term the Saxons. Their historian, Widukind, who wrote his chronicle in the tenth century, begins by telling what he has learned about the origin of the Saxons. Here, he says, different opinions are opposed to each other. According to one opinion held by those who knew the Greeks and Romans, the Saxons are descended from the remnants of Alexander the Greats Macedonian army; according to the other, which is based on native traditions, the Saxons are descended from Danes and Northmen. Widukind so far takes his position between these opinions that he considers it certain that the Saxons had come in ships to the country they inhabited on the lower Elbe and the North Sea, and that they landed in Hadolaun, that is to say, in the district Hadeln, near the mouth of the Elbe, which, we may say in passing, still is distinguished for its remarkably vigorous population, consisting of peasants whose ancestors throughout the middle ages preserved the communal liberty in successful conflict with the feudal nobility. Widukinds statement that the Saxons crossed the sea to Hadeln is found in an older Saxon chronicle, written about 860, with the addition that the leader of the Saxons in their emigration was a chief by name Hadugoto.
Viktor Rydberg (18 december 1828 21 september 1895)
Uit: Het feest der liefde Meeschrijvend met de wonderbaarlijke wedenwaardigheden uit mijn verbijsterende leven, ben ik aangekomen bij de dag dat een paar duizend mede-nulde jaarsstudenten en ik op een enorm kerkplein werden ontboden voor de introductiedagen van de stad en de universiteit. Het was er fascinerend gezellig. Overal stonden metershoge borden van biermerken (studeren is bier), sigarettemerken (studeren is roken) en een condoommerk (studeren is veilig). In die tijd, de vroege middeleeuwen, was ik nog beklagenswaardig groen en onervaren en links opgevoed. Ik was negentien, maar lovewise had ik in mijn leven niet meer meegemaakt dan dat ik op zo'n beetje ieder meisje dat ik kende erg verliefd was geweest. Slechts het meisje dat ik de allerleukste lellebel van de hele wereld' noemde had deze liefde beantwoord, zij het precies één keer, toen ze na een droevig eindexamenfeest om onbegrijpelijke redenen mij had gezoend, in plaats van de stoere drinkebroers en vechtersbazen die ze gewoonlijk in haar mond toeliet. Ik weet niet wat ik verwachtte van de introductieweek, maar wel dat alles anders zou worden.
Het begon onopvallend. Dolores vergat afspraken en namen. Ze vergat doorlopend waar ze haar sleutels had neergelegd om ze later verbaasd terug te vinden op de toetsen van haar piano, in de wasmand of op om het even welke vreemde plaats. Ze wist ook niet meer of ze haar medicijnen geslikt had en of ze al ontbeten had. De tweede fase was opvallender. Ze liet kranen lopen, lampen volop branden en de televisie aanstaan, veel te hard en de hele dag. Er kwam chaos in haar huis. Haar jas werd niet meer aan de kapstok opgehangen; ze liet hem vallen ergens op de grond. De buitendeur bleef openstaan. Op alle stoelen lagen kranten. De planten hingen slap of waren uitgedroogd. In de ijskast lag bedorven voedsel. Overal slingerden plastic tasjes met kleding, keukengerei, etenswaren en afval. De trap lag vol met schilderijen en boeken die of naar beneden of naar boven moesten worden gebracht. Door wie en waarom, dat wist ze niet meer. Kleingeld lag overal in het huis verspreid. Maar ze maakte zich niet ongerust. Ze was een beetje vermoeid, bedacht ze. Haar verstand was toch helder? En ze kon nog steeds uit een rijke herinnering putten. Wie vond het niet heerlijk om naar haar verhalen te luisteren? En die verhalen, die klopten toch nog steeds? Op advies van haar oude huisdokter en vriend René liet ze zich met grote tegenzin testen in het ziekenhuis, want natuurlijk was het onzin. Nergens voor nodig. Die tweede fase was duidelijk de ontkenningsfase. De uitslag wilde ze niet horen: beginstadium van alzheimer. Onzin. Ze zou zeker een second opinion vragen. Bovendien, dat beginstadium klonk eigenlijk wel vriendelijk. Ze liet zich gewoon beschermen door de zoete ontkenning en maakte zich nog steeds niet ongerust. Die second opinion kon nog wel wachten. Zolang ze haar decorum kon ophouden, zou ze zich niet gewonnen geven aan zoiets onbenulligs als een beetje vergeetachtigheid. Zij zag dat als een onschuldig signaal van de ouderdom. Ze zou echt niet meteen als een zombie op een stoel komen te zitten.
Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)
De IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson werd geboren in Reykjavík op 17 december 1963. Van 1975 tot 1982 verdiende hij zijn brood o.a. in de visindustrie, als metselaar en als politie-agent op het vliegveld van Keflavik. Van 1986 tot 1991 studeerde hij literatuurwetenschap aan de Hogeschool van Ijsland, waarna hij acht jaar lang docent literatuur was. In dezelfde tijd publiceerde hij artikelen en recensies. Tegenwoordig is hij zelfstandig schrijver. In 1996 debuteerde hij met Skurðir í rigningu (Eng. "Ditches in rain"). Daarna volgden o.a. Sumarið bakvið Brekkuna (1997, "The Summer Behind the Hill"), Birtan á fjöllunum (1999, "The Light on the Mountains") en Ýmislegt um risafurur og tímann (2001, "A Few Things about Giant Pines and Time").
Uit: Verschiedenes über Riesenkiefern und die Zeit (Vertaald door Karl-Ludwig Wetzig)
Großvater trinkt in der Küche Kaffee. Großvater toastet Brot. Großmutter schläft noch, meine Schwester auch. Todsicher. Alles ist still. Kein Auto draußen unterwegs, keine Stimme zu hören. Es ist noch so früh am Morgen, dass Großvater vermutlich allein auf der Welt ist, Kaffee im Becher, Toast auf dem Teller, die Brille auf dem Tisch. Da betrete ich die Küche und damit nimmt die Weltbevölkerung beträchtlich zu. Jetzt gibt es Großvater, mich und eine größer werdende Spinne in meinem Bauch.
"Opa, glaubst du, es ist gefährlich, eine Spinne zu verschlucken?"
"Das kommt ganz darauf an", sagt Großvater. "Das muss gründlich bedacht werden. Schmier du mir meine Butterbrote, während ich mal über die Sache nachdenke!" Großvater setzt die Brille auf und denkt nach, während ich ihm die Brote schmiere und sie mit Ziegenkäse belege.
Aus irgendeinem Grund kann Großvater es nicht ausstehen, sich selbst das Pausenbrot für die Arbeit zu machen. Normalerweise erledigt Großmutter das am Vorabend, es sei denn, sie und Großvater sind wegen irgendwas uneins, etwa darüber, was man mit einem Jungen machen soll, der eine Packung Kekse und ein Glas Nussnougatcreme klaut, dann einen ganzen Tag lang verschwindet und erst am Abend wieder auftaucht. Ich belege ihm die Brote, Großvater denkt. Er schenkt sich Kaffee nach und denkt weiter. Hm. Einmal hat er versucht, meine Schwester zu wecken, damit sie ihm die Brote schmiert - manchmal kann er ein unverbesserlicher Optimist sein. Es wäre realistischer und leichter gewesen, einen Toten zum Leben zu erwecken. Großvater denkt nach.
"Hast du tatsächlich eine Spinne in deinem Bauch, Junge?"
Ich schlucke. "Wenn ich eine im Magen hätte, könnte sie dann wachsen und wachsen und größer werden als ich selbst, mich am Ende in Stücke zerreißen und ich würde sterben?"
"Sind die Brote fertig? Gut, dann komm mit mir nach draußen in den Schuppen! Bei so etwas muss man gründlich sein, da taugen keine halben Sachen. Komm und sei leise!"
Jón Kalman Stefánsson (Reykjavík, 17 december 1963)
He had been nearly married several times, and he had had one or two affairs of the heart that he did not particularly care to think about, and in one case he had burned his fingers rather severely. His rival in the affections of an erratic married lady having persuaded her to give up to him Mr. Sorrell's letters, which the rival afterwards, to save his own skin, handed over to a remarkably injured husband, it was only by the most extraordinary exertions that Mr. Sorrell had kept out of the Divorce Courts, and this had proved to him such a warning that, as he stood there reflecting, nothing in the world would have persuaded him, except on shipboard, to have had anything whatever to do with Mrs. Lee-Egerton. It was not that anybody knew anything against her: it was that there was always enveloping her such a perpetual and cloudy feeling of insecurity. Her husband was the sort of man who was always shooting in the Rockies.