Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
09-01-2009
Anne Rivers Siddons, Giovanni Papini, Lascelles Abercrombie, Pierre Garnier, Thomas Warton
De 9e januari kent een vloed van literaire geboortedagen.Vandaar dat er na deze posting nog enkele volgen. Kom gerust nog eens kijken later vandaag.
De Amerikaanse schrijfster Anne Rivers Siddons werd geboren op 9 januari 1936 in Atlanta, Georgia. Zij bezocht de Auburn University, waar zij begon met schrijven. Haar roman Peachtree Road uit 1988, die gesitueerd is in Atlanta werd een bestseller. De schrijver Pat Conroy betitelde hem als as "the Southern novel for our generation"
Uit: Homeplace
Even before she opened her eyes, the child was afraid. Coming out of sleep, she was not sure where she was, only that it was wrong. She should not be in this place. He would be very angry. She was eight years old, and she had been afraid of him all of her life.
She lay still and listened, and heard the rain. The rain came riding on a vast gray wind, to pepper the flat tin roof and sing in the tops of the black-green pines in the woods across the road from the cabin. Over it, much nearer at hand, she heard the chink of the iron poker in the cooling fireplace, and the visceral, thumping wail of the Atlanta jigaboo station on the radio Rusky had given J. W. for Christmas.
Without opening her eyes, the child burrowed her head under the flaccid feather pillow and dragged the quilt closer around her. Her body was warm in the piled nest of quilts and blankets Rusky had heaped over her during the night, but her feet were icy and her nightgown must be up around her neck, because her legs were cold up to her thighs. She took a deep breath, inhaling musty bedclothes and the ashy, dark smell the cabin always had, made up of smoke from the fireplace and the smell of Rusky and J. W. themselves. It was not sweat, though that was part of it, it was more, was the fecund essence of the Cromies, who lived in the sagging cabin behind the big house on Pomeroy Street. It was a rich smell, deep and complicated, somehow very old, the essence of all Negroes Mike had ever known.
Anne Rivers Siddons (Atlanta, 9 januari 1936)
De Italiaanse schrijver Giovanni Papini werd geboren op 9 januari 1881 in Florence. Hij was een van de mede-oprichters van het programmatische, futuristische tijdschrift Lacerba in 1913, maar richtte zich na enkele jaren weer op het katholicisme en werd een gerespecteerde geleerde.
Uit: Der Spiegel auf der Flucht, Eine völlig absurde Geschichte (Vertaald door Angelika Hocke-Asam)
Vor vier Tagen etwa, als ich gerade leicht gereizt einige der wohl unehrlichsten Seiten meiner Lebenserinnerungen zu Papier brachte, hörte ich es leicht an die Tür klopfen. Aber weder erhob ich mich, noch gab ich eine Antwort. Das Pochen an der Tür war zu schwach, und mit schüchternen Menschen will ich nichts zu tun haben.
Tags drauf, zur selben Stunde, hörte ich es von neuem klopfen. Diesmal war das Pochen kräftiger und entschlossener. Aber auch an diesem Tag wollte ich die Tür nicht öffnen, weil ich diejenigen Menschen schon gar nicht mag, die sich allzu schnell korrigieren. Am darauffolgenden Tag, abermals zur selben Stunde, wurde das Pochen in heftiger Form wiederholt. Noch ehe ich mich zu erheben vermochte, sah ich die Tür sich öffnen und die mittelmäßige Gestalt eines ziemlich jungen Mannes mit leicht gerötetem Gesicht und mit vollem, dichtem, rotem Haar eintreten. Ungelenkt verbeugte er sich vor mir, ohne ein Wort zu sagen.
Kaum daß er einen Stuhl gefunden hatte, ließ er sich darauf fallen, und da ich stehen geblieben war, wies er mir den Sessel, damit ich darauf Platz nähme. Nachdem ich gehorcht hatte, glaubte ich das Recht zu haben, ihn zu fragen, wer er sei, und bat ihn mit nicht gerade höflicher Stimme, mir seinen Namen und den Grund mitzuteilen, der ihn veranlaßt hatte, in mein Zimmer einzudringen. Der Mann aber verzog keine Miene und ließ mich sofort verstehen, daß er momentan das zu bleiben gedachte, was er für mich war: ein Unbekannter.
»Der Grund, der mich zu Ihnen führt«, fuhr er lächelnd fort, »befindet sich in meiner Tasche, und ich werde Sie gleich mit ihm bekannt machen.« Tatsächlich hatte er ein schmutziggelbes Lederköfferchen mit abgenützten Messingbeschlägen in der Hand, das er im selben Augenblick öffnete und aus dem er ein Buch hervorholte.
Giovanni Papini (9 januari 1881 - 8 juli 1956)
De Engelse dichter en criticus Lascelles Abercrombie werd geboren op 9 januari 1881 in Ashton upon Mersey en studeerde aan de University of Manchester. Hij werkte als hoogleraar aan de universiteiten van Leeds, Londen en Oxford.In 1930 verschenen zijn verzamelde gedichten, Poems. Zijn belangrijkste werk is The Sale of Saint Thomas (in zes bedrijven)
The Sale of Saint Thomas (fragment)
A quay with vessels moored
Thomas
To India! Yea, here I may take ship;
From here the courses go over the seas,
Along which the intent prows wonderfully
Nose like lean hounds, and tack their journeys out,
Making for harbours as some sleuth was laid
For them to follow on their shifting road.
Again I front my appointed ministry. --
But why the Indian lot to me? Why mine
Such fearful gospelling? For the Lord knew
What a frail soul He gave me, and a heart
Lame and unlikely for the large events. --
And this is worse than Baghdad! though that was
A fearful brink of travel. But if the lots,
That gave to me the Indian duty, were
Shuffled by the unseen skill of Heaven, surely
That fear of mine in Baghdad was the same
Marvellous Hand working again, to guard
The landward gate of India from me. There
I stood, waiting in the weak early dawn
To start my journey; the great caravan's
Strange cattle with their snoring breaths made steam
Upon the air, and (as I thought) sadly
The beasts at market-booths and awnings gay
Of shops, the city's comfortable trade,
Lookt, and then into months of plodding lookt.
Lascelles Abercrombie (9 januari 1881 27 oktober 1938)
De Franse dichter Pierre Garnier werd geboren op 9 januari 1928 in Amiens. Aanvankelijk publiceerde hij traditionele gedichten, maar samen met zijn vrouw ontwikkelde hij de Franse versie van concrete poëzie, het zogenaamde spatialisme.
Larbre
Un arbre luit chaque matin
Dans chaque fruit il me répète
Comme les mains jointes dun saint
Son ombre entrouvre la fenêtre.
La source porte son feuillage
La mer unie et traversée
Nos voix recréent dautres visages
Et notre amour est habité.
Cest toujours la même folie
Le même sang le même mal
Les arbres simples de lesprit
Prennent loiseau pour capitale
Pierre Garnier (Amiens, 9 januari 1928)
De Engels dichter en literair criticus Thomas Warton werd geboren in Basingstoke, Hampshire, op 9 januari 1728. Van 1785 tot 1790 was hij Poet Laureate. Warton bezocht Winchester College en het Trinity College van de Universiteit van Oxford. Hij werd in 1757 benoemd tot professor in de poëzie en zou dat tien jaar blijven. Hij publiceerde zijn eigen gedichten, maar werd vooral bekend als criticus. In 1777 verscheen zijn bundel Poems, die opmerkelijk is vanwege de herintroductie van de uit de mode geraakte sonnetvorm en daarmee een voorbode van de periode van de Romantiek in Engeland.
Als criticus schreef hij Observations on Spenser's The Faerie Queene (1754) en The History of English Poetry (1774 - 1781).
The Pleasures of Melancholy (Fragment)
Few know that elegance of soul refin'd,
Whose soft sensation feels a quicker joy
From Melancholy's scenes, than the dull pride
Of tasteless splendour and magnificence
Can e'er afford. Thus Eloise, whose mind
Had languish'd to the pangs of melting love,
More genuine transport found, as on some tomb
Reclin'd, she watch'd the tapers of the dead;
Or thro' the pillar'd aisles, amid pale shrines
Of imag'd saints, and intermingled graves,
Mus'd a veil'd votaress; than Flavia feels,
As thro' the mazes of the festive ball,
Proud of her conquering charms, and beauty's blaze,
"Rätin, er lebt!" Die Konstellation war glücklich: die Sonne stand im Zeichen der Jungfrau und kulminierte für den Tag; Jupiter und Venus blickten sie freundlich an, Merkur nicht widerwärtig, Saturn und Mars verhielten sich gleichgültig; nur der Mond, der soeben voll ward, übte die Kraft seines Gegenscheins um so mehr, als zugleich seine Planetenstunde eingetreten war. Er widersetzte sich daher meiner Geburt, die nicht eher erfolgen konnte, als bis diese Stunde vorübergegangen." Es herrscht helle Aufregung im Haus am Hirschgraben zu Frankfurt an diesem 28. August 1749. Die junge Frau des Hauses liegt in den Wehen, es ist ihr erstes Kind und die Geburt ist alles andere als einfach. Schon am 25. August hatten die Schmerzen eingesetzt und immer noch hat die Quälerei kein Ende. Unruhig geht Johann Caspar Goethe in seinem Arbeitszimmer auf und ab. Nicht auszudenken, wenn seiner Frau etwas zustoßen sollte! Sie sind gerade ein Jahr miteinander verheiratet und Catharina Elisabeth ist einundzwanzig Jahre jünger als ihr Mann. Johann Caspar liebt seine Frau, seine "Caja", wie er sie nennt, aber ein bisschen väterlich ist sein Verhältnis zu ihr wohl auch. Immerhin hat er mit einer Heirat gewartet, bis er achtunddreißig Jahre alt war. Da war man schon fast ein "Hagestolz", ein eingefleischter Junggeselle.
Die Schreie Elisabeths dringen bis in sein Arbeitszimmer. Caspar Goethe ist am Ende mit den Nerven. Er ist ein Mann, der bekannt ist für seinen Ernst, für seine gravitätische Würde. Aber nun möchte er am liebsten fort, einfach aus dem Haus laufen, bis alles vorbei ist. Jedoch wenn er an die durchdringenden Augen seiner Schwiegermutter denkt, die seit zwei Tagen hier im Hause ist und ihrer Tochter in diesen Stunden beisteht, kommt ihm diese Idee nicht sehr glücklich vor. Mit seinen Schwiegereltern, den Textors, darf es sich Caspar auf keinen Fall verderben. Das sind hoch angesehene Frankfurter Bürger. Der Vater seiner Frau hat das Amt eines Stadtschultheißen, das heißt, er ist Bürgermeister und außerdem, genau wie Johann Caspar selbst, Jurist. Die Mutter nun gar ist eine Person, die ihre Ahnenreihe bis auf den berühmten mittelalterlichen Maler Lucas Cranach zurückführen kann. Und: Sie hat Haare auf den Zähnen. Caspar hat ziemlichen Respekt vor ihr, vor ihrer scharfen Zunge, ihrem Witz und vor allem vor dem Blick dieser Augen.
Uit:Das rote Strumpfband auf dem braunen Schenkel (Vertaald door Hans-Gerd Koch en Susanne Schüssler)
Nach dem Abendessen, während sie gelangweilt in einen sauren Apfel biß, brachte Nieves den Müll hinunter auf die Straße. Sie trug ihren Bademantel und hochhackige schwarze Schuhe mit zwei schmalen, gekreuzten Riemen über den Zehen. Sie warf die Mülltüte und den Apfel in den Eimer und blieb eine Weile mit verschränkten Armen stehen, um einem prächtigen Kater zuzuschauen, der im Rinnstein saß und sich das Geschlecht leckte. Noch nie hatte sie einen Kater so etwas mitten auf der Straße tun sehen. Als sie wieder in den Hausflur trat, versperrte ihr ein Mann den Weg, der ein Küchenmesser gezückt hielt. »Wer sind Sie? Was wollen Sie?« »Schreien Sie nicht, dann passiert Ihnen nichts.« »Ich habe kein Geld bei mir ...« »Ich will kein Geld.« Der Mann trat hinter sie, und sie spürte schwach seinen Atem. Außerdem spürte sie die Messerspitze auf einer ihrer Hinterbacken. »Gehen Sie zur Treppe und steigen Sie hinauf.« Nieves gehorchte. Ihre Knie zitterten; sie verlor einen Schuh und tastete auf dem Boden, bis sie ihn wieder am Fuß hatte. »Schöne Schuhe haben Sie«, sagte er. »Bitte tun Sie mir nichts.« »Ich möchte mich mit Ihnen unterhalten.« »Wohin bringen Sie mich?« »In Ihre Wohnung. Ich weiß, daß Sie allein leben. Wir könnten den Aufzug nehmen, aber das werden wir nicht tun. Im Aufzug müßte ich Sie auf der Stelle vergewaltigen. Außerdem leide ich an Klaustrophobie.« »Ich wohne im vierten Stock, im sechsten eigentlich.« »Ich weiß. Gehen Sie.« »Ich mache, was Sie wollen, aber bitte tun Sie mir nichts.« Sie hatte sein Gesicht kaum gesehen, aber doch bemerkt, daß er sehr jung war. Ein hochgeschossener Junge, mit großen Händen und einer Stirnlocke. Die Messerklinge war ungefähr zwanzig Zentimeter lang. »Werden Sie brav sein«, fragte er, als sie im dritten Stock waren, »und nett zu mir auch?« »Ja, ja.« Sie hoffte, auf der Treppe einem der Nachbarn zu begegnen, damit der Vergewaltiger erschrak und das Weite suchte. Aber nein. Schwer atmend betraten sie die Wohnung und gingen ins Wohnzimmer. Es war eine kleine Wohnung, stickig und unaufgeräumt, mit einem kleinen Balkon zur Straße; das einzige Licht kam vom Fernseher, der ohne Ton lief, und von einer Stehlampe neben dem Sofa.
Juan Marsé (Barcelona, 8 januari 1933)
De Duitse (toneel)schrijfster Claudia Grehn werd geboren op 8 januari 1982 in Wiesbaden. Zij groeide op in Trier en bezocht daar het Max-Planck-Gymnasium. In 2005 voltooide zij de leergang scenisch schrijven aan de Universität der Künste in Berlijn (UdK). In 2007 vertaalde zij in opdracht van het Maxim-Gorki-Theater samen met Armin Petras het stuk Gehen wir, der Wagen wartet van de Russische schrijver Jurij Klavdiev. Voor Heimlich bestialisch ontving zij deKleist-Förderpreis für junge Dramatiker.
Uit: Heimlich bestialischI cant wait to love in heaven
SOMMER HITZEWELLE ÜBER EUROPA alte menschen sterben, flüsse trocknen aus, rasensprengen verboten: die SINNflut schafft neue prioritäten in den städten ist es leicht an das ende der welt durch ozonvergiftung zu glauben endlich wieder regen ein mann hat sich in den eingang
der sex-kinokasse gerettet der regen spült den staub der strasse die hundekacke den abfall an
seinen füssen vorbei in die bordsteinrinne alles wird sauber die luft kann man wieder atmen eine frau aus den achtzigern leuchtet ihn an sarah young die zunge zwischen den zähnen er ist kein mann der auf so was reinfällt er ist auf dem weg in die oper ausverkauft! seit einem monat der einlass hat bereits begonnen es werden keine karten mehr zurückgenommen aber es ist klar dass er noch
eine organisiert er will es und was er will das setzt er auch durch der mann geht also in die oper es ist sein 40. geburtstag 10 jahre vor seinem tod aber das weiß er nicht die ärzte gaben ihm nur einen monat
in der pause sieht er eine brünnette an einem tisch stehen ALLEIN noch habe ich mein gutes aussehen denkt er noch erinnere ich an den erfolgreichen mann der ich einmal war:
auf meinem passfoto sehe ich aus wie ein schauspieler, das sagen alle, er sieht noch einmal genau hin: die frau ist zu schön um allein zu sein wahrscheinlich ist ihr mann vielbeschäftigt wie er einmal
FRAU
ich weiß nicht ob ich vor glück weine oder aus trauer
es ist seltsam das man sich seine gefühle aus
der oper holen muss
was machen sie hier
MANN
wenn es jemand geschafft hat so schöne musik zu
machen die gleichzeitig die tragik des lebens
begreift muss er die menschheit sehr geliebt haben
das hatte gereicht die frau hing an seinem arm
als sie die oper verließen
Claudia Grehn (Wiesbaden, 8 januari 1982)
De Oekraïense dichter en schrijver Vasyl Stus werd geboren op 8 januari 1938 in Rakhnivka, in de provincie Vinnytsia Oblast. In de jaren zestig was hij een van de belangrijkste voorvechters van onafhankelijkheid en in totaal zat hij 23 jaar gevangen. Stus studeerde geschiedenis en literatuurwetenschap aan het Pedagogisch Instituut in Stalino. In 1959 verschenen de eerste gedichten van hem in Russische tijdschriften. De eerste twee bundels mochten niet uitgegeven worden. Zijn tweede bundel Winterbomen werd verspreid via de samisdat en werd in 1970 gepubliceerd in Brussel. In 1980 werd Stus weer gearresteerd en tot tien jaar gevangenisstraf en vijf jaar verbanning veroordeeld. In 1985 ging hij in hongerstaking in het kamp bij Perm wegens een disciplinaire straf en zes dagen later stierf hij. Eerder dat jaar was hij door een internationale groep schrijvers en kunstenaars voorgedragen voor de Nobelprijs.
Berg
reiht sich an Berg
die Heimat
nicht zu sehen
kein Tropfen
Morgenrot
die Nacht flattert
wie ein Schatten
der Pappeln
und mein Sohn
er will mir
in der Gefangenschaft
nicht erscheinen
es raschelt grau
im finsteren Winkel
Gespenster und Geister
eines vergessenen Erbes
der Tag
mit seinem goldenen Hörn
ist in der Tiefe
zersplittert
die Schlinge
des Weges
streicht
um das Haar.
Schweigsam betrachtet dich der Tisch. Wehmütig fiel die Dämmerung. Sie überquerte den Hof und stellte sich an dein Fenster. Ging schon dein Tag zur Neige ? Hast du ihn wohl beendet ? Grämst du dich nicht, ein Schwimmer zwischen so fernen Ufern ? Lange, urlange Nacht kündigt sich an und rauscht, rauscht in den Wellen, rauscht...
Vertaald doorWira Wowk
Vasyl Stus (8 januari 1938 4 september 1985)
De Italiaanse schrijver en politicus Leonardo Sciascia werd geboren in Racalmuto, Agrigento op 8 januari 1921. Sciascia was raadslid in Sicilië, lid van het Italiaans parlement en, later, lid van het Europees parlement. Opgeleid als advocaat wijdde hij zich pas later in zijn leven aan het schrijven over Sicilië en de maffia. Zijn analyse van de ontvoering en moord op Aldo Moro, een vooraanstaand christendemocraat, wordt als een meesterwerk beschouwd. Hij was lid van de parlementscommissie tot onderzoek van de ontvoering van Moro. Sciascia schreef vanuit zijn Siciliaanse ervaring, waarin families met politieke partijen verbonden zijn.
Uit: Salz, Messer und Brot (Vertaald door Sigrid Vagt)
Garibaldis Freischärler zogen durch Regalpetra, stellten einen Mann an eine Kirchenwand und erschossen ihn, einen armen Felddieb, an der Mauer der Kirche San Francesco. Der Großvater eines Freundes von mir erinnerte sich noch daran, er war acht Jahre alt, als die Garibaldianer durchzogen; ihre Pferde hatten sie auf dem Burgplatz stehenlassen, erschossen nur eben den Mann, und weg waren sie; ihr Offizier war blond wie ein Deutscher. Carusi und Hauer arbeiteten weiter zwölf, vierzehn Stunden am Tag in der Hölle der Schwefelgrube. Die Felder brachten nicht genügend Erträge; die
Tagelöhner arbeiteten das ganze Jahr, nur um die Schulden für das Getreide zu bezahlen, das die Gutsherren knauserig vorschossen, und die Rekrutenaushebung entzog den Familien Arbeitskräfte. Es gab Väter, die ihren Söhnen die Axt in den Fuß hieben, um sie für den Wehrdienst untauglich zu machen. Ein alter Bauer erzählte mir, als für ihn der Zeitpunkt der Musterung heranrückte, habe er nachts gehört, wie sein Vater seine Mutter um Rat fragte: "Was sagst du, soll ich ihm ein Auge ausstechen oder ihm einen Zeh abhacken?"
Noch in derselben Nacht lief er von zu Hause fort und kam erst wieder zurück, um sich zum Wehrdienst einziehen zu lassen. Deshalb machten die Einwohner von Regalpetra 1866 einen Aufstand, sie steckten das Rathaus in Brand, und die verfluchten Unterlagen verbrannten im alten Kloster, wohin die Gemeindebüros verlegt worden waren. Doch dann kamen Piemonteser Soldaten, holten die Männer ab, die den Aufstand gemacht hatten, und die Rekrutierung ging weiter. Die Adligen allerdings hielten zu der neuen Regierung, auch die Besitzer und Pächter der Schwefelgruben und die durch Diebstahl, Wucher oder gefälschte Urkunden reich gewordenen Bürger (es ist unglaublich, wieviel Besitz in Regalpetra mit falschen Verkaufsurkunden oder Testamenten den Eigentümer gewechselt hat).
Leonardo Sciascia (8 januari 1921 - 20 november 1989)
Ko Un, Gaston Miron, Alfred Tomlinson, Francico Bocanegra, Baltasar Gracián y Morales, Béla Zsolt, Roland Moed
De Zuidkoreaanse dichter Ko Un werd op 8 januari 1933 in Kunsan geboren. Ko Un heeft erg geleden onder de Koreaanse oorlog en het verlies van familieleden, vrienden en kenissen in die tijd. In 1952 werd hij boeddhistisch monnik. Hij studeerde zowel oosterse als westerse filosofie. In 1960 verscheen zijn eerste dichtbundel. Hij werd prior van de Chondung tempel en later pedagogisch directeur van de Haein tempel. Toen de militaire machthebber Park Chung-Hee zich tot het boeddhisme bekeerde gaf Ko Un uit protest zijn leven als monnik op en ging hij in verzet tegen het regime. Dat kwam hem op talrijke arrestaties en folteringen te staan. Bovendien kreeg hij een publicatieverbod. Sinds 1992 is hij docent Koreaanse taal- en literatuur in Seoel. Zijn omvangrijkste werk is de serie Ten Thousand Lives, waarin iedereen aan bod komt die hij in zijn leven is tegengekomen.
The Little Spring
Without its little spring,
what would make Yongtun Village a village?
Endlessly, snowflakes fall
into the spring's dark waters
and dissolve.
What still still stillness,
as Yang-sul's wife,
covered in snow, goes out to draw water,
puts down her tiny little water jar
and picks up the gourd dipper but forgets to draw water,
watching snowflakes die:
that still still stillness.
Maternal Grandfather
Choi Hong-kwan, our maternal grandfather,
was so tall his high hat would reach the eaves,
scraping the sparrows nests under the roof.
He was always laughing.
If our grandmother offered a beggar a bite to eat,
he was always the first to be glad.
If our grandmother ever spoke sharply to him,
hed laugh, paying no attention to what she said.
Once, when I was small, he told me:
Look, if you sweep the yard well
the yard will laugh.
If the yard laughs,
the fence will laugh.
Even the morning-glories
blossoming on the fence will laugh
Ko Un (Kunsan, 8 januari 1933)
De Franstalige, Canadese dichter, schrijver en uitgever Gaston Miron werd geboren op 8 januari 1928 in Sainte-Agathe-des-Monts, honderd kilometer ten noorden van Montreal. In 1953 publiceerde Miron zijn eerste bundel Deux Sangs bij Éditions de l'Hexagone, een uitgeverij die hij samen met Olivier Marchand had opgericht. Het was de eerste uitgeverij die volledig gericht was op poëzie uit Quebec. Mirons belangrijkste en bekendste werk is La Marche à l'amour. Lange tijd verscheen zijn werk alleen in allerlei bladen en tijdschriften. Veel ervan werd uiteindelijk in 1970 gebundeld in L'homme rapaillé.
Mon bel amour
Mon bel amour navigateur
mains ouvertes sur les songes
tu sais la carte de mon coeur
les jeux qui te prolongent
et la lumière chantée de ton âme
qui ne devine ensemble
tout le silence les yeux poreux
ce qu'il nous faut traverser le pied secret
ce qu'il nous faut écouter
l'oreille comme un coquillage
dans quel pays du son bleu
amour émoi dans l'octave du don
sur la jetée de la nuit
je saurai ma présence
d'un voeu à l'azur ton mystère
déchiré d'un espace rouge-gorge
Plus belle que les larmes
Jeune fille plus belle que les larmes
qui ont coulé plus qu'averses d'avril
beaux yeux aux ondes de martin-pêcheur
où passaient les longs-courriers de mes désirs
mémoire, ô colombe dans l'espace du coeur
je me souviens de sa hanche de navire
je me souviens de ses épis de frissons
et sur mes fètes et mes désastres
je te salue toi la plus belle
et je chante
Gaston Miron (8 januari 1928 14 december 1996)
De Engelse dichter, vertaler en graficus Alfred Charles Tomlinson werd geboren op 8 januari 1927 in Stoke-on-Trent, Staffordshire.Hij studeerde Engels aan het Queens' College, Cambridge. Zijn eerste dichtbundel verscheen in 1951. Zijn Collected Poems verschenen in 1985, gevolgd door Selected Poems: 1955-1997 in 1997. Tomlinson is ook een verdienstelijk vertaler uit het Russisch, Spaans en Italiaans.
Against Travel
These days are best when one goes nowhere,
The house a reservoir of quiet change,
The creak of furniture, the window panes
Brushed by the half-rhymes of activities
That do not quite declare what thing it was
Gave rise to them outside. The colours, even,
Accord with the tenor of the dayyes, grey
You will hear reported of the weather,
But what a grey, in which the tinges hover,
About to catch, although they still hold back
The blaze that's in them should the sun appear,
And yet it does not. Then the window pane
With a tremor of glass acknowledges
The distant boom of a departing plane.
All Afternoon
All afternoon the shadows have been building
A city of their own within the streets,
Carefully correcting the perspectives
With dark diagonals, and paring back
Sidewalks into catwalks, strips of bright
Companionways, as if it were a ship
This counter-city. But the leaning, black
Enjambements like ladders for assault
Scale the façade and tie them to the earth,
Confounding fire-escapes already meshed
In slatted ambiguities. You touch
The sliding shapes to find which place is which
And grime a finger with the ash of time
That blows through both, the shadow in the shade
And in the light, that scours each thoroughfare
To pit the walls, rise out of yard and stairwell
And tarnish the Chryslers Aztec pinnacle.
Alfred Tomlinson (Stoke-on-Trent, 8 januari 1927)
De Mexicaanse dichter Francisco González Bocanegra werd geboren in San Luis Potosí op 8 januari 1824. Hij schreef de tekst van Himno Nacional Mexicano, het Mexicaanse volkslied. Zijn tekst werd in 1853 gekozen door president Antonio López de Santa Anna, die een wedstrijd had uitgeschreven. Volgens de legende wilde hij eigenlijk helemaal niet meedoen aan die wedstrijd, maar werd hij door zijn verloofde Guadalupe González del Pino ("Pili") naar haar slaapkamer gelokt en daar opgesloten. Pili liet hem pas vrij nadat hij een paar uur later zijn tekst onder de deur had geschoven. De Spaanse componist Jaime Nunó schreef de muziek voor het lied en op 16 september 1854 (viering van Grito de Dolores) werd het volkslied voor het eerst gespeeld. Bij die plechtigheid waren González en Pili, die inmiddels getrouwd waren, aanwezig.
Uit:Himno Nacional Mexicano
Estrofa I:
Ciña ¡oh Patria! tus sienes de oliva de la paz el arcángel divino, que en el cielo tu eterno destino por el dedo de Dios se escribió. Mas si osare un extraño enemigo profanar con su planta tu suelo, piensa ¡oh Patria querida! que el cielo un soldado en cada hijo te dio.
Couplet 1
Oh Vaderland, je voorhoofd zal getooid worden met een olijvenkrans door de goddelijke aartsengel van de vrede Want in de hemel is je eeuwige toekomst door de vinger van God opgeschreven. Maar als een buitenlandse vijand het aandurft met zijn voetstappen je grond te bezoedelen, denk dan, oh geliefd Vaderland, dat de hemel je een soldaat in elke zoon heeft gegeven
Francisco Bocanegra (8 januari 1824 - 1 april 1861)
De Spaanse schrijver Baltasar Gracián y Morales S.J. werd geboren in Belmonte (bij Calatayud) op 8 januari 1601. Hij was een Spaanse jezuiet die bekend is geworden als schrijver van amorele, illusieloze, 'machiavellistische', vaak cynisch genoemde boeken, waaronder Handorakel en kunst van de voorzichtigheid. Zijn werk werd geprezen door Nietzsche, Voltaire, Stendhal en La Rochefoucauld. Schopenhauer heeft het Handorakel in het Duits vertaald. Baltasar Gracián studeerde letteren en filosofie aan de Universiteit van Toledo. In 1619 trad hij toe tot de kloosterorde van de Jezuieten.
Uit: The Art of Worldly Wisdom(Vertaald door Frank Pajares)
Making others depend on you. The image is not made sacred by those who adorn it, but by those who adore it: the wise man better prefers those who need him than those who are grateful to him. To trust vile gratitude is to rob gracious hope, for, as hope remembers, gratitude forgets. More is gained from fostering dependence than from receiving courtesy; a man whose thirst is satisfied soon turns his back on the well, and a squeezed orange turns from gold to mud. When dependence ends, the relationship ends, and so does the respect. Let it be the first lesson of life to keep others dependent, and never satisfy that dependence, keeping always in need of you even those with the greatest power; but do not err as a result of excessive silence, nor permit that irreparable harm come to others for your own benefit.
Baltasar Gracián y Morales (8 januari 1601 6 december 1658)
The nurses fluttered ineffectually, before huddling together again in the corner. They were middle-class girls from good families, who hadnt been trained for the work but had fought to get it, because those who sported a nurses bonnet were able to move freely in the ghetto. The other girls, in groups of sixteen, were stuck in dirty, unfamiliar rooms, where they werent even allowed to go near the window and every gendarme was entitled to use his weapons against them. Here, in the wonder-rabbis two-storey synagogue with its large courtyard, the ghetto was freer and more cheerful. On the mattresses unwashed patients lying in their own filth puffed, panted, moaned, prayed and swore, and during the first two days caused a lot of trouble: they needed to be washed, to be given bedpans and enemas, to have their temperature taken and to be fitted with compresses. During the first two days the doctors too fought with all their strength: they administered injections, flushed out the stomachs of suicides, carried out operations and, on the top floor, even carefully delivered babies. Then the rumour spread that the ghetto would be deported. Thirty cattle wagons were shunted on to the industrial siding that cut across the enclosed part of the town. Now the doctors faltered, became absent-minded, dropped out from time to time, went back to their relatives several times a day, clearly in order to discuss whether it wouldnt be better to exterminate all of them. The nurses, for their part, disappeared or sat down on the long bench near the morgue. They were clean, well dressed, with nice hairstyles, and men gathered around them as they had on the promenade. The conversation was entertaining, as it had been in the world outside, but more outspoken, because after two days here the girls overacted the part of the liberated and experienced professional who is familiar with every dirty secret of the human body.
Drie passen achter de bontjas van mijn moeder, op weg naar de kerk - het weerspannig stuk ellende waarin ik nog steeds moeiteloos mezelf herken. Scheve knoop in mijn stropdas. Schoenveter los. Til je voeten op, jongen! En loop niet zo krom. Missaal en zakdoek vergeten.
Die bontmantels werden zondags gedragen tot het hoogzomer was en zodra de r in de maand zat weer uit de kast gehaald. De meeste dames waren te kort van hals om helder over de dikke jaskragen heen te kunnen bidden en daarom moesten ze elkaar in het oog houden met inquisiteursblik, de kinnen geheven, loensend langs de matglans van hun neuzen. Bij het massaal opstaan, knielen, gaan zitten veroorzaakten die jassen een geritsel en geruis alsof er storm op til was. Ik voelde me in de kerk alsof ik te vondeling was gelegd in een naargeestig woud en daar ontwaakt was temidden van een kudde ogenschijnlijk goedmoedige, maar in werkelijkheid zeer kwaadaardige herkauwers.
Vlak voor het Woord verkondigd ging worden kwam het ogenblik dat mijn vader, lid van het college van collectanten, een functie die hem een verbouwing had opgeleverd aan het koor van de kerk, waar het altaar in die tijd naar voren moest worden geplaatst, met zijn zwarte handschoenen en een gezicht dat lijkbleek zag van schijnheiligheid snel de collectezak aan mijn moeder en mij voorbijduwde. Dat scheelde weer een paar centen. Er was nog iemand die angstvallig door hem werd overgeslagen, een buurvrouw die jaren daarvoor eens een klap onder de zak had gegeven, niemand heeft me ooit willen vertellen waarom. De munten waren over de tegels van het middenpad gerinkeld, onder de banken, in de kieren tussen de planken gerold. Stof zul je vreten! had die buurvrouw geschreeuwd, terwijl mijn vader op zijn knieën dubbeltjes had moeten rapen en lospeuteren.
Frans Kellendonk (7 januari 1951 15 februari 1990)
Several hours later, at the Ritz Carlton bar, guided by a will greater than my own, I substituted several of the international textile care-labeling symbols for key variables in the original, and changed the equal sign to a less-than-or-equal-to sign. I felt as if I were speaking in tongues as I watched my possessed hand draw a crossed-out iron and a crossed-out triangle ('no bleach') and a stylized half-filled washtub with a large hand in it ('hand wash'). When I had finished with the substitutions and the Strine Inequality stood complete on the page, there came a sound, a sound of distant chronic liposuction, of fine cosmetic work being done on the cosmos, nips and tucks tactfully taken, infinitesimal hairplugs of time removed from distant star-systems, where they wouldn't be missed, and arranged in quantity serially for me to live through. I was free once again to roam the Fold. To return to time I only had to erase the inequality sign, disabling its potency."
Nicholson Baker (Rochester, 7 januari 1957)
De Franse schrijver Pierre Gripari werd geboren in Parijs op 7 januari 1925 als zoon van een Griekse vader en een Franse moeder.Pierre Gripari schreef talloze sprookjes, verhalen, toneelstukken en gedichten, zowel voor volwassenen als voor kinderen. In 1959 publiceerde hij zijn autobiografie Pierrot-la-lune. In 1962 volgde een succesvol toneelstuk Lieutenant Tenant. Hij bleef schrijven, maar het succes ebde weg, om pas in de jaren zeventig terug te keren. Zijn sprookjesbundel Contes de la rue Broca uit 1967 behoort tot zijn bekendste werken en wordt ook buiten Frankrijk veel gelezen. De homoseksuele atheïst Gripari had een afkeer van religieus fanatisme en elke vorm van censuur.
Uit: Frère Gaucher ou le voyage en Chine
Les Arabes, au contraire, valent infiniment mieux que leur réputation. Ils sont bêtement cupides, parfois voleurs, et ne savent pas faire l'amour, mais en revanche ils sont propres, courtois, et souvent pleins de gentillesse. Il ne peut rien t'arriver de vraiment grave en leur compagnie. Truands, mais pas vicieux...
Quand tu sors pour courir, n'emporte pas plus d'argent qu'il ne t'est nécessaire. Laisse tomber immédiatement quiconque te fait marcher, ou marchande. Réfléchis longuement avant de faire entrer quelqu'un chez toi. Surtout n'en fais pas plus, par crainte de manquer, que tu n'as réellement besoin d'en faire.
La chasteté, de toute façon, est une excellente chose, et qui n'a jamais tué personne. On la confond avec le refoulement, et l'on a tort. Le refoulé, c'est celui qui ne veut pas voir clair, et qui nie l'existence de ses instincts, au lieu de lutter contre à visage découvert. Dans Les femmes savantes, Armande est une refoulée.
Si tu te sens malheureux, songe qu'il y a des sadiques, des coprophiles, des amateurs de fruits verts... Ceux-là sont encore plus malheureux que toi !
Pour ce qui est de la pratique, tu auras vite compris. Ça change tous les jours, et c'est toujours la même chose.
Un mot encore : si ta mère t'interroge, réponds-lui franchement. Tout vaut mieux que de s'embarquer dans des mensonges. Mais si elle ne t'interroge pas, ne dis rien. Elle n'est pas bête, loin de là, mais, ce qu'elle accepte chez moi, elle n'est peut-être pas disposée à l'admettre chez son fils... Et puis, un garçon qui a de la tenue mène sa vie privée à ses périls et risques, et ne va pas s'amuser à en parler à sa famille, sauf en cas de coup dur... Si la crise se déclare, eh bien, mon Dieu, tu prendras patience. Tant que tu manges le pain de ta mère, il est bien évident que tu dépends d'elle... C'est pourquoi, encore une fois, travaille, gagne ta vie, impose le respect, deviens majeur. Dès lors, tu n'auras plus de comptes à rendre à personne.
Pierre Gripari (7 januari 1925 - 23 december 1990)
De Nederlandse dichter, bloemlezer Henk van Zuiden werd geboren in Apeldoorn op 7 januari 1951. Zij vader had een klein granito- en terrazzo-bedrijf. Op 25-jarige leeftijd vertrok Van Zuiden naar Den Haag. Daar woont hij nog altijd, in Loosduinen met zijn partner en hond Dalai. Naast zijn parttime werk bij Proefdiervrij is hij sinds 2005 redacteur van Poëziereeks De Windroos (Uitgeverij Holland). In 1981 verscheen de eerste door hem samengestelde bloemlezing met proza en poëzie: Bericht voor de kalme wandelaar. Twee jaar later werd zijn poëziedebuut gepubliceerd: Monument voor moeder.
CIUFFOLOTTO Voor M.K.
Breng de jongen naar Brissago Porta waar koele pils wacht en twee flessen Primitivo zijn ontkurkt. Maak voor hem een lentesoepje en landverse spargelrisotto. Daal bijna 700 traptreden tot het dorp, haal daar een beker stracciatella-ijs. Plan dit zo, dat je snel met de postauto weer terug bent. Ondertussen ziet hij de maan boven het Lago verschijnen, branden berkblokken in de haard en wacht de divan met vierbenige Diva op zijn slaap. Voor de ochtend daarna spreek je niets af. Vertel hem geen sprookjes, deze jongen met liefdesverdriet. Hij heeft n briefje onder de palm gelegd. Zwaluwen hebben hem al gezien, de goudvink is onderweg.
Dionne Brand, Charles Péguy, Marie Desplechin, Shobhaa Dé
De Canadese dichteres en schrijfster Dionne Brand werd geboren op 7 januari 1953 op Trinidad. Zij ging in 1970 naar Canada om Engels en filosofie te studeren. Naast gedichten en romans schrijft zij ook nonfictie en maakt zij documentaire films. Ook zet zij zich in voor minderheden en vrouwen. In 1997 ontving zij de Governor General`s Award for Poetry. Tegenwoordig woont zij in de buurt van Toronto.
This city is beauty
This city is beauty unbreakable and amorous as eyelids, in the streets, pressed with fierce departures, submerged landings, I am innocent as thresholds and smashed night birds, lovesick, as empty elevators
let me declare doorways, corners, pursuit, let me say standing here in eyelashes, in invisible breasts, in the shrinking lake in the tiny shops of untrue recollections, the brittle, gnawed life we live, I am held, and held
the touch of everything blushes me, pigeons and wrecked boys, half-dead hours, blind musicians, inconclusive women in bruised dresses even the habitual grey-suited men with terrible briefcases, how come, how come I anticipate nothing as intimate as history
would I have had a different life failing this embrace with broken things, iridescent veins, ecstatic bullets, small cracks in the brain, would I know these particular facts, how a phrase scars a cheek, how water dries love out, this, a thought as casual as any second eviscerates a breath
and this, we meet in careless intervals, in coffee bars, gas stations, in prosthetic conversations, lotteries, untranslatable mouths, in versions of what we may be, a tremor of the hand in the realization of endings, a glancing blow of tears on skin, the keen dismissal in speed
Dionne Brand (Trinidad, 7 januari 1953)
De Franse dichter en schrijver Charles Péguy werd geboren op 7 januari 1873 in Orléans. Péguy kwam uit armoedige omstandigheden en werd opgevoed door zijn moeder en grootmoeder. Zijn vader was kort na zijn geboorte overleden. In 1891 sloot hij de middelbare school af en ontving een beurs, maar werd niet toegelaten, omdat hij de toelatingstest niet doorstond. Hij diende vervolgens als dienstplichtige een jaar in het 131ste infanterieregigment in Orléans. Péguy probeerde het daarna opnieuw, ditmaal succesvol, en begon in 1894 zijn studie aan de École normale supérieure in Parijs, waar hij in contact kwam met Romain Rolland en de filosoof Bergson, die bijzonder veel invloed op hem uitoefende. Zijn literaire loopbaan verliep met drie grote golfbewegingen. De eerste liepvan 1897 - 1900 en was vooral socialistisch en atheïstisch geaard. Hij schreef zijn levenswerk "Cahiers de la Quinzaine" en werd beheerst door de zaak Dreyfuss. Jeanne d'Arc wasondanks zijn atheïsme zijn voorbeeld en zijn inspiratiebron, aan wie hij verschillende literaire uitgaven wijdde, waaronder een drama, in 1897. De periode 1900 - 1910 werd gekenmerkt door een groei naar een nieuwe levensovertuiging, die leidde tot zijn overgang naar het christendom. Rond 1908 bekeerde hij zich tot het katholicisme. De periode 1910-1914 was de periode van overgang naar een mystieke wereldbeschouwing, gebaseerd op het lijden van Christus, dat Péguy zag als de menselijke basis van het haast mystiek verbond tussen het tijdelijke en het eeuwige. Hierop steunde zowel zijn tijdskritiek als zijn houding tegenover Kerk en Socialisme. Hij stierf in de eerste dagen van de Slag aan de Marne op 5 september 1914. Hij werd in de buurt van Villeroy, dichtbij Neufmontiers-lès-Meaux, door een kogel in zijn hoofd getroffen.
De kleine hoop Het geloof waar ik het meest van hou, zegt God, is de hoop.
Geloof, dat verwondert me niet. Ik ben overal zo zichtbaar aanwezig, in de zon en de maan en de sterren aan de hemel en in 't gewemel van de vissen in rivieren, en in alle dieren, en in het hart van de mens, zegt God, dat het diepste is en het meest in het kind dat het liefste is dat ik ooit heb geschapen. In alles wat boven en onder is ben ik zo luisterrijk aanwezig, dat geloven, zegt God, in mijn ogen geen wonder is.
Ook liefde verwondert me niet, zegt God. Er is onder de mensen zoveel verdriet, soms niet te stelpen, dat je toch vanzelf ziet hoe ze elkaar moeten helpen. Ze zouden wel harten van steen moeten hebben als ze voor een die tekort heeft het brood niet uit hun mond zouden sparen. Nee, liefde, zegt God, dat verwondert me niet.
Maar wat me verwondert, zegt God, is de hoop. Daar ben ik van ondersteboven. Ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat en ze geloven dat het morgen allemaal omslaat. Wat een wonder is er niet voor nodig dat zij dat kleine hoopje hoop nooit als overbodig ervaren maar met voorzichtige gebaren in hun hand en in hun hart bewaren, een vlammetje dat keer op keer weer wankelt en dreigt neer te slaan maar altijd weer weet op te staan, en nooit wil doven. Soms kan ik mijn eigen ogen niet geloven.
Geloof en liefde zijn als vrouwen. Hoop is een heel klein meisje van niks. Zij stapt op tussen de twee vrouwen en iedereen denkt: die vrouwen houen haar bij de hand, die wijzen de weg. Maar daarvan heb ik meer verstand, zegt God, ik zeg: het is dat kleine meisje hoop dat al wat tussen mensen leeft en al hun heen en weer geloop licht en richting geeft. Want het is dat kleine meisje hoop - je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven, je denkt soms dat het zo onooglijk is - het is dat kleine meisje hoop dat de mensen zien laat, zien soms even, wat in het leven mogelijk is.
Het geloof, zegt God, waar ik het meest van hou, de liefde waar ik het meest van hou, is de hoop. Geloof, dat verwondert me niet. Liefde, dat is geen wonder. Maar de hoop, dat is bijna niet te geloven. Ikzelf zegt God, ik ben ervan ondersteboven.
Charles Péguy (7 januari 1873 5 september 1914)
De Franse schrijfsterMarie Desplechin werd geboren op 7 januari 1959 in Roubaix. Desplechin schreef na haar letterenstudie kinder- en jeugdboeken. In 1995 verscheen 'Trop Sensibles', een verhalenbundel voor volwassenen. Internationale bekendheid verwierf zij met de roman 'Sans moi' (1999), die ook in het Nederlands vertaald is: 'Zonder mij'
Uit: Sans moi
Le soir nous jouons au Monopoly. Suzanne triche sans malice. Thomas est exaspéré. Je mennuie, je lance les dés trop fort, ils roulent sur la table et tombent par terre. Il ny a quOlivia pour sintéresser au jeu . Elle tient la banque, elle engueule les enfants, elle ramasse les dés. Elle se demande si elle doit acheter la rue de la Paix. Elle fronce le nez. Je la regarde. Elle me fait rire.
Les enfants sont couchés, je leur rapporte ma conversation avec Etienne Varlat.
Ah ouais, dit-elle, ce pauvre Etienne, il nen revenait pas, jétais dans son bureau, je tremblais sur mes pieds, il faut dire que javais des brûlures sur tout le corps, en plus ils mavaient brûlée, et tout ce que je savais faire, cétait me tordre de rire. Tu aurais vu sa tête à Etienne, même toi tu aurais rigolé. Enfin, le principal cest quil ma emmenée me faire soigner à lhôpital, il a été gentil, je ne peux pas dire, jai toujours les traces des brûlures sur les seins.
Je refuse de penser que cette personne à qui je parle porte des cicatrices de brûlures sur les seins.
Tu as porté plainte ?
Elle me regarde atterrée.
Pour un viol ?
Olivia, ma voix est très calme, je suis en train de mesurer combien notre pratique de lorganisation sociale est différente. Olivia, dis-je avec une manière de componction, la brûlure est un acte de barbarie, le viol est un crime.
Oui, acquiesce Olivia aimablement, et après ?
Après, les types passent aux assises, ils prennent quinze ou vingt ans de taule, cest la loi.
Marie Desplechin (Roubaix, 7 januari 1959)
De Indiaase schrijfster en columniste Shobhaa Dé werd geboren op 7 januari 1947 in Maharashtra. Zij behaalde een graad in psychologie aan het St. Xavier's College in Mumbai. In 1970 begon zij aan een loopbaan als journaliste en werd ze uitgeefster en redacteur van drie tijdschriften. Tegenwoordig is zij freelance schrijfster en columniste voor verschillende bladen en tijdschriften.
Uit: Surviving Men -- The Smart Woman's Guide To Staying On Top
Some wives prefer denial. They like pretending they don't have a mother-in-law even when the old biddy is sitting right across them, stuffing her face with murgh masallam and glaring evilly. Women learn how to blank out unpleasant sights. And odours. Mothers-in-law exude a particular smell that is quite, quite distinctive to their breed. It doesn't matter whether they come from, all of them send out the same scent. I believe it can be successfully bottled under an appropriate brand name, such as 'Hostility' or 'Suspicion'.
Do sons smell what the world smells? Naturally not. They fill their nostrils with the world's headiest fragrance each time Mummyji walks into the room. 'Ecstasy?' 'Bliss?' 'Embrace?' All three. They call their wives 'paranoid' and insist they suffer from a persecution complex even when there is a full-fledged attack on their person in the man's presence. "Calm down," advises the beta. "The way you're carrying on, one would think you were being nuked or something." So you scream back, "It's worse than nuking. At least there are bomb shelters around when wars break out. Where do I go?"
Robert Cormier, Max Gallo, Ludovic Massé, Zora Neale Hurston, Helen Darville
De Amerikaanse schrijver Robert Cormier werd geboren in Leominster, Massachusetts, op 7 januari 1925. Nog tijdens zijn schooltijd begon hij met schrijven. Een docent van hem stuurde een kort verhaal van hem naar een tijdschrift en zo volgde een eerste publicatie al toen hij negentien was. Cormiers loopbaan begon met het schrijven van reclameteksten voor de radio. Dertig jaar lang werkte hij als journalist en columnist. Na het succes van zijn eerste roman The Chocolate War wijdde hij zich geheel aan het schrijven. Een hoofdthema in zijn werk zijn jongeren in de moderne maatschappij.
Uit: The Chocolate War
As he turned to take the ball, a dam burst against the side of his head and a hand grenade shattered his stomach. Engulfed by nausea, he pitched toward the grass. His mouth encountered gravel, and he spat frantically, afraid that some of his teeth had been knocked out. Rising to his feet, he saw the field through drifting gauze but held on until everything settled into place, like a lens focusing, making the world sharp again, with edges. The second play called for a pass. Fading back, he picked up a decent block and cocked his arm, searching for a receiver - maybe the tall kid they called The Goober. Suddenly, he was caught from behind and whirled violently, a toy boat caught in a whirlpool. Landing on his knees, hugging the ball, he urged himself to ignore the pain that gripped his groin, knowing that it was important to betray no sign of distress, remembering The Goober's advice, "Coach is testing you, testing, and he's looking for guts." I've got guts. Jerry murmured, getting up by degrees, careful not to displace any of his bones or sinews. A telephone rang in his ears. Hello, hello, I'm still here. When he moved his lips, he tasted the acid of dirt and grass and gravel. He was aware of the other players around him, helmeted and grotesque, creatures from an unknown world. He had never felt so lonely in his life, abandoned, defenseless. On the third play, he was hit simultaneously by three of them: one, his knees; another, his stomach; a third, his head - the helmet no protection at all. His body seemed to telescope into itself but all the parts didn't fit, and he was stunned by the knowledge that pain isn't just one thing - it is cunning and various, sharp here and sickening there, burning here and clawing there. He clutched himself as he hit the ground. The ball squirted away.
Robert Cormier (7 januari 1925 2 november 2000)
De Franse schrijver, historicus en politicus Max Gallo werd geboren in Nice op 7 januari 1932. Gallo schreef een groot aantal historische romans, biografieën en andere boeken over zeer uiteenlopende personen en periodes uit de geschiedenis.Na de Tweede Wereldoorlog was Max Gallo aanvankelijk communist, maar schoof langzaam maar zeker op in de richting van de Franse socialisten, bij wie hij zich halverwege de jaren zeventig aansloot. In de jaren tachtig en negentig bekleedde hij diverse politieke functies, onder meer als volksvertegenwoordiger en als regeringswoordvoerder. Aan het begin van de jaren negentig verliet hij samen met Jean-Pierre Chevènement de Franse Socialistische Partij. Max Gallo geldt nog altijd als een links denker, maar met name sinds de publicatie van zijn spraakmakende boek Fier d'être français("Trots om Frans te zijn") begin 2006 is zijn populariteit bij een deel van links Frankrijk enigszins tanende. In mei 2007 werd hij verkozen tot lid van de Académie française.
Uit: Robespierre (Vertaalddoor Pierre Bertaux en Bernd Witte)
In der bis zum letzten Platz gefüllten Kapelle der Jakobiner, in der gespanntes Schweigen herrscht, verwirft Maximilien mit einem Satz die These von der Entführung. »Nicht meiner Person«, beginnt er, »müßte die Flucht des obersten Beamten als katastrophales Ereignis erscheinen. Der heutige Tag könnte der schönste der Revolution sein, er kann es immer noch werden.« Dann ruft er zum Handeln auf, womit er sich der Initiative der Cordeliers anschließt, und schleudert seine Anklagen heraus: »Der König hat, um seinen Posten im Stich zu lassen, einen Augenblick gewählt . . .« Und er läßt eine lange Liste von Umständen folgen, die es dem König erlauben werden, »die Nation auszuhungern«. Dennoch fürchtet Maximilien nicht so sehr, daß »alle Briganten Europas sich gegen uns zusammentun«. »Mitten unter uns jedoch, in dieser Hauptstadt, hat der flüchtige König seine Helfer zurückgelassen, auf die er rechnet, um seine Rückkehr zum Triumphzug zu machen.« Es sind diese Helfer, die Maximilien in Unruhe versetzen. Er möchte »seinen Schrecken mitteilen«, denn, und dieser Satz zielt auf La Fayette, die Truppen haben Anführer, die »es fertiggebracht haben, daß man einem Bouillé für die Bartholomäusnacht unter den Patrioten von Nancy eine öffentliche Danksagung beschlossen hat«. Schließlich kündigt er die Ankunft der Abgeordneten an und ruft aus: »Die Nationalversammlung, so behaupte ich heute, hat in zwanzig Dekreten vorgegeben, die Flucht des Königs eine Entführung zu nennen. Wollt ihr noch mehr Beweise dafür, daß die Nationalversammlung die Interessen der Nation verrät?«
Max Gallo (Nice, 7 januari 1932)
De Franstalige, Catalaanse, schrijver Ludovic Massé werd geboren op 7 januari 1900 in Évol. Na zijn schooltijd werkte hij eerst als journalist en in het onderwijs. De dood van zijn vader in 1927 vormde de basis van zijn eerste romans Le Livre des bêtes familières en Fièvre au village chronique. In 1934 verscheen zijn beroemde Ombres sur les champs. Zijn vrijzinnige en pacifistische opvattingen leverden hem in 1940 nogal wat tegenstand op. .
Uit: Pip et la liberté
Ils avancent et, bientôt, Pip se heurte à un mort. La plaine en est tout entière peuplée. Beaucoup sont aux trois-quarts enfouis dans la glèbe. De loin en loin, un coup de feu éclate dans cette désolation et ce silence. Cest un mort qui a tiré ; larme sest détachée de ses doigts pourris et elle est partie toute seule. Prenez garde ! dit lâne. Rien nest plus mal récompensé que de recueillir une balle égarée ! Il nen peut plus, mais il sessaie à rire. Des camions, des batteries, des convois entiers se sont embourbés ; ils forment de longs tertres funèbres. Ci et là, une coupole dacier jette un éclair ; un gros canon, arc-bouté sur ses pattes de métal, tente déchapper aux boues qui laspirent ; partout, des avions gisent, fracassés, calcinés, leurs équipages et leurs boulons éparpillés comme une semence. Ils ont traversé des villages sans se douter que cétaient des villages. Ils ont reconnu une ville à quelques murs dressés au milieu du plâtras. Il ny a plus de rues, ni de places ; dans ce qui fut un square, une statue couchée regarde le ciel. Les palais se sont agenouillés sur les avenues ; la ville sest refermée sur ses enfants.
Ludovic Massé (7 januari 1900 24 augustus 1982)
De Amerikaanse schrijfster en anthropologe Zora Neale Hurston werd geboren op 7 januari 1891 in Notasulga, Alabama. Haar moeder overleed toen zij negen was. In 1925 ging zij naar New York en kwam er in contact met de schrijvers van de Harlem Renaissance. Zij begon haar eerste essays en korte verhalen te publiceren. Dankzij een beurs kon zij anthropologie studeren. Tijdens haar veldstudies in Florida, Alabama, Louisiana en op de Bahamas verzamelde zij verhalen, liederen en gebeden van de zwarte bevolking. Uiteindelijk koos Neale Hurston voor de literatuur. In de jaren dertig was zij een van de belangrijkste afro-amerikaanse schrijvers.
Uit: Their Eyes Were Watching God
Ships at a distance have every man's wish on board. For some they come in with the tide. For others they sail forever on the horizon, never out of sight, never landing until the Watcher turns his eyes away in resignation, his dreams mocked to death by Time. That is the life of men.
Now, women forget all those things they don't want to remember, and remember everything they don't want to forget. The dream is the truth. Then they act and do things accordingly.
So the beginning of this was a woman and she had come back from burying the dead. Not the dead of sick and ailing with friends at the pillow and the feet. She had come back from the sodden and the bloated; the sudden dead, their eyes flung wide open in judgment.
The people all saw her come because it was sundown. The sun was gone, but he had left his footprints in the sky. It was the time for sitting on porches beside the road. It was the time to hear things and talk. These sitters had been tongueless, earless, eyeless conveniences all day long. Mules and other brutes had occupied their skins. But now, the sun and the bossman were gone, so the skins felt powerful and human. They became lords of sounds and lesser things. They passed nations through their mouths. They sat in judgment.
Zora Neale Hurston (7 januari 1891 28 januari 1960)
HE WAS A poet. He saw for our eyes and heard for our ears, and our silent words were upon His lips; and His fingers touched what we could not feel. Out of His heart there flew countless singing birds to the north and to the south, and the little flowers on the hill-sides stayed His steps towards the heavens. Oftentimes I have seen Him bending down to touch the blades of grass. And in my heart I have heard Him say: "Little green things, you shall be with me in my kingdom, even as the oaks of Besan, and the cedars of Lebanon." He loved all things of loveliness, the shy faces of children, and the myrrh and frankincense from the south. He loved a pomegranate or a cup of wine given Him in kindness; it mattered not whether it was offered by a stranger in the inn or by a rich host. And He loved the almond blossoms. I have seen Him gathering them into His hands and covering His face with the petals, as though He would embrace with His love all the trees in the world. He knew the sea and the heavens; and He spoke of pearls which have light that is not of this light, and of stars that are beyond our night. He knew the mountains as eagles know them, and the valleys as they are known by the brooks and the streams. And there was a desert in His silence and a garden in His speech.
At five in the morning someone banging on the door and shouting, her husband, John, leaping out of bed, grabbing his rifle, and Roscoe at the same time roused from the backhouse, his bare feet pounding: Mattie hurriedly pulled on her robe, her mind prepared for the alarm of war, but the heart stricken that it would finally have come, and down the stairs she flew to see through the open door in the lamplight, at the steps of the portico, the two horses, steam rising from their flanks, their heads lifting, their eyes wild, the driver a young darkie with rounded shoulders, showing stolid patience even in this, and the woman standing in her carriage no one but her aunt Letitia Pettibone of McDonough, her elderly face drawn in anguish, her hair a straggled mess, this woman of such fine grooming, this dowager who practically ruled the season in Atlanta standing up in the equipage like some hag of doom, which indeed she would prove to be. The carriage was piled with luggage and tied bundles, and as she stood some silver fell to the ground, knives and forks and a silver candelabra, catching in the clatter the few gleams of light from the torch that Roscoe held. Mattie, still tying her robe, ran down the steps thinking stupidly, as she later reflected, only of the embarrassment to this woman, whom to tell the truth she had respected more than loved, and picking up and pressing back upon her the heavy silver, as if this was not something Roscoe should be doing, nor her husband, John Jameson, neither.
E. L. Doctorow (New York, 6 januari 1931)
De Franse schrijver Romain Sardou werd geboren op 6 januari 1974 in Boulogne-Billancourt. Zijn eerste roman, Pardonnez nos offenses, uit 2002 was meteen al een succes en werd in zestien talen vertaald. Het betreft een thriller die zich afspeelt in de middeleeuwen. Zijn tweede roman L'Éclat de Dieu verscheen in 2004, gevolgd doorUne seconde avant Noël, in 2005.
Uit: Délivrez-nous du mal
« En ce 9 janvier 1288, le père Guillem Aba séveilla avant le jour. Il égrena consciencieusement son rosaire avant de quitter sa chambre à létage du presbytère, toujours enroulé dans les couvertures qui lavaient gardé au chaud pendant la nuit. Au pied de lescalier, il écarta de son passage les deux moutons et le porcelet qui partageaient son toit pour la saison. Il alluma une lampe à huile avec une pierre à fusil et de lamadou. La pièce à vivre séclaira : un plafond bas, dépaisses poutres pliant sous le poids quelles portaient, deux entrées, une fenêtre bouchée avec du papier huilé, une longue table, un poêle, des fagots et une échelle dont les degrés servaient de tablettes à une quinzaine douvrages rangés à plat. La maison curiale était, avec léglise proche, le seul bâti de pierre du village. Aucun fidèle ne la lui enviait pour autant : ses murs étaient glacés et humides, mal isolés par du torchis pauvre en paille. Le père Aba activa les braises de son poêle à laide dun pique-feu. Il se dirigea ensuite vers la sortie, emportant un profond récipient détain. Dordinaire il descendait jusquau ruisselet qui sifflait sous léglise pour se fournir en eau, mais cette année, le lit pris par le gel, il nétait plus possible de sy approvisionner. Aba se contenta damasser de la neige dans son récipient. Lhiver 1288 était parmi les plus rudes que daucuns eurent à passer depuis bien longtemps. Le ciel était encore noir. Tout se taisait. Aba devinait cependant quelques maisonnées alentour, elles aussi illuminées de lintérieur. Deux nouvelles habitations étaient en construction. »
Romain Sardou (Boulogne-Billancourt, 6 januari 1974)
De Duitse schrijver Jens Johler werd geboren op 6 januari 1944 in Neumünster. Hij groeide op in Hamburg en volgde een opleiding tot acteur aan de Otto-Falckenberg-Schule in Münchnen, waarna hij drie jaar lang werkte bij de Städtischen Bühnen in Dortmund. Vervolgens studeerde hij in Berlijn economie. Sinds 1982 woont en werkt hij in Berlijn als zelfstandig schrijver.
Uit: Der Falsche
Die Geschichte meiner Trennung von Antonia begann damit, daß ich sie kennenlernte.
Antonia wurde als Schauspielerin an das Theater engagiert, an dem ich bereits seit einer Spielzeit tätig war, und sie gefiel mir auf Anhieb, als ich sie das erstemal bei einer Probe sah. Sie hatte ein hübsches, etwas puppenhaftes Gesicht mit leicht hervorquellenden Augen, dunkelblonde Haare, schmale Hüften, einen ansehnlichen Busen und lange, wohlgeformte Beine. Vor allem aber war es ihre Stimme, die mich beeindruckte; sie hatte etwas Sprödes und Brüchiges und rief in mir eine mit leichtem Ärger verbundene Sehnsucht hervor.
Meine erste Berührung mit Antonia fand auf der Probebühne im vierten Stock des sogenannten Großen Hauses statt, das sich vom Kleinen Schauspielhaus dadurch unterschied, daß in ihm nicht nur Inszenierungen des Schauspiels gegeben wurden, sondern auch und vor allem solche der Oper mit Chor und Ballet.
Vom Chor weiß ich nur noch, daß zu seinen Mitgliedern der Bruder eines weltberühmten Sängers gehörte und diesem sogar ungeheuer ähnlich sah, so daß ich jedesmal, wenn ich in der Kantine oder spätabends in unserer Theaterkneipe, dem Raben, dieses Mannes ansichtig wurde, innerlich vor Schreck erstarrte, weil ich es nicht fassen konnte, daß er einfach so dasaß, sein Bier trank, seine Kümmelkäsestange aß und nicht vor Scham und Neid und Zorn und Rebellion dagegen, daß Gott die Gaben zwischen ihm und seinem Bruder so himmelschreiend ungerecht verteilt hatte, aus der Haut fuhr und zu rohem Fleisch wurde wie eine der Personen, die Francis Bacon gemalt hat.
Daar hebben we de vaste mythe weer: Palestijnen verzetten zich niet tegen de diefstal van hun land, tegen de bezetting, tegen de belegering, maar ze zijn van huis uit moorddadig en er op uit om joden te vermoorden. Er is een karrevracht aan onderzoek geweest naar die zogenaamde indoctrinatie, en het blijkt flauwekul. In de Palestijnse schoolboeken staan een aantal zaken die Israel niet goed zou keuren, maar er is geen sprake van haat tegen joden, en in Israelische schoolboeken wordt de nakba ontkend en wordt er over Arabieren vooral in negatieve en racistische stereotypen gepraat, net zoals Gerstenfeld dat doet. Het is dus echte flauwekul, en in mijn ogen dus racistisch, om Arabieren, moslims, Palestijnen in de hoek te schuiven van moorddadige jodenhaters, en vooral niet te kijken, a. wat de oorzaken zijn van het verzet, b. wat Israel zelf doet aan indoctrinatie.
Joachim Specht, Günter Görlich, Astrid Gehlhoff-Claes, Ivan Olbracht, Idris Davies
De Duitse schrijver Joachim Specht werd geboren op 6 januari 1931 in Weinböhla/Kreis Meißen. Na de verwoesting van Dresden in februari 1945 trok zijn familie naar Dessau. Daar volgde hij een opleiding tot slotenmaker. In 1947 vluchtte hij naar West-Duitsland. In Hamburg werkte hij als lasser. In 1952 emigreerde hij naar Australië. Daar werkte hij voor de spoorwegen. In 1955 keerde hij naar Duitsland terug en werd DDR staatsburger. Vanaf 1960 behoorde hij tot de Dessauer "Zirkel Schreibender Arbeiter" en in 1963 verscheen een eerste bundel verhalen. Vanaf 1972 concentreerde hij zich volledig op het schrijven.
Uit: Capricorn
Durchfahrt verboten! Das klingt eindeutig und muntert mich wenig auf. Die Hauptverkehrsstraße nach Victoria River Downs über Coolibah und Fitzroy ist hundertdreiundneunzig Meilen lang. So weit reicht mein Sprit nicht mehr, und wenn eine der beiden Zwischenstationen verlassen ist, kann ich zu Fuß durch den Busch marschieren. Der andere Weg ist zwar nur ein Zweirillenpfad, dafür aber dreiundsiebzig Meilen kürzer und führt über Delamere. Den habe ich eingeplant, doch das Schild, das quer unter dem Richtungsweiser hängt, befiehlt klar und verständlich: Durchfahrt verboten! Was tun? Umkehren? Susann würde sich freuen, und meine Existenz wäre gesichert. Noch heute morgen hatte sie mich mit entsetzter Miene gefragt: "Was willst du in Victoria River Downs?", als sie merkte, dass ich damit Ernst machte, die kleine Stadt Katherine zu verlassen. Susann war etwa vierzig Jahre alt, schlank, schwarzhaarig, mit vollem Busen und hatte ein albernes Lachen an sich, das ich nicht leiden konnte. Trotzdem bin ich drei Tage dort geblieben, nicht nur, weil ihr Mann, der sechzigjährige Fotograf George King, ins Land gefahren war, sondern weil mein Jeep einen schweren Federbruch hatte und ich bauen musste, und das im Januar bei neununddreißig Grad Celsius. So kam sie mir sehr gelegen, ich baute und schwitzte, ließ mich von Susann verpflegen und war zufrieden, denn sie führte eine ausgezeichnete Küche und besaß noch andere gute Eigenschaften. Der Schmied, bei dem ich die Feder flickte, er trug den klangvollen Namen Eduard Teachenbrother, stellte sich als Sohn einer deutschen Mutter vor. Er radebrechte in herrlichstem Sächsisch und freute sich, jemand gefunden zu haben, der sein Kauderwelsch verstand. Von ihm erhielt ich auch den Tipp und die Adresse in Victoria River Downs, wo sein Bruder William einen größeren Maschinenshop betrieb und dauernd Fachkräfte suchte, die ihm angeblich immer wieder wegliefen. Heute morgen briet mir Susann die letzten Spiegeleier mit Schinken. "Warum willst du weg?", versuchte sie es noch einmal. "Du kannst hier jederzeit bei der Eisenbahn anfangen. Mein Bruder ist Chefclerk im Lok-Office, der bringt dich bestimmt unter."
Joachim Specht (Weinböhla, 6 januari 1931)
De Duitse schrijver Günter Görlich werd geboren op 6 januari 1928 in Breslau. In 1945 raakte hij in Russisch krijgsgevangenschap. In 1949 werd hij vrijgelaten en kwam hij in Oost-Berlijn terecht. Na een studie pedagogie werkte hij tot 1958 als pedagoog in een jeugdinternaat in Ludwigsfelde. Van 1958 tot 1961 studeerde hij aan het Literaturinstitut "Johannes R. Becher" in Leipzig. Vanaf 1964 leefde hij als zelfstandig schrijver in Oost-Berlijn. Görlich was sinds 1955 lid van de SED en bekleedde enkele leidende functies. Van 1981 tot 1989 was hij lid van het Centrale Comité. Sinds de val van de muur publiceert hij overwegend kinder- en jeugdliteratuur.
Uit: Der erste Start
"Guten Tag, Lessi", sagte der junge Mann zu meinem Nachbarn in der Reihe unseres Marschblocks, schüttelte ihm die Hand und fügte hinzu: "Pilot bist du also schon !" Mein Nachbar antwortete: "Ja, das bin ich", und lächelte dabei ein wenig verlegen. Er trug die Uniform des Unterleutnants der Nationalen Volksarmee. Sein Name ist Jürgen Leskien, und ich kenne ich schon ein paar Jahre - genau genommen seit dem Herbst 1953, damals war er noch nicht vierzehn Jahre alt . . . Aber das will ich noch nicht erzählen, ich will, wie es sich gehört, der Reihe nach berichten.
Das geschah am Morgen des 1. Mai 1961 in einer fahnengeschmückten Straße. Wir marschierten in einer Kolonne, die darauf wartete, in den langen Zug der Maidemonstration eingereiht zu werden. Darüber lag die Stimmung des 1. Mai, die wir alle kennen, mit roten Nelken, festlich gekleideten Menschen, Fahnen und der Musik vertrauter Arbeiterlieder. Pioniere marschierten in weißen Blusen, und sie trugen das Bild des kühnen Juri Gagarin. Das war das Neue an diesem 1. Mai - ein Kommunist war als Erster in den Weltraum vorgestoßen. Sicherlich träumten viele der Jungen und Mädchen, die sein Bild durch die Straßen trugen, von ebenso kühnen Weltraumflügen. Und an diesem 1. Mai 1961 waren das keine Träume, die in ferner Zukunft liegen. Neben mir marschierte der junge Unterleutnant. Jürgen - die Freunde rufen ihn auch Lessi - war auf Urlaub, hatte mich besucht und marschierte nun mit mir. Jürgen wollte, wie er mir sagte, am 1. Mai nicht am Straßenrand stehen. Jürgen hat eigentlich noch nie, so lange ich ihn kenne, am Straßenrand gestanden. Immer ist er mitmarschiert, oft auch dort, wo jemand vorangehen muß. Deshalb, und auch der Träume wegen, die jedes Mädchen und jeder Junge hat, möchte ich euch von Jürgen erzählen.
Günter Görlich (Breslau, 6 januari 1928)
Boekomslag (Geen portret beschikbaar)
De Duitse schrijfster Astrid Gehlhoff-Claes werd geboren op 6 januari 1928 in Leverkusen. In 1933 werd haar vader, die burgemeester was van Leverkusen, door de nazis uit zijn ambt gezet en trok de familie naar Keulen. In Keulen en in Londen studeerde Gehlhoff-Claes germanistiek en geschiedenis. Na haar promotie in 1953 werkte zij als wetenschappelijk assistente en begon zij met de publicatie van haar eerste werk, daarbij ondersteund door de dichter Gottfried Benn. Gehlhoff-Claes schrijft poëzie, proza en toneelstukken en vertaalt uit het Engels.
Uit: Abrahams Opfer / Didos Tod
DER FREMDE: Und ich bitte Sie, verzichten Sie auf jenes
Gespräch. Es ist zwecklos.
MOSCARDÓ: Was soll das heißen?
DER FREMDE: Fragen Sie nicht. Sie würden leiden. Und
das wünscht man nicht an jener Stelle, wo man beschlossen
hat, Sie zu retten.
MOSCARDÓ: Ich verstehe nichts. Von welcher Stelle sprechen
Sie?
DER FREMDE: Fragen Sie nicht, und folgen Sie mir jetzt. Es
ist alles für Ihre Flucht vorbereitet. Sie werden leben.
MOSCARDÓ (sehr stolz): Leben? Das werde ich in jedem
Fall. Aber dieses Leben werde ich dem verdanken, der es
mir schon einmal geschenkt hat.
(Pause, dann freundlich) Sie wollen mir zur Flucht verhelfen,
das ist sehr gut gemeint, (wieder stolz) aber Luis
Moscardó braucht nicht zu fliehen. Er hat einen Vater.
DER FREMDE (nachdenklich umhergehend, für sich): Ich sehe
schon, so kommen wir nicht weiter. Ich muß es ihm sagen.
(vor Moscardó stehnbleibend, betont) Sie befinden sich in
einem gefährlichen Irrtum, junger Mann. Hoffen Sie nicht
auf den Oberst Moscardó. Er wird Sie opfern.
MOSCARDÓ: Opfern? Wovon sprechen Sie? Ich begreife Sie
nicht.
DER FREMDE (leise, eindringlich): Mögen Sie Abraham?
MOSCARDÓ: Was soll das nun wieder? Sie sind ein seltsamer
Gesell.
DER FREMDE (noch dringlicher): Mögen Sie Abraham? Antworten
Sie!
MOSCARDÓ (lächelnd): Ich weiß nicht. Ich habe nie darüber
nachgedacht.
DER FREMDE: Dann wird es höchste Zeit, daß Sie es tun.
Was wissen Sie von ihm?
MOSCARDÓ: Von Abraham?
DER FREMDE: Die Sache mit Isaak, erinnern Sie sich nicht?
Astrid Gehlhoff-Claes (Leverkusen, 6 januari 1928)
De Tsjechische schrijver, journalist en vertaler Ivan Olbracht (eig. Kamil Zeman) werd geboren op 6 januari1882 in Semily. Olbracht is een zoon van de schrijver Antal Stasek (1843-1931). Hij studeerde vanaf 1900 in Praag en Berlijn rechten, geschiedenis en geografie, maar maakte de studies niet af. Vanag 1905 werkte hij als redacteur van de sociaaldemocratische arbeiderskrant in Wenen, later in Praag voor "Právo lidu". In 1921 werd hij lid van de communistische partij van Tsjechoslowakije. Zijn satirische korte proza weerspiegelt de ondergang van de k.u.k monarchie en de maatschappelijke verhoudingen in de nieuwe republiek. Olbracht vertaalde ook werk van B. Traven, Jakob Wassermann, Arnold Zweig, Lion Feuchtwanger en Thomas Mann.
Uit:Die traurigen Augen. Drei Novellen (Vertaald door Gustav Just, August Scholtis, Markus Wirtz)
»Natürlich habe ich Ihre Tochter sehr gern«, sprach er mit eingekniffenen Augen und mit einem
Lächeln, das seinen Mund umspielte, »sonst würde ich Sie doch nicht um Ihre Hand bitten.« Sie saßen sich gegenüber. Zwischen ihnen war ein weißes Tischtuch mit einigen Tassen. Ivo Karadič streifte einer Untertasse die Zigarettenasche nervös ab. [...]
»Mir geht es um etwas anderes, Herr afar, was ich als eine geringfügige Sache auslege, aber
worüber Sie womöglich einer anderen Ansicht sein könnten. Hanele versichert mir, daß wir uns nicht
einigen. Ich glaube das nicht. Wir müssen uns verständigen, und wir werden uns verständigen. Ich bin
kein Jude, Herr afar.«
Die Augen des alten Mannes traten aus ihren Höhlen.
»Ich verstehe Sie nicht, lieber Herr«, flüsterte er.
»Ich bin kein Jude, Herr afar.«
Aus dem Antlitz des alten Manne verschwand langsam alle Farbe. Und aus den Augen aller Glanz.
Langsam faßte er mit beiden Händen die Tischplatte. Langsam erhob er sich. Stand da, mit den
Händen auf den Tisch gestützt, nickte nach vorn, nach hinten, und seine toten Augen hefteten sich ins
Leere, nahmen nichts wahr. Und er wiederholte, wie damals in Prag Hanele:
»Sie ... Sie sind kein Jude?«
»Nein!«
»Sie sind getauft?« Es klang, als käme es aus einer gepreßten Kehle.
»Ich bin ohne Religion.«
»Verzeihen Sie mir, ich kann nicht allzu gut Tschechisch. Heißt das, daß Sie nicht glauben an unseren
einzigen Gott?«
»So ist es.«
»Das ist noch schlimmer, mein Herr.«
Und so langsam, wie Josef afar vorhin aufgestanden war, setzte er sich wieder hin. Faßte sich an den Kopf. Er schwieg. Der Schlag, welcher ihn aus solch einer Höhe getroffen, war allzu jäh gekommen. Der Impuls seines Lebens war gelähmt, und er wollte am liebsten sterben.
Ivan Olbracht (6 januari 1882 20 december 1952)
De Britse dichter Idris Davies werd geboren op 6 januari 1905 in Rhymney, Monmouthshire. Hij begon met schrijven in het Welsh, maar gebruikte later alleen nog maar het Engels. Tegenwoordig is hij vooral bekend als de dichter van The Bells of Rhymney, een ballade die het mislukken van de algemene staking van 1926 beschrijft en de Great Depression in het Verenigd Koninkrijk. Het gedicht werd op muziek gezet door Pete Seeger en later door vele anderen, zoals The Byrds, Jimmy Page, Judy Collins, Dick Gaughan, Cher, Robyn Hitchcock, Oysterband, Weddings Parties Anything, and The Alarm.
High Summer on the Mountains
High summer on the mountains
And on the clover leas,
And on the local sidings,
And on the rhubarb leaves.
Brass bands in all the valleys
Blaring defiant tunes,
Crowds, acclaiming carnival,
Prize pigs and wooded spoons
Dust on shabby hedgerows
Behind the colliery wall,
Dust on rail and girder
And tram and prop and all.
High summer on the slag heaps
And on polluted streams,
And old men in the morning
Telling the town their dreams.
The Bells of Rhymney Oh what will you give me? Say the sad bells of Rhymney. Is there hope for the future? Cry the brown bells of Merthyr. Who made the mine owner? Say the black bells of Rhondda. And who robbed the miner? Cry the grim bells of Blaina.
They will plunder will-nilly, Cry the bells of Caerphilly. They have fangs, they have teeth, Shout the loud bells of Neath. Even God is uneasy, Say the moist bells of Swansea. And what will you give me? Say the sad bells of Rhymney.
Throw the vandals in court, Say the bells of Newport. All will be well if, if, if, Cry the green bells of Cardiff. Why so worried, sisters why? Sang the silver bells of Wye. And what will you give me? Say the sad bells of Rhymney?
Wir traten in die dritte Seitenkapelle. Der Sockel des steinernen Altars gemahnte wirklich an ein Ossarium, eine Reihe von Totenschädeln mit leeren Augenhöhlen ließen den Betrachter erschauern. Unter den Schädeln häuften sich, in wunderbarem Relief aus dem Stein gehauen, zahllose Gebebeine. William wiederholte leise die Worte, der er von Alinardus vernommen (vierter Schädel von rechts, drück in die Augen?(, führte zwei gespreizte Finger in die tiefen Augenhöhlen des entsprechenden Totenkopfes, und sogleich ertönte ein dumpfes Knirschen. Der Altar bewegte sich. Langsam drehte er sich um einen verborgenen Zapfen und gab eine dunkle Öffnung frei. Im Schein der Lampe erkannten wir feuchte Stufen. Wir stiegen behutsam hinunter, nachdem wir uns kurz beraten hatten, ob wir den Eingang hinter uns schließen sollten. Lieber nicht, hatte William gemeint, denn wer weiß, ob wir ihn hinterher wieder öffnen könnten. Und dass uns jemand zufällig entdecken würde, sein wohl auszuschließen, denn wer um diese Zeit hierher käme, kenne gewiss den Mechanismus und werde sich nicht von einem geschlossen Eingang abhalten lassen. Nach zehn bis zwölf Stufen gelangten wir in einen schmalen Gang, in dessen Seitenwänden sich waagerechte Nischen auftaten, wie ich sie später in vielen Katakomben sah. Doch es war das erste Mal, dass ich ein Ossarium betrat, und mir pochte das Herz bis zum Hals vor Schauder. Die Gebeine zahlloser Mönche waren im Lauf der Jahrhunderte hier versammelt worden, aus der Erde gegraben und aufgehäuft in den Nischen, ohne dass man versucht hätte, sie gemäß ihrer natürlichen Ordnung im Körper zu legen. Einige Nischen enthielten nur winzige Knochen, andere nur Schädel, säuberlich zu Pyramiden gestapelt. Wahrlich ein schreckenerregender Anblick, zumal im flackernden Wechselspiel von Schatten und Licht, das meine Lampe hervorrief, während wir uns Schritt für Schritt durch den Gang vorantasteten. In einer Nische sah man nur Hände, unzählige Knochenhände, die Finger unentwirrbar verschränkt zu einem reglosen Totenreigen. Ein Schrei entfuhr mir, als ich plötzlich zwischen all diesen Gebeinen etwas Lebendiges wahrzunehmen vermeinte, ein Pfeifen und rasches Huschen im Dunkel.
... Es haftet dieser Gestalt, die ungezählte Opfer auf dem Ruhigen Gewissen hat, etwas Legendenhaftes und Illegales an, als ob sich auch die Nazis ihrer geschämt hätten. Und doch lebte Nehle, und niemand hat je gezweifelt, daß er existierte, nicht einmal die ausgekochtesten Atheisten; den an einen Gott, der die teuflischen Qualen ausheckt, glaubt man am schnellsten. So haben wir denn dazumal in den Konzentrationslagern immer von ihm gesprochen, wenn auch mehr wie von einem Gerücht als von einem der bösesten und unbarmherzigsten Engel in diesem Paradies der Richter und Henker... Die wenigen Häftlinge, die Torturen überstanden, wurden von der SS niedergemacht, als die Russen kamen, die dafür an den Wärtern die Gerechtigkeit vollzogen und sie aufknüpften: Nehle jedoch befand sich nicht unter den Galgenvögeln. Er mußte vorher das Lager verlassen haben. Der Mann, der mich Schmerzen hat spüren lassen, war verschwunden. Mir wurde diese unerhörte Ehre zuteil. Er hat mich operiert. Auch ich habe mich auf den blutigen Schragen gelegt, sah Nehles Messer und Zangen im Lichte des Scheinwerfers schattenhaft über mir und tauchte dann unter in die unendlich abgestuften Spiegelkabinette der Schmerzen... Auch ich ging zu ihm in der Hoffnung, doch noch einmal davonzukommen, doch noch einmal dieses gottverfluchte Lager zu verlassen... Als ich als einziger eine sinnlose Magenresektion überstand, ließ er mich gesundpflegen und schickte mich nach Buchenwald zurück, das ich jedoch nach endlosen Transporten nie erreichen sollte ...
Friedrich Dürrenmatt (5 januari 1921 14 december 1990)
Uit: Twijfel is een mensenrecht (Interview door Gie Goris, 24 oktober 2007)
Wat zegt de naam Ngugu wa Thiong'o over u?
Ngugi is de naam die me gegeven werd, bij mijn geboorte. Thiongo is mijn vaders naam. James is de naam die ik daar later bovenop kreeg, toen ik gedoopt werd. Dat was opgedrongen en daarom heb ik die kunstmatige naam terug verwijderd. Door mijn vaders naam toe te voegen, maak ik de band duidelijk tussen mezelf en diegenen die me vooraf gegaan zijn. Ngugi betekent arbeid. Het is een gewone naam bij de Kikuyu. Ik werd geboren met die naam, omdat het de gewoonte is dat de eerste zoon de naam krijgt van de grootvader langs vaders kant, de tweede zoon krijgt de naam van de grootvaders van moeders kant, en ik was in dat geval. Het is alsof die persoon in jou herboren wordt, alsof hij in jou verder leeft.
Beïnvloedde die naam je leven?
Ik heb mijn grootvader nog gekend en ik heb veel verhalen over hem gehoord. En de mensen zoeken natuurlijk altijd kenmerken, zodat ze kunnen zeggen dat je toch zo op je grootvader gelijkt. Maar ik geloof dat ze dat er zelf in lezen, zelfs als het er niet staat.
Door 'James' te verwerpen, verwierp je daardoor ook het Christendom?
Het ging vooral om de naam. Ik voelde me geen 'James'. Het was een zo duidelijk voorbeeld van culturele overheersing, van het opleggen van een bepaald systeem van naamgeving, dat ik niet anders kon dan het verwerpen. Maar het ging wel gepaard met de verwerping van christendom in zijn geheel.
Toch open je 'Een korrel graan' met een Bijbelcitaat.
Het is niet omdat ik voor mezelf uitmaak dat het christendom te sterk verbonden is met het kolonialisme, dat ik niet kan erkennen dat het grote spirituele waarde kan bevatten. Net zoals de andere grote religies van de wereld. De Bijbel, de Koran, de schriften van de grote Oosterse religies bevatten zoveel waarheden en waarden. Bovendien is de Bijbel voor vele Kenyanen het enige boek dat ze helemaal gelezen hebben. Ze kennen de Bijbel van voor naar achter. Als je dus een roman schrijft en je wil verwijzen naar een gedeelde kennis van het merendeel van je lezers, dan kan je in Kenya moeilijk buiten de Bijbel. De personages moeten daarom ook in de Bijbelse kennis gedompeld worden. Heel wat gemeenschappen en zelfs politieke bewegingen hebben het christendom trouwens aan de Afrikaanse realiteit aangepast. Dit zijn allemaal gegevens die veel belangrijker zijn dan het feit dat het christendom voor mezelf irrelevant geworden was.
Ngũgĩ wa Thiong'o (Kamiriithu, 5 januari 1938)
De Duitser schrijver, criticus en literatuurwetenschapper Paul Ingendaay werd geboren op 5 januari 1961 in Keulen. Na het gymnasium studeerde hij Engels enm Spaans in Keulen, Dublin en München. Hij promoveerde op de Amerikaanse schrijver William Gaddis. Van 1992 tot 1998 was hij literair redacteur bij de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Tegenwoordig werkt hij als correspondent cultuur in Madrid. In 2006 verscheen zijn eerste roman Warum du mich verlassen hast. Hij ontving er in hetzelfde jaar de Niederrheinische Literaturpreis der Stadt Krefeld voor en de Aspekte-Literaturpreis.
Ingendaay is ook mede-uitgever van het verzameld werk van Patricia Highsmith door de Diogenes Verlag in Zürich.
Uit: Warum du mich verlassen hast
Daß etwas mit mir nicht stimmte, merkte ich daran, daß ich wieder diese Träume hatte. Ich werde sie euch nicht erzählen. Nur soviel, damit ihr ein Bild habt. Schwester Gemeinnutz kam darin vor, meine frühere Erzieherin, die mich zwei Jahre lang gequält hat, die ersten zwei Jahre auf dem Collegium Aureum. Schwester Gemeinnutz war ein grauer Drache mit Kaninchenlippen. In meinen Träumen trug sie ihr Nonnenhabit, aber es war länger und fl atterte viel stärker, als ich es in Wirklichkeit je gesehen hatte. Ungefähr so wie ein Drache mit Kaninchenlippen, der Nonnensachen anhat und damit hoch in die Lüfte steigt und bei starkem Gegenwind seine Runden dreht. Bitte! rief ich in meinen Träumen, und meine Stimme war wie das Piepsen einer Maus. Bitte! Flieg davon! Verpiß dich! Laß mich in Ruhe! Aber der graue Drache drehte nur seine Runden, und dann legte er sich in die Kurve, ließ die Flügel lässig ausschwingen und kehrte zurück. Seine Augen glühten, und ich konnte seine Kiefernknochen arbeiten sehen. Er schoß so dicht über meinen Kopf hinweg, daß ich mich ducken mußte. Ich glaube, er stank auch ein bißchen.
Paul Ingendaay (Keulen, 5 januari 1961)
De Hongaarse schrijver László Krasznahorkai werd geboren op 5 januari 1954 in Gyula. Hij studeerde eerst rechten in Szeged, daarna taal en literatuurwetenschap in Boedapest. Hij verbleef ook langere tijd in Berlijn en Kyoto. Verschillende werken van hem werden verfilmd door Béla Tarr, waarbij Krasznahorkai zelf de draaiboeken schreef.
Werk (in Duits) o.a.: Satanstango, 1985, Melancholie des Widerstandes, 1989, Krieg und Krieg, 1999, Im Norden ein Berg, im Süden ein See, im Westen Wege, im Osten ein Fluss, 2005
Uit:Allein der Sternenhimmel (Vertaald door György Buda)
Wir kamen unbeschreiblich müde beim Tempel der Azurnen Wolken an. Das ist das einzige bewohnte daoistische Kloster von den drei Tempel-Ensembles auf der Spitze des Taishan-Berges. Es war gegen halb eins am Mittag, die Sonne schien hell, die Luft war klar. Wir taumelten vor Müdigkeit vor dem Hauptgebäude des Tempels herum. Min besah sich die Götterstatuen im Inneren des Tempels noch einmal, ich ging rechts am Gebäude entlang und blickte durch ein Hoftor. Drinnen aßen daoistische Mönche zu Mittag, sie saßen um einen steinernen Tisch. Ich lächelte sie an und war schon im Begriff, zurückzutreten, um sie nicht zu stören. Aber ein junger Mönch lächelte zurück, dann winkte er mir zu, näherzutreten. Ich sagte zu Min, der mittlerweile wieder hinter mir war, er möge mir nur folgen, und wir traten durch das Tor. Mönch: Kommt! Kommt her! Ihr könnt euch hierher setzen! Setzt euch hierher! - Wir setzen uns zu ihnen, zum steinernen Tisch. Danke... Mönch: Schenkt Tee ein. Trinkt! Auf euer Wohl! - Danke... Auf Ihr Wohl... Mönch: Wendet sich zu Min und zeigt auf mich. Dein Freund ist ein Forscher des Daoismus? Min: Nein. Er beschäftigt sich mit Literatur. Er kam nach China, um den Weg entlangzugehen, den einst auch Li Taibo beschritten hatte. Mönch: WieTaibo? Min: Ja. Wir sind zuerst hierher gekommen, und werden nach Qufu weiterfahren, nach Xi'an, Sichuan, und wir werden auch auf den San Xia steigen. Hierher sind wir gekommen, weil Li Taibo auch hier gewesen war, wie mein Freund weiß. Ein Mönch verläßt die Tafel und verschwindet in einem der baufälligen Gebäude. Mönch:Zeigt auf mich und wendet sich Min zu. Woher kommt er? Wo ist seine Heimat? Min: Er ist Ungar. Wir lächeln einander an. Sie nicken, ich schweige nur recht beklommen. Als es mir endlich gelingt, meinen ganzen Mut zusammenzunehmen, mache ich einen ungeschickten Versuch, meiner Freude Ausdruck zu verleihen, daß ich hier sitzen kann, mit ihnen, auf dem Dach des Taishan, im Sonnenschein. - Wir haben ein besonders schönes Wetter. Die Mönche lächeln, als wären sie auch ein wenig verlegen. Lauter wirklich freundliche Gesichter, die uns ansehen.
Terenci Moix, Yevgeni Popov, Luisa Futoransky, Forough Farokhzad, Fred Wander
De Spaanse schrijver Terenci Moix werd geboren op 5 januari 1942 in Barcelona. Hij schreef zowel in het Spaans als in het Catalaans. Hij groeide op in Barcelona tijdens de dictatuur van Franco, maar verbleef in de jaren zestig in de kunstenaarskolonies in Londen en Parijs, en vanaf de jaren zeventig in Rome.Zijn roman El día que murió Marilyn (De dag waarop Marilyn stierf) uit 1969 werd een groot succes en betekende zijn doorbraak als schrijver. Nog grotere successen boekte hij met zijn historische romans.
Uit: Kleopatras Tochter (Vertaald door Elisabeth Brock)
Ich weiß, dass der Mensch nicht stirbt im Gedächtnis der Menschen, solange die Sonne die Pyramiden bescheint. Ich weiß, daß vor den Pyramiden die Katastrophe ihren Truppen Einhalt gebietet, sich die Niederlage machtlos erklärt, ja sogar die Zeit vor Ermattung stirbt. Denn seit Jahrtausenden steht geschrieben: Der Mensch fürchtet die Zeit, die Zeit aber fürchtet nur die Pyramiden. Warum schützt uns ihre Ewigkeit nicht vor den Göttinnen des ewigen Alptraums? Warum löscht sie die Scheiterhaufen nicht, die doch nur die Niederlage erhellen? Warum reißt sie die Triumphbögen nicht ein, die doch nur die Parzen begrüßen? Schau sie dir an, gedemütigte Stadt, schau, wie sie sich am Himmel nähern, verheerenden Plagen gleich, unbarmherzige Unglücksschwestern, die einen Leichenzug anführen. Sie kommen geflogen, auf Geiern reitend, die nach geronnenem Blut dürsten und nach Aas gieren. Sie atmen den Geruch der Gedärme, die in den breiten Straßen verwesen un nd die Luft in den Parkanlagen verpesten. Deshalb sage ich dir, Alexandria: Höre meinen Grabgesang. Bedenke die Seelenpein, die dein Fall verursacht. Sieh den Gram derer, die dich lieben, und den Kummer deiner zahlreichen Bewohner. Und verleih mir die Schaffenskraft eines Dichters, damit ich so viel Unglück besingen kann. Ernenne mich, Alexandria, zum Dichter der Katastrophe. Zum Hüter der zerronnenen Träume. Ich weiß jedoch, daß, was immer ich heute schreibe, schon einmal geschrieben wurde. Ich weiß, daß, was immer ich träume, in früherer Zeit schon geträumt wurde. Denn wahrlich, es gibt keine neuen Träume mehr, alle Träume wurden bereits geträumt. Und dennoch stimme ich ein in diesen Chor, verbinde mich mit dem ersten Traum, dem ersten Schriftstück und den ältesten Ideen. Ich besinge den Tod der Könige, beweine die Flucht der Götter, beklage laut das Ende der Liebe. Deshalb bitte ich dich, o Herrin des Elends, leg Tragik in meine Stimme und gib meiner Zune igung neue Nahrung. Unterweise mich in der Kunst der Klage,
At the very word writer a strange smile parted the cast-iron lips of that rein forced concrete structure called the USSR. The state loved its writers: it showered them with rewards and invented for them a prestigious organization called the Writers Union, whose members commanded no small number of privileges and, above all, an official status, without which the future Nobel laureate Jo seph Brodsky was, for the authorities, a mere parasite, deserving criminal punishment.
As in the Old Testament, however, the patriarchal state raged at its writers; it deprived them of their daily bread, it put them in prisons and psychiatric wards, it drove them abroad, and, finally, it simply killed them when they dared to step beyond the bounds of the shaman's circle drawn by the Communist Party or when they stopped submitting to the irrational laws of the propaganda-poster "family of nations" in which workers do not steal, drink, or fornicate but instead are occupied from morning to night with problems of work, which is why all "fifteen and friendly Soviet Republics" cheerfully march along the highway to a communism glistening like a polished jackboot.
Things are different now. The reinforced concrete structure has collapsed, and the question -- to paraphrase Solzhenitsyn -- is how we, the survivors, are to haul ourselves out from under the ruins.
Totalitarian regimes -- above all, our own native one -- made the error of trying to use the writer as aweapon of propaganda. I am not saying that this was culturally damaging but rather that the communists got nothing out of it, and in this sense the practice of socialist realism was just as inefficient as their construction of a hydroelectric power plant in my native city of Krasnoyarsk, which brought the huge Siberian region to the verge of ecological disaster. The persona of the writer in the former sense of the word was almost hopelessly compromised. The writer became a character. In one of Bella Akhmadulina's poems a simple peasant offers this wicked analysis of the creative works of Soviet lords of thought: "You promised me that justice existed? Then why is it you get everything, and we get the police station?"
Yevgeni Popov (Krasnojarsk, 5 januari 1946)
Krasnojarsk (Geen portret beschikbaar)
De Argentijnse dichteres en schrijfster Luisa Futoransky werd geboren op 5 januari 1939 in Buenos Aires. Zij stamt uit een joodse familie uit Oost-Europa die geëmigreerd is. Zij bezocht de handelsschool en studeerde daarna rechten. Van 1953 tot 1961 studeerde zij muziek aan het Conservatorio Municipal, als ook muziekwetenschappen en operaregie aanhet Instituto Superior de Arte des Teatro Colón in Buenos Aires. Ook volgde zij nog drie jaar cursussen over Engelse dichtkunst bij Jorge Luis Borges. Haar eerste dichtbundel verscheen in Bolivia toen zij 21 jaar was. Sinds 1981 woont zij in Parijs, waar zij o.a. gewerkt heeft als vertaalster, redacteur voor Agence France Presse en als gids in het Centre Georges Pompidou.
More Chagall than Chagall
It's true; many cities preserve nostalgic alleys in ancient Jewish districts but nothing like Mea Shearim to get lost in, drunk with its rancid odors, with the history of such dumps, anonymous and lost in central Europe.
A suburb that time willingly forgets so that one can recognize he might descend from those dirty radiant Levites, from those faces that flee the sun, from those pickles, sour fish and orange peels, from that narrow door, open just enough for a gray beard and the sound of a violin to filter through,
from the arduous haggling, from the shot glass of liquor with which the matchmaker formally promises to find you the husband or wife before it's too late from that psalmody which rocks his body with a certain rhythmic wrath before a scroll of paper lovingly wrapped up in violent velvet, from those strange galleries hiding sweaty heads where elaborate reddish or ashen coiffes appear, from those men who turn away on passing a woman,
from those pale, ancient girls, from the living daguerrotype of those young ladies who whisper a confused, suspended, mixed-up language from all the places where their parents and their parents' parents were punished for that blindness with which they keep their clothes, suck their candies, polish their diamonds, repeat their prayers and I'm sure, day by day secretly try to make a golem to relieve their sorrows.
Vertaald door Jason Weiss
Luisa Futoransky (Buenos Aires, 5 januari 1939)
De Iraanse dichteresForough Farokhzad werd geboren op 5 januari 1935 in Teheran. Haar vader was een officier in het leger van de sjah, maar wekte wel haar belangstelling voor gedichten. Tussen 1953 en 1958 verschenen er drie bundels van haar. Haar hoofdwerk Tavalode digar (De wedergeboorte) verscheen in 1962. Forough Farokhzad stierf in 1963 bij een auto ongeluk
The Wind Will Take Us
In my small night, ah the wind has a date with the leaves of the trees in my small night there is agony of destruction listen do you hear the darkness blowing? I look upon this bliss as a stranger I am addicted to my despair.
listen do you hear the darkness blowing? something is passing in the night the moon is restless and red and over this rooftop where crumbling is a constant fear clouds, like a procession of mourners seem to be waiting for the moment of rain. a moment and then nothing night shudders beyond this window and the earth winds to a halt beyond this window something unknown is watching you and me.
O green from head to foot place your hands like a burning memory in my loving hands give your lips to the caresses of my loving lips like the warm perception of being the wind will take us the wind will take us.
Gift
I speak out of the deep of night out of the deep of darkness and out of the deep of night I speak.
if you come to my house, friend bring me a lamp and a window I can look through at the crowd in the happy alley.
Vertaald door Ahmad Karimi Hakkkak
Forough Farokhzad (5 januari 1935 13 februari 1967)
De Oostenrijkse schrijver Fred Wander werd geboren op 5 januari 1917 in Wenen als Fritz Rosenblatt. Hij verliet de school toen hij 14 jaar was, om als leerling in de textielhandel te gaan werken. Daarna trok hij door Europa, de kost verdienend met allerlei baantjes. Tijdens een verblijf in Parijs voor WO II begon hij met schrijven. Toen Frankrijk Duitsland de oorlog had verklaard werd hij teruggezonden naar Oostenrijk, waarna hij in Auschwitz en Buchenwald terechtkwam. Hij overleefde de kampen en in 1971 verscheen Der siebente Brunnen, waarin hij over de ervaringen in de kampen verteld. Wandrer ging ook daarna door met schrijven.
Uit: Der siebente Brunnen
Drei Wochen nach dem Gespräch, von dem ich nun berichten werde, sollte Mendel sterben. Natürlich konnte ich das damals nicht wissen, noch weniger er selbst, obwohl er zu jener Zeit schon sehr geschwächt war. Aber noch immer hatte er seine äußerste Konzentration auf das Betrachten menschlichen Verhaltens gelenkt, überschüttete er uns, auf dem Holzplatz, beim Abladen von Baumstämmen oder auf dem Marsch, mit glühenden Schmähungen, Flüchen, Verherrlichungen der Schönheit, mit seinen zu Versen geschmiedeten düsteren Prophezeihungen, Wortergüssen, mit seinem Stolz. - Einmal, als ihn einer unserer Wächter mit einem Kübel Wasser übergoß, weil er stehend eingenickt war, beim Schichten von Holz, vor Müdigkeit und Schwäche, und die Gestiefelten schallend lachten (es fror an diesem Tag, die Posten waren in Schafpelze gekleidet, hatten von Sattheit und Wärme rote Wangen), da streckte sich Mendel, sein nasses graues Haar klebte in der Stirn, die Augen lugten scharf darunter hervor, nicht hassend oder klagend, sondern gespannt. Was tut dieser Mensch, fragten die Augen.
An jedem zweiten Sonntagnachmittag (wir hatten nur zwei Ruhetage im Monat) pflegte Mendel Geschichten zu erzählen. In der Essenbaracke versammelten sie sich. Juden aus Warschau, Sosnowiec und Krakau, fasziniert vom Wort. Das Wort hatte magische Kräfte, es zauberte eine reichgedeckte Sabbattafel herbei, die Lieblichkeit eines jüdischen Mädchens, Duft von süßem Palästinawein und Rosinenkuchen, verlorene schöne Welt.
William Snodgrass, Stella Gibbons, Humbert Wolfe, Pierre Seghers
De Amerikaanse dichter William De Witt Snodgrass werd geboren op 5 januari 1926 in Wilkinsburg, Pennsylvania. Tijdens WO II diende hij in de marine. Na de oorlog studeerde hij aan de University of Iowa en de Iowa Writers' Workshop bij John Berryman, Randall Jarrell en Robert Lowell. Zijn eerste gedichten verscheen in 1951. De bundel Heart's Needle uit 1959betekende een keerpunt in de waardering voor zijn werk. In 1960 ontving hij de Pulitzer Prize in Poetry.
Sitting Outside
These lawn chairs and the chaise lounge of bulky redwood were purchased for my father twenty years ago, then plumped down in the yard where he seldom went when he could still work and never had stayed long. His left arm in a sling, then lopped off, he smoked there or slept while the weather lasted, watched what cars passed, read stock reports, counted pills, then dozed again. I didnt go there in those last weeks, sick of the delusions they still maintained, their talk of plans for some boat tour or a trip to the Bahamas once hed recovered. Under our willows, this old sets done well: weve sat with company, read or taken notesalthough the arm rests get dry and splintery or wheels drop off so the whole frames weakened if its hauled across rough ground. Of course the trees, too, may not last: leaves storm down, branches crack off, the riddled bark separates, then gets shed. I have a son, myself, with things to be looked after. I sometimes think since Ive retired, sitting in the shade here and feeling the winds shift, I must have been filled with a child dread you could catch somebodys dying if you got too close. And you cant be too sure.
William Snodgrass (Wilkinsburg, 5 januari 1926)
De Engelse schrijfster Stella Gibbons werd geboren op 5 januari 1902 in Londen. Voor haar eerste en bekendste boek Cold Comfort Farm ontving zij in 1933 de Femina Vie Heureuse Prize. Het is een satirische roman en een parodie op het genre romans die het landleven verheerlijken. Het boek werd in 1995 verfilmd.
Uit:Cold Comfort Farm
Just as the kettle boiled and she darted forward to rescue it, a shadow darkened the door and there stood Reuben, looking at Flora's gallant preparations with an expression of stricken amazement mingled with fury. 'Hullo,' said Flora, getting her blow in first. 'I feel sure you must be Reuben. I'm Flora Poste, your cousin, you know. How do you do? I'm so glad to see somebody come in for some tea. Do sit down. Do you take milk? (No sugar...of course...or do you? I do, but most of my friends don't.)' The man's big body, etched menacingly against the bleak light that stabbed in from the low windows, did not move. His thoughts swirled like a beck in spate behind the sodden grey furrows of his face. A woman...Blast! Blast! Come to wrest away from him the land whose love fermented in his veins, like slow yeast. She-woman. Young, soft-coloured, insolent. Break. Keep and hold and hold fast the land. The land, the iron furrows of frosted earth under the rain-lust, the fecund spears of rain, the swelling, slow burst of seed-sheaths, the slow smell of cows and cry of crows, the trampling bride-path of the bull in his hour. All his, his... 'Will you have some bread and butter?' asked Flora, handing him a cup of tea. 'Oh, never mind your boots. Adam can sweep the mud up afterwards. Do come in.' Defeated, Reuben came in.
Stella Gibbons (5 januari 1902 19 december 1989)
De Engelse dichter Humbert Wolfe werd geboren op 5 januari 1885 in Milaan. Hij had een joods Duitse vader en een joods Italiaanse moeder. In de jaren 1920 was hij een uitermate populaire dichter. Ook vertaalde hij werk van Heinrich Heine, Edmond Fleg en Eugene Heltai. Wolfe had verder als ambtenaar in dienst van de Engelse overheid een zeer succesvolle loopbaan.
The Grey Squirrel
Like a small grey
coffee-pot,
sits the squirrel.
He is not
all he should be,
kills by dozens
trees, and eats
his red-brown cousins.
The keeper on the
other hand,
who shot him, is
a Christian, and
loves his enemies,
which shows
the squirrel was not
one of those.
Humbert Wolfe (5 januari 1885 5 januari 1940)
De Franse dichter en uitgever Pierre Seghers werd geboren op 5 januari 1906 in Parijs. Tijdens WO II was hij actief in het Franse verzet. Hij begon o.a. met de serie Poètes daujourdhui in 1944, waarin 240 werken verschenen van bekende en minder bekende dichters.
Octobre
Le vent qui pousse les colonnes de feuilles mortes Octobre, quand la vendange est faite dans le sang Le vois-tu avec ses fumées, ses feux, qui emporte Le massacre des Innocents
Dans la neige du monde, dans lhiver blanc, il porte Des taches rouges où la colère sélargit ; Eustache de Saint-Pierre tendait les clefs des portes Cinquante fils la mort les prit,
Cinquante qui chantaient dans léchoppe et sur la plaine, Cinquante sans méfaits, ils étaient fils de chez nous, Cinquante aux regards plus droits dans les yeux de la haine Saffaissèrent sur les genoux
Cinquante autres encore, notre Loire sanglante Et Bordeaux pleure, et la France est droite dans son deuil Le ciel est vert, ses enfants criblés qui toujours chantent Le Dieu des justes les accueille
Ils ressusciteront vêtus de feu dans nos écoles Arrachés aux bras de leurs enfants ils entendront Avec la guerre, lexil et la fausse parole Dautres enfants dire leurs noms
Alors ils renaîtront à la fin de ce calvaire Malgré lOctobre vert qui vit cent corps se plier Aux côtés de la Jeanne au visage de fer Née de leur sang de fusillés.
De Oostenrijkse schrijver Johannes Mario Simmel werd geboren in Wenen op 7 april 1924.Simmels vader was jood en hij groeide op in Oostenrijk en Engeland en studeerde voor scheikundig ingenieur. Hij was van 1943 tot het einde van de tweede wereldoorlog onderzoeker. Na de oorlog werkte hij als vertaler voor het Amerikaanse militair bestuur en publiceerde besprekingen en verhalen in de Weense "Welt am Abend". Vanaf 1960 was hij reporter voor het Münchense "Quick" in Europa en Amerika. Hij schreef vele romans en toneelstukken. Verschillende van zijn romans werden in de jaren 1960 en 1970 verfilmd, zoals "Es geschehen noch Wunder" (1951) met Hildegard Knef, "Tagebuch einer Verliebten" (1953) met Maria Schell, "Hotel Adlon" (1955) en " Robinson soll nicht sterben" (1957) met Romy Schneider . Simmel werd door de kritiek lange tijd beschouwd als veelschrijver . Pas met zijn roman "Doch mit den Clowns kamen die Tränen " (1987) kreeg hij algemene erkenning. Simmel won talrijke prijzen, zoals de "Award of Excellence of the Society of Writers" van de VN en de Orde van Verdienste van de Bondsrepubliek Duitsland. Belangrijke thema's in zijn romans zijn een overtuigd pacifisme en de relativiteit van "goed en kwaad". Een aantal van zijn romans zijn gebaseerd op ware gebeurtenissen en zijn vermoedelijk autobiografisch.
Uit: Bis zur bitteren Neige
Ich erinnere mich noch genau an den Augenblick, in dem ich zum erstenmal starb. Ich bin danach noch ein paarmal gestorben, aber Ort und Datum jenes ersten Males werden eingebrannt in meinem Gedächtnis bleiben, solange ich lebe: Hamburg, 27. Oktober 1959.
Ein schwerer Sturm raste an diesem Morgen über die Stadt, und während ich an ihn denke, glaube ich wieder sein Toben zu vernehmen, sein Pfeifen, Stöhnen, Ächzen in Kaminen, sein Rütteln an Dachziegeln und Blechen, an Schildern, Fensterläden, Gittern, Jalousien. Dieser Orkan fand seinen Weg in meine wirren Träume, ich hörte ihn und fühlte ihn, ehe mich noch das Schrillen des Telefons aus dem Schlaf riß.
Der Apparat stand neben dem Bett. Ich knipste die Nachttischlampe an, denn die Vorhänge waren zugezogen. Mein Kopf schmerzte, ich hatte einen schlechten Geschmack im Mund, und mir war übel, als ich mich aufsetzte. Neben dem Telefon sah ich Zigaretten, einen Aschenbecher, ein Glas, halb angefüllt mit schalem Whisky, ein Röhrchen Schlaftabletten, das kleine Kreuz aus Gold und meine Armbanduhr. Es war drei Minuten nach acht. Die Tür zum Bad stand offen. Durch die Milchglasscheibe hinter der Wanne kam bleiernes, scheußliches Frühlicht ins Schlafzimmer gekrochen und mischte sich über dem Bett mit dem scheußlichen, kraftlos gelben Licht der Nachttischlampe. Ich hob den Hörer ab und roch dabei den Whisky, und Ekel schüttelte mich, oben in der Kehle. "Hier ist die Zentrale. Guten Morgen, Mister Jordan. Ich fürchte, ich habe Sie geweckt." "Ja." "Das tut mir leid. Ich fragte bei allen Kolleginnen nach. Es liegt kein Auftrag vor, Sie nicht zu stören." "Vergessen." Ich war noch zu verschlafen, um ganze Sätze zu bilden. Jetzt roch ich auch die Zigarettenstummel; etwas Whisky war in den Aschenbecher geraten, sie lagen darin, vollgesogen, aufgeplatzt, braun, gelb und schwarz.
Johannes Mario Simmel (7 april 1924 1 januari 2009)
Daniel Mursa, Markus Seidel, Emil Zopfi, Gao Xingjian, David Berman
De Duitse toneelschrijver Daniel Mursa werd geboren op 4 januari 1979 in Hamburg. Hij studeerde germanistiek in Berlijn en in 2000 schreef hij zich in bij het Literaturinstitut Leipzig. Daar volgde hij de cursussen proza, drama en nieuwe media. Hij sloot de opleiding in 2004 af met een scriptie over Peter Weiss en Botho Strauß. In 2003 werd in Hamburg zijn eerste stuk Nach Bayeux opgevoerd.
Werk o.a.: Nach Bayeux, 2003, Dreitagefieber, 2005
Uit:(De beschrijving van) Marsch (2006)
Da, wo einmal ein Garten aufblühte, ist jetzt ein verwildertes Grundstück. Es gehört Ann und Thomas. Jedes Jahr zu Sylvias Geburtstag treffen sich dort die alten Freunde wieder, stoßen an und warten auf den Spielmannszug. Dieses Jahr marschiert Irmelin zum ersten Mal dort mit, Anns Tochter, damals, in den freien, fröhlichen Zeiten von Klaus oder Thomas gezeugt. Welcher der beiden Männer der Vater ist, weiß bis heute niemand genau. Mittlerweile sind die Freunde um die vierzig, und die flüchtige Leichtigkeit ist ihren Liebesbeziehungen schon lange abhanden gekommen. Alles ist wie immer, aber nichts wie früher: Klaus, seit Jahren mit Sylvia zusammen, begehrt Ann immer noch, Thomas beginnt eine halbherzige Affäre mit Katja. Die einstigen Glücksversprechen haben sich nicht eingelöst. Allzu ähnlich sind sich die Jahre und Ereignisse, die Daniel Mursa in Marsch ineinanderfließen und sich überschneiden lässt, bis klar ist: Einen Neuanfang wird es nicht geben, nur Variationen der Vergangenheit, gescheiterte Freundschaften. Trotz allem könnten sich die Figuren vielleicht mit ihren Lebenslügen arrangieren, wäre da nicht Irmelin, die stumme Zeugin, die sieht, was sie nicht sehen soll und den Erwachsenen so einen wenig schmeichelhaften Spiegel vorhält.
Daniel Mursa (Hamburg, 4 januari 1979)
De Duitse schrijver Markus Seidel werd geboren op 4 januari 1969 in Wilhelmshaven. Na een opleiding tot boekhandelaar in Hannover studeerde hij germanistiek en filosofie in Hannover, Berlijn en Wenen.
Werk o.a.: Freischwimmer, 2000, Vom Stand der Dinge, 2001, Und alle Zeit der Welt, 2002, Satt, 2003
Uit: Umwege erhöhen die Ortskenntnis (1998)
Ich gehe in eine Buchhandlung, schlendere ein bisschen herum und beobachte die Leute, die etwas ratlos vor den großen Bücherstapeln stehen. Dutzendfach liegt da dasselbe Buch vor ihnen, und ich erinnere mich an die Vorstellung, die ich als Kind von meinen Büchern hatte. Ich glaubte damals, sie seien alle für mich geschrieben und es gäbe sie nur ein einziges Mal. Wie könnte jemand auf einen solchen Gedanken kommen, fragte ich mich, wenn er diese mannshohen Büchertürme sieht?
Markus Seidel(Wilhelmshaven, 4 januari 1969)
De Zwitserse schrijver Emil Zopfi werd geboren op 4 januari 1943 in Wald. Na zijn opleiding tot elektromonteur studeerde hij elektrotechniek aan het Technikum Winterthur en werkte hij als programmeur en systeemingenieur. Damen met zijn vrouw Christ leidt hij een schrijverswerkplaats. Hij schrijft zelf romans, hoorspelen, kinder en jeugdboeken.
Uit: Londons letzter Gast
Crick steigt mit einer Kerze in der Hand die steile Treppe ins Kellergeschoss hinab. Ein Gang führt weiter in ein modriges Gewölbe, das mit Spinnweben verhangen ist. Feuchtigkeit glitzert an den Mauern. Mit feierlicher Stimme kündigt er an: "Die grosse Maschine!"
Sie bleiben vor einem unförmigen Gebilde stehen, das mit fleckigen Leintüchern zugedeckt ist. Crick reisst sie mit einem Ruck weg, als ob er ein Denkmal enthülle. Kalkstaub rieselt zu Boden. Jedes Wort betonend sagt er: "Die grosse Maschine. Analytical Engine. Die grösste Denkleistung der Geschichte, materialisiert in einer genialen Konstruktion."
Alex erblickt im Kerzenlicht ein verrostetes Monstrum aus Zahnrädern, verstaubten Nockenscheiben, Wellen, senkrecht aufragenden Ziffernwalzen, Zahnstäben, die wie Spiesse nach allen Seiten in die Dunkelheit stechen. "Speicherstäbe, dezimal", erklärt Crick andächtig, beginnt eine Handkurbel zu drehen. Ächzend und klappernd setzt sich der Mechanismus in Bewegung, so mühsam und widerborstig, als habe er die letzten hundert Jahre vor sich hin gerostet. Das soll Zukunft sein? Der Mann ist vollkommen übergeschnappt. Warum hängt sich Ann an einen solchen Spinner? Ausgerechnet sie als Corporate Security Officer in einem High-Tech Unternehmen, das die modernste Technologie der Welt einsetzt.
Crick bekommt einen roten Kopf vor Anstrengung, japst nach Atem im Takt mit dem Rattern der Maschine, dreht mit beiden Händen am Kurbelrad, bis ihm die Kraft ausgeht. "Babbage wollte die Maschine mit Dampf antreiben. Darum prägte er die Metapher vom Rechnen mit Dampf." Crick ringt nach Luft und gibt auf. "Kommen Sie."
You seem to see him in a vast emptiness, faint light comes from an unidentified source. He is not standing on some specific or defined patch of ground and he is like the trunk of a tree but has no shadow, and the horizon between the sky and the earth has vanished. Or, he is like a bird in some snow-covered place and is looking from one side to the other. Occasionally, he stares right ahead as if deep in thought, although it's not clear what it is that he is pondering. It's simply a gesture, a gesture of aesthetic beauty. Existence is actually a gesture, a striving for comfort, stretching the arms, bending the knees, turning around, to look back upon his consciousness. Or, it may be said that the gesture actually is his consciousness, that it is you in his consciousness, and from this he is able to gain some ephemeral happiness. Tragedy, comedy and farce do not exist but are aesthetic judgements of human life that differ according to person, time and place. Feelings too are probably like this and the emotions of the present at some other time can fluctuate between the sentimental and the ludicrous. And there is no longer the need for mockery as self-ridicule or self-purification seem already to be enough. It is only in the gesture of tranquilly prolonging this life and striving to comprehend the mystery of this moment in time that freedom of existence is achieved, for in solitarily scrutinizing the self the perceptions of the self by others loses all relevance.
Gao Xingjian (Ganzhou, 4 januari 1940)
De Amerikaanse dichter, songwriter en frontman van Silver Jews David Berman werd geboren op 4 januari 1967 in Williamsburg, Virginia. Hij bezocht de Greenhill School in Addison, Texas en de University of Virginia. Daar begon hij met het schrijven van songs. In 1989 richtte hij met Stephan Malkmus en drummer Bob Nastanovich de indie rock band Silver Jews op. In 1999 verscheen zijn eerste, door de kritiek geprezen, dichtbundel Actual Air.
Uit: Actual Air: Poems
Snow
Walking through a field with my little brother Seth
I pointed to a place where kids had made angels in the snow.
For some reason, I told him that a troop of angels
had been shot and dissolved when they hit the ground.
He asked who had shot them and I said a farmer.
Then we were on the roof of the lake.
The ice looked like a photograph of water.
Why he asked. Why did he shoot them.
I didn't know where I was going with this.
They were on his property, I said.
When it's snowing, the outdoors seem like a room.
Today I traded hellos with my neighbor.
Our voices hung close in the new acoustics.
A room with the walls blasted to shreds and falling.
We returned to our shoveling, working side by side in silence.
Doris Kearns Goodwin, Max Eastman, Fernand Handtpoorter, Svend Fleuron, Maurice Mac-Nab, Jacob Grimm, Rajvinder Singh
De Amerikaanse schrijfster en biografe Doris Kearns Goodwin werd geboren op 4 januari 1943 in New York. Zij bezocht het Colby College in Maine, waar zij in 1964 magna cum laude als Bachelor of Arts afstudeerde. In 1995 kreg zij voor No Ordinary Time: Franklin and Eleanor Roosevelt: The American Homefront During World War II de Pulitzer Prize en in 2005 de Lincoln Prize voor Team of Rivals, een boek over het cabinet van president Abraham Lincoln.
Uit: No Ordinary Time
In Amsterdam the roads leading out of the city were crowded with people and automobiles as residents fled in fear of the bombing. Bombs were also falling at Dunkirk, Calais, and Metz in France, and at Chilham, near Canterbury, in England. The initial reports were confusing -- border clashes had begun, parachute troops were being dropped to seize Dutch and Belgian airports, the government of Luxembourg had already fled to France, and there was some reason to believe the Germans were also landing troops by sea.
After speaking again to Ambassador Cudahy and scanning the incoming news reports, Roosevelt called his secretary of the Treasury, Henry Morgenthau, Jr., and ordered him to freeze all assets held by Belgium, the Netherlands, and Luxembourg before the market opened in the morning, to keep any resources of the invaded countries from falling into German hands.
The official German explanation for the sweeping invasion of the neutral lowlands was given by Germany's foreign minister, Joachim von Ribbentrop. Germany, he claimed, had received "proof" that the Allies were engineering an imminent attack through the Low Countries into the German Ruhr district. In a belligerent tone, von Ribbentrop said the time had come for settling the final account with the French and British leaders. Just before midnight, Adolf Hitler, having boarded a special train to the front, had issued the fateful order to his troops: "The decisive hour has come for the fight today decides the fate of the German nation for the next 1000 years."
There was little that could be done that night -- phone calls to Paris and Brussels could rarely be completed, and the Hague wire was barely working -- but, as one State Department official said, "in times of crisis the key men should be at hand and the public should know it." Finally, at 2:40 a.m., Roosevelt decided to go to bed. After shifting his body to his armless wheel chair, he rolled through a door near his desk into his bedroom.
Doris Kearns Goodwin (New York, 4 januari 1943)
De Amerikaanse schrijver Max Forrester Eastman werd geboren op 4 januari 1883 in Canandaigua, N.Y. Tot 1905 bezocht hij het Williams College en de Columbia University, waar hij tot 1911 als assistent voor filosofie en psychologie werkte. Eastman werd een sleutelfiguur in de linkse gemeenschap van Greenwich Village. In 1913 publiceerde hij de studie Enjoyment of Poetry. In 1923 maakte hij een reis van een jaar naar de Sovjet Unie om te zien hoe het marxisme in de praktijk werd omgezet. Na zijn terugkeer schreef hij verschillende essays waarin hij het systemm bekritiseerde. Ondanks dat bleef hij zijn linkse opvattingen trouw.Pas in 1941 kwam er een einde aan zijn sympathie voor het communisme en het socialisme en steunde hij zelfs Joseph McCarthy. Op latere leeftijd schreef hij nog een aantal autobiografische werken.
Uit: Leon Trotsky: the Portrait of a Youth
Trotsky never lived in the big stone house that testifies to the wealth of his parents. He was born and grew up to the age of ten in a little old-fashioned peasant's hut, with a fat brown roof of straw and five tiny rooms with low ceilings. The sitting-room and dining-room had wooden floors, and the floor in the sitting-room was painted; and here there were comfortable chairs, a table, an immense square stove, and on top of the stove a great big sleepy-eyed cat.
In the winter time, when it is impossible to work all day long and all the evening too, his mother sits reading with quiet concentration the words in a book. The process interests him because she whispers the words as she reads. He is cutting out the letters of the alphabet and sticking them fast in the frost on the window, one in each pane, and each little window has six panes. He is sticking them accurately in the middle, you may be sure. It is all snowy white outside, and the drifts curve half way up the low windows, and it is all warm inside, and tender and friendly and unworried.
The elder brother and sister will explain to him about the letters and give him his first colored books to read. And then when they are gone away to school he will be taken over to an aunt's house in the village, and he will stay there studying with her children. Nominally he will stay all winter, but as a matter of fact he will be at home most of the time, because he is so sweet-tempered and has such merry dimples that his parents cannot get along without him. In the summers an uncle from Odessa will come to visit them, and he too will give lessons to this gifted child with the beautiful manners and the blue light shining out of his eyes. Everybody who sees him will help him, and he will have every opportunity to rise to a place of respectability and comparative honor in Russian society.
Max Eastman (4 januari 1883 25 maart 1969)
De Vlaamse dichter en (toneel)schrijver Fernand Handtpoorter werd geboren in Poperinge op 4 januari 1933.Hij studeerde Germaanse talen aan de Universiteit Gent. Hij schreef zowel poëzie, romans als toneel. In 1955 en 1956 werkte hij mee aan het literaire tijdschrift Cyanuur, dat een kort leven beschoren was. Hij schreef aanvankelijk vooral poëzie; in zijn eerste verhalen experimenteerde hij met het absurdisme. Zijn roman De kleine god werd een klassieker. In 1978 won Handtpoorter de Nestor De Tièreprijs voor zijn toneelstuk De Vlaamse gaai is een bandiet. Hij schreef drie luisterspelen, alsmede het script voor een documentaire over de legendarische bokser Cyriel Delannoit. Handtpoorters werk vertoont autobiografische trekken: hij beschrijft graag het leven in de moderne tijd en de opkomst van de consumptiemaatschappij en emancipatie in de jaren 60, al dan niet in Gent gesitueerd,
Uit: Als een kommerloze hond
"Blonde Monique is onderwijzeres, houdt zich bezig met jeugdvormingswerk en is een vaste waarde bij de Stichting Lodewijk de Raet, niet direkt een moordgriet, eerder het intellektuele type, aantrekkelijk, verfijnd, wat je haar kan aanzien, behorend tot het soort kongreslopers dat geen vormend weekend overslaat. - Tenzij ik op haar fluit, zei Paerels voldaan, dan komt ze aangerend, Lodewijk de Raet naar de bliksem."
Fernand Handtpoorter (4 januari 1933 - 5 augustus 2007)
Uit: Strix, Die Geschichte eines Uhus (Vertaald door Mathilde Mann)
Im Kampf mit einem Adler
Es ist spät am Nachmittage.
Das fahle Licht des Wintertages wird noch fahler, die Dämmerung quillt förmlich aus den Wolken herab. Die Luft ist scharf, und der Ostwind, der seit Tagesgrauen geheult hat, nimmt mehr und mehr zu.
Strix sitzt in ihrer warmen Holzhütte tief unten in dem Bauch einer alten Esche ...
Der Wald, den sie vorgefunden hat, liegt tief zwischen Hügeln, und ist der letzte, von den einstmals so zahlreichen Wäldern in dem großen Fördendistrikt. Eine öde Gegend zieht sich zwischen ihm und der Heide hin und auf der entgegengesetzten Seite, nur eine Meile entfernt, braust das Meer.
Strix schläft am Tage und träumt und sitzt unbeweglich, als sei sie ein großes unverzehrtes Stück von dem Mark des Baumes. Aber selbst im Schlaf hört sie und hat zuverlässige Empfindungen.
Den ganzen Tag hat die Kronenwölbung gebrummt. Ein surrender, orgeltiefer Laut ist von ihr ausgegangen. Es hat so hohl, so dumpf getönt ... das ist der Gesang des Schneegesauses.
Bald ein Menschenalter hat Strix nun gelebt und den Wechsel der Jahreszeiten verfolgt; sie kennt dies Sausen nur zu gut. Es wächst, wird stärker und stärker und wie es zunimmt, 120 während der Abend zur Rüste geht, werden alle andern Laute gedämpft; ihre Klangfarbe wird ihnen genommen. Selbst die nächsten werden gleichsam von weitem weggezogen und klingen schließlich ganz fern. Das Bum-Bum der großen Wassermühle, das Knurren dieses wunderlichen, von Menschen geliebten Raubtieres, das sie zu hören gewohnt ist, wenn ein Ostwind weht, wird schwächer und schwächer; sie merkt auch kein Fallen von Zweigen mehr, und das Heulen und Knarren der Bäume ist ohne tönenden Schallboden; jegliches Geräusch und Getöse wird gleichsam von Federn aufgefangen.
Svend Fleuron(4 januari 1874 5 april 1966)
De Franse dichter enchansonnier Maurice Mac-Nabwerd geboren op 4 januari 1856 in Vierzon. Hij was de schepper van de chansons-réclames » die hij voordroeg in het bekende Parijse Cabaret "Le Chat Noir". Hij leed aan een zwakke gezondheid en overleed al op 33-jarige lleftijd.
Les foetus
On en voit de petits, de grands, De semblables, de différents, Au fond des bocaux transparents.
Les uns ont des figures douces ; Venus au monde sans secousses, Sur leur ventre ils joignent les pouces.
D'autres lèvent les yeux en l'air Avec un regard assez fier Pour des gens qui n'y voient pas clair !
D'autres enfin, fendus en tierce, Semblent craindre qu'on ne renverse L'océan d'alcool qui les berce.
Mais, que leur bouche ait un rictus, Que leurs bras soient droits ou tordus, Comme ils sont mignons, ces foetus,
Quand leur frêle corps se balance Dans une douce somnolence, Avec un petit air régence !
On remarque aussi que leurs nez, A l'intempérance adonnés, Sont quelquefois enluminés :
Privés d'amour, privés de gloire, Les foetus sont comme Grégoire, Et passent tout leur temps à boire.
Quand on porte un toast amical, Chacun frappe sur son bocal, Et ça fait un bruit musical !
En contemplant leur face inerte, Un jour j'ai fait la découverte Qu'ils avaient la bouche entrouverte : Foetus de gueux, foetus de roi, Tous sont soumis à cette loi Et bâillent sans savoir pourquoi !...
Gentils foetus, ah ! que vous êtes Heureux d'avoir rangé vos têtes Loin de nos humaines tempêtes !
Heureux, sans vice ni vertu ; D'indifférence revêtu, Votre coeur n'a jamais battu.
Et vous seuls, vous savez, peut-être, Si c'est le suprême bien-être Que d'être mort avant de naître !
Foetus, au fond de vos bocaux, Dans les cabinets médicaux, Nagez toujours entre deux eaux,
Démontrant que tout corps solide Plongé dans l'élément humide Déplace son poids de liquide.
C'est ainsi que, tranquillement, Sans changer de gouvernement, Vous attendez le jugement !...
Et s'il faut, comme je suppose, Une morale à cette glose, Je vais ajouter une chose :
C'est qu'en dépit des prospectus De tous nos savants, les foetus Ne sont pas des gens mal f...
Ein König und eine Königin kriegten gar keine Kinder. Eines Tags war die Königin im Bad, da kroch ein Krebs aus dem Waßer ans Land u. sprach: du wirst bald eine Tochter bekommen. Und so geschah es auch und der König in der Freude hielt ein großes Fest u. im Lande waren dreizehn Feen, er hatte aber nur zwölf goldne Teller und konnte also die dreizehnte nicht einladen. Die Feen begabten sie mit allen Tugenden und Schönheiten. Wie nun das Fest zu Ende ging, so kam die dreizehnte Fee u. sprach: ihr habt mich nicht gebeten u. ich verkündige euch, daß eure Tochter in ihrem funfzehnten Jahr sich an einer Spindel in den Finger stechen u. daran sterben wird. Die andern Feen wollten dies so gut noch machen, als sie konnten und sagten: sie sollte nur hundert Jahre in Schlaf fallen. Der König ließ aber den Befehl ausgehen, daß alle Spindeln im ganzen Reich abgeschafft werden sollten, welches geschah, u. als die Königstochter nun funfzehnjährig war u. eines Tags die Eltern ausgegangen waren, so ging sie im Schloß herum u. gelangte endlich an einen alten Thurn. In den Thurn führte eine enge Treppe, da kam sie zu einer kleinen Thür, worin ein gelber Schlüßel steckte, den drehte sie um u. kam in ein Stubchen worin eine alte Frau ihren Flachs spann. Und sie scherzte mit der Frau und wollte auch spinnen. Da stach sie sich in die Spindel und fiel alsbald in einen tiefen Schlaf.
In the year that Turin was seventeen years old, his grief was renewed; for all tidings from his home ceased at that time. The power of Morgoth had grown yearly, and all Hithlum was now under his shadow. Doubtless he knew much of the doings of Hurin's people and kin, and had not molested them for a while, so that his design might be fulfilled; but now in pursuit of this purpose he set a close watch on all the passes of the Shadowy Mountains, so that none might come out of Hithlum nor enter it, save at great peril, and the Orcs swarmed about the sources of Narog and Teiglin and the upper waters of Sirion. Thus there came a time when the messengers of Thingol did not return, and he would send no more. He was ever loath to let any stray beyond the guarded borders, and in nothing had he shown greater good will to Hurin and his kin than in sending his people on the dangerous roads to Morwen in Dor-lomin.
Now Turin grew heavy-hearted, not knowing what new evil was afoot, and fearing that an ill fate had befallen Morwen and Nienor; and for many days he sat silent, brooding on the downfall of the House of Hador and the Men of the North. Then he rose up and went to seek Thingol; and he found him sitting with Melian under Hirilorn, the great beech of Menegroth.
J.R.R. Tolkien (3 januari 1892 2 september 1973)
De Franse schrijfster Marie Darrieussecq werd geboren in Bayonne, Pyrénées-Atlantiques, op 3 januari 1969. Zij behaalde haar Baccalauréat aan het Lycée Cassin in Bayonne en studeerde vervolgens aan de Ecole Normale Supérieure in Parijs Franse literauur. Zij vervolgde de studie aan de Sorbonne Nouvelle en aan de Jussieu. In 1997 studeerde zij af. In 1996 debuteerde zij met de roman Truismes. Ze debuteerde in 1996 met de roman Truismes, over een vrouw die in een varken verandert in een toekomstige, dictatoriale maatschappij. De roman kende een enorm succes in Frankrijk en werd in een groot aantal landen in vertaling uitgebracht. Sindsdien geldt Darrieussecq als een van de origineelste jonge Franse auteurs. Na ditsucces besloot Darrieussecq geen docente te blijven, maar door te gaan met schrijven. Haar tweede roman, Naissance des fantômes (1998, in vertaling Spookverschijningen) is net als Tom is dood een verslag van een vrouw die zich geconfronteerd ziet met een ingrijpende gebeurtenis, in dit geval het feit dat haar man niet meer terugkeert van een boodschap die hij ging doen.
Werk o.a.: La Plage, 2000, Bref séjour chez les vivants, 2001, White, 2003, Le Pays, 2005, Tristes Pontiques, 2008
Je n'avais jamais la sensation de dormir. Le matin j'étais plus fatiguée que la veille. Parfois l'interrupteur pour éteindre mon cerveau fonctionnait : les somnifères, des somnifères de cheval. Mais quand ça ne fonctionnait pas, quand je ne m'abattais pas comme une jument dans un sommeil de brute, j'avais le temps de visiter les coins les plus reculés du labyrinthe. Cauchemar, nuit, jour, quel nom portait ce lieu ? Tom avait brûlé. Corps et biens comme on dit, ses biens se montant à des sous-vêtements blancs, et à tout, tout. J'étais avec Tom. J'étais seule. Une écurie en flammes. Un caveau. Un caveau-écurie-soute-labyrinthe, nulle part, des couloirs infinis, des impasses, des oubliettes. Non, quel joli mot bénin que le mot oubliettes. J'étais dans le noir et la cendre du souvenir total. Gouffre au-dessus de moi, sans lumière. Plus de pensée. La douleur au point fixe. J'étais dans la vérité de la mort. Dans la lucidité extrême de l'insomnie.
Un simple récit, phrase après phrase sur un cahier pour raconter la mort de Tom, quatre ans et demi, à Sydney en Australie.
Marie Darrieussecq (Bayonne, 3 januari 1969)
De Estlandse dichter en schrijver Sven Kivisildnik (eig. Sven Sild) werd geboren op 3 januari 1964 in Rakvere. Hij behoorde tot de schrijversgroep Hirohall en is ook zanger van de groep Whaw! Zaiks. Hij is een scherp obsevator en criticus van de hedendaagse Estlandse samenleving. Hij debuteerde in 1987 met (Eng.) Wet Viktor, gebaseerd op een gedicht vanMarie Under. In 1996 verscheen een volumineuze bundel van 800 paginas Like Red Agaric to a Bull (Nagu härjale punane kärbseseen), waarin het meeste werk tot dan toe was opgenomen. In 1997 verscheen het lange autobiografische gedicht A Human
Being Tested on Animals (Loomade peal katsetatud inimene, 1997).
The Kalevipoeg Club
The Traks Grill stands behind the Luua Manor
near the Kalevipoeg Club.
It came to a man in a dream
that as the moon waned
on the first Thursday night
he should go to the Traks Grill
straight up to the bar
which still stands there today.
He should dig on the south side
under the bar near the cash register
until he comes across a sewage pipe,
then roll the pipe aside
to reveal a kettle filled with coins,
and if he doesnt fear
what he will see there,
if he maintains his composure,
the wealth will be his.
It is said that the man went and dug
until he came to the pipes,
he rolled them aside,
and there he saw the kettle of coins.
As he began to hoist it from the pit
glamorous television hosts
swept up from underneath
in a cloud of dust and shards
all hissing horribly,
meaning to attack.
He flailed at them,
many fell dead
but more flew to replace them.
Fear overcame the man,
his body was wracked by tremors.
Finally he lept from the pit,
but on the edge stood
a large black Eurovision singer
snarling fearfully
and gnashing his teeth,
meaning to attack.
The man struck the singer
on the head with his spade
and ran all the way home
as fast as he could.
As for the coins, they were left
behind and remain there to this day,
but they can only be taken one day a year
on the Day of the Holocaust.
Vertaald door Hasso Krull en Brandon Lussier
Sven Kivisildnik (Rakvere,3 januari 1964)
De Britse schrijver Alex Wheatle werd geboren op 3 januari 1963 in Londen als zoon van Jamaïcaanse ouders. Zijn jeugd bracht hij grotendeels door in een kindertehuis in Surrey. Vanaf zijn zestiende schreef hij songteksten over wat hij zag en meemaakte van het leven in Brixton. Deze werden later omgewerkt tot complete boeken. In 1999 debuteerde hij met Brixton Rock.Voor East of Acre Lane uit 2001 ontving hij de London Arts Board New Writers Award.
Uit: Authorised to intimidate (The Guardian, 21 februari 2008)
I find it difficult to be so optimistic. I can't forget what happened in Brixton when I was growing up. In 1980 I was 17, unemployed, and living in a social services hostel. One February night we held a rave, and at 2am a dozen police officers arrived at the front door and asked us to turn the music down. We did as we were told but the officers did not disperse - probably a reaction to the exotic aroma wafting from the windows. Ravers held the door against the police. Sirens sounded, vans screeched and we heard the stomp of police boots before they battered the door down. What followed was reckless, wanton and without mercy. Young women as well as men were truncheon-whipped, kicked, punched and spat upon. I was one of many hurled into the back of police vans like diseased cattle. Many of us were bleeding; one friend was left with a broken arm. Most of us were 18 or under.
At the police station we were placed in cells, where we heard shrieks and screams as the brutality continued. I'm not sure if the beating I suffered or the waiting was worse. When a doctor finally arrived, he was told by the police that the injuries were sustained by criminals resisting arrest. In 1980s Brixton, no figure of authority believed what a black youth said. Yes, minor crime had occurred at the hostel, but the reaction was grossly disproportionate.
Up to the Brixton uprising in April 1981, I was stopped under the "sus" law by the police every time they saw me, sometimes twice a day. I was once arrested for looking into a jewellery shop window. Friends were beaten up by the Met's special patrol group squads on a regular basis. To be out on the street meant chancing your freedom. The tension ratcheted up. Everyone felt that something was about to happen, but when it did that warm spring day, I don't think anyone expected the blood, fury and sheer hatred that was unleashed. Mainland Britain hadn't seen anything like it in 100 years. My lasting memory of the three days of rioting was seeing a melting policeman's helmet. It's incredible no one was killed.
Terwijl zijn rechterhand t viervoetig Beest vastgrijpt,
beweegt hij grimmig voorwaarts naar het prachtig Altaar.
Daar werkt ook Hydra zich vanuit de diepten op,
wier lichaam zich lang uitstrekt
en bij haar middenkrul licht glanzend t Mengvat op,
terwijl haar uiteind door de dicht bepluimde Raaf
behapt wordt; in de buurt daar, in het zicht van Tweeling,
zit "Voor-hond", die in t Grieks Prokúôn is geheten.
Heel dit sterrensysteem, heel deze grote hemeldecoratie: kan iemand die
bij zijn verstand is, denken dat dit het produkt is van toevallige, lukraak her en der
snellende partikels? Of zou misschien een soort van ander wezen zonder intelligentie en rede het hebben kunnen produceren? Maar het maken ervan vergde toch duidelijk rede, en sterker nog: men kan hun natuur niet eens begrijpen zonder de hoogste vorm van rede.
Dit alles is al bewonderenswaardig, maar hierbij blijft het niet: er is niets zo
opvallend als het feit dat de wereld een zodanige stabiliteit en samenhang vertoont,
dat er niets bestaat of zelfs maar denkbaar is dat beter is toegerust voor een lang
voortbestaan. Want alle delen van de wereld streven gelijkmatig van alle kanten naar het midden. Aaneengevoegde voorwerpen blijven het beste aan elkaar vast zitten wanneer ze met een soort keten helemaal aaneengebonden worden; in de wereld wordt deze rol vervuld door de natuur: zij zit overal in en brengt alles met geest en rede tot stand, ze trekt de buitenste delen naar het midden en balt ze samen.
Vertaald door Vincent Hunink
Cicero (3 januari 106 v. Chr. 7 december 43 v. Chr.)
Drieu la Rochelle, Wolf von Aichelburg, Henry Handel Richardson, Charles Palissot de Montenoy, Douglas Jerrold, Hermann von Weinsberg, Jacob Balde S.J.
De Franse schrijver en essayist Pierre Eugène Drieu la Rochelle werd geboren op 3 januari 1893 in Parijs. Hij kwam uit een katholiek, conservatief maar gebroken gezin. Reeds van in zn kindertijd was hij een groot lezer en dromer over de Napoleontische grandeur, militair heldendom en koloniaal avontuur die fel contrasteerde met het decadente bourgeois-leventje van zijn familie. Op zijn vijftiende trok hij naar Engeland, hij zou er een levenslange liefde aan over houden voor al wat Engels is. Drieu studeerde in Parijs aan de École libre sciences politiques. Hij werd er sterk beïnvloed door het lezen van werken van Kipling, Barrès en vooral Nietzsche. Op zeventienjarige leeftijd raakte hij onder indruk van reactionaire gedachten, de Action Française, en las Maurras, Bainville, Sorel, Proudhon, In 1914 werd hij gemobiliseerd en ingezet in de gevechten in Charleroi en Verdun. Hij raakte twee maal gewond en gehospitaliseerd, zijn oorlogservaring tekende hem. In zijn romans schetste Drieu la Rochelle een gedegenereerde bourgeoisie die elke wil ontbreekt, het beeld van zijn eigen familie was nooit ver weg. De Tweede Wereldoorlog en de Duitse hegemonie zijn voor Drieu een kans om een nieuw Europa op te bouwen. Drieu la Rochelle wees uitdrukkelijk de liberaal-democratie af als zijnde een materialistische decadentie maar hij bekritiseerde ook het nationaal-socialisme. Hij was één van de bekendste non-conformisten uit het Frankrijk van de jaren 30. Korte tijd behoorde Drieu tot de Parti Populaire Français van de ex-communist Doriot. De Nieuwe Ordening die Drieu voorstond, was uitdrukkelijk sociaal en aristocratisch getint (le Jeune Européen, 1927), en hij dan ook gewillig deel uit van de collaboratie na de Duitse verovering van Frankrijk (Notes pour comprendre le siècle, 1941). Maar na enkele jaren raakte hij ontgoocheld in de pétainistische politiek en de houding van de Duitse overheid in Frankrijk. Aan het einde van de oorlog weigerde Drieu, ondanks bescherming vanwege trouwe vrienden zoals Malreaux, om te vluchten of zich te verstoppen voor de geallieerden die hij les ennemis de lEurope noemt. In de laatste maanden van zijn leven betoondehij een zeker respect voor het communisme van Stalin. Op 16 maart 1945 pleegde hij zelfmoord in Parijs.
Uit: Le Jeune Européen
Je suis désespéré, moi lEuropéen, jaime encore tout ce qui fut et qui sen va. Jaime mes mains libres et les outils si fins et si forts quelles pouvaient saisir et reposer. O beaux gestes, nets et fermes, garantie dun intellect victorieux ; autour du geste de lart, le geste de la guerre et le geste de lamour. Tuer son ennemi et prendre une femme, tuer celui quon méprise et enfermer celle quon craint. Les gestes qui créaient, les gestes qui tour à tour déchaînaient et réenchainaient le mouvement. Comment affirmer, créer, si lon nest pas capable à lextrême limite de son désir et de son vouloir, de tuer et dêtre tué ? Tuer ou se faire tuer, cest la même chose, cest manifester également quon croit à lidentité humaine. Cest le cri certain. Et pourtant, qui, aujourdhui, peut tuer sans effort ? Une brute, ou un vicieux, ou un gamin drogué de mets. Moi, en dépit de mes campagnes, de tout ce sang en Champagne et en Ukraine, je pâlis devant le sang. Alors le cri certain tourne à nêtre quune fanfaronnade malsaine, digne dun sectaire de ruisseau, fasciste ou communiste. Et ce geste de la prière à la fin qui remettait tout en place, qui anéantissait tout. Lhomme des rébellions à main armée, lhomme des exactions hardies, lhomme des désirs et des assouvissements, lhomme qui avait un caractère et dont on peignait le portrait, il savait reconnaître les saisons, et un beau soir, il se rendait à Dieu. Alors cétait un dernier combat, une dernière étreinte, un dernier dialogue, doù sortait une nouvelle et suprême forme de lêtre. Tout cela sembrouille et méchappe. Et pourtant je suis encore debout et je proteste. Après tout, je ne suis pas quun écrivain, je suis un homme en proie au problème total. Toute cette écriture, toute cette tunique de signes qui saccroche à mes reins, cest votre tourment à tous, cest votre vieille conscience fatiguée, exsangue. Il me semble pourtant que je suis encore vif, que je la déchire, que je larrache, quelle tombe. Je brise la poésie même ou ce qui en reste. En dépit de la mitrailleuse de Lénine ou de Mussolini, je ne veux pas rentrer dans votre usine américaine, même pas comme homme de rebut, comme poète. Plus de métiers, puisque ce sont vos métiers.
Pierre Drieu la Rochelle (3 januari 1893 16 maart 1945)
De Duitstalige dichter en schrijver Wolf von Aichelburg werd geboren in Pula,Transsylvanië, (destijds Oostenrijke-Hongarije, tegenwoordig Kroatië) op 3 januari 1912. In 1918 vestigde zijn familie zich in Hermannstadt. Van 1928 tot 1934 studeede hij inKlausenburg en Dijon germanistiek en romanistiek. Na een aantal reizen door West-Europa keerde hij in 1939 naar zijn geboortegrond terug. Na WO II werd hij door het communistische regime vervolgd en tot 25 jaar veroordeeld. In 1964 kwam hij door een algemene amnestie vrij. In 1980 verliet hij Roemenië en vestigde hij zich in Freiburg im Breisgau.
SAVONAROLA
Der Gier der Flamme war ich zugeschworen Durch einen grausamen Geheimvertrag, War ihre Beute, eh ich noch geboren. Sie lauerte als Funken auf den Tag,
Wo mich des Schicksals blinde Knechte banden Und sie befreiten aus der Kerkerhaft. Sie wird nun jede Schranke überbranden In allzulang gestauter Leidenschaft.
Käm fernher jagend jetzt ein Gnadenruf Und stürzte Regen, bräche das Gedräng Der Menge ein, der Pferde wilder Huf, Die Flamme läßt nicht mehr. Sie hält mich eng.
Dein Wort war Feuer. Du hast mich gerufen, Dein Haß und deine Liebe waren Glut! Nun klimme, spricht sie, diese Bretterstufen, Bis du gestillt ertrinkst in meiner Flut.
Wolf von Aichelburg (3 januari 1912 24 augustus 1994) Het amfitheater in Pula (geen portret beschikbaar)
De Australische schrijfster Henry Handel Richardson (eig. Ethel Florence) werd geboren op 3 januari 1870 in Melbourne. In der jaren 1890 reisde zij met haar moeder en zuster naar Leipzig, waar zij piano studeerde en haar latere man ontmoette, en ervaringen opdeed die zij in haar debuutroman Maurice Guest verwerkte. Tot aan diens vroege dood leefde zij met haar man in Londen, daarna met een jongere vriendin in Fairlight bij Hastings (Sussex). Het bekendste werk van haar is de trilogie Australia Felix, dat beschouwd wordt als een van de belangrijkste werken uit de Australische literatuur.
Uit: Henry Handel Richardson, A Life (door Michael Ackland)
Biography inevitably assumes a particular angle of vision, and this account of her life is no exception. It is haunted by two images. One is of the impressionable child in The Bathe, the tale which introduces her last major work, Growing Pains: Sketches of Girlhood. This story focuses on a
crisis of self-identity, and a dawning, fearful realisation of the burden of gender which the female child is destined to assume. It opens with a naked prepubescent girl, frolicking in the shallows beyond the restricting shoreline. Observing her from the beach are two mature women. Enticed
by her heedless pleasure as well as by the inviting natural scene, they decide to strip and join her. Layer upon layer of clothes is cast off to reveal tired, blotched, misshapen bodies marked by the trials of sexual maturity:
"Splay-legged they were, from the weight of these [physical]
protuberances. Above their knees, garters had cut fierce red
lines in the skin; their bodies were criss-crossed with red
furrows, from the variety of strings and bones that had lashed
them in. The calves of one showed purple-knotted with veins;
across the others abdomen ran a deep, longitudinal scar. One
was patched with red hair, one with black."
For the child it is a terrifying revelation. Before this, she has no more seen a naked female body than grasped what adulthood might mean for her. Now she stares with horrid fascination at something uglysocially and biologically inscribed females. Her concluding thoughts are at once comprehensible and mockingly impossible: Oh, never never no, not ever now did she want to grow up. She would always stop a little girl.
Henry Handel Richardson (3 januari 1870 20 maart 1946)
De Franse schrijver Charles Palissot de Montenoy werd geboren in Nancy op 3 januari 1730. Zijn eerste werk werd in 1755 gepubliceerd. Hij was vanaf 1798 lid van de 'conseil des anciens' van het departement Seine-et-Oise en conservator van de bibliothèque Mazarine. Hij was een hevig tegenstander van de verlichte philosophes, vooral van Diderot. Het meeste bekendheid verwierf hij met zijn komedie Les Philosophes, die een enorm schandaalsucces was in 1760.
Uit: Les Philosophes
Marton.
Toute femme est, monsieur, un animal changeant.
On pourrait calculer les jours de Cydalise
par les différents goûts dont son ame est éprise :
quelquefois étourdie, enjouée à l' excès,
d' autres fois sérieuse, et boudant par accès ;
coquette, s' il en fut, en sauvant le scandale,
prude à nous étourdir de son aigre morale ;
courant le bal la nuit, et le jour les sermons ;
tantôt les directeurs, et tantôt les bouffons.
C' était-là le bon tems. Mais aujourd' hui que l' age
fait place à d' autres moeurs, et veut un ton plus sage,
madame a depuis peu réformé sa maison.
Nous n' extravaguons plus qu' à force de raison.
D' abord on a banni cette gaité grossiere,
délices des traitans, aliment du vulgaire ;
à nos soupés décens tout au plus on sourit.
Si l' on s' ennuie, au moins c' est avec de l' esprit.
Quelquefois on admet, au lieu de Vaudevilles,
de savans concerto, de grands airs difficiles ;
car il faut bien encore un peu d' amusement.
Mais notre fort, monsieur, c' est le raisonnement.
Quelque tems, dans le cercle, on parla politique ;
enfin tout disparut sous la métaphysique.
Damis.
Quelque chargé que soit ce bizarre tableau,
je livre Cydalise aux traits de ton pinceau ;
je m' en rapporte à toi. Mais que fait Rosalie ?
Charles Palissot de Montenoy (3 januari 1730 - 15 juni 1814)
De Engelse schrijver Douglas William Jerrold werd geboren op 3 januari 1803 in Londen. In 1821 kwam een toneelstuk van hem op de planken van het Sadler's Wells theatre, dat hij al als veertienjarige geschreven had. Andere stukken volgden en in 1825 kreeg hij een vaste aanstelling als schrijver bij het Coburg theatre. Hij bleef komedies schrijven, maar leverde later ook bijdragen aan tijdschriften als Monthly Magazine, Blackwood's, New Monthly, Athenaeum en Punch. Tot zijn succesvolste werken behoren Mrs Caudle's Curtain Lectures, Black-eyed Susan, Men of Character en A Man made of Money.
Uit: MRS. CAUDLES CURTAIN LECTURES
You ought to be very rich, Mr. Caudle.I wonder whod lend you five pounds?But so it is: a wife may work and may slave!Ha, dear! the many things that might have been done with five pounds.As if people picked up money in the street!But you always were a fool, Mr. Caudle!Ive wanted a black satin gown these three years, and that five pounds would have entirely bought it.But its no matter how I go, - not at all.Everybody says I dont dress as becomes your wife - and I dont; but whats that to you, Mr. Caudle?Nothing.Oh, no! you can have fine feelings for everybody but those belonging to you.I wish people knew you, as I do - thats all.You like to be called liberal - and your poor family pays for it.
All the girls want bonnets, and where theyre to come from I cant tell.Half five pounds would have bought em - but now they must go without.Of course, they belong to you: and anybody but your own flesh and body, Mr. Caudle!
The man called for the water-rate to-day; but I should like to know how people are to pay taxes, who throw away five pounds to every fellow that asks them?
Perhaps you dont know that Jack, this morning, knocked his shuttlecock through his bedroom window.I was going to send for the glazier to mend it; but after you lent that five pounds I was sure we couldnt afford it.Oh, no! the window must go as it is; and pretty weather for a dear child to sleep with a broken window.Hes got a cold already on his lungs, and I shouldnt at all wonder if that broken window settled him.If the dear boy dies, his death will be upon his fathers head; for Im sure we cant now pay to mend windows.We might though, and do a good many more things too, if people didnt throw away their five pounds.
Next Tuesday the fire-insurance is due.I should like to know how its to be paid?Why, it cant be paid at all!That five pounds would have more than done it - and now, insurance is out of the question.And there never were so many fires as there are now.I shall never close my eyes all night, - but whats that to you, so people can call you liberal, Mr. Caudle?
Douglas Jerrold (3 januari 1803 8 juni 1857)
De Duitse schrijver en jurist Hermann von Weinsberg werd geboren op 3 januari 1518 in Keulen. Hij is bekend geworden door het boich Weinsberg,het eerste autobiografische document in de Duitse taal. Hij studeerde in Keulen en Emmerich. In 1837 behaalde hij de titel Magister artium en hij kwalificeerde zich in 1543 als jurist. Hij werkte als jurist, beheerde het geld van zijn welgestelde vrouwen, bezat een herberg en een wijnhandel.
Uit: BoichWeinsberg
Wa etwas under allen vergenklichen dingen daurhaftich ist, lieber hausfatter, so ist die geschrift nach viller trefflicher leut zeugnis das allerlankwirigst und zu ewicher zit daurhaftigst wirk. Dan was von dem menschen immer geredt, gehort, geschein, gedain und gelaissen wirt, das verstirbt auch gemeinlich mit dem menschen, oder verpleibt es schoin ein zit lank durch verzellung und nachsagen, so verfelt es doch gern balde ader es wirt nit eigentlich ader recht behalten, dan der menschen gedechtnis ist swach und vergeslich. Derhalb hat got der her die wonderschone schreibkunst gegeben, das dadurch der swacheit und vergeslichheit menschlicher memorien und gedechtnis verholfen mogt werden, wilche alle beschene dingen in einer unsterblicheit erhelt und was vergessen und verstorben ist, widderumb erneuwert, hervurbringt und lebentich macht.
Hermann von Weinsberg (3 januari 1518 23 maart 1597) 1540, 22 jaar oud, kunstenaar onbekend
JANE. (at piano) I don't remember taking piano lessons.
SUMMERS. Maybe you've repressed it. My wife gave me the message about your attempting suicide. Why did you do it, Jane?
JANE. I can't stand it. My mother says she's invented cheese and I start to think maybe she has. There's a man living in th ehouse and I'm not sure whether he's my brohter or my father or my grandfather. I can't be sure of anything anymore.
SUMMERS. You're talking quite rationally now. And your self-doubts are a sign of health. The truly crazy person never thinks he's crazy. Now explain to me what led up to your attempted suicide.
JANE. Well, a few days ago I woke up and I heard this voice saying, "It wasn't enough."
SUMMERS. Did you recognize the voice?
JANE. Not at first. But then it started to come back to m e. When I was eight years old, someone brought me to a theatre with lots of other children. We had come to see a production of Peter Pan. And I remember something seemed wrong with the whole production, odd things kept happening. Like when the children would fly, the ropes would keep breaking and the actors would come thumping to the ground and they'd have to be carried off by the stagehands. There seemed to be an unlimited supply of understudies to take the children's places, and then they'd fall to the ground. And then the crocodile that chases Captain Hook seemed to be a real crocodile, it wasn't an actor, and at one point it fell off the stage, crushing several children in the front row.
SUMMERS. What happened to the children?
JANE. Several understudies came and took their places in the audience. And from scene to scene Wendy seemed to get fatter and fatter until finally by the second act she was immobile and had to be moved with a cart.
Wat verder staan boomen en rein In den lucht van den zomer klinkt eensklaps daarachter
Het heldere hooge geluid
Van 't kind, dat plezier heeft, en 't weet niet, hoe zeer het
Voor allen de vrijheid beduidt.
Dit lijkt op het heldere schellen der huisbel
Na schooltijd, als 't Zaterdag is:
Dan komen de stoeiende vragen aan Vader
Waar morgen direct na de Mis
De wandeling heen gaat. Zij maken hun plannen;
Het huis is te klein voor 't geluk,
En luid breekt de geestdrift der schoone verwachting
De ernst der studeerkamer stuk.
Wat baat het, van kind'ren en vrijheid te droomen,
Terwijl men toch vruchteloos tuurt
Om achter de heesters een glimp te betrappen
Van het leven? - Gevangenschap duurt
Niet korter, wanneer men zijn eigen geluk zoekt.
We zijn meer dan zeshonderd man.
Een kind op den weg heeft gelachen. Wij hoorden 't
En elk werd er eenzamer van.
Anton van Duinkerken (2 januari 1903 - 27 juli 1968)
De Amerikaanse schrijver, essayist en literatuurwetenschapper André Aciman werd geboren op 2 januari 1951 in Alexandrië in Egypte. Zie ook mijn blog van 2 januari 2008.
Uit: Letters of Transit
On a late spring morning in New York City almost two years ago, while walking on Broadway, I suddenly noticed that something terrible had happened to Straus Park. The small park, located just where Broadway intersects West End Avenue on West 106th Street, was being fenced off. A group of workers, wearing orange reflector shins, were manning all kinds of equipment, and next to what must have been some sort of portable comfort station was a large electrical generator. Straus Park was being dismantled, demolished.
Not that Straus Park was such a wonderful place to begin with. Its wooden benches were dirty, rotting, and perennially littered with pigeon droppings. You'd think twice before sitting, and if you did sit you'd want to leave immediately. It had also become a favorite hangout for the homeless, the drunk, and the addicted. Over the years the old cobblestone pavement had turned into an undulating terrain of dents and bulges, mostly cracked, with missing pieces sporadically replaced by tar or cement, the whole thing blanketed by a deep, drab, dirty gray. Finally, the emptied basin of what used to be a fountain had turned into something resembling a septic sandbox. Unlike the fountains of Rome, this one, like the park itself, was a down-and-out affair. Never a drop flowed from it. The fountain had been turned off decades ago.
André Aciman (Alexandrië,2 januari 1951)
De Nederlandse dichter, tekstschrijver en uitgever Look J. Boden werd geboren in Vlaardingen op 2 januari 1974. Hij werd landelijk bekend als oprichter en uitgever van het literaire tijdschrift Renaissance. Van 1996-2002 was hij hiervan hoofdredacteur. In 2000 richtte hij de Stichting Renaissance op, die de uitgave van het tijdschrift verzorgde, en ook festivals en Landelijke Gedichtendag organiseerde. Als dichter timmert hij vanaf 1995 aan de weg. Hij publiceert onregelmatig in bloemlezingen en tijdschriften. In 2007 kwam zijn eerste dichtbundel uit.
Vrouw in blik
Het is genetisch bepaald niet zuiver, maar als je je nou eens voorstelde dat vrouwen klinische objecten waren die je ingeblikt of ingeseald kon kopen bij de super
(Ingrediënten: verstand, liefde redelijkheid, sex-appeal 20% van de Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid , conserveermiddel: poëzie, smaakmakers: u en andere mannen. Tenminste Vruchtbaar Tot: Zie onderkant)
dan zou ik sex met een vleesetende plant overwegen.
Des anderen daags, eenen zondag, terwijl nog eene halve duisternis over het dorpje hing en de klok, de eerste maal, luidde voor de vroegmis, had de vleeschhouwer Borseels van Walleghem, het verken van den smid Jan Vanderlaen gekocht en weggeleid. Te vergeefs deed moeder Vanderlaen opmerken, dat men des zondags niet verkoopen mocht - 't was werken, zei ze. - Na Borseels' vertrek had oom Veyt, met een gegrinnik, den koopprijs opgestreken.
Bedrukt zat de smid bij het spaarzame vuur in de keuken; hij wreef herhaalde malen over zijne kin en scheen diep na te denken. Nu stond hij recht, trad in de nevenliggende kamer, waar Trees, zijne vrouw, zich aankleedde en zich gereed maakte om naar de kerk te gaan.
Twijfelend ging hij vóor het venster staan, alhoewel er buiten niets te zien was. Eindelijk richtte hij zich tot zijne vrouw, die op hem niet lette, en sprak:
Trees... in al mijn ongeluk zou ik mij nog al schikken... wildet gij mij maar verstaan... wat kan men in een huishouden beter hebben dan eene goede overeenkomst.
In eenvoudige bewoordingen, soms haperend evenwel, legde hij heur vóor oogen hoe gelukkig zij vroeger waren, - vroeger, toen ze steeds dezelfde gedachten, dezelfde wenschen hadden! Nu, dat ze elkander meer dan ooit zouden moeten sterken en steunen, was dit zóó niet meer! Wie had zijne vrouw zoo zeer veranderd? Ging alles vroeger niet veel beter? Waren ze dan niet eerlijk?
Eerlijk - dat was het geliefde woord van den smid.
Seit Jahrzehnten sehe ich im Winter, durch kahle Zweige hinabblickend, die Fahrzeuge, die im Lauf der Zeit einen kontinuierlichen Strom gebildet haben, dessen Lärm, wie Einstein bewiesen hat, nichts anderes bedeutet als das Sägen am eigenen Ast. Schrödinger hat das Verkehrsparadox aufgestellt: *M=0, oder, in Worten: Die Summe aller Transportbewegungen ist gleich Null. Hat man zum Beispiel eine Straße mit Gegenverkehr, so heben die durchschnittlichen Verschiebungen, die einen positiv, die gegenläufigen negativ gerechnet, einander auf. Nils Bohr hat gezeigt, daß zwar die Beschleunigungen zunehmen und die Entfernungen abnehmen - was sich in einer durchschnittlichen Steigerung der Antriebsenergie ausdrückt -, daß aber dadurch einzig und allein der Einsteinsche Lärm jährlich um 10 Dezibel zunimmt, während die Summe der Transporte invariant bleibt, nämlich Null. Die Zunahme des Einsteinschen Lärms, den ich seit Jahrzehnten von meiner Mansarde aus messe, bedeutet eine Abnahme unserer Arbeitszeit am eigenen Ast.
Gerhard Amanshauser(2 Januar 1928 - 2 September 2006)
Paul Sédir, Blaga Dimitrova, Philip Freneau, Jean-Bernard Pouy, Luc Decaunes
De Franse schrijver, mysticus, Rozenkruiser en Martinist Paul Sédir (pseudoniem voor Yvon Le Loup) werd geboren op 2 januari 1871 in Dinan. Op zeer jonge leeftijd verhuisde het gezin van Bretagne naar Parijs. Zijn ouders hadden het materieel heel moeilijk. Dit had gevolgen voor de kleine Le Loup. Door ontbering had hij een verborgen tuberculose, brak hij een been en kreeg hij de ziekte van Pott. Als kind wilde hij herder worden. Hij schreef ooit een boek over de herdershond. Tussen 1894 en 1898 werden de eerste artikelen en de eerste werken van Sédir uitgegeven bij La Librairie du Merveilleux. Tussen 1894 et 1906, publiceerde Sédir ook de eerste vertalingen, in het Frans, van auteurs zoals Jacob Boehme, Gichtel, Jeanne Leade, William Law. Tevens publiceerde hij eigen werk waarin hij de resultaten van zijn opzoekingen uiteenzette. Sédir was altijd zeer voorzichtig wanneer hij sprak over het onzichtbare. Op een dag veranderde deze voorzichtigheid. Sédir had nog slechts één leer: houden van de medemens en dat gecombineerd met het zoeken naar het Rijk van God.
Uit: BLAISE PASCAL ou LE PHILOSOPHE MYSTIQUE
Par un admirable effort soutenu au bras puissant de la sapience céleste, Pascal entre dans la sublime phalange des mystiques et s'y installe à l'une des premières places. On a dit que la France n'est pas un pays de mystiques. Quelle erreur ! Parce que nos mystiques ne furent jamais obscurs ou verbeux, -- sans doute ? Faut-il rappeler saint Bernard, sainte Colette, sainte Jeanne de Matel, Marie Guyard, tant d'autres ? Faut-il souligner ce dix-septième siècle étonnant, qui ne se contente pas de rassembler les plus nobles artistes, mais qui nous offre encore, dans l'ordre religieux, parmi les plus célèbres entre un si grand nombre de mystiques également admirables, Vincent de Paul pour la réalisation extérieure, Corneille et Pascal pour la réalisation morale ? Le chauvinisme est une faiblesse; pourtant sachons rendre justice à notre pays ou, plutôt, adressons notre hommage à Dieu qui a comblé la France de Ses dons et qui ne lui a ménagé jamais ni les postes périlleux, ni les occasions de sacrifices, ni l'aide constante de Ses anges.
Paul Sédir (2 januari 1871 3 februari 1926)
De Bulgaarsse dichteres Blaga Nikolova Dimitrova werd geboren op 2 januari 1922 in Byala Slatina. Haar moeder was lerares en haar vader jurist. Zij groeide op in Veliko Tarnovo en verhuisde later naar Sofia, waar zij haar middelbare school afmaakte en ook tot 1945 Slavische filologie studeerde. In de jaren zeventig werd zij kritisch op de Bulgaarse overheid. Dat leidde ertoe dat vier van haar bundels niet uitgegeven konden worden in deze jaren. In de jaren 1992/1993 was zij echter korte tijd vice-president van haar land.
LULLABY FOR MY MOTHER
In the evening I smooth her sheets, covered with deep wrinkles. Her hand, withered by giving, pulls me towards the night.
Half asleep, barely able to speak, she says in a childish voice, so naturally, "Mommy!" I become my mother's mother.
A cataclysm, a reversal of the earth's axis the poles flip over. What was I doing? I don't have time for philosophical musings.
I dry her impatiently a skill, I've learnt from her. "Mommy," she whispers, guiltily, remembering her naughtiness. Cold air blows in the window.
The heating pad. The glass. The pills. To adjust the lamp shade. "Mommy, don't go away! I am afraid of the dark!" Who is losing her mind, she or I?
Heavy with pain and fear, crying, she waits for me to take her in my arms. Two orphans cuddle in the winter cradle. Which am I?
Wake me up early tomorrow! I am afraid, I'll oversleep! Dear Lord, is there something I have forgotten? Who will be late, she or I?
Mommy, my child, sleep! Lullaby, my baby . . .
Blaga Dimitrova (2 januari 1922 2 mei 2003)
De Amerikaanse dichter Philip Morin Freneau werd geboren op 2 januari 1752 in New York. Ten tijde van de Amerikaanse onafhankelijkheidsbeweging maakte hij met zijn patriotische gedichten naam als dichter van de Amerikaanse revolutie. Terwijl tijdens zijn leven Freneaus politieke werd het meest in aanzien stond, zijn het nu gedichten als The Wild Honey Suckle, To a Caty-Did en The Indian Burying Ground die gelden als zijn belangrijkste bijdrage tot de literatuur. Zij tonen hem als een voorloper van de Amerikaanse Romantiek.
The Wild Honeysuckle
AIR flower, that dost so comely grow,
Hid in this silent, dull retreat,
Untouched thy honied blossoms blow,
Unseen thy little branches greet:
No roving foot shall crush thee here,
No busy hand provoke a tear.
By Natures self in white arrayed,
She bade thee shun the vulgar eye,
And planted here the guardian shade,
And sent soft waters murmuring by;
Thus quietly thy summer goes,
Thy days declining to repose.
Smit with those charms, that must decay,
I grieve to see your future doom;
They died--nor were those flowers more gay,
The flowers that did in Eden bloom;
Unpitying frosts and Autumns power
Shall leave no vestige of this flower.
From morning suns and evening dews
At first thy little being came;
If nothing once, you nothing lose,
For when you die you are the same;
The space between is but an hour,
The frail duration of flower.
Philip Freneau (2 januari 1752 18 december 1832)
De Franse schrijver Jean-Bernard Pouy werd geboren op 2 januari 1946 in Parijs. Na het gymnasium studeerde hij kunstgeschiedenis, met als zwaartepunt film. Daarna volgden allerlei werkzaamheden: als leraar, draaiboekschrijver, lector en journalsit. Zijn eerste boek Spinoza encule Hegel verscheen in 1983. Het is een persiflage op de strubbelingen binnen de beweging van 68. Pouys hoofdfiguren zijn vaak oud-linksers. Zijn verhalen zijn doorspekt met boosaardige humor en bizarre invallen. Hij staat in de traditie van lOulipo.
Uit: LES TICS DE SPINOZA
C'est comme ça. II y a des noms qui s'imposent tout seuls, Rimbaud, Caravage ou Johnny Thunders. II en va de même si l'on veut labourer le champ philosophique. Où va se nicher la mythologie absurde qui nous est si chère ? Dans Héraclite ou Aristote ? Chez Merleau-Ponty et Heidegger ? Non. Dans ces exemples pris au hasard, aucune image idiote ne nous monte à l'esprit. C'est un jeu : si on mettait un peu de moteur dans la métaphysique, Hegel roulerait en Solex, Marx bloquerait les frontières en trente-huit tonnes, Kant conduirait un grosse Mercedes Diesel sièges en cuir.
Mais Spinoza, le bon Baruch, impossible de le voir autrement que figé cuir, tête dans le vent, au guidon d'une moto Guzzi rouge, mille centimètres cubes, flamboyante et lustrée. C'est ainsi. Ça ne s'explique pas, c'est de l'ordre du transcendant. Spinoza, ne me demandez surtout pas pourquoi, c'est beaucoup plus rock and roll que Deleuze. L'histoire de la philosophie, (épistémologie et autres équipes de seconde division, c'est comme le reste, ça comporte des seconds couteaux, des rôles annexes, de la figuration, quelquefois des gueules qu'on n'oublie pas. Les stars, ces cerveaux en roue libre qui impriment durablement le cortex liquide des générations, ont quelque chose en plus. Prenez Wittgenstein, qui adorait faire la vaisselle qui écrit sous les grenades dans une tranchée de la guerre de 14, comme Évariste Gallois, la nuit avant le duel fatidique. Très fort.
Jean-Bernard Pouy (Parijs 2 januari 1946)
De Franse dichter en schrijver Luc Decaunes werd geboren op 2 januari 1913 in Marseille. Hij werkte voor de radio, als journalist en als organisator van festivals, maar is vooral bekend wegens zijn talrijke, sinds 1938 gepubliceerde,gedichtenbundels, romans en bloemlezingen. Hij was bevriend met dichters als Louis Aragon, Tristan Tzara en Paul Éluard.
Réponses Le chardonneret dans son nid Lhirondelle au bord de ses ailes La goutte deau dans son nuage Que sont-ils ? Que font-ils ? Ils attendent le jour le temps du vol lorage Ils ont patience de sages Lespace leur est promis. Mais le prisonnier dans sa tour Mais le partisan dans son bagne Mais lhomme seul au pied du mur ? Quand les murs sont clos Quand le ciel est vide Quand les fleurs sont là au bout des fusils Les fleurs bavardes de la mort implacable ? Ils attendent le jour le temps damour lorage Ils ont le cur des camarades des amis Les mains de ceux qui luttent à leur place Lavenir leur est promis.
E. M. Forster, J.D. Salinger, Sven Regener, Rüdiger Safranski, Anne Duden
Aan alle bezoekers en mede-bloggers een gelukkig Nieuwjaar!
Nieuwjaarskaarten in de vijftiger jaren
Voor het laatst vertoonde zich de goudkleur van ikonen en middeleeuwse schilderijen op wenskaarten uit de vijftiger jaren: laatste opleving van de beslotenheid en het geluk.
Nog eenmaal spanden mensen als een rendier natuur voor hun ar: breng ons verder! Breng ons door de poort van het stervende jaar! Ja hoefijzers en klavertjesvier, zilverglitter,
reikten postbodes aan in de sneeuw. Eeuwig stormden klokken aan in de lucht, schijnsel viel uit kerkjes. Zoete landschappen ademden
geur van vanille uit. In de zandwegen hoog- stens karresporen; blijde vinkjes laag op hun tak. Ongeloof stortte neer op 't ganzenbord.
They were all at Charing Cross to see Lilia off--Philip, Harriet, Irma, Mrs. Herriton herself. Even Mrs. Theobald, squired by Mr. Kingcroft, had braved the journey from Yorkshire to bid her only daughter good-bye. Miss Abbott was likewise attended by numerous relatives, and the sight of so many people talking at once and saying such different things caused Lilia to break into ungovernable peals of laughter. "Quite an ovation," she cried, sprawling out of her first-class carriage. "They'll take us for royalty. Oh, Mr. Kingcroft, get us foot-warmers." The good-natured young man hurried away, and Philip, taking his place, flooded her with a final stream of advice and injunctions--where to stop, how to learn Italian, when to use mosquito-nets, what pictures to look at. "Remember," he concluded, "that it is only by going off the track that you get to know the country. See the little towns--Gubbio, Pienza, Cortona, San Gemignano, Monteriano. And don't, let me beg you, go with that awful tourist idea that Italy's only a museum of antiquities and art. Love and understand the Italians, for the people are more marvellous than the land." "How I wish you were coming, Philip," she said, flattered at the unwonted notice her brother-in-law was giving her. "I wish I were." He could have managed it without great difficulty, for his career at the Bar was not so intense as to prevent occasional holidays. But his family disliked his continual visits to the Continent, and he himself often found pleasure in the idea that he was too busy to leave town.
Edward Morgan Forster (1 januari 1879 - 7 juni 1970)
When we got out of the bus, Mary Hudson stuck right with us. I'm sure that by the time we reached the baseball field there was on every Comanche's face a some-girls-just-don't-know-when-to-go-home look. And to really top things off, when another Comanche and I were flipping a coin to decide which team would take the field first, Mary Hudson wistfully expressed a desire to join the game. The response to this couldn't have been more clean-cut Where before we Comanches had simply stared at her femaleness, we now glared at it. She smiled back at us. It was a shade disconcerting. Then the Chief took over, revealing what had formerly been a well-concealed flair for incompetence. He took Mary Hudson aside, just out of earshot of the Comanches, and seemed to address her solemnly, rationally. At length, Mary Hudson interrupted him, and her voice was perfectly audible to the Comanches. "But I do," she said. "I do, too, want to play!" The Chief nodded and tried again. He pointed in the direction of the infield, which was soggy and pitted. He picked up a regulation bat and demonstrated its weight. "I don't care," Mary Hudson said distinctly, "I came all the way to New York - to the dentist and everything - and I'm gonna play." The Chief nodded again but gave up. He walked cautiously over to home plate, where the Braves and the Warriors, the two Comanche teams, were waiting, and looked at me. I was captain of the Warriors. He mentioned the name of my regular center fielder, who was home sick, and suggested that Mary Hudson take his place. I said I didn't need a center fielder. The Chief asked me what the hell did I mean I didn't need a center fielder. I was shocked. It was the first time I had heard the Chief swear. What's more, I could feel Mary Hudson smiling at me. For poise, I picked up a stone and threw it at a tree.
We took the field first. No business went out to center field the first inning. From my position on first base, I glanced behind me now and then. Each time I did, Mary Hudson waved gaily at me. She was wearing a catcher's mitt, her own adamant choice. It was a horrible sight.
Mary Hudson batted ninth on the Warriors' lineup. When I informed her of this arrangement, she made a little face and said, "Well, hurry up, then." And as a matter of fact we did seem to hurry up. She got to bat in the first inning. She took off her beaver coat - and her catcher's mitt - for the occasion and advanced to the plate in a dark-brown dress. When I gave her a bat, she asked me why it was so heavy. The Chief left his umpire's position behind the pitcher and came forward anxiously.
Kein besonders ausgefeilter Plan, dachte er gerade, als Wolli aufhörte zu reden und sie gemeinsam schweigend in das sehr dunkle Dunkel der Transitstrecke durch die DDR starrten, hat ein paar Schönheitsfehler, der Plan, dachte er, aber dann fiel ihm auf, daß Wolli nicht mehr redete, und die Stille hatte, zusammen mit der sie umgebenden Finsternis, eine beruhigende, einlullende Wirkung, der er sich gerne hingab. Scheiß drauf, ob der Plan Schönheitsfehler hat, dachte er, Hauptsache, es ist mal Ruhe im Schiff, und dann sah er nur noch der Straße dabei zu, wie sie sich in das funzlige Licht seiner Scheinwerfer schob wie ein alter, harter Teppich. Leider hatte er keinen Vordermann mehr, dem er folgen konnte, der letzte war vor einer Viertelstunde abgebogen in das Land um sie herum, von dem man nichts sah oder hörte, und Wolli hatte sich danach noch eine Weile darüber ausgelassen, daß das ein Trabant gewesen sei und was das zu bedeuten habe und so weiter und so fort, aber wenigstens war dieser Trabant, wenn es denn einer gewesen war, nicht so schnell gewesen, daß Frank ihn hatte ziehen lassen müssen wie all die anderen Autos, die sie in der Zwischenzeit überholt hatten, der Trabant hatte genau die richtige, risikoarme, von Wolli dringend empfohlene Geschwindigkeit gehabt, und er hatte sie sicher durch die Finsternis geführt. Nun war er fort, aber dafür hielt Wolli mal die Klappe, und das war doch auch schon was, fand Frank.
Das ging etwa fünf Minuten so, draußen war alles dunkel und drinnen war es still, wenn man vom gleichmäßigen Röhren von Franks altem Kadett einmal absah.
Sven Regener (Bremen, 1 januari 1961)
De Duitse schrijver en filosoof Rüdiger Safranski werd geboren op 1 januari 1945 in Rottweil. Safranski promoveerde in de germanistiek en de filosofie. Hijschreef een boek over Heidegger: Heidegger en zijn tijd. Daarnaast publiceerde hij o.a. 'Het Kwaad, Het drama van de vrijheid', de essaybundel 'Hoeveel globalisering kan een mens verdragen?' en biografiën van Schiller en Nietzsche. Ook schreef Safranski het nawoord ('Literatur als Lebensmacht' ) in de nieuwe uitgave van 'Philip en de anderen' van Cees Nooteboom (1955). Sinds 2002 presenteert hij met Peter Sloterdijk voor de Duitse zender ZDF het programma "das Philosophischen Quartett".
Uit: Schiller oder Die Erfindung des Deutschen Idealismus
Aus der Perspektive Schillers gewinnt der Idealismus wieder Glanz. Idealismus - daran ist nichts Veraltetes, wenn man ihn so versteht, wie ihn Schiller verstanden hat: der Freiheit eine Gasse; der Geist, der sich den Körper baut. So war Schiller auch ein großer Anreger der Philosophie am Ende des 18. Jahrhunderts. Er ist maßgeblich beteiligt an den epochalen philosophischen Ereignissen zwischen Kant und Hegel. Es wird davon zu erzählen sein, wie Schiller mitwirkte bei der Erfindung des Deutschen Idealismus; wie er zusammen mit Goethe zum Zentralgestirn des deutschen Geisteslebens werden konnte. Schiller - ein Kraftwerk der Anregungen auch für seine Gegner. Die Romantiker haben die Abgrenzung von ihm gebraucht, um sich selbst zu finden. Indem sie von ihm loskommen wollen, werden sie ihn nicht los.
So kommt es zur großen Oper des Geistes: in einem historischen Augenblick beispielloser schöpferischer Dichte stehen sie alle auf derselben Bühne, Goethe, Herder, Wieland, Moritz, Novalis, Hölderlin, Schelling, die Schlegels, Fichte, Hegel, Tieck - in ihrer Mitte Schiller, der Meister des Glasperlenspiels.
Schiller hat Epoche gemacht und deshalb gelangt man auf seiner Spur in die Biographie der Epoche von Klassik und Romantik. Im Hintergrund das politische Drama, das mit der Französischen Revolution beginnt.
Die Deutschen, sagte Heinrich Heine einmal, hätten nur im »Luftreich des Traumes« ihre Revolution gemacht.
Vielleicht war der Idealismus ein Traum. Und die wirkliche Revolution? Vielleicht war sie ein schlechter Traum. Schiller, als er mit fünf Jahren Verspätung 1798 das Diplom der französischen Ehrenbürgerschaft in die Hände bekam mit den Unterschriften von Danton und all den anderen, die schon längst enthauptet waren, verständigte sich mit Goethe auf die Formel, man habe ihm ein Bürgerrecht zugesandt »aus dem Reiche der Toten« (3. März 1798).
Mit Schiller gelangt man in das andere Schattenreich der Vergangenheit: in das unvergeßliche goldene Zeitalter des deutschen Geistes. Es sind Wunderjahre, die einem helfen, den Sinn für die wirklich wichtigen, für die geistvollen Dinge des Lebens zu bewahren.
Rüdiger Safranski (Rottweil, 1 januari 1945)
De Duitse dichteres en schrijfster Anne Duden werd geboren op 1 januari 1942 in Oldenburg. Zij groeide op in Berlijn en Ilsenburg. Vanaf 1964 studeerde zij germanistiek, sociologie en filosofie in Berlijn. In 1972 werd zij medewerkster van de uitgeverij Wagenbach en was een jaar later medeoprichtster van de Rotbuch uitgeverij. Sinds 1978 woont en werkt zij als zelfstandig schrijfster in Berlijn en in Londen. Zij schrijft zowel gedichten als proza en ontving voor haar werk o.a. de Berliner Literaturpreis, de Kunstpreis des Landes Niedersachsen für Literatur, de Große Literaturpreis der Bayerischen Akademie der Schönen Künste en de Heinrich-Böll-Preis.
Uit: Zungengewahrsam
"Die Sprache selbst hat sozusagen als Potenz, meines Errachtens, nach wie vor dieses: in eine Unbegrenztheit, oder man kann auch sagen: Freiheit zu gelangen. Für mich ist damit der Punkt verbunden, in meiner eigenen Schreibgeschichte, wo ich überhaupt angefangen habe zu schreiben, darüber nachzudenken, jetzt ist es so weit, jetzt kann ich alles das, was ich sagen möchte, das kann ich sagen, wenn ich dahin komme. Das heißt nicht, daß ich dahin komme, aber als Potenz habe ich einmal sozusagen diesen Durchbruch in diese Freiheit erlebt. Und das war für mich auch genau dieser Punkt, wo ich gesagt habe, jetzt kann man daran denken zu veröffentlichen. Ich hätte vorher nie daran gedacht, etwas zu veröffentlichen, weil die Texte in der Sprache für mich nie weit genug gegangen sind. Man ist mal nah dran, mal weniger nah. Das hat ja auch etwas mit der Arbeitsmöglichkeit zu tun. Auch damit, wie sehr ich mich konzentrieren kann, auch damit, wie die Zeitläufte sind. Wenn sich hier
keine Sau außer mir für sowas interessiert, dann bin ich natürlich auch ziemlich damit alleine und kann auch nicht mal mit jemandem darüber sprechen, das weiter entwickeln und so weiter und muß das ganz alleine machen. Das heißt, ich brauche eine ganz lange Anlaufzeit, um wieder in diese Intensität oder zu dieser Intensität zu kommen, die mir dann wiederum auch ermöglicht, diesen Freiheitsraum zu betreten - Also ich weiß, das klingt jetzt alles auch leicht ideologisch, aber das meine ich gar nicht, ich meine das wirklich ganz sachlich, fast könnte man sagen: materialistisch."