Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
21-06-2009
Ed Leeflang, Anne Carson, Adam Zagajewski, Georg Lentz, Mary McCarthy
The Greek word eros denotes "want," "lack," "desire for that which is missing." The lover wants what he does not have. It is by definition impossible for him to have what he wants if, as soon as it is had, it is no longer wanting. This is more than wordplay. There is a dilemma within eros that has been thought crucial by thinkers from Sappho to the present day. Plato turns and returns to it. Four of his dialogues explore what it means to say that desire can only be for what is lacking, not at hand, not present, not in one's posession nor in one's being: eros entails endeia. As Diotima puts it in the Symposium, Eros is a bastard got by Wealth on Poverty and ever at home in a life of want. Hunger is the analog chosen by Simone Weil for this conundrum:
'All our desires are contradictory, like the desire for food. I want the person I love to love me. If he is, however, totally devoted to me he does not exist any longer and I cease to love him. And as long as he is not totally devoted to me he does not love me enough. Hunger and repletion."
Emily Dickinson puts the case more pertly in "I Had Been Hungry":
So I found
that hunger was a way
of persons outside windows
that entering takes away.
Petrarch interprets the problem in terms of the ancient physiology of fire and ice:
I know to follow while I flee my fire
I freeze when present; when absent, hot is my desire. ("Trionfo d'Amore")
Sartre has less patience with the contradictory ideal of desire, this "dupery." He sees in erotic relations a system of infinite reflections, a deceiving mirror-game that carries within itself its own frusteration.
half my day passes. One day it will be half a century.
I live in strange cities and sometimes talk
with strangers about matters strange to me.
I listen to music a lot: Bach, Mahler, Chopin, Shostakovich.
I see three elements in music: weakness, power, and pain.
The fourth has no name.
I read poets, living and dead, who teach me
tenacity, faith, and pride. I try to understand
the great philosophers--but usually catch just
scraps of their precious thoughts.
I like to take long walks on Paris streets
and watch my fellow creatures, quickened by envy,
anger, desire; to trace a silver coin
passing from hand to hand as it slowly
loses its round shape (the emperor's profile is erased).
Beside me trees expressing nothing
but a green, indifferent perfection.
Black birds pace the fields,
waiting patiently like Spanish widows.
I'm no longer young, but someone else is always older.
I like deep sleep, when I cease to exist,
and fast bike rides on country roads when poplars and houses
dissolve like cumuli on sunny days.
Sometimes in museums the paintings speak to me
and irony suddenly vanishes.
I love gazing at my wife's face.
Every Sunday I call my father.
Every other week I meet with friends,
thus proving my fidelity.
My country freed itself from one evil. I wish
another liberation would follow.
Could I help in this? I don't know.
I'm truly not a child of the ocean,
as Antonio Machado wrote about himself,
but a child of air, mint and cello
and not all the ways of the high world
cross paths with the life that--so far--
belongs to me.
Vertaald door Clare Cavanagh
Adam Zagajewski (Lwów, 21 juni 1945)
De Duitse schrijer en uitgever Georg Lentz werd geboren in Blankenhagen op 21 juni 1928. Hij groeide op in Berlijn. Hij studeerde voor uitgever en kwam terecht in de uitgeverswereld en de kunsthandel. In 1952 richtte hij in Stuttgart het "Georg-Lentz-Verlag" op, gespecialiseerd in prenten- en kinderboeken. Lentz stond tot 1964 aan het hoofd van de uitgeverij en was nadien actief in de uitgeverswereld in Zürich en Wenen. Georg Lentz publiceerde vanaf 1976 een succesrijke autobiografische romantrilogie (met de delen Muckefuck, Molle mit Korn en Weiße mit Schuß), die zich afspeelde in Berlijn in de periode tussen 1933 en 1959. Op basis van zijn boeken Muckefuck en Molle mit Korn werd in 1988 de 10-delige TV-serie Molle mit Korn gemaakt. Lentz overleed op 18 januari van dit jaar.
Uit: Molle mit Korn
... "Schnüffelpaule", riefen wir! "Schnüffelpaule!" Der Lastwagen hielt an. Schnüffelpaule sprang vom Trittbrett. Er trug wieder seinen alten Mantel. Oder einen, der genauso aussah. Und auch die Schiebermütze klebte ihm auf dem Kopf. "Nee", rief er, "det is nich möglich. Det kann ja nich sind! Ick krieje mir nich mehr ein! Ach du liebet bisschen! Komm in Paules Arme!" Wir begrüßten einander, tanzten wie die Indianer. Sternchen Siegel hatte schon die Schnapsgläser gefüllt. "Prost!" Sie machten sich alle miteinander bekannt. Ein Polizist kam, der Lastwagen sollte weiterfahren. "Momang", sagte Paule, "kommt mal mit." Er astete einen Karton aus dem Führerhaus. "Für euch", sagte er. "Hat Paule mitgebracht. Freude!" "Was ist denn drin?" fragte Gigi. Paule legte einen Finger auf die Lippen. "Wird nich verraten!" Ein großer Karton! Schnüffelpaule stieg wieder ein. Langsam rollte der Lastzug an. "Bis morgen!" rief Paule. Sternchen Siegel rief: "Bitteschön, derf ich fragen wat hamse jeladen?" Paule rief zurück: "Vierzigtausend Büchsen Thunfisch!" Im Karton waren zweihundert Büchsen Thunfisch....
Georg Lentz (21 juni 1928 - 18 januari 2009)
De Amerikaanse schrijfster en feministe Mary McCarthy werd geboren op 21 juni 1912 in Seattle. Toen zij zes jaar was verloor zij haar ouders. Door haar voogden werd zij zowel protestants als katholiek als ook joods opgevoed. Bekend werd zij door haar vriendschap met Hannah Arendt. Hun correspondentie werd wereldberoemd. Haar reportages Vietnam-Report (1967) en Hanoi 1968 (1968) worden gerekend tot het beste wat over de oorlog in Viëtnam geschreven is.
Uit: The Group
Outside, on Stuyvesant Square, the trees were in full leaf, and the wedding guests arriving by twos and threes in taxis heard the voices of children playing round the statue of Peter Stuyvesant in the park. Paying the driver, smoothing out their gloves, the pairs and trios of young women, Kay's classmates, stared about them curiously, as though they were in a foreign city. They were in the throes of discovering New York, imagine it, when some of them had actually lived here all their lives, in tiresome Georgian houses full of waste space in the Eighties or Park Avenue apartment buildings, and they delighted in such out-of-the-way corners as this, with its greenery and Quaker meeting-house in red brick, polished brass, and white trim next to the wine-purple Episcopal churchon Sundays, they walked with their beaux across Brooklyn Bridge and poked into the sleepy Heights section of Brooklyn; they explored residential Murray Hill and quaint MacDougal Alley and Patchin Place and Washington Mews with all the artists' studios; they loved the Plaza Hotel and the fountain there and the green mansarding of the Savoy Plaza and the row of horsedrawn hacks and elderly coachmen, waiting, as in a French place, to tempt them to a twilight right through Central Park.
Aleksandr Tvardovsky, Fyodor Gladkov, Henry S. Taylor, Frans Joseph de Cort
De Russische dichter Aleksandr Tvardovsky werd geboren in Oblast Smolenskop 21 juni 1910. In de periodes 1950-1954, 1958-1970 was hij hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Novy Mir. Zijn populaire gedicht ВасилийТёркин (Vasili Tyorkin) geldt als voorbeeld van de voorstellingen over dichtkunst die men er in de Sovjet Unie van die tijd op na hield. In 1971 ontving hij de Staatsprijs voor Literatuur.
Tyorkin wounded
On the mounds of graves, on ditches, On half-rusted barbed-wire stretches, On the hills, on open patches Of the mangled countryside, In the marshy woods, on bushes-- See the snows of wintertide.
And the ground-wind swathes the meadows In a white, impervious shroud; Blizzards boom in gutted chimneys Down along the empty road.
Locked in snowdrifts quite impassable, These once quiet and peaceful lands All this winter unforgettable Reeked of smoke from guns innumerable, Not of smoke from ingle brands.
And in dug-outs with no heating, In the woods, on icy snows, By their tanks and field-guns waiting While the patient horses froze, Soldiers learnt the tedious wartime Count of endless nights and days.
Vertaald door Alex Miller
Aleksandr Tvardovsky (21 juni 191018 december 1971)
De Russische schrijver Fyodor Gladkov werd geboren op 21 juni 1883 in Chernavka. In 1904 sloot hij zich aan bij een comunistische groep. In 1905 ging hij naar Tblisi waar hij wegens revolutionaire activiteiten gearresteerd werd. Hij werkte later o.a. als secretaris van het literaire tijdschrift"Novy Mir", als correspondent van de krant "Izvestiya" en als directeur van het Maxim Gorky Instituut. Hij was een vertegenwooriger van het klassieke sociale realisme in de literatuur.
Uit: Zement (Vertaald door Olga Halpern)
Wie vor drei Jahren wogte auch an diesem frühen Morgen Anfang März hinter den Dächern der Mietskasernen und den Arkaden der Fabrik das Meer; in der Sonne glitzernd, lag zwischen den Bergen am Ausgang der Bucht der gleiche leuchtende Glanz in der Luft, rot wie Wein. Die bläulichen Schlote, die Werkgebäude aus Eisenbeton, die Arbeiterhäuschen der Gemütlichen Kolonie" und die kupferrot leuchtenden Berggrate hatten in der Sonne ihre Konturen eingebüßt und waren durchsichtig wie Eis.
Nichts hatte sich in diesen drei Jahren verändert. Das dunstige Gebirge mit seinen Spalten, Klüften, Steinbrüchen und Felsen war dasselbe wie in der Kindheit. Von weitem schon sah man die altbekannten Abbaustellen an den Bergwänden, sah die Bremsberge zwischen Geröll und Gestrüpp und in engen Schluchten die Brücken und Aufzüge. Auch das Werk unten war dasselbe geblieben eine ganze Stadt aus Kuppeln, Türmen, Tonnendächern , und über alledem, am Bergabhang, die Gemütliche Kolonie" mit ihren verkümmerten Akazien und den fünf Quadratmetern Hof vor jedem Häuschen.
Ging man durch das Loch in der Betonmauer, die Fabrikgelände und Vorstadt voneinander trennte (ehedem war das Loch eine Pforte gewesen), so gelangte man zu Glebs Wohnung in der zweiten Mietskaserne.
Fyodor Gladkov (21 juni 1883 20 december 1958)
De Amerikaanse dichter Henry S. Taylor werd geboren op 21 juni 1942 in Loudoun County, Virginia. Hij studeerde aan de University of Virginia. Hij doceerde literatuur en creatief schrijven aan de American University van 1971 tot 2003. Taylorheeft vijftien bundels op zijn naam staan.In 1986 ontving hij de Pulitzer prijs voor zijn bundel The Flying Change.
RISING A ONE-EYED HORSE
One side of his world is always missing.
You may give it a casual wave of the hand
or rub it with your shoulder as you pass,
but nothing on his blind side ever happens.
Hundreds of trees slip past him into darkness,
drifting into a hollow hemisphere
whose sounds you will have to try to explain.
Your legs will tell him not to be afraid
if you learn never to lie. Do not forget
to turn his head and let what comes come seen:
he will jump the fences he has to if you swing
toward them from the side that he can see
and hold his good eye straight. The heavy dark
will stay beside you always; let him learn
to lean against it. It will steady him
and see you safely through diminished fields.
Henry S. Taylor (Loudoun County, 21 juni 1942)
Gerechtsgebouw in Loudoun County (Geen portret beschikbaar)
De Vlaamse dichter Frans Joseph de Cort werd geboren in Antwerpen op 21 juni 1834. Hij werkte als secretaris van de auditeur-generaal bij de militaire rechtbank. Van 1861 tot 1875 was hij hoofdredacteur van De Toekomst, tijdschrift voor opvoeding en onderwijs. Hij was een bekend liberaal-Vlaams volksdichter van liederen in de trant van Van Ryswyck en later van gevoelvolle huiselijke genrestukjes (bijvoorbeeld Moeder en kind).
Moeder en kind
Wanneer ik weeldedronken
mijn rozig kind beschouw
en die t mij heeft geschonken,
mijn aangebeden vrouw,
zo vraag niet wie van beiden
mijn hart het meest bemint
Mijn hart en kan niet scheiden
de moeder van het kind.
Ik doe mijn armen open
en sluit ze er in bijeen,
en vreugdetranen lopen
mij langs de wangen heen
Ach, wist gij, spreek ik stille,
hoe zeer gij wordt bemind,
gij, kind, om moeders wille,
gij, moeder, om uw kind!
Frans Joseph de Cort (21 juni 1834 18 januari 1878)
Vikram Seth, Paul Muldoon, Kurt Schwitters, Jean-Claude Izzo, Silke Andrea Schuemmer
De Indische schrijver Vikram Seth werd geboren op 20 juni 1952 in Kolkata. Hij studeerde in Oxford en aan de Stanford University in de VS filosofie, politicologie en economie. Daarna studeerde hij in Nanjing in China Chinese literatuur.Hij schreef poëzie (Mappings, The Humble Administrator's Garden, All You Who Sleep Tonight), boeken in verzen (The Golden Gate, Beastly Tales From Here and There), vertaalde (Three Chinese Poets), pleegde een reisverhaal (From Heaven Lake. Travels through Sinkiang and Tibet) en een opera-libretto (Arion & the Delphin). In 1993 verscheen zijn monumentale, 2000 paginas tellende romanepos A suitable boy. In 1999 verscheen zijn tweede roman An Equal Music (vertaald onder de titel Verwante Stemmen). In 2005 volgt een derde roman, Two Lives, het verhaal van zijn oom Shanti Behari Seth en zijn Duitse vrouw Henny Gerda Caro dat zich afspeelt van India tot Groot-Brittannië via Nazi-Duitsland, de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust, Israël en Palestina.
Uit: A Suitable Boy
'You too will marry a boy I choose,' said Mrs Rupa Mehra firmly to her younger daughter.
Lata avoided the maternal imperative by looking around the great lamp-lit garden of Prem Nivas. The wedding-guests were gathered on the lawn. 'Hmm,' she said. This annoyed her mother further.
'I know what your hmms mean, young lady, and I can tell you I will not stand for hmms in this matter. I do know what is best. I am doing it all for you. Do you think it is easy for me, trying to arrange things for all four of my children without His help?' Her nose began to redden at the thought of her husband, who would, she felt certain, be partaking of their present joy from somewhere benevolently above. Mrs Rupa Mehra believed, of course, in reincarnation, but at moments of exceptional sentiment, she imagined that the late Raghubir Mehra still inhabited the form in which she had known him when he was alive: the robust, cheerful form of his early forties before overwork had brought about his heart attack at the height of the Second World War. Eight years ago, eight years, thought Mrs Rupa Mehra miserably.
'Now, now, Ma, you can't cry on Savita's wedding day,' said Lata, putting her arm gently but not very concernedly around her mother's shoulder.
'If He had been here, I could have worn the tissue-patola sari I wore for my own wedding,' sighed Mrs Rupa Mehra. 'But it is too rich for a widow to wear.
' 'Ma!' said Lata, a little exasperated at the emotional capital her mother insisted on making out of every possible circumstance. 'People are looking at you. They want to congratulate you, and they'll think it very odd if they see you cryingin this way.'
Several guests were indeed doing namasté to Mrs Rupa Mehra and smiling at her; the cream of Brahmpur society, she was pleased to note.
'Let them see me!' said Mrs Rupa Mehra defiantly, dabbing at her eyes hastily with a handkerchief perfumed with 4711 eau-de-Cologne. 'They will only think it is because of my happiness at Savita's wedding. Everything I do is for you, and no one appreciates me. I have chosen such a good boy for Savita, and all everyone does is complain.'
Vikram Seth (Kolkata, 20 juni 1952)
De Ierse dichter en schrijver Paul Muldoon werd geboren in Portadown, County Armagh, in Noord-Ierland op 20 juni 1951, en werd opgevoed kortbij de Moy, een dorp in een streek genoemd Collegelands. Op 17-jarige leeftijd begon hij al poëzie te schrijven eerst in het Iers. Toen hij naar de Queens universiteit in Belfast ging in 1969 gaf hij echter het schrijven in het Iers op. In 1973 verscheen zijn eerste bundel New Weather.In datzelfde jaar studeerde hij af aan de Queens met een baccalaureaatsdiploma in de Engelse literatuur en begon hij te werken bij de BBC in Belfast. Na de dood van zijn vader in 1985 stopte hij bij de BBC en hij verhuisde een jaar later naar de VS. Hij is professor in creatief schrijven aan de Princeton Universiteit en sinds 1990 zelfs directeur van de faculteit Creatief Schrijven. In 2003 ontving hij de Pulitzer prijs voor poëzie.
Je métais mis à la cuisine tôt le matin, en écoutant de vieux blues de LightninHopkins. Après avoir nettoyé le loup, je lavais rempli de fenouil, puis lavais arrosédhuile dolive. Javais préparé ensuite la sauce des lasagnes. Le reste du fenouil avaitcuit à feu doux dans de leau salée, avec une pointe de beurre. Dans une poêle bienhuilée, javais fait revenir de loignon émincé, de lail et du piment finement haché.Une cuillerée à soupe de vinaigre, puis javais ajouté des tomates que javaisplongées dans de leau bouillante et coupées en petits cubes. Lorsque leau sétaitévaporée, javais ajouté le fenouil.Je mapaisais enfin. La cuisine avait cet effet sur moi. Lesprit ne se perdait plus dansles méandres complexes des pensées. Il se mettait au service des odeurs, du goût.Du plaisir.Sur la terrasse, javais préparé une bonne braise. Honorine apporta les langues demorue. Elles marinaient dans une terrine avec de lhuile, du persil haché et dupoivre. Selon ses indications, javais préparé une pâte à beignets à laquelle javaisincorporé deux blancs dufs montés en neige. [ ]Les langues de morue, nous expliqua-t-elle à table, cétait un plat délicat. On pouvaitles faire au gratin, avec une sauce aux clovisses ou à la provençale, en papillotes oumême cuites au vin blanc avec quelques lamelles de truffes et de champignons.Mais en beignets, selon elle, cétait ça le mieux. Babette et moi étions prêts à goûterles autres recettes, tant cétait délicieux.
Dich will ich mir um die Schultern legen. Du schmeichelst meinem Profil. Ich klaub mir Dich direkt aus dem Bett auf. Wie Du wärmst. Und so weich bist Du. Dann trag ich Dich spaziern. Ich geh durch die Straßen und zeig Dich herum. Und die Leute sagen Seht ein Neuer. Und so ein Schöner. Ich lächle. Was wissen denn die. Du liegst ganz still um meinen Hals. Die Augen glasig verzückt. Wenn sie wüßten, wie die Glieder geschmeidig sind, wenn Du schläfst. Ich trag Dich zum Bäcker, dann in die Fleischerei. Der ist aber schön, sagt die Frau. Ja sage ich, milchweiß die Nase, ich hab ihn noch nicht lang. Die Frau hackt eine Wurst in kleine Stücke. Ich sehe, daß sie neidisch ist. Nur zum Ärgern, sage ich noch: Die ißt er am liebsten.
Savez-vous pourquoi, madame, Je refusais de vous voir ? J'aime ! Et je sens qu'une femme Des femmes craint le pouvoir. Le vôtre est tout dans vos charmes, Qu'il faut, par force, adorer. L'inquiétude a des larmes : Je ne voulais pas pleurer.
Quelque part que je me trouve, Mon seul ami va venir ; Je vis de ce qu'il éprouve, J'en fais tout mon avenir. Se souvient-on d'humbles flammes Quand on voit vos yeux brûler ? Ils font trembler bien des âmes : Je ne voulais pas trembler.
Dans cette foule asservie, Dont vous respirez l'encens, Où j'aurais senti ma vie S'en aller à vos accents, Celui qui me rend peureuse, Moins tendre, sans repentir, M'eût dit : " N'es-tu plus heureuse ? " Je ne voulais pas mentir.
Dans l'éclat de vos conquêtes Si votre coeur s'est donné, Triste et fier au sein des fêtes, N'a-t-il jamais frissonné ? La plus tendre, ou la plus belle, Aiment-elles sans souffrir ? On meurt pour un infidèle : Je ne voulais pas mourir.
Marceline Desbordes-Valmore (20 juni 1786 23 juli 1859)
An old fashioned blazer with worn out lapels . . .
"No, I'm not from Vitebsk . . ."
A long pause.
And then -- dull and monotonous
words:
"I work and I'm sick,
there's an exhibition in Venice . . . .
So, you're not from Vitebsk?"
"No, I'm not from Vitebsk."
He looks to the side.
Doesn't hear.
With a foreign distance he sighs,
attempting to cautiously reach for his childhood . . .
And there's no Cannes,
no Azure shore,
no present glory . . .
Brightly and perplexedly
he's yearning for Vitebsk, as if a plant. . .
His Vitebsk
is industrial and hot,
pinned to the Earth with a watch-tower.
There's weddings and deaths, prayers and fairs.
There, especially, blossom large heavy apples,
and a sleepy cabdriver rolls down the square . . .
". . . Are you not from Vitebsk? . . . "
He becomes silent.
And suddenly pronounces
the names of streets:
Smolenskaya,
Zamskovaya.
As if the Volga, he brags about the river Vidba,
and waves with a kid-like open hand. . .
"So, you're not from Vitebsk . . . "
Time to bid farewell.
Soon its time to return home.
Down the road the trees
stand at attention.
And it's a pity
that I'm not from Vitebsk.
Robert Rozhdestvensky (20 juni 1932 19 augustus 1994)
De Zwitserse schrijfster Laure Wyss werd geboren op 20 juni 1913 in Biel/Bienne. Zij studeerde talen in Parijs, Zürich en Berlijn en behaalde een bevoegheid tot lerares. Tijdens WO II verbleef zij in Zweden waar zij teksten vertaalde uit het Scandinavische verzet. Vanaf 1945 werkte zij als journaliste en redactrice voor kranten en voor de televisie. Na haar pensionering bleef zij werkzaam als zelfstandig schrijfster.
Uit: Wahrnehmungen
Das Läuten der Abendglocken tönte über die Stadt. Es war an einem Samstag vor Ostern, das Geläute lauter als sonst, es drang in die Stube, wo wir zusammen sassen, es lag über unserem Gespräch.
Er möchte mit mir über seine Mutter reden, hatte Josy gesagt. Und seine Lebensgefährtin schien zufrieden, dass diese Frage an mich endlich passierte, sie mischte sich nicht ein, aber sie beteiligte sich lebhaft mit Kopfnicken oder Kopfschütteln. Sie wusste ja, dass Josy vor vielen Jahrzehnten, zwischen seinem dreizehnten und vierzehnten Lebensjahr, bei mir im Bergdorf gewohnt hatte und dass ich seine Mutter gern gehabt hatte. Selbst erinnerte sich Josy nicht mehr daran, wie es gewesen war, wusste nichts mehr von seiner Kindheit, nichts von einer Beziehung zur Mama. War es für ihn überhaupt eine gewesen? Das plagte den Josy seit langem.
«Was, du weisst nicht mehr, wie stolz deine Mutter auf dich gewesen ist und wie sie die Worte mein Josy, mein Sohn ausgesprochen hat? Der innige Tonfall deiner Mutter hat mir immer gefallen.»
Das habe er so empfunden, räumte Josy ein, sie habe ihn immer bewundert und für sehr gescheit erklärt ... viel zu sehr eigentlich, obschon man das als Kind schätze aber er habe immer gespürt, dass sie ihm gegenüber ein schlechtes Gewissen habe und habe deshalb dem hohen Lob nie ganz getraut. Und noch einmal: «Was hast du an meiner Mutter geschätzt?»
One of the forms I had filled out a few days before, ready for mailing, was the usual questionnaire from Who's Who in America. I suppose I found some amusement in reading it again: I ha' by that day written
The Children's Hour, Days t' Come, The Little Foxes, Watch on the Rhine, The Searching Wind, Another Part of the Forest, The Autumn Garden. I had collected and introduced volume of Chekhov letters, written movies and tinkered with others, belonged to organizations, unions-all the stuff I always have to look up from the previous Who's Who because I can't remember the dates.
Then I took a nap and woke up in a sweat of bewilderment about myself. I telephoned Hammett and he said he would take the next train from Katonah, so to sit still and do nothing until he got there. But the calm was gone now and I couldn't do that.
I went immediately to Stanley Isaacs, who had been borough president of Manhattan and who had suffered under an attack, led by Robert Moses, because one of his minor assistants was a member of the Communist Party. Stanley had stood up well under the attack, although, of course, the episode hurt his very Republican career. (I had gone to him as an admiring stranger as soon as he returned to his own law practice and had brought along with me, in the following years, quite a few people who liked and admired him.) Isaacs was an admirable man, but I think by the time of my subpoena he was more worried than he wanted to admit, and knew that his way back to politics-he was, in fact, never to have a way back-could be mended only with care. Isaacs and I were fond of each other and his face looked pained as he told me that he didn't believe he should handle the case, he didn't know enough about the field, but together we would find the right man.
Lillian Hellman (20 juni 1905 30 juni 1984)
De Afrikaans-Amerikaanse schrijver en essayist Charles Waddell Chesnutt werd geboren op 20 juni 1858 in Cleveland, Ohio. In 1887 werd zijn eerste korte verhaal gepubliceerd in The Atlantic Monthly. Zijn eerste verhalenbundel The Conjure Woman verscheen in 1899. In zijn verhalen en romans onderzocht hij de complexiteit van raciale en sociale identiteit. Chesnutts ouders waren "free persons of color" en zelf noemde hij zich voor 7/8e blank.
Uit:The Colonel's Dream
Two gentlemen were seated, one March morning in 189, in the private office of French and Company, Limited, on lower Broadway. Mr. Kirby, the junior partnera man of thirty-five, with brown hair and mustache, clean-cut, handsome features, and an alert manner, was smoking cigarettes almost as fast as he could roll them, and at the same time watching the electric clock upon the wall and getting up now and then to stride restlessly back and forth across the room.
Mr. French, the senior partner, who sat opposite Kirby, was an older mana safe guess would have placed him somewhere in the debatable ground between forty and fifty; of a good height, as could be seen even from the seated figure, the upper part of which was held erect with the unconscious ease which one associates with military training. His closely cropped brown hair had the slightest touch of gray. The spacious forehead, deep-set gray eyes, and firm chin, scarcely concealed by a light beard, marked the thoughtful man of affairs. His face indeed might have seemed austere, but for a sensitive mouth, which suggested a reserve of humour and a capacity for deep feeling. A man of well-balanced character, one would have said, not apt to undertake anything lightly, but sure to go far in whatever he took in hand; quickly responsive to a generous impulse, and capable of a righteous indignation; a good friend, a dangerous enemy; more likely to be misled by the heart than by the head; of the salt of the earth, which gives it savour.
Charles W. Chesnutt (20 juni 1858 15 november 1932)
Uit: Mijn Angelo. Herinneringen van het Garda-meer
De fleschgroene plas ligt in zijn bed van barre bergen als eene glasplaat; geen rimpeltje trilt er over zijne vlakte; bezwijmd, als een gebroken oog, weerkaatst hij levenloos het stalen zwerk dat hem verteert.
Gij meent te bezwijken: het is eene ware foltering. Van tijd tot tijd ontbloot gij uw barstend hoofd achter eene telegraafpaal, die dan toch schaduw geeft - eene handbreed slechts - maar schaduw dan toch. Zoo voortzwoegend, hebt gij het tergende meir achter u gelaten, en bereikt gij, langs zachtkens stijgende kronkelingen, de pashoogte, op wier rug een Maria-beeld prijkt, beschut door een koepeldakje op vier marmeren pilaren. O volk dat zonneschermen optrekt boven steenen poppen, en voor de menschen geen struik laat groeien aan den weg...... Maar stil! - gij zijt reeds opgeklommen tot het tempelken; gij werpt u neder op het verschrompelde gras, dicht aan de voeten der Madonna, om met de Hemelkoninginne de karige schaduw van haar dak te deelen.
Dan doet, terwijl ge nog naar uw adem hapt, eene heesche stem u opschrikken: Carità, ah ah, cantà!" - Gij wendt het hoofd om...... daar achter u staat een gedrocht in lompen. Man of vrouw? - gij kunt het niet onderscheiden. Gij ziet slechts een misvormd lichaam, een afschuwelijk kropgezwel, een idiotischen grijnslach op een wanstaltig gelaat, en een uitgestoken arm, den knokenarm van een geraamte. Carita! Carita! - - En ge springt op, als ware er een vampyr naast u uit den grond gerezen. En met ijlende schreden, of het afgrijzen u de hitte en de vermoeienis niet meer voelen deed, daalt gij van de hoogte af naar de huizengroep die op geringen afstand beneden u ligt: het dorp Nago.
Carel van Nievelt (20 juni 1843 2 augustus 1913)
De Franse dichter en schrijver Joseph Antoine Autran werd geboren op 20 juni 1813 in Marseille. Na zijn opleiding vestigde hij zich meteen als zelfstandig schrijver. Marseille en de zee komen steeds weer in zijn gedichten terug. Toen hij 39 jaar was erfde hij een fortuin. In 1835 verscheen zijn bundel La mer. Dezelfde gedichten werden in een sterk uitgebreide bundel Les poëmes de la mer nogmaals uitgegeven. In 1868 werd Autran lid van de Académie française.
Uit: Les Poèmes de la mer
Prélude (Fragment)
Nous sommes les vagues profondes
Où les yeux plongent vainement ;
Nous sommes les flots et les ondes
Qui déroulent autour des mondes
Leur manteau dazur écumant !
Une âme immense en nous respire,
Elle soulève notre sein ;
Soue laquilon, sous le zéphyre,
Nous sommes la plus vaste lyre
Qui chante un hymne au trois fois Saint.
Amoncelés par les orages,
Rendus au calme, tour à tour,
Nous exhalons des cris sauvages
Qui vont bientôt sur les rivages
Sachever en soupirs damour.
Joseph Autran (20 juni 1813 6 maart 1877)
De Engelse dichter en toneelschrijver Nicholas Rowe werd eboren in Little Barford, Bedfordshire, op 20 juni 1674. Rowe bezocht Westminster School in Londen en schreef zich in 1691 in voor een rechtenstudie aan de Middle Temple. Toen hij 19 was overleed zijn vader. Hij erfde diens fortuin en besloot vervolgens zich toe te leggen op de literatuur, mogelijk daartoe geïnspireerd door zijn vrienden Alexander Pope en Joseph Addison. In 1700 werd zijn eerste stuk geproduceerd, The Ambitious Stepmother, waarin Willem III als veroveraar wordt opgevoerd.Hierna probeerde hij een komedie te schrijven, maar dat werd geen succes. Hij keerde daarop terug naar de tragedie en produceerde achtereenvolgens Ulysses (1705), The Royal Convert (1707) en het succesvolle The Tragedy of Jane Shore, over een van de vele maîtresses van Eduard IV van Engeland. Zijn laatste stuk, dat dateert uit 1715, had niet veel succes. Verder is Rowe bekend gebleven als redacteur van het werk van William Shakespeare, de eerste moderne bewerking na de First Folio. Ook schreef hij een korte biografie van Shakespeare onder de titel Some Account of the Life &c. of Mr. William Shakespear. Rowe werd in 1715 benoemd tot Poet Laureate als opvolger van Nahum Tate.
Uit: Some Account of the Life of Mr. William Shakespear
It seems to be a kind of Respect due to the Memory of Excellent Men, especially of those whom their Wit and Learning have made Famous, to deliver some Account of themselves, as well as their Works, to Posterity. For this Reason, how fond do we see some People of discovering any little Personal Story of the great Men of Antiquity, their Families, the common Accidents of their Lives, and even their Shape, Make and Features have been the Subject of critical Enquiries. How trifling soever this Curiosity may seem to be, it is certainly very Natural; and we are hardly satisfy'd with an Account of any remarkable Person, 'till we have heard him describ'd even to the very Cloaths he wears. As for what relates to Men of Letters, the knowledge of an Author may sometimes conduce to the better understanding his Book: And tho' the Works of Mr. Shakespear may seem to many not to want a Comment, yet I fancy some little Account of the Man himself may not be thought improper to go along with them.
He was the Son of Mr. John Shakespear, and was Born at Stratford upon Avon, in Warwickshire, in April 1564. His Family, as appears by the Register and Publick Writings relating to that Town, were of good Figure and Fashion there, and are mention'd as Gentlemen. His Father, who was a considerable Dealer in Wool, had so large a Family, ten Children in all, that tho' he was his eldest Son, he could give him no better Education than his own Employment.
Nicholas Rowe (20 juni 1674 - 6 december 1718)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Italiaanse schrijver Sandro Veronesi werd geboren in Florence in 1959. Hij studeerde architectuur, maar begon op negenentwintig- jarige leeftijd met het schrijven van romans. Hij debuteerde in 1988 met 'Per dove parte questo treno allegro' (Waar gaat die vrolijke trein naartoe?). Hij won met zijn roman La forza del passato('In de ban van mijn vader') de prestigieuze Premio Campiello 2000. Deze roman verscheen in 2001 in Nederlandse vertaling bij uitgeverij Prometheus. Voor Caos calmo (Kalme Chaos) won hij in 2006 de Premio Strega en de derde prix Cévennes, de literaire prijs voor de beste Europese roman van 2008.Veronesi woont en werkt nu in Rome.
Uit: Stilles Chaos (Vertaald door Ulrich Hartmann)
Da!», sage ich.
Wir haben gerade gesurft, Carlo und ich. Surfen: wie vor zwanzig Jahren. Wir haben uns die Bretter von zwei Jungs geliehen und uns in die hohen, langen Wellen gestürzt, die am TyrrhenischenMeer, wo wir unser ganzes Leben verbracht haben, so selten sind. Carlo aggressiver und waghalsiger, schreiend, tätowiert, wie früher, mit seinen langen Haaren im Wind und seinem Ohrring, der in der Sonne glitzerte; ich vorsichtiger, mehr auf Stil bedacht, präziser und kontrollierter, angepasster, wie immer. Er der berüchtigte Rockertyp, ich mit meinem alten Understatement, zwei Bretter, die durch die Sonne flitzten, unsere beiden Welten, die sich wieder ein Duell lieferten, wie zu Zeiten großartiger jugendlicher Kämpfe Rebellion kontra Subversion , als die Stühle durch die Luft flogen, ganz
im Ernst. Nicht dass wir eine Show abgezogen hätten, es war schon viel, nicht von den Brettern zu fallen; oder besser: Wir haben die Show der Typen abgezogen, die auch mal jung waren, eine kurze Zeit lang glaubten, dass gewisse Kräfte tatsächlich siegen könnten, und die in dieser Zeit eine Menge Sachen gelernt haben, die sich später als vollkommen nutzlos herausstellen sollten so was wie Kongas trommeln oder eine Münze zwischen den Fingern rollen wie David Hemmings in Blow Up
oder den Herzschlag verlangsamen, um eine Herzrhythmusstörung zu simulieren und ausgemustert zu werden, oder Ska tanzen oder Joints mit einer Hand drehen oder Bogenschießen oder transzendentale Meditation oder eben Surfen. Die beiden jungen Surfer konnten das nicht verstehen, Lara und Claudia waren schon nach Hause gegangen, Nina .... war früh am Morgen abgereist (Carlo wechselt jedes Jahr die Freundin, und deshalb haben Lara und ich begonnen, sie mit Jahreszahlen zu
versehen): Es war niemand da, der es würdigen konnte, es war eine kleine Show für uns beide, eines dieser Spiele, die nur unter Brüdern Sinn haben, denn ein Bruder ist der Zeuge einer Unverletzlichkeit, die dir von einem bestimmten Augenblick an kein anderer mehr zuerkennen will.
It was during one of these playful sessions at the end of a working day, when the girls were alone with their eunuchs and their wine, that Baal heard the youngest talking about her client, the grocer, Musa. 'That one!' she said. 'He's got a bee in his bonnet about the Prophet's wives. He's so annoyed about them that he gets excited just by mentioning their names. He tells me that I personally am the spitting image of Ayesha herself, and she's His Nibs's favourite, as all are aware. So there.'
The fifty-year-old courtesan butted in. 'Listen, those women in that harem, the men don't talk about anything else these days. No wonder Mahound secluded them, but it's only made things worse. People fantasize more about what they can't see.'
Especially in this town, Baal thought; above all in our Jahilia of the licentious ways, where until Mahound arrived with his rule book, the women dressed brightly, and all the talk was of fucking and money, money and sex, and not just the talk either.
He said to the youngest whore: 'Why don't you pretend for him?'
'Who?'
'Musa. If Ayesha gives him such a thrill, why not become his private and personal Ayesha?'
'God,' the girls said. 'If they heard you say that they'd boil your balls in butter.'
mijn schaduw is minder, mijn nutteloze insekten tieren
weliger,
geen konijnen nestelen aan mijn voet.
Wel is mijn schors schor en hees
en ik overschreeuw mijzelf dagelijks met kinderen en bladeren.
Traag en moeizaam is mijn ringen
en even moeizaam wen ik aan het snoeien van handen,
de taal die mensen spreken.
Uit mijn hout worden geen goden gesneden,
ook zonder hen wordt mijn hout ouder.
Soms is het in mijn merg zo onophoudelijk donker
als in het windstil centrum van een ziekte;
je hoort er mensen als marmotten piepen
diep uit de zwartste zwammen van hun menszijn.
Maar jij die uit dit hout een stem wilt snijden,
snijdt een stem. Zoals mijn litteken is zing ik.
Mijn litteken is mijn sieraad.
Strandschap
Achter de duinen het overbodige landschap.
Geronselde wolkenhorden. Strand dat
langzaam zichzelf schept.
In ouderwetse rieten strandstoelen
zitten mensen te sterven, tatoes
op hun geloken oogleden.
Een enkel sigarettenrokend lijk
lost op in rook.
Een beroepshond met een bijbaantje
snuffelt langs de vloedlijn.
Vindt een kinkhoorn.
Uit de schelp klinkt het zachte geblaf
van een dode zeehond.
Sybren Polet (Kampen, 19 juni 1924)
De Tsjechische schrijver Josef Nesvadba werd geboren op 19 juni 1926 in Praag. Hij was opgeleid tot psichiater en introduceerde de groepstherapie in Tsjechoslowakije. Hij begon met het vertalen van Engelse gedichten. Als student schreef hij ook al toneelstukken. Aan het eind van de jaren vijftig begon hij korte verhalen te schrijven die men het best omschrijven kan als satirische science fiction. In de jaren zeventig ontwikkelde hij zich van dit genre vandaan richting meer psychologische romans. Verschillende van zijn boeken werden verfilmd door Juraj Herz.
Uit: The Einstein Brain
"The situation is extremely grave," Professor Kozhevkin brought his report to a close. "During the lifetime of the last few generations our progress in various technical fields has liberated mankind, freed mankind from drudgery, hunger and war, and opened the way to the Universe. I can still remember the time when the Engineering Faculties of our Universities had the pick of the finest students, and when it was the heart's desire of every young man to study some branch of technical science. Look at things today! Our young people have lost interest in what we are doing. Physics, chemistry and mathematics suddenly seem to have lost all interest for them. Every year there are fewer and fewer students applying for entrance to our Engineering Faculty in Alma-Ata. There is a danger that in a few years we shall find ourselves obliged to restrict our research work and set limits to the number of staff we can employ. This state of affairs cannot be allowed to go on. Our machines cannot work without people to control them; they cannot take care of the needs of mankind unless there is someone to run them. Energetic steps must be taken."
We all clapped and Dr. Kozhevkin sat down.
"At our University in Toronto," Professor Clark Smith-Jones took the floor, "things are almost worse. We have already had to shut down several of our specialised departments in certain aspects of space research, as well as the Department for Research into the Nature of Elementary Particles.
Josef Nesvadba (19 juni 1926 26 april 2005)
De Japanse schrijver Osamu Dazai (eig.Shūji Tsushima) werd geboren op 19 juni 1909 in Tsugaru. Osamu Dazai behoort tot de generatie van Mishima, Kawabata en Tanizaki. Hij was echter een enfant terrible die geen aansluiting vond bij de gevestigde orde. Hij had en heeft de status van cultheld. In 1948 pleegde hij samen met zijn minnares zelfmoord. Deze en andere sensationele gegevens uit zijn leven krijgen vaak meer aandacht dan zijn werk. Zijn eerste korte verhaal dat hij ondertekende met zijn pseudoniem was Ressha dat verscheen in 1933. Na zijn zelfmoord trof men 14 verhalen aan onder de veelzeggende titel 'Jaren van verval'.
.
Uit: The setting sun
I drink out of desperation. Life is too dreary to endure. The misery, the loneliness, crampedness theyre heartbreaking. Whenever you can hear the gloomy sighs of woe from the four walls around your, you know that theres not a chance of happiness existing just for you. What feelings do you suppose a man has when he realizes that he will never know happiness or glory as long as he lives? Hard work. All that amounts to is food for the wild beasts of hunger. There are too many pitiful people. Is that a pose again?
No.
Only love. Just like you wrote in your letters.
Yes.
My love was extinguished.
When the room became faintly light, I stared at the face of the man sleeping beside me. It was the face of a man soon to die. It was an exhausted face.
The face of a victim. A precious victim.
My man. My rainbow. My child. Hateful man. Unprincipled man.
It seemed to me then a face of a beauty unmatched in the whole world. My breast throbbed with the sensation of resuscitated love. I kissed him as I stroke his hair.
The sad, sad accomplishment of love.
Mr. Uehara, his eyes still shut, took me in his arms. I was all wrong. What do you expect of a farmers son?
I could never leave him.
I am happy now. Even if I were to hear the four walls all shriek in anguish, my feeling of happiness would still be at the saturation point.
Mr. Uehara laughed. But its too late now. Its dusk already.
Pitt - so nannte Philipp Sintrup sein Spiegelbild, wie er es als kleines Kind zum erstenmal erblickte und mit dem Finger berührte. Die Familie heftete den Namen an ihn, und mit einer Art von Folgerichtigkeit ward nun sein jüngerer Bruder nur noch Fox gerufen. Pitt war es gleichgültig, wie er hieß. Fox dagegen wehrte sich gegen den ihm aufgehängten Namen, ohne daß er ihn vertreiben konnte. So behauptete er denn, als er in das Alter kam, wo man moderne Weltgeschichte lernt, ein Nachkomme des großen, bekannten Fox wäre sein Pate, und seinen gewaltigen Reichtum werde er einmal erben.
Schon früh begann Fox Großes von sich zu erzählen. Er stellte sich als den Helden von selbsterfundenen Geschichten hin, die er Märchen nannte, die aber außer ihrer Unmöglichkeit nichts Märchenhaftes an sich hatten, sondern der allernächsten Umgebung entnommen waren und nur in einem Tone vorgetragen wurden, der Grausen erregen sollte. - Der grauäugige, etwas hochgeschossene Pitt hörte sie mit gelangweilten Augen an, und wenn Fox geendet, erzählte er mit gleichmäßiger Stimme: ihm sei Ähnliches begegnet, nur sei alles umgekehrt gewesen; vor seinen Feinden habe er, anstatt sie anzugreifen, sich versteckt, indem er sich bewegungslos gegen den Zaun drückte, so daß sie ihn für einen Holzpfahl hielten. Während unter seines Bruders Tritten die dicksten Brückenbalken krachten, genügte ihm ein Strohhalm, sich seinen Verfolgern über das Wasser hin zu entziehen. Unter diesen befanden sich ganz unbesehen seine nächsten Verwandten, seine eigenen Eltern. Herr Sintrup zog an ihrer Spitze, und Frau Sintrup, Pitts Mutter, sonnte sich im Eingang einer Höhle, ohne sich zu bewegen, so daß er nicht an ihr vorbei konnte, um sich ein für allemal zurückzuziehen.
Auf herrlichen Säulen erbaut stand die Königsburg des Sonnengottes, von blitzendem Gold und glühendem Karfunkel schimmernd; den obersten Giebel umschloss blendendes Elfenbein, gedoppelte Türen strahlten in Silberglanz, darauf in erhabener Arbeit die schönsten Wundergeschichten zu schauen waren. In diesen Palast trat Phaethon, der Sohn des Sonnengottes Helios, und verlangte den Vater zu sprechen. Doch stellte er sich nur von ferne hin, denn in der Nähe war das strahlende Licht nicht zu ertragen. Der Vater Helios, von Purpurgewand umhüllt, saß auf seinem fürstlichen Stuhle, der mit gänzenden Smaragden besetzt war; zu seiner Rechten und zu seiner Linken stand sein Gefolge geordnet, der Tag, der Monat, das Jahr, die Jahrhunderte und die Horen; der jugendliche Lenz mit seinem Blütenkranze, der Sommer mit Ährengewinden bekränzt, der Herbst mit einem Füllhorn voll Trauben, der eisige Winter mit schneeweißen Haaren. Helios, in ihrer Mitte sitzend, wurde mit seinem allschauenden Auge bald den Jüngling gewahr, der über so viele Wunder staunte. »Was ist der Grund deiner Wallfahrt«, sprach er, »was führt dich in den Palast deines göttlichen Vaters, mein Sohn?«
Gustav Schwab (19 juni 1792 4 november 1850)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren 1970 in München, waar zij nog steeds woont. Zij studeerde psychologie in Konstanz en literatuurwetenschappen in München. Zij vertaalt en werkt als zelfstandig lectrice. In 2005 verscheen haar bundel »avantgarde des schocks« en in 2007 »in belichteten wänden«.
verschnittenes gras: du tastest
verschnittenes gras: du tastest
es ab in der brust, ein grünes
gefühl, prüfst die haltbarkeit
von wiesen, hunger nach
gärten beauty beyond
production aus rotem klee,
das süße ende der halme
im mund ein kühles
versprechen.
Karin Fellner (München, 1970)
De Duitse dichteres Claudia Gabler werd in 1970 geboren in Lörrach. Zij bezocht de kunstnijverheidsschool in Basel en studeerde theaterwetenschappen en communicatiewetenschappen in Berlijn. Zij is werkzaam in redacties en persafdelingen. Werk van haar verscheen in tijdschriften en bloemlezingen. In 2008 verscheen haar bundel Die kleinen Raubtiere unter ihrem Pelz.
mal wieder ein Stadtplan ohne Wirklichkeitsmomente
mal wieder ein Stadtplan ohne Wirklichkeitsmomente.
ich zog Kreise um den Bahnhof, an dem unser
ungleichzeitiges Timing abprallte wie unser Winken.
das Image wurde später eingefroren, auch
die gleichförmigen Krusten der Teigtaschen auf
den Stoffbezügen der Sitze. es gab seit Tagen nur
aufgetaute Wraps und geschlossene Pubs. hitzebeständig
behielten wir unsere Pullover an, um das Bild
vom Kennenlernen aufrechtzuerhalten, ließen wir
die Sitze oben bis zum nächsten präventiv
angelegten Streitgespräch. alles wirkte in diesen schlecht
ausgeleuchteten Bussen und Städten
wie ein Arrangement unter Freunden, die ganz zufällig
die gleichen Interessen hatten.
Körperkontakt war eine ganz gute Konsequenz.
Claudia Gabler (Lörrach, 1970)
De Duitse dichter Marius Hulpe werd geboren in 1982 in Soest, Westfalen. Hij woonde en studeerde in Berlijn en sinds 2006 studeert hij creatief schrijven en cultuurjournalistiek in Hildesheim. Hij is medewerker aan het literatuurtijdschrift Am Erker en redacteur bij lit.07. In 2008 verscheen zijn bundel Wiederbelebung der Lämmer.
The first indication that Pop had been seeing something more than heebie-jeebies for all those years came a few weeks before the end, when the old guy leaned over to Artie on the front porch of an autumn evening and said, distinctly, "Calamine." Father and son had come out after dinner to sit together on this side of the screens and see November along. They enjoyed, in silence, one of those nights that hung in the high fifties but could easily go ten degrees either way within the hour. Artie staked out the rocker while his father, as usual, exercised eminent domain over the kapok bed long ago banished to the porch because chez Hobson-a twenty-year repository of everything the family had ever owned?could not take one more cubic foot of crap without spewing it all through every doorway and window.
Silence had gotten them this far, and there seemed to Artie no reason to improve on it. He tried to chalk up his father's mumbled word to an involuntary spasm in the man's cerebral cortex, a first burst of verb salad accompanying the return of autumn. He hoped, for a moment, to hide from it, let the word fall to the ground and add to the November earthworm-stink and autumn. But Artie had no place to hide from Pop that the old man himself hadn't shown him. So he put his knuckles to the bridge of his nose, braced his face for what was coming, and asked, "Say what, Dad?"
"You heard me. Calamine. I say what I mean and I mean what I say. I plan my work and work my plan. When the tough get going, the . . ."
"Got you, Pop." Artie preempted quickly, for once Edward Hobson, Sr., was let out of the verbal paddock, he could go all night without denting his capacityfor free association. After a quarter century, Artie knew the symptoms. In the man's present condition, it was pointless to ask him straight out just what he meant by the Word. Artie tried reconstructing: Calamine, zinc oxide, iodine-nothing in that direction. Dad's invocation was certainly not a medical request. Dad abhorred all medications. His sickness was nothing so trivial or topical as dermatitis, except that in crowds, for the express purpose of publicly shaming any other Hobson with him, he had been known to sing, "It's no sin to shake off your skin and go dancing in your bones."
Je staat achter het raam zonder gezicht. De notelaar met geverniste blaren glanst van een zuiver en onwerelds licht dat huiveringen legt over je haren.
Je draagt iets in je hand ik zie niet wat een boek een brief een sjaaltje voor de winter maar zeker iets dat ik vergeten had en dat je je herinnerde daarginder.
Ik kom al moeder (bonzend van geluk). Je hoort mij niet ik zie de grote blaren achter je schouders schommelen en bedaren. Maar op de drempel staat je voetafdruk.
« L'amour veut faire partager sa béatitude. Ainsi, une maîtresse de nature assez froide devient caressante, nous embrasse dans le cou, invente mille agaceries, si nous sommes en train d'écrire une lettre. Je n'avais jamais tel désir d'embrasser Marthe que lorsqu'un travail la distrayait de moi; jamais tant envie de toucher à ses cheveux, de la décoiffer, que quand elle se coiffait. Dans le canot, je me précipitais sur elle, la jonchant de baisers, pour qu'elle lâchât ses rames, et que le canot dérivât, prisonnier des herbes, des nénuphars blancs et jaunes. Elle y reconnaissait les signes d'une passion incapable de se contenir, alors que me poussait surtout la manie de déranger, si forte. »
Raymond Radiguet (18 juni 1903 12 december 1923)
Eine Weile blieb der Satz im Raum stehen, klang seltsam. Jana,die damit beschäftigt war,die Weingläser aus dem Schrank zu nehmen,warf einen Blick auf ihren Mann,der am Fenster stand und in den Garten hinaussah,wo die Herbstblätter von den Bäumen sanken. Sie konnte ihm von hinten ansehen, wie schlecht gelaunt er war, außerdem hörte man es seiner Stimme an.
»Das ist ja ein schreckliches Wort«, sagte sie.
»Was?«, knurrte er.
»Irgendwoher.« Sie sprach das Wort gedehnt aus und versuchte das R dramatisch zu rollen,was ihr nicht so gut gelang wie ihm mit seiner baltischen Herkunft. Er drehte sich um.
»So! Das Wort gefällt dir nicht.Was würdest du denn sagen?«
»Geld kommt nicht von irgendwoher oder von irgendwo, man muss es beschaffen.«
»Darum geht es ja.Wie immer.«
Er sah ihr zu, wie sie die hellen Gläser neben die Gedecke stellte und dann die rötlich getönten Rotweingläser aus dem Schrank nahm und leicht versetzt hinter die Weißweingläser auf dem Tisch platzierte. Sie hatte eine Vorliebe für hübsche Gläser.
Utta Danella (Berlijn, 18 juni 1924)
De Vlaamse schrijver Aster Berkhof (eig. Louis van den Bergh werd geboren in Rijkevorsel op 18 juni 1920. Na zijn humaniora studeerde hij van 1938 tot 1942 Germaanse filologie in Leuven en promoveerde in 1946 tot doctor in de wijsbegeerte. Ondertussen werkte hij als redacteur bij De Standaard en vervulde hij zijn militaire dienstplicht in Schotland. Lange tijd was hij een verwoed reiziger. Aanvankelijk reisde hij door West-Europa om vervolgens in 1952 Noord-Afrika en in 1953 Noord-Amerika en Mexico te bezoeken. In 1955 maakte hij een wereldreis van twee maanden waarin hij vooral in contact probeerde te komen met primitieve volkeren. Over die reizen schreef hij een aantal reportages.Na zijn reizen werd hij eerst leraar aan verschillende middelbare scholen en tenslotte docent aan de Universitaire Faculteit St. Ignatius te Antwerpen.Aster Berkhof is vooral populair om zijn vlotgeschreven streek-, reis-, detective- en avonturenromans.
Uit: Veel geluk professor
De helft van de monden hingen open, alle ogen stonden star en verbaasd op Pierre gericht, en dikke Georges kwam langzaam recht op zijn bank, en zijn vinger wees ontsteld naar Pierre, en zijn mond deed van alles, maar er kwam geen geluid.
Ze zijn al even verrast als gij, zei Lady Thompson.
Pas toen bekwam ook Pierre van zijn verrassing, en op dat ogenblik barstte een applaus los, zoals er nog nooit een gehoord was in het Instituut. En toen Ann voor Pierre kwam staan, en zachtjes zei: Proficiat, en Pierre haar ontroerd in zijn armen nam en haar zoende, kraakte en schudde minutenlang het hele gebouw onder het handgeklap, dat zo geweldig was, dat sommige gasten in de hotels rondom aan een lawine dachten, verschrikt rechtveerden en zich bevend afvroegen waar ze zou neerkomen.
Lady Thompson bleef in de spleet van de deur staan kijken om het einde van de kus af te wachten. Maar tenslotte trok ze de deur maar toe. Er kwam geen einde aan
Aster Berkhof (Rijkevorsel, 18 juni 1920)
De Duitse schrijfster en vertaalster Mirjam Pressler werd geboren op 18 juni 1940 in Darmstadt. Pressler vertaalde al meer dan 300 werken uit het Hebreeuws, het Engels en het Nederlands. Als haar hoofdwerk geldt de kritische werkuitgave van Het dagboek van Anne Frank. Daarnaast schrijft zij veel voor de jeugd, maar ook detectives, romans en verhalen voor volwassenen.
Uit: Die Verführung (Een schitterend gebrek van Arthur Japin)
An jenem Abend, an dem alles in ein neues Licht gerückt wurde, sollte ich, wie jeden Donnerstag, eigentlich mit Mister Jamieson dinieren, einem Großhändler in Häuten und Tabak, und danach vielleicht noch ein bißchen mit ihm tanzen gehen. Nur weil der gute Mann einen Gichtanfall bekam
und absagte, beschloß ich, meine Loge zu besuchen.
Verstehen Sie mich nicht falsch, ich lebe nicht im Luxus. Von dem Moment an, als das Unheil zuschlug und ich durch das Leben trieb, war ich gezwungenermaßen sparsam, da ich lange Zeit nicht wußte, was der folgende Tag bringen würde.
Ob ich etwas zu essen haben würde. Ob für mich gesorgt würde. Ob ich angegriffen und weitergejagt würde. Auch als ich mir schließlich in Amsterdam eine gewisse Position erworben hatte, habe ich mir nie mehr Äußerlichkeiten gegönnt, als es von den Kreisen, in denen ich verkehrte, erwartet wurde, einmal abgesehen von den Dingen, die ich zur Ausübung meines Berufs benötigte. Extravaganzen habe ich mir weder erlaubt, noch je Verlangen danach gehabt. Der einzige Luxus, den ich mir seit einigen Jahren gönnte, bestand in einem festen Logenplatz im Französischen Theater am Overtoom,
das ich besuchte, sobald ich mich dafür freimachen konnte.
Vertaald door Mirjam Pressler
Mirjam Pressler (Darmstadt, 18 juni 1940)
De Canadese schrijver, journalist en historicus Jean-Claude Germain werd geboren op 18 juni 1939 in Montral. Van 1972 tot 1982 was hij artistiek directeur van het Théâtre d'Aujourd'hui. Ook doceerde hij aan de National Theatre School of Canada.
Uit:Les faux brillants de Félix-Gabriel Marchand. Paraphrase
« TRÉMOUSSET : Puis-je vous rappler, baron, que livrognerie... est un signe de noblesse! / FAQUINO : Pour les lordzzes anglais! /
TRÉMOUSSET : Comme pour les nobbes étaliens! Même que çé ça... qui fait la diffarence entte les nobes pis les gences ordinaires... la façon dont y portent leur bouésson! /
FAQUINO : Dans une taverne! /
TRÉMOUSSET : Pis au parlement itou! Parsquun nobbe han... un nobbe... quant-y a un verre dans lnez, ben ça y montte dans a fasse pis ça resse là! Yé plastré!... Tandisse que lmonde ordinaire eu-z-autres, ben ça leu tombbe dans é jambes pis ça leu rvire lé-z-orteils en anse de cruche! Aha! Ha! Ha! (Il va pour perdre pied et saccroche à Faquino qui le soutient.) »
Günter Seuren, George Essex Evans, Martin Greif, Ivan Gontsjarov
De Duitse schrijver Günter Seurenwerd geboren op 18 juni 1932 in Wickrath, Niederrhein. Na zijn gymnasiumopleiding werd hij medewerker van de Illustrierten Neue Post in Düsseldorf. Vanaf 19555 was hij zelfstandig schrijver en filmcriticus bij de Deutsche Zeitung. Naast zijn verhalend proza, waarmee hij dicht bij het realisme van de Kölner Schule stond, schreef hij ook draaiboeken en hoorspelen.
Uit: Die Krötenküsser
Zur Zeit war ich solo, konnte den Leuten nicht den beruhigenden Anblick von Mann und Frau bieten, die Seite an Seite durchs Leben gehen. Wir hatten uns getrennt, und ich schleppte eine kontrollierte Depression mit mir herum.
Es hatte ganz beiläufig angefangen. Sie hatte bezahlt und saß irgendwo im Parkett. Ich war noch gut im Geschäft, kassierte ein paar Hunderter beim Leseabend und dachte überhaupt nicht an aussterbende Arten. Im Gegenteil, an dem Abend ging ich mit Freunden und Bekannten noch in eine Kneipe, um den Nachgeschmack vom Tingeln durch Buchläden und Volkshochschulen runterzuspülen. Unter den entfernten Bekannten war ein neues Gesicht. Sie hatte einen weißen Bordeaux im Kühlschrank. Alles fing von vorn an.
Es dauerte länger, als ich erwartet hatte. Glücksarbeit, den vollgeladenen Einkaufswagen durch den Supermarkt schieben, an der Kasse stehen, zahlen und dabei spüren, daß man den Wohltäter spielt, um sich das Wochenende zu erkaufen. Besuchsweise lieben und dann zurück an den Schreibtisch.
Sie war geschieden, brauchte einen Seelenmasseur. Aber dann kam diese Nacht, die mich veranlaßte, mich mehr um aussterbende Arten zu kümmern als um ein geregeltes Sexualleben. Das ist kein Witz. Ich brauchte eine Therapie, als alles vorbei war.
Es war dunkel im Zimmer, nur der Fernseher war noch eingeschaltet. Wir hatten getrunken und irgendwann vergessen, auf die Fernbedienung zu drücken.
Günter Seuren (18 juni 1932 10 december 2003)
De Australische dichter George Essex Evanswerd geboren op 18 juni 1863 in Londen. Zijn vader stierf al toen hij pas een paar maanden oud was. Hij emigreerde op 17-jarige leeftijd naar Queensland in Australië waar hij als ambtenaar werkte. Zijn eerste bundel The Repentance of MagdaleneDespar verscheen in 1891, in 1898 gevolgd door Loraine and other Verses. In 1901 won hij een prijs van £50 voor zijn "Ode for Commonwealth Day".
A Nocturne
Like weary sea-birds spent with flight
And faltering,
The slow hours beat across the night
On leaden wing.
The wild bird knows where rest shall be
Soe'er he roam.
Heart of my heart! apart from thee
I have no home.
Afar from thee, yet not alone,
Heart of my heart!
Like some soft haunting whisper blown
From Heaven thou art.
I hear the magic music roll
Its waves divine;
The subtle fragrance of thy soul
Has passed to mine.
Nor dawn nor Heaven my heart can know
Save that which lies
In lights and shades that come and go
In thy soft eyes.
Here in the night I dream the day,
By love upborne,
When thy sweet eyes shall shine and say
"It is the morn!"
George Essex Evans (18 juni 1863 10 november 1909)
De Duitse dicher en schrijver Martin Greif(eig. Friedrich Hermann Frey werd geboren op 18 juni 1839 in Speyer. Door bemiddeling van Eduard Mörike verschenen in 1868 bij de uitgever Cotta. In 1869 trok hij naar Wenen waar zijn stukken met veel succes aan het Burgtheater werden opgevoerd. Later was hij verbonden aan het Hof- und Nationaltheater in München.
His movements, too, even when he was excited, were kept in check by a certain kind of mildness and laziness which was not without its own touch of gracefulness. If his mind was troubled, his eyes were clouded over, lines appeared on his forehead, and he was plunged into doubt, sadness, and fear; but his anxiety seldom took the form of any definite idea and still more seldom was it transformed into a decision. All his anxiety resolved itself into a sigh and dissolved into apathy or drowsiness.
How well Oblomovs indoor clothes went with the calm features of his countenance and his effeminate body! He wore a dressing-gown of Persian clotha real oriental dressing-gown, without the slightest hint of Europe, without tassels, without velvet trimmings, and so capacious that he could wrap it round him twice. The sleeves, in true Asiatic fashion, got wider and wider from the shoulders to the hands. Though this dressing-gown had lost its original freshness and here and there exchanged its natural sheen for one acquired by years of faithful service, it still preserved the brilliance of its oriental colour, and the material was as strong as ever.
The dressing-gown had a vast number of inestimable qualities in Oblomovs eyes: it was soft and flexible, it was so light that he did not feel its weight, and it obeyed the least movement of his body like a devoted slave.
Oblomov never wore a tie or a waistcoat at home because he liked to feel unhampered and free. He wore long, soft, wide slippers; when he put his feet on the floor as he got out of bed, he invariably stepped into them without looking.
Ivan Gontsjarov (18 juni 1812 - 27 september 1891) Portret door Ivan Kramskoy
Ich schaue zu meiner Freundin hinüber: Sie sitzt lässig vor dem Tisch und schenkt sich gerade ein Bier ein. Ich gehe zum Schrank hinüber und öffne die beiden Flügel der Schranktür.
Der Vorleger mit seiner schiefen Ecke.
Die Freundin beugt sich vor, sitzt jetzt, die Beine überschlagen, auf unserem Sessel, sie bückt sich zu ihren Zehen hinunter und begutachtet sie. Die Zehen sind rot lackiert.
Auf dem Tisch stehen in einer Vase Blumen.
Ich stehe, an die Wand gelehnt, entspannt und großmächtig da.
Vom Schrank her rinnt ein rotes Farbrinnsal gegen die Mitte des Zimmers. Dort muß der Boden ein bißchen tiefer sein als an den Rändern.
Aus dem Kasten dringt schrecklicher Gestank.
Ich kann's gleich zugeben: Wir haben die Leiche des Königs in den Kasten gestopft, und das tote Königsfleisch stinkt jetzt ganz jämmerlich. Es verstinkt uns die ganze Bude.
Meine Freundin tut Milchflaschen ins Netz, sie will einkaufen gehen. Aber ich kann sie nur warnen: Ich deute aus dem Fenster. Draußen -
»Das ist ja lebensgefährlich«, sage ich.
»Da hast du recht«, sagt die Feundin.
Ich versuche, die schwankende Bühnendekoration zu stützen. Mit den Händen. Die Freundin hat die Milchflaschen wieder neben den Ausguß gestellt.
Ich hole meine Schuhe unter dem Bett hervor und versuche, sie zu putzen. Ich spucke auf die Kappen, um sie blank zu kriegen. Ein kleines Tier, ein kleines, kluges Tier, steht, zwischen meiner Freundin und mir, auf den Hinterläufen aufgerichtet auf dem Tisch. Wir sind in irgendeiner Wirtschaft.
Aber da liege ich schon auf dem Fußboden und starre zur Lampe hinauf. Meine Freundin rührt in einer runden Schüssel den Gips an.
Das kleine Tier, Wiesel oder Ratte, steht auf dem Tisch, ich kann es aus den Augenwinkeln gerade noch ausnehmen.
Die Freundin kommt auf allen Vieren auf mich gekrochen, sie schiebt die Schüssel mit dem Gips vor sich her.
Auf der Straße draußen entfernt sich mein Bekannter.
Peter Rosei (Wenen, 17 juni 1946)
De Australische schrijfster Gail Jones werd geboren op 17 juni 1950 in Harvey.Gail Jones publiceert korte verhalen en romans. Ze doceert literatuur aan de Universiteit van West-Australië. Voor haar literaire werk werd zij al diverse keren bekroond.
Uit: Sorry
A whisper: sssshh. The thinnest vehicle of breath.
This is a story that can only be told in a whisper.
There is a hush to difficult forms of knowing, an abashment, a sorrow, an inclination towards silence. My throat is misshapen with all it now carries. My heart is a sour, indolent fruit. I think the muzzle of time has made me thus, has deformed my mouth, my voice, my wanting to say. At first there was just this single image: her dress, the particular blue of hydrangeas, spattered with the purple of my father's blood. She rose up from the floor into this lucid figure, unseemly, but oh! vivacious with gore. I remember I clung to her, that we were alert and knowing. There might have been a snake in the house, for all our watchful attention.
'Don't tell them,' she said. That was all: Don't tell them.
Her eyes held my face, a fleck in watery darkness. Then we both wept; she washed me away. And when for comfort we held hands, overlapping as girls do, in riddled ways, in secret understandings and unspoken allegiances, the sticky stuff of my father's life bound us like sisters. Outside, at the screen door, our kelpie scratched and whimpered, demanding admittance. Mary and I ignored him. The scale and meaning to do things at that moment was obdurately human.
Uit: Engagement of escapisme? (Interview met Fernand Auwera, 1985)
In ons vorig gesprek vreesde je reeds een verontrustende verschuiving naar het totalitarisme. Dat is nu in zoverre realiteit dat ik me afvraag of we nog wel echt kunnen spreken van democratie. Behoort dat woord reeds niet tot newspeak?
In ons vorig gesprek heb ik, naar aanleiding van een gelijkaardige vraag, de klacht van Goethe's Faust aangehaald: Ich finde nicht die Spur von einem Geist und alles ist Dressur. Die constatering geldt ook vandaag nog, misschien meer dan ooit. Ons democratisch bestel is, net als om het even welk totalitair regime, gedegenereerd tot een vulgaire dressuur waaraan de geestelijke waarden, voor zover ze erkend worden, ondergeschikt zijn. Ook de artistieke expressie wordt van bovenaf gemanipuleerd, geconsacreerd of verworpen, hoe dan ook op een ongenuanceerde wijze geëtiketteerd. Het verschil met totalitaire regimes is dat wij weliswaar mogen zeggen en schrijven wat we willen, maar dat er niet naar ons wordt geluisterd. Ik zou dat liever geen newspeak noemen - het klimaat van Orwells samenleving is goddank (nog) niet te vergelijken met het klimaat van de onze - maar veeleer deafspeak, praatjes voor dovemansoren.
De Zwitserse schrijfster Hanna Johansen (eig. Hanna Margarete Meyer) werd geboren op 17 juni 1939 in Bremen. Zij studeerde oude talen, germanistiek en pedagogie aan de universiteiten van Marburg en Göttingen. In 1972 trok zij met haar toenmalige echtgenoot, de schrijver Adolf Muschg, nach Kilchberg bij Zürich, waar zij nu nog woont. Johansen begon als vertaalster van Amerikaanse avantgarde auteurs. In 1978 debuteerde zij met de roman Die stehende Uhr.
Uit: Die Schöne am untern Bildrand
"Das Photo war auf dem Flur an unserer Pinnwand festgemacht, wo es sich neben Belanglosigkeiten und anerkannten Marksteinen unserer Familiengeschichte fand, und zwar so, dass seine untere Hälfte verdeckt war, solange man nicht die obere Ecke unseres alljährlichen Gartenkalenders beiseiteschob. Es hatte nur noch wenige Farben, und nicht die schönsten. Ich sitze in der Mitte zwischen zwei strahlenden Vettern an einem Tisch und strecke dem Photographen strahlend das Glas entgegen. Mein Mann war es, der die Aufnahme gemacht hat, und er war es auch, der sie dann aufgehängt hat. Weil ich ihm darauf so gut gefalle, sagte er. Ich sehe allerdings nicht nur strahlend aus auf diesem Bild, sondern auch etwas aus dem Leim gegangen, und nicht nur, weil wir dabei waren, Onkel Hermanns Geburtstag zu feiern. Mir gefiel das Photo nicht, aber ich respektierte seine Entscheidung."
Hanna Johansen (Bremen, 17 juni 1939)
De Amerikaanse schrijver en journalist John Hersey werd geboren op 17 juni 1914 in Tientsin in China.John Hersey was correspondent in het Verre Oosten voorTime Magazine. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef hij voorLifeenThe New Yorker. Hij deed verslag van de invasie van Sicilië en het vasteland van Italië door het Amerikaanse leger. In 1944 deed hij verslag van de oorlog in de Stille Oceaan. Hersey was een van de eerste westerse journalisten die het verwoeste Hiroshima bezochten. Zijn bekendste boek is Hiroshima dat de uitwerkingen van het bombardement van 1945 beschrijft. Voor zijn roman A Bell for Adano kreeg hij in 1945 de Pullitzer prijs.
Uit: Hiroshima
Dr. Sasaki and his colleagues at the Red Cross Hospital watched the unprecedented disease unfold and at last evolved a theory about its nature. It had, they decided, three stages. The first stage had been all over before the doctors even knew they were dealing with a new sickness; it was the direct reaction to the bombardment of the body, at the moment when the bomb went off, by neutrons, beta particles, and gamma rays. The apparently uninjured people who had died so mysteriously in the first few hours or days had succumbed in this first stage. It killed ninety-five per cent of the people within a half-mile of the center, and many thousands who were farther away. The doctors realized in retrospect that even though most of these dead had also suffered from burns and blast effects, they had absorbed enough radiation to kill them. The rays simply destroyed body cells caused their nuclei to degenerate and broke their walls. Many people who did not die right away came down with nausea, headache, diarrhea, malaise, and fever, which lasted several days. Doctors could not be certain whether some of these symptoms were the result of radiation or nervous shock. The second stage set in ten or fifteen days after the bombing. Its first symptom was falling hair. Diarrhea and fever, which in some cases went as high as 106, came next. Twenty-five to thirty days after the explosion, blood disorders appeared: gums bled, the white-blood-cell count dropped sharply, and petechiae [eruptions] appeared on the skin and mucous membranes. The drop in the number of white blood corpuscles reduced the patient's capacity to resist infection, so open wounds were unusually slow in healing and many of the sick developed sore throats and mouths.
Ferdinand Freiligrath (17 juni 1810 18 maart 1876)
Portret door Johann Peter Hasenclever, 1851
De Duitse schrijver Felix Hartlaub werd geboren op 17 juni 1913 in Bremen. Hij groeide in een kunstzinnige familie op en bezocht de Odenwaldschule in Heppenheim. Vanaf 1932 studeerde hij romanistiek, geschiedenis en kunstgeschiedenis in Heidelberg en (vanaf 1934) in Berlijn. Aan het begin van WO II ging hij in dienst. Door zijn contacten met historici kon hij in 1940 bij de historische archiefcommissie gaan werken. In 1941 was hij voor korte tijd weer even soldaat. Van mei 1942 tot maart 1945 behoorde hij tot de staf die verantwoordelijk was voor het oorlogsdagboek van de Wehrmacht. Gedurende deze tijd had hij toegang tot de buitenste zones van de Führerhauptquartieren in Winniza. Vanaf mei 1945 gold hij als vermist. Felix Hartlaub heeft tijdens zijn leven weinig gepubliceerd en is later bekend geworden wegens zijn aantekeningen uit de oorlogsjaren. In 1955 werden deze door zijn zuster Geno Hartlaub onvolledig en omgewerkt uitgegeven. Pas in 2002 volgde een volledige uitgave.
Uit: Brief an Klaus Gysi und Irene Lessing
Wilhelmshaven, 14. September 1939
(...)
Schlimm ist der Sender Bremen, der uns nach unserer Belieferung mit Volksempfänger Tag und Nacht in den Ohren liegt; zum Glück meist auf englisch und holländisch, was hier leider nicht gesprochen wird. Im Augenblick macht sich der Krematoriumsdirektor, unser Chef, Bratkartoffeln, die herrlich schmecken, Willi (von Silberstein) liest mit gerunzelter Stirn das Buch Eine Armee meutert von Ellinghofer (über die französischen Meutereien im Weltkrieg nach der Nivelle-Offensive) und ich häufele um mich die Fundamente eines neuen Zettelkastens, Ausdruck der wachsenden Torschlusspanik, in der ich mich in Bezug auf meine eigene Produktion befinde.
Das Bier, das wir vor uns haben, rührt von einer der vielen
verlorenen Wetten über den Termin des Kriegsendes her. Heute nacht kommen die Urlauber zurück, darunter zwei grosse Maulerotiker, so dass es mit der Ruhe hier weitgehend zu Ende sein wird. - Völlig unwahrscheinlich, wie harmlos, fast idyllisch wir es hier wieder mal getroffen haben. Merkwürdig auf Eis gelegt, unwirklich suspendiert kommt man sich vor, aufgespart wofür? Während der Nachtwachen ergehe ich mich in krampfhaftem Plänemachen für eine ev. Wiederaufnahme der zivilen Existenz, ohne dabei Festland zu gewinnen. Die Jahreszahl des Geburtstags, den ich neulich wieder durchmachen musste, hat bereits einen gewissen krassen Klang von allerhöchster Eisenbahn. - Von der Weltgeschichte strebe ich mit allen Fasern weg, habe das immer penetrantere Gefühl, dass dabei das Meiste nicht stimmt. Die Völker und Menschen sind nicht dabei und darin, obwohl sie die Heere stellen.
Felix Hartlaub (17 juni 1913 begin mei (?) 1945)
Boekomslag van een biografie (Geen portret beschikbaar)
De Tsjechisch-Oostenrijkse schrijfster Ossip Schubin (eig. Aloisia Kirschner) werd geboren op 17 juni 1854 in Praag. Zij beschreef voornamelijk het maatschappelijke leven van haar tijd, vooral in de salons. In haar jeugd reisde zij met haar moeder naar München, Parijs, Brussel en Rome, waarbij zij met allerlei kunstenaars en geleerden in contact kwam. Zo leerde zij Toergenjev en George Sand kennen. Haar eerste novelle verscheen in het Praagse blad Bohemia.
Uit: Ein Frühlingstraum
An einem Aprilabend war's einem Aprilabend in Paris. Eine finstere, bleigraue Wolke hatte soeben einen Platzregen über die Stadt ausgeschüttet und war dann plötzlich vor der Sonne davongelaufen. Lustig neckende Frühlingswinde hatten den Himmel reingefegt das nasse Macadam, worin er sich spiegelte, glänzte wie Lapis lazuli, und die leichten Blechstühle vor den Cafés flimmerten wie aus Silber geformt. Die kleinen, hellgrünen, in sich zusammengerollten Blätter an den Boulevardplatanen schüttelten so mutwillig die Regentropfen von sich ab, als ahnten sie nicht, wie bald sie von der Sonne versengt, vom Staube erstickt sein würden. Über den stolzen Blütenkerzen der Roßkastanien in den Alleen der Champs Elysées schimmerte es wie ein leises Erröten, und die Fliederrispen leuchteten weiß und rein wie Engelsflügel aus der grünen Wirrnis der Gärten heraus.
Goldener Abenddunst umglänzte die ganze Stadt, und durch ihr rastlos nüchternes Treiben schlich sich's wie ein Zug üppiger Müdigkeit. Die Vorübergehenden schleppten den Schritt, spähten vor sich hin, schienen etwas zu suchen, eine verlorene Illusion einen Traum. Selbst die vornehmsten Müßiggänger vergaßen für einen Moment ihre alles bespöttelnde Gleichgültigkeit und erinnerten sich inmitten des verjüngenden Frühlingshauchs an irgend etwas, das ihnen einst heilig gewesen war.
Etwas Moussierendes, Gärendes lag in der Luft, stieg einem zu Kopfe wie junger Wein.
Ich schlenderte über das Boulevard und tändelte mit dem Entschluß, in die Oper zu gehen. Auf den großen Anschlagszetteln stand »Faust«. Ich hatte soeben den Kopf vorgestreckt, um mich darüber zu vergewissern, wer denn eigentlich heute die Margarete singe, als ich plötzlich knapp neben der neuen Oper, von deren Gesimse zwei Engel ihre goldenen Flügel in den dunkelblauen Himmel emporstrecken, einen kleinen Savoyarden bemerkte.
Ossip Schubin (17 juni 1854 10 februari 1934)
De Noorse dichter en schrijver Henrik Wergeland werd op 17 juni 1808 in Kristiansand (aan de zuidkust van Noorwegen) geboren. Toen hij negen jaar oud was is de familie Wergeland naar Eidsvoll (ten noorden van Oslo) verhuisd, waar zijn vader Nicolai Wergeland als dominee begon te werken. In de periode 1825-29 heeft hij aan de universiteit theologie gestudeerd. Hij was ook buitengewoon geïnteresseerd in politiek, cultuur, geschiedenis en plantkunde. Tijdens zijn studie heeft hij ook een groot aantal toneelstukken en gedichten geschreven. Nadat Wergeland geslaagd was voor zijn doctoraal examen theologie, heeft hij meerdere reizen naar het buitenland gemaakt waar hij ook kennis maakte met het revolutionaire Europa. Naast revolutionaire ideeën heeft de periode 1830-34 voor Wergeland vooral in het teken van de volksontwikkeling gestaan.
Een functie als predikant heeft hij nooit gekregen. Een van de belangrijkste redenen daarvoor is waarschijnlijk dat hij in 1833 de eerste 17de mei- (de Dag van de Grondwet en de nationale feestdag van Noorwegen) redevoering heeft gehouden. Nog steeds is Wergeland voor vele Noren nauw verbonden met de nationale feestdag en de manier waarop deze dag gevierd.
JULEAFTENEN HEILIGERABEND (Fragment)
Wer er innert nicht,
Einen Sturm, er glaubt, nichts Schlimmeres kann der Himmel schicken?
Ein Sturm wie alle Seelen,
von Kain bis jenem,
der Gott zuletzt verriet,
von der Welt verbannt und der Höll entflohen,
und trachtete den Himmel zu betrügen?
Ein Sturm von hasserfüllter Stimme,
die nie vergessen werden wird?
Dass ein jeder glaubt:
Er kam allein für mich, der Donner des Orkans , er klagt mich an und mich allein,
von meinen Sünden die Geister eben erst erfuhren...
Ein Sturm so stark,
zu lehren, Priester ebenso wie Fromme,
Elementdämonen zu verehren, deren Stöhnen,
von Kindesbeinen an,
in des Alten grauen Ohren klingt,
Ein Beben in den Wolken, der jüngste Tag der Lüfte?
Ein Sturm,
der des starken Mannes Herz
in der Brust erbeben lässt.
Einen Sturm des Himmels aus dem er Geister,
von Böen vorbeigetragen,
seinen Namen rufen hört,
und alle Wipfel schreien wie Raben?
Doch die Raben verbergen
sich in Spalten, der Wolf verbergend seinen Hunger
und der Fuchs wagt sich nicht hinaus .
Alles Licht gelöscht,
der Hund verbleibt im Hause.
In solchem Sturm vernimmt man Beten, Gott!
Henrik Wergeland (17 juni 1808 12 juli 1845) Portret door Carl Peter Lehmann
Het eerste wat ik in mijn geheugen heb bewaard was een vaas van geglazuurd aardewerk, vol pitombas,1verborgen achter een deur. Ik weet niet waar ik die hebgezien, wanneer ik die heb gezien, en indien een deel van dit voorval van lang geleden niet overvloeide in een ander, zou ik menen dat het een droom was. Misschien herinner ik mij niet eens de vaas zelf; het kan zijn dat het beeld van een rank en glanzend voorwerp me is bijgebleven omdat ik erover heb gesproken tegen mensen die het later hebben bevestigd. In dat geval bewaar ik dus niet de herinnering aan een merkwaardig stuk serviesgoed, maar mijn weergave ervan, gestaafd door mensen die de vorm en deinhoud ervan hebben vastgelegd. Hoe dan ook, de verschijning moet hebben berust op werkelijkheid. Men had mij in die tijd het begrip pitombas bijgebracht en pitombasdienden mij ter aanduiding van alle bolvormige voorwerpen. Later legde men mij uit dat deze generalisering onjuist was, en dat bracht me in verwarring. Er viel een tweede gat in het dikke wolkendek dat over mij lag: ik ontwaarde een heleboel gezichten, hoorde woorden zonder betekenis. Hoe oud zou ik zijn geweest? Volgens berekening van mijn moeder zon twee of drie jaar. De herinnering aan een uur of aan een paar minuten van lang geleden doet me niet veronderstellen dat ik een goed stel hersens had. Nee. Het was, zover ik me kan voorstellen, tamelijk gewoon. Ik geloof zelfs dat het een uitgesproken beroerd stel hersens werd. Maar dat ene uur van vroeger, die paar minuten, herinner ik me heel goed. Ik bevond me in een reusachtig lokaal met vuile muren. Het was ongetwijfeld nietreusachtig, zoals ik aannam: later heb ik soortgelijke lokalen gezien, en ze waren maar heel kleintjes. Mij echter leek het enorm. Daartegenover strekte zich een binnenplaatsuit, eveneens enorm, en aan het eind van de binnenplaats groeiden enorme bomen, zwaar van pitombas. Iemand had de pitombas veranderd in sinaasappelen. Dieverbetering beviel me niet: sinaasappelen, die ik waarschijnlijk al eerder had gezien, betekenden niets. Het lokaal was vol mensen. Een oude man met lange baard troonde voor een vuilzwarte tafel, en een aantal jongetjes, gezeten op banken zonder leuning, hielden velletjes papier in hun handen en blčrden: Een b met een a b, a: ba; een b met een e b, e: be. En zo verder, tot aan u. Op lagere scholen in het binnenland heb ik het alfabet op verschillende manieren horen galmen. Maar geen enkele zoals deze, en de steedseendere dreun, de letters en de pitombas overtuigen me ervan dat het lokaal, de bomen die waren veranderd in sinaasappelbomen, de banken, de meester en de leerlingen werkelijk hebben bestaan.
Vertaald door August Willemsen
August Willemsen (16 juni 1936 29 november 2007)
but Elvis and some of his friends before his concert
at the Arena, I was twenty-six married but still
waiting tables and we got to joking around like you
do, and he was fingering the lace edge of my slip
where it showed below my hemline and I hadnt even
seen it and I slapped at him a little saying, You
sure are the one arent you feeling my face burn but
he was the kind of boy even meanness turned sweet in
his mouth.
Smiled at me and said, Yeah honey I guess I sure am.
Joyce Carol Oates (Lockport, 16 juni 1939)
De Albanese dichter en vertaler Ferdinand Laholli werd geboren op 16 juni 1960 in Gradishta. Omdat zijn vader naar de VS gevlucht was werd de familie gedwongen om vanuit Korça daar naartoe te verhuizen. Later werd Laholli er dertig jaar lang toe toe gedwongen om in Savra te gaan wonen. Pas in 1987 was hij in staat zijn opleiding aan een avondschool af te maken. In 1990 emigreerde hij naar Duitsland. Tegenwoordig woont hij in Bückeburg. Laholli schrijft gedichten en proza en vertaald vanuit het Duits naar het Albanees.
De Zwitserse schrijver en columnsit -minu (eig. Hans-Peter Hammel) werd geboren op 16 juni 1947 in Basel. Hij is in Basel een locale beroemdheid, maar ook buiten die stad bekend. Hij volgde vanaf 1967 een opleiding tot journaqlist en is columnist voor de Basler Zeitung en andere Zwitserse kranten. Al 38 jaar leeft hij samen met de advocaat Anwalt Christoph Holzach, sinds 2007 in een geregistreerd partnerschap.
Uit: Song Contest
Also Onkel Alphonse schaut immer. Onkel Alphonse gilt alles andere als schwul. GANZ IM GEGENTEIL! Er ist ein Hurenbock der ersten Güteklasse. Jetzt aber, wo ein Zürcher Intelligenzblatt «Sind die Lovebugs schwul genug?» titelte, muss ich mich fragen: Spielt uns Alphonse etwa mit seinem «die hat aber toll Holz vorm Haus»-Theater die grosse Schau? Dann allerdings spielt er sie besser als die Lovebugs. Natürlich habe ich auch geglotzt. Schon bei der Vorentscheidung. BESONDERS bei der Vorentscheidung. Das hatte weniger mit homophilen Gefühlen als mit meinem chauvinistischen Herzlein zu tun. DENN IN DER VORENTSCHEIDUNG WAREN DIE BASLER JA NOCH DRIN. Aber spätestens als das schwedische Operngirl «die Stimme» mezzosopranieren liess und die Norweger jede Note mit Liegestützen unterstützten, wusste ich: AUCH NÄCHSTES JAHR WIRD DER CONTEST NICHT IN DER SCHWEIZ STATTFINDEN. Da muss man nicht schwul oder Fachmann sein. Ich meine: Ein bisschen krachen muss es eben schon. Hier helfen auch Ausflüchte wie «wir wollten einfach mal einen andern Weg aufzeichnen» keine Bohne. Wettbewerb ist Wettbewerb da gehts nur um eins: den Sieg.
de keuze van de kieskeurige voor pensees of paardebloemen bij het avondmaal,
de keuze van de braker om te behouden of te verwerpen,
de roep van de verkleumende om hogere loonschalen,
de macht van de vertegenwoordigers over de vertegenwoordigden.
Zij die ons vertegenwoordigen hebben hun plicht terdege beseft.
Ze eten ons eten, ze drinken onze wijn, ze genieten
van onze kinderhand, ze slapen de slaap die wij zo goed
zouden kunnen gebruiken. Ja, inderdaad,
ze vertegenwoordigen ons.
De meerderheid heeft altijd gelijk, zelfs als de meerderheid
van de meerderheid vaak helemaal geen gelijk heeft. En als die gelijk heeft
is dat in plaats van jou. Duim omhoog of duim omlaag?
Weet je zeker dat het jouw duim is?
De muis die een berg baarde
moet dat toch hebben gemerkt.
Vertaald door Hans Kloos
Torgny Lindgren (Raggsjö, 16 juni 1938)
De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Elfriede Gerstl werd geboren op 16 juni 1932 in Wenen. Zie ook mijn blog van 16 juni 2008. Elfiede Gerstl is na een lang ziekbed eerder dit jaar, op 9 april, aan kanker overleden
"Listen, Harvard is allowed to use the Radcliffe library.
I'm not talkinglegality, Preppie, I'm talking ethics. You guys have five million books. We have a few lousy thousand.
Christ, a superior-being type! The kind who think since the ratio of Radcliffe to Harvard is five to one, the girls must be five times as smart. I normally cut these types to ribbons, but just then I badly needed that goddamn book.
Listen, I need that goddamn book.
Wouldja please watch your profanity, Preppie?
What makes you so sure I went to prep school?
You look stupid and rich, she said, removing her glasses.
You're wrong, I protested. I'm actually smart and poor.
Oh, no, Preppie. I'm smart and poor.
She was staring straight at me. Her eyes were brown. Okay, maybe I look rich, but I wouldn't let some 'Cliffie -- even one with pretty eyes -- call me dumb.
What the hell makes you so smart? I asked.
I wouldn't go for coffee with you, she answered.
Listen -- I wouldn't ask you.
That, she replied, is what makes you stupid.
Let me explain why I took her for coffee. By shrewdly capitulating at the crucial moment -- i.e., by pretending that I suddenly wanted to -- I got my book. And since she couldn't leave until the library closed, I had plenty oftime to absorb some pithy phrases about the shift of royal dependence from cleric to lawyer in the late eleventh century. I got an A minus on the exam, coincidentally the same grade I assigned to Jenny's legs when she first walked from behind that desk. I can't say I gave her costume an honor grade, however; it was a bit too Boho for my taste. I especially loathed that Indian thing she carried for a handbag. Fortunately I didn't mention this, as I later discovered it was of her own design.
Erich Segal (New York, 16 juni 1937)
De Franse schrijver en essayist Jean d'Ormesson (eig. Jean Lefèvre, comte d'Ormesson) werd geboren op 16 juni 1925 in Parijs. Hij is afkomstig uit een adelijke familie. Zijn vader was lid van het volksfront van Leon Blum en werkte in verschillende landen als ambassadeur. Jean d'Ormesson groeide voor een groot deel buiten Frankrijk opgegroeid. Na zijn werk bij de Unesco in Parijs werd d'Ormesson directeur van het conservatieve dagblad Le Figaro. Hij begon boeken te schrijven. In 1971 kreeg hij de prijs van de Académie française voor zijn historische roman 'La Gloire de l'emipre'.
Uit: Presque rien sur presque tout
Pour un esprit, venu d'ailleurs, qui tomberait sur cette Terre et qui en ignorerait tout, l'eau serait un objet de stupeur presque autant que le temps. L'eau est une matière si souple, si mobile, si proche de l'évanouissement et de l'inexistence qu'elle ressemble à une idée ou à un sentiment. Elle ressemble aussi au temps, qu'elle a longtemps servi à mesurer, au même titre que l'ombre et le sable. Le cadran solaire, le sablier, la clepsydre jettent un pont entre le temps et la matière impalpable de l'ombre, du sable et de l'eau. Plus solide que l'ombre, plus subtile que le sable, l'eau n'a ni odeur, ni saveur, ni couleur, ni forme. Elle n'a pas de taille. Elle n'a pas de goût. Elle a toujours tendance à s'en aller ailleurs que là où elle est. Elle est de la matière déjà en route vers le néant. Elle n'est pas ce qu'on peut imaginer de plus proche du néant: l'ombre, bien sûr, mais aussi l'air sont plus si l'on ose dire - inexistants que l'eau.
Ce qu'il y a de merveilleux dans l'eau, c'est quelle est un peu là, et même beaucoup, mais avec une délicatesse de sentiment assez rare, avec une exquise discrétion. Un peu à la façon de l'intelligence chez les hommes, elle s'adapte à tout et à n'importe quoi. Elle prend la forme que vous voulez : elle est carrée dans un bassin, elle est oblongue dans un canal, elle est ronde dans un puits ou dans une casserole.
Jean d'Ormesson (Parijs, 16 juni 1925)
De Duitse schrijfster en boerin Anna Wimschneider werd geboren op 16 juni 1919 in Pfarrkirchen. Toen zij acht jaar was verloor zij haar moeder die in het kraambed stierf. Vanaf toen moest zij op de boerderij helpen. Zij werd in 1985 beroemd door haar autobiografie Herbstmilch die in 1988 verfilmd werd. Mede door de film werd het boek een bestseller. In 1991 verscheen nog "Ich bin halt eine vom alten Schlag", een bundel verhalen uit het boerenleven.
Uit: Herbstmilch
Wir Kinder hatten ein fröhliches Leben. Die Eltern waren fleißig, Großvater arbeitete auch noch mit, obwohl er schon zwischen 80 und 90 Jahre alt war. Wenn er sich rasiert hat, mit einem langen Messer, schauten wir Kinder zu, denn das war sehr lustig. Der Spiegel hing an der Wand, und der Großvater schnitt ganz komische Gesichter, die Knie hat er an die Bank gestemmt, und weil er so zitterte, machte die Bank so lustige Töne.
Im Frühling lag draußen vor der Hofeinfahrt ein großer Wiedhaufen, den die Mutter mit dem Hackl in Bündel hackte. Da spielten wir Kinder, krabbelten auf dem Haufen herum, da wimmelte es nur von Kindern. Die Zapfen von den Fichten, das waren unsere Rosse, die Reigerl von den Föhren unsere Kühe, die Eicheln unsere Schweine. Aus den großen Rindenstücken wurde dann ein Hof gebaut. Rindenstücke waren auch unsere Wagen, an die mit einem Faden oder einer leichten Schnur unsere Tiere eingespannt wurden. Als Getreide nahmen wir Spitzwegerich, Breitwegerichblätter waren unser Geld, und alle möglichen Gräser hatten ihre Bedeutung und machten unseren Spielzeugbauernhof reich.
Hij greep het krijt al en begon aan de som. Achter zn rug wenkte ik vol verstandhouding mn klas toe, dat ze zich stil moesten houden; en ik wist, ze hoopten t zelfde als ik: dat de jongen het nulletje zou vergeten.
De gast werkte door; toen hij aan t gevaarlijke punt was gekomen, werd de klas hoorbaar onrustig, en hij hield op, en keek wantrouwig om.
Vooruit, maak em nou even áf, zei ik gemeen, om hem tot argeloos verder gaan te verleiden.
Maar k had het niet erg getroffen; want de jongen verijdelde de hele samenzwering, door kalm te zeggen: Ja... van meester Kraak moeten we nou zeggen: t gaat nul maal, hier zet ik die nul, en dan mag k weer een cijfer bij halen, en weer gewoon verder gaan. Zo doen wij altijd.
En hij bleef beleidvol met het krijtje in zn hand staan wachten, alsof-ie zeggen wou: En als jullie t hier anders willen, óók goed, maar dan doe ik niet mee; ik hou me aan mn eigen meester. Hij was zó trouwhartig-rustig, dat ik me werkelijk n beetje schaamde voor mn spekulatie.
Nou maar jij weet het precies, zo zijn wij t hier ook aan t leren, zie je, maak m maar even af.
De klas grinnikte me toe, en Joost de Haas vergat zich en maakte een familiaar gebaar tegen mij met zn hand onder aan zn kin: je hebt een strop! De gast maakte kalm het sommetje verder goed.
Hoe héét je? vroeg ik hem. Het was een merkwaardige jongen, want hij nam bedaard de borddoek, om even het krijt van zn vingers te vegen, met n zeker aplomb, of-ie zelf schoolmeester was.
Veen, antwoordde hij, en toen keek-ie naar de kaart in de hoek, alsof-ie te kennen wou geven: dáár kwam ik eigenlijk voor.
Ja, pak em maar, zei ik, zeg Veen, je moet n beetje stommer zien te worden, dat je zitten blijft, en hier in de klas komt, ik wil je wel hebben. Hij scheen in die vorm het kompliment wel te waarderen, want nu liet-ie eindelijk zn ernst schieten, en terwijl hij wegging met de kaart, zei hij lollig: Als-ik gek ben, eerder niet.
Theo Thijssen (16 juni 1879 - 23 december 1943)
Beeld van Theo Thijssen in de Amsterdamse Jordaan, gemaakt door Hans Bayens
De Engelse dichter John Cleveland werd geboren op 16 juni 1613 in Loughborough. Hij kreeg een opleiding in Cambridge waar hij lector voor rhetorica werd aan het St John's College. Hij was een tegenstander van Oliver Cromwell en verloor daardoor in 1645 zijn positie. In 1655 werd hij gevangengezet, maar Cromweel liet hem weer vrij. Zijn Poems werden gepubliceerd in 1656.
Es ziemt sich, ihr liebwerten Damen, ein jedes Ding, das der Mensch unternimmt, mit dem heiligen und wunderbaren Namen dessen zu beginnen, der alle Dinge geschaffen hat. Darum denke ich denn, der ich als erster bei unseren Erzählungen den Anfang machen soll, mit einer jener wunderbaren Fügungen zu beginnen, deren Kunde unser Vertrauen auf ihn als den Unwandelbaren bestärken und uns lehren wird, seinen Namen immerdar zu preisen. Es ist offenbar, daß die weltlichen Dinge insgesamt vergänglich und sterblich sowie nach innen und nach außen reich an Leiden, Qual und Mühe sind und unzähligen Gefahren unterliegen, welchen wir, die wir mitten unter ihnen leben und selbst ein Teil von ihnen sind, weder widerstehen noch uns ihrer erwehren könnten, wenn uns Gottes besondere Gnade nicht die nötige Kraft und Fürsorge verliehe. Was diese Gnade anbetrifft, so haben wir uns keineswegs einzubilden, daß sie um irgendeines Verdienstes willen, das wir hätten, über uns komme, vielmehr geht sie nur von seiner eigenen Huld aus und wird den Bitten derer gewährt, die einst wie wir sterblich waren, jetzt aber, weil sie während ihres Erdenwallens seinem Willen folgten, mit ihm im Himmel der ewigen Seligkeit teilhaftig sind. An sie, als an Fürsprecher, die unsere Schwäche und Gebrechlichkeit aus eigener Erfahrung kennen, richten wir vor allem jene Bitten, die wir vielleicht nicht wagten, unserem höchsten Richter gegenüber laut werden zu lassen.
Giovanni Boccaccio ( juni of juli 1313 - 21 december 1375)
Portret door Andrea Del Castagno, rond 1450
En als toegift bij een andere verjaardag:
Klassiek voor Arno
Ik heb een handdoek om mij heen geslagen die nog naar hem ruikt en zo is hij hier en heel dicht bij me, gunt me het plezier wat liefde van zijn geur liet, op te dragen.
Hij douchte zich en als om mij te plagen had hij de celdeur schijnbaar op een kier gezet. Nu luister ik naar een klavier- concert, om - Brahms - mijn hartslag te verlagen.
Niet dat zijn naakte lichaam in mij lust schiep ooit, of toch wel ooit, maar nooit voor lang en ofschoon geen hartstocht ons dat toch verbood,
maar met die innige, volmaakte rust, waarmee hij me kust, op mond kust en op wangen, raakt hij een leven, dieper dan de dood.
Niet zoals de oude meneer was gestorven omdat hij oud en ziek was; en bij hem paste niets van verschrikking.
Maar op een keer was Roos de naaister zo maar ineens 's morgens dood. Haar man, de schrijver van het fabriekskantoor, kwam het vertellen aan papa en mama, hij hurkte neer.
Ja... zo... erg benauwd was zij... zo ineens..., zei hij, en knikte een paar maal met zijn hoofd. En toen papa en mama verder vroegen, zei hij het nog eens, precies het zelfde.
Hij was een kleine stijve man, mager en gespierd, keurig gekleed; zijn ogen staarden recht en star voor zich uit, zonder enige uitdrukking.
Mama wond zich erg op. Maar waarom heb je ons niet geroepen?... en... en... en... Oerip? of Mangoen? de wasman? die woont toch vlak naast je! Maar hij herhaalde alleen maar, zo ineens... ja... Er zou een dokter moeten komen, maar de Hollandse dokter in de stad was al een tijdlang zelf ziek, en de Javaanse dokter juist die dag op reis. Papa en mama gingen wel kijken, maar Roos was dood, en moest begraven worden nog voor zonsondergang.
Op de trappen van de achtergalerij zaten 's middags Riek en de nichtjes en regen witte melatti's aan draden voor de begrafenis, dat had Oerip hen gewezen. Daarna was Oerip met mama naar de linnenkast gegaan, en even later kwam zij weer voorbij met een blok ongebleekt katoen in haar handen.
Voor Roos, om haar aan te kleden! fluisterde As-si gewichtig.
Riek keek haar aan. Roos in ongebleekt katoen! dat zo lelijk is en goor, met harde zwarte pukkeltjes, en dat muf ruikt!
En waarom niet in haar eigen batikkain en baadje? en haar onderlijfje met gouden pondjes?
Mag niet, zei Assi.
En haar ringen en oorknoppen en bloemen?
Mag ook niet, zei Assi.
Riek had ineens een hekel aan Assi, en reeg verder aan de slingers, zonder meer iets te zeggen. Het werden mooie lange witte bloemslingers, voor Roos.
Maria Dermoût (15 juni 1888 27 juni 1962)
Met haar beide kinderen, Ettie en Hans, in 1912
De Amerikaanse schrijver Christian Bauman werd geboren op 15 juni 1970 in Easton, Pennsylvania. Zijn opleiding kreeg hij aan de North Hunterdon High School nabij Clinton, New Jersey,. In 1983-84 bracht zijn familie een jaar door in Nepal en Sri Lanka. In zijn eerste twee romans verwerkte hij zijn ervaringen als soldaat. Hij ging in het leger toen hij 21 was en diende vier jaar, o.a. in Somalië in 1992-93 en in Haïti in 1994. De jaren die volgden op het leger bracht hij schrijvend en guitaar spelend door in het Noordamerikaanse folk circuit. In 2002 verscheen de roman The Ice Beneath You waarin een klein gedeelte van de verhalen die hij in die tijd schreef verwerkt is.
Uit: Voodoo Lounge
Dawn came with engines half, running the north side of Île de la Gonâve. The immense aircraft carrier Eisenhower stood a mile off their port quarter. The white hospital ship Comfort with the big red cross steamed closer and closing, a few points off the starboard quarter. It described an arc, the measure between the two bigger ships; a starting point and an ending.
Through the purple of sunrise she could see mountains now, misty gray-green jungle, glowing orange points of fire and black-blue plumes of smoke and cloud rising over it all. When they cleared Île de la Gonâve it was laid out in front of them, the inside of a crescent, green and shimmering, wind thick with salt and overripe fruit again, shades of charcoal and diesel and dung. And now, faintly, noise -- the sound of Haiti. A low thump with no steady rhythm, a deep-bass heartbeat working an invisible echo inside the bowl of the Port-au-Prince basin.
The kitchen private Cain crept up the catwalk to the bow with coffee in a canteen right before all this, right before the dawn. "Y'all kill 'em dead now, hear?" the skinny cook whispered, then scurried back to the house. Temple stowed the warm canteen then rolled to his side and pissed down into the open well-deck, sprinkling the tops of the unmanned trucks and Humvees lined up twenty feet below; their cargo, the port-opening package for 10th Mountain Division. Jersey, having thought this through, scrambled behind a mound of sandbags and, in the last moment before daylight made them visible to the bridge, pushed her pants down clear of hips and squatted over a Styrofoam cup. In one motion her left hand drew her BDUs back up while her right tossed the overfilled cup over the side.
"Nice," Temple said, packing his smiling jaw with a chew. "Be all you can be."
They heard Riddle's voice on the radio, asking the bridge if they were allowed to smoke yet.
Die Art wie Gedichte arbeiten indem sie glitzern in allergrößter Beiläufigkeit oder sich öffnen und hypnotisch leuchten oder wirklichkeitsfremd sind die Welt schwierig finden verfliegen Die Art wie Gedichte arbeiten gewöhnlich und fähig sich selbst zu illustrieren sich der Ferne zu nähern so dass sie fern bleiben darf Die Art wie Gedichte arbeiten mit Aufenthaltserlaubnis und Flugschein ist dem Winter durch Leugnen immer näher zu kommen Letztlich ein vollkommener Kreis um die Kälte und dabei immer ein wenig über ihr wie eine Boeing die noch nicht landen darf aber dadurch für alle unten sichtbarer wird Die Art wie Gedichte arbeiten um aufzufangen und die dreißig Seiten die nie irgendwer geschrieben hat in sich aufnehmen als Fracht die du in den Händen hältst in der du den Himmel erkennst den Atemzug abpasst der dich glücklich macht Die Art wie Gedichte arbeiten ist zufällig mutwillig und von gleißend heller Selbstverständlichkeit
"Ceux d'entre nous qui peignaient ne trouvaient, pour acheter leurs toiles, que des amateurs lésineurs ou bien des marchands en plein vent, qui leur offraient dix francs d'un paysage qu'on revendrait un jour vingt mille. Les écrivains devaient intriguer, jouer des coudes, pour parvenir à glisser un sonnet dans des revues insoupçonnées qu'eux seuls savaient découvrir chez quelque imprimeur famélique, et si, ayant besoin de manger, ils se risquaient dans la grande presse, on leur offrait deux sous la ligne pour rédiger des faits divers, ou bien on leur payait vingt francs un conte de deux colonnes, que le rédacteur en chef avait l'air de prendre avec des pincettes.
C'est un aveu qui me coûte, mais nos physionomies ne plaisaient guère aux gens en place. Ils nous trouvaient encombrants, insolents, arrivistes, ignorants, mal élevés, bref tout ce que les personnes d'un certain âge ont coutume de reprocher à leurs cadets. Pas un de nous, pas un seul, ne fut aidé par un aîné illustre -écrivain ou peintre arrivé- qui aurait pris le débutant par la main pour lui faciliter les premiers pas. Ce parrainage, sans doute, était passé de mode. Les hommes célèbres nous ignoraient résolument, et je crois que cela devait les distraire de nous voir nous débattre, rageurs et honteux, avec les marchands, les éditeurs, les directeurs, qui ne se lassaient pas de nous répondre "non" et multipliaient les embûches devant nous, comme si nous avions joué au jeu de l'oie."
she turns her face, quite voiceless, self-possessed,
because she takes the language straight to heart,
is thrifty with the words she speaks.
It's how
she is so reticent yet welcoming
when she comes out to face my panegyrics,
the way she says my name
mocking and mimicking, makes gentle fun,
yet she's aware that my unspoken drama
is really of the heart, though a little silly;
it's how, when night is deep and at its darkest,
we linger after dinner, vaguely talking
and her laughing smile grows fainter and then falls
gently on the tablecloth; it's the teasing way
she won't give me her arm and then allows
deep feeling to come with us when we walk out,
promenading on the hot colonial boulevard. . .
Because of this, your sighing, modest style
of love, I worship you, my faithful star
who like to cloud yourself about in mourning,
generous, hidden blossom; kindly
mellowness who have presided over
my thirty years with the self-denying singleness
a vase has, whose half-blown roses wreathe with scent
the headboard of a convalescent man;
cautious nurse, shy
serving maid, dear friend who trembles
with the trembling of a child when you revise
the reading that we share; apprehensive, always timid
guest at the feast I give; my ally,
humble dove that coos when it is morning
in a minor key, a key that's wholly yours.
May you be blessed, modest, magnificent;
you have possessed the highest summit of my heart,
you who are at once the artist
of lowly and most lofty things, who bear in your hands
my life as if it was your work of art!
O star and orange blossom, may you dwindle
gently rocked in an unwedded peace,
and may you fade out like a morning star
which the lightening greenness of a meadow darkens
or like a flower that finds transfiguration
on the blue west, as it might on a simple bed.
Vertaald door Michael Schmidt
Ramon Lopez Velarde (15 juni 1888 19 juni 1921)
De Canadese dichter en schrijver François-Xavier Garneau werd geboren op 15 juni 1808 in Ville de Québec. Hij schreef o.a. een driedelige geschiedenis van de Frans Canadese natie tussen 1845 en 1848. Het werk was een reactie op het Durham rapport waarin gepleit werd voor een assimilatie van het Franse Canada aan Engels Canada.
Au Canada (Fragment)
« Pourquoi mon âme est-elle triste? »
Ton ciel est pur et beau; tes montagnes sublimes
Élancent dans les airs leurs verdoyantes cimes;
Tes fleuves, tes vallons, tes lacs et tes côteaux
Sont faits pour un grand peuple, un peuple de héros.
A grands traits la nature a d'une main hardie
Tracé tous ces tableaux, oeuvres de son génie.
Et, sans doute, qu'aussi, par un dernier effort,
Elle y voulut placer un peuple libre et fort,
Qui pût, comme le pin, résister à l'orage,
Et dont le fier génie imitât son ouvrage.
Mais, hélas! le destin sur ces hommes naissants
A jeté son courroux et maudit leurs enfants.
Il veut qu'en leurs vallons, chassés comme la poudre,
Il ne reste rien d'eux qu'un tombeau dont la foudre
Aura brisé le nom que l'avenir, en vain,
Voudra lire en passant sur le bord du chemin.
De nous, de nos aïeux la cendre profanée
Servira d'aliment au souffle de Borée;
Nos noms seront perdus et nos chants en oubli,
Abîme où tout sera bientôt enseveli.
François-Xavier Garneau (15 juni 1809 2 februari 1866)
Tweeëndertig was ik en Congo had tot die tijd een bescheiden rol gespeeld in mijn leven.
Als kind had ik me gewarmd aan de verhalen van heeroom van Congo, een statige, goedlachse man met een rafelige baard die me vertelde over de zwartjes die op blote voeten door het rode zand naar zijn missieschooltje liepen. Op mijn zevende werd Congo onafhankelijk en laaide de machtsstrijd zo hoog op dat wij zesduizend kilometer verderop op weg naar school zongen: In de Sahara tussen twee kamelen
Zat Kasavubu met Lumumba schoon te spelen
Maar onder t spelen kwam er een ambraske
En Kasavubu sloot Lumumba in een kaske.
Rond mijn twaalfde dook in mijn geboortedorp een halfbloed jongen op. Als ik s zondags met mijn grootmoeder naar de mis ging, zat hij enkele rijen voor ons en bestudeerde ik zijn kleine, chocoladekleurige oorschelpen, zijn zachte kroeshaar, zijn rechte rug. Ik wilde dichter bij hem komen, maar hoe? Na de mis schuifelde ik voetje voor voetje aan de arm van mijn grootmoeder naar buiten terwijl hij met bovenmaatse passen van ons wegliep.
Mijn wereld scheurde open en de jaren zestig sijpelden door alle gaten en kieren naar binnen. Ik leerde dat de jonge premier Patrice Lumumba in 1961 geofferd was op het altaar van de koude oorlog, dat koning Leopold II Congo Vrijstaat aan het einde van de vorige eeuw tot een wingewest had gemaakt en het startschot had gegeven voor de plundering van grondstoffen die tot vandaag doorgaat.
Ik leerde geloven in een universele samenleving waarin alle mensen gelijk zijn,
ongeacht hun afkomst. Maar de werkelijkheid achter die grote woorden was dat ik, toen ik in september 1985 aan wal ging in Matadi, nog nooit een Congolees had ontmoet en maar wat blij was dat een vroegere confrater van mijn heeroom zich door de zwarte menigte een weg baande in mijn richting.
Het oude België dat ik aantrof in de missieposten benauwde me. Op het terras klaagden de paters, uitkijkend op hun Vlaamse moestuintje, over de ondoorgrondelijkheid van de Congolese ziel. Gelukkig leeft mijn heeroom niet meer, dacht ik.
Lieve Joris (Neerpelt, 14 juni 1953)
De Chinees-Amerikaanse schrijver Laurence Michael Yepwerd geboren op 14 juni 1948 in in San Francisco. Hij studeerde Engels aan de University of California, Santa Cruz, en de State University of New York in Buffalo. Het bekendst van hem is een serie boeken, Golden Mountain Chronicles, die het verhaal vertellen van de familie Young vanaf 1849, in China, tot 1955, in Amerika.
Uit: Mountain Light
I got ready with my knife when I heard the footsteps outside the house. If the Manchus were going to kill me, I'd try to take some of them with me; but knowing myself, that wasn't likely. I'd find some way to botch it. Id lived my life like a clumsy down, and I was going to die like one.
Smoke from the burning village drifted through the windows. When I had seen the corpses in the street and the houses burning, I had figured that the Manchus were up to their old tricks. Ever since they had conquered the Middle Kingdom two centuries ago, we'd been trying to get rid of them and they had kept coming back and killing. At any rate, I thought I would be safe enough for now because the Manchus had already swept through this village. But I'd been wrong--as usual, my uncle Itchy would have said.
He'd warned me that I'd been a fool to march off to fight against the Manchus. I could see his face, wrinkled like an old apricot, scowling at me. "Let other fools do the dying. That's what they're good for. You're one of the Laus of Phoenix Village. If you've got to fight anything, fight the beetles in our fields."
Not for the first time, I found myself wishing that I'd listened to him. joining the Revolution had sounded so glorious. I'd swaggered off expecting to find a camp of heroes waving banners and *instead had found a lot of dirty, flea-bitten bandits arguing with one another about who ought to get a bigger share of the loot. No wonder the Manchus had scattered us like a flock of geese.
Laurence Yep (San Francisco, 14 juni 1948)
De Britse schrijver Peter Maylewerd geboren in Brighton op 14 juni 1939. Hij is vooral bekend geworden door zijn boeken over de Luberon, een streek in de Provence. Mayle werkte tot 1975 in de reclamewereld. Sindsdien wijdt hij zich aan het schrijven. In 1987 verhuisde hij naar Ménerbes in de Provence. In 1989 publiceerde hij A year in Provence, dat een internationale bestseller werd. In 2007 kwam de verfilming van het boek van Mayle, A Good Year, uit.
Uit: Encore Provence
I think it was the sight of a man power-washing his underpants that really brought home the differences, cultural and otherwise, between the old world and the new.
It was a cold, still morning in early winter, and the pulsing thumpthump, thumpthump of a high-pressure hose echoed through the village. Getting closer to the sound, it was possible to see, over a garden wall, a laundry line totally devoted to gentlemen's underwear in a stimulating assortment of colors. The garments were under attack, jerking and flapping under the force of the water jet like hanging targets in a shooting gallery. Standing some distance away, out of ricochet range, was the aggressor, in cap and muffler and ankle-high zippered carpet slippers. He had adopted the classic stance of a soldier in combat, feet spread apart, shooting from the hip, a merciless hail of droplets raking back and forth. The underpants didn't stand a chance.
Only a few days before, my wife and I and the dogs had arrived back in Provence after an absence of four years. Much of that time had been spent in America, where we were able to slip back into the comfortable familiarity of a language that was relatively free--although not entirely--from the problems of being socially appropriate or sexually accurate. No longer did we have to ponder the niceties of addressing people as vous or tu, or to rush to the dictionary to check on the gender of everything from a peach to an aspirin. English was spoken, even if our ears were rusty and some of the fashionable linguistic flourishes took a little getting used to.
A friend of below-average height told us he was not considered short any more but "vertically challenged"; the hour, previously a plain old sixty minutes, had sprouted a "top" and a "bottom"; you were not seen leaving a room, but "exiting" it; the economy was regularly being "impacted," as though it were a rogue wisdom tooth; great minds "intuited" where once they had merely guessed; "hopefully," an agreeable word that never harmed a soul, was persistently abused. Important people didn't change their opinions, but underwent a significant "tactical recalibration."
Peter Mayle (Brighton, 14 juni 1939)
De Duitse schrijver Dieter Forte werd geboren op 14 juni 1935 in Düsseldorf. In 1960/61 liep hij stage bij het Düsseldorfer Schauspielhaus. In 1962/63 kreeg hij een schrijversbeurs en werkte hij als regie-assistent en lector bij de Norddeutsche Rundfunks in Hamburg. Daarna leefde hij als zelfstandig schrijver in Düsseldorf. Hij is vooral bekend geworden als dramaturg. Door talrijke hoorspelen en televisiefilms werd hij ook bij een breder publiek bekend.
Uit: Das Haus auf meinen Schultern
Giovanni Fontana liebte es, an heißen Nachmittagen in seinem stadtbekannten leichten karmesinroten Umhang im Schatten der Steineichen über die Wälle von Lucca zu promenieren. Es war Tradition in Lucca, dessen Bürger als vernünftig, stolz und freiheitsliebend galten, die freien Plätze, die Dächer der hohen Wohntürme, ja selbst den Stadtwall mit immergrünen Steineichen zu bepflanzen. Der Blick auf die Stadt war daher ein angenehmer Wechsel von dunklem Grün und warmem Ziegelrot verschachtelter Hausdächer, ein Bild voller Harmonie, das sich übergangslos in die Landschaft fügte. Auf dem Wall, unter einem lichtblauen Himmel, spürte man den Wind des nahen Meeres. Am Horizont sah man das harte, blendende Weiß der Marmorberge von Carrara und in der Ebene davor die geordneten Reihen der Maulbeerbäume. Die freie Republik Lucca in der Toscana war die Hauptstadt der Seide, und Giovanni Fontana hatte seinen Anteil daran. Er war Gonfaloniere seines Stadtviertels, Vorsteher der Seidenweber und bestimmte mit den Bankiers und Handelsherren der Stadt das Schicksal dieser Republik. Luccas Seidenstoffe waren kostbar.
Peter O. Chotjewitz, Jerzy Kosiński, Harriet Beecher Stowe, René Char, Thomas Graftdijk, Hermann Kant
De Duitse schrijver, vertaler en jurist Peter O. Chotjewitzwerd geboren op 14 juni 1934 in Berlijn. In 1945 trok zijn famile naar Hessen. Chotjewitz studeer rechten aan de universiteiten van Frankfurt am Main en München. Vanaf 1961 werkte hij bij het Berliner Kammergericht; daarnaast studeerde hij nog geschiedenis, filosofie en communicatiewetenschap. Vanaf 1965 leeft hij als zeldstandig schrijver. In de jaren zeventig was hij sterk politiek geengageerd. Er was veel discussie over zijn roman Die Herren des Morgengrauens, waarin hij zijn ervaringen tijdens de processen van de Baader-Meinhof-groep verwerkte. Chotjewitz vertaald uit het Italiaans. Hij woont tegenwoordig in Stuttgart.
Uit: Zwei alte Tanten gehen essen
Linde nickt telefonisch.
Linde weiß, wovon ich rede.
Linde hatte eine alte Tante namens Helene, die einen Elektroladen besaß.
Manchmal besuchte meine Freundin Linde ihre Tante Helene.
Dann stand die Tante vor ihrem Laden und schaute den Leuten zu, die auf der Marktstraße spazieren gingen. Oder einkaufen.
Auf der anderen Straßenseite stand Tante Helenes Freundin Luise vor der Drogerie, die sie von ihrem Mann geerbt hatte.
Wenn meine Freundin Linde sich an die beiden Frauen erinnert, stehen sie vor ihren Läden und reden miteinander.
Frau Croissant ist ziemlich klein, ziemlich rundlich und hat eine wunderbare Lache.
Um die Mittagszeit gehen die zwei eher alten als jungen Geschäftsfrauen gemeinsam Mittagessen. Meisten ins Gasthaus zum Bären.
Frau Croissant, sagt Linde, hat mir gut gefallen. In erster Linie wegen der Lache.
Hatte Klaus auch so eine Lache? frage ich.
Linde erinnert sich nicht.
Das müsstest Du doch wissen, sagt sie, aber auch ich erinnere mich nicht.
Er lächelte oft und seine Heiterkeit war ansteckend, sage ich.
Vielleicht war das Lächeln jener Teil seines Lachen, den er zeigen wollte, sagt Linde.
Wir plaudern also ein Weilchen hin und her, bis ich das Gefühl habe, dass wir jetzt genug darüber geredet haben, dass Klaus sehr nett und charmant war und überhaupt nicht aufdringlich, dass Linde damals in Franken wohnte und ich sie ganz unverblümt frage:
Also wie war das jetzt mit Klaus und Dir. Raus mit der Sprache.
Brandon Tartikoff: I imagine that you are constantly called upon to attest whether or not all the gothic happenings, bizarre sexual encounters, and horrific incidents described in your novels,are derived from your personal experience. How do you reconcile the autobiographical element in your writing with your personal definition of a novelist?
Kozinski: I never wrote my books as autobiographical; I never claimed them to be anything but novels. Why I wrote them in a manner that perhaps suggests autobiographical elements stems from my basic notion of who a novelist is. I write because I feel that a novelist has a lot in common with others, not because he differs from them.
This week has been unusually fatal. The disease in the city has been malignant and virulent. Hearse drivers have scarce been allowed to unharness their horses, while furniture carts and common vehicles are often employed for the removal of the deal. The sable trains which pass our windows, the frequent indications of crowding haste, and the absence of reverent decency have, in many cases, been most painful. Of course all these things, whether we will or no, bring very doleful images to the mind. ...
...July 10. Yesterday little Charley was taken ill, not seriously, and at any other season I should not be alarmed. Now, however, a slight illness seems like a death sentence, and I will not dissemble that I feel from the outset very little hope. I still think it best that you should not return. By so doing you might lose all you have gained. You might expose yourself to a fatal incursion of disease. It is decidedly not your duty to do so...
July 15. Since I last wrote our house has been a perfect hospital. Charley apparently recovering, but still weak and feeble, unable to walk or play, and so miserably fretful and unhappy. Sunday Anna and I were fairly stricken down, as many others are, with no particular illness, but with such miserable prostration. I lay on the bed all day reading my hymn-book and thinking over passages of Scripture...
Harriet Beecher Stowe (14 juni 1811 1 juli 1896)
Laat de zorg om te heersen over jouw hart niet over aan die tederheden verwant
aan de herfst waarvan zij de onverstoorbare allure en zijn hoffelijke agonie
hebben ontleend.Het oog plooit zich maar al te graag.Het lijden kent weinig
woorden.Verkies te slapen zonder gesel: jij zult dromen van de volgende dag en
jouw bed zal licht aanvoelen.Je zult dromen dat je huis geen ramen meer heeft.Je bent ongeduldig om de wind te vervoegen, de wind die op een nacht een heel
jaar doorloopt.Anderen zullen de klankrijke inlijving bezingen.De vleselijke
noden zullen niet meer belichaamd worden dan de tovenarij van de zandloper.Jij
zult de dankbaarheid die zich herhaalt vervloeken.Later, zal men jou
vereenzelvigen met een bepaalde ineengestorte reus, heer van het onmogelijke.
Nochtans.
Je hebt niets gedaan dan het gewicht van de nacht verzwaren.Je bent
teruggekeerd naar de visvangst aan de stadsmuren, naar de hitte zonder zomer.
Je bent razend op jouw geliefde temidden van een verstandhouding die doldraait.
Denk aan het volmaakte huis dat je nooit zult zien bouwen.Voor wanneer de
oogst van de afgrond?Maar je hebt de ogen van de leeuw verpletterd.Jij gelooft
de schoonheid boven de zwarte lavendels te zien passeren
Wie heeft jou eens te meer een beetje hoger opgetild zonder je te overtuigen?
Uit: Doctor Faustus (Vertaald door Thomas Graftdijk)
Met de grootste mogelijke stelligheid wil ik verzekeren dat het beslist niet is omdat ik mijn persoon op de voorgrond wens te schuiven, dat ik aan deze mededelingen over het leven van wijlen Adrian Leverkühn, deze eerste en ongetwijfeld zeer voorlopige biografie van die geliefde, zo zeer door het noodlot beproefde, opgeheven en neergeworpen mens en geniale musicus, enkele woorden over mijzelf en mijn omstandigheden vooraf laat gaan. Hiertoe beweegt mij alleen de veronderstelling dat de lezer of liever gezegd, de toekomstige lezer; want voorlopig is er geen schijn van kans dat mijn geschrift het licht van de openbaarheid zou kunnen aanschouwen tenzij het door een wonder onze rondom bedreigde vesting Europa zou kunnen verlaten, om degenen daarbuiten een aanduiding van de geheimen van onze eenzaamheid te geven; - ik verzoek een nieuwe aanloop te mogen nemen: alleen omdat ik erop reken dat men terloops over het wie en wat van de schrijver geïnformeerd zal wensente worden, laat ik aan deze mededelingen enkele notities betreffende mijn eigen persoon voorafgaan, - weliswaar niet zonder erop verdacht te zijn dat ik juist daardoor bij de lezer twijfels zal oproepen of hij zich welin goede handen bevindt, ik bedoel: of ik,met het oog op mijn existentie, wel de juiste man ben voor een taak, waartoe het hart mij misschien méér dringt dan dat de een of andere verwantschap van aard of karaker mij rechtvaardigt.
Thomas Graftdijk (14 juni 1949 10 februari 1992)
Omslag van de Nederlandse vertaling van Thomas Manns Doctor Faustus door Graftdijk (Geen portret beschikbaar)
Om het terrasje hing de lichte onbeschoftheid van een goed lopende, zonnige vakantiemiddag niet al te ver buiten het topseizoen. Ze dreigde schemerig, half verscholen, maar toch al veelvormig in de vele toeristen op de wijde tegel- en asfaltvlakken om het restaurant, vol felle zonnevlekken, geparkeerde bussen en rijen vonkende, hete auto's,bewaakt door propvolle papierkorven. De filmploeg had zich daar parkeertechnisch afgezonderd middels een eigen, in het rond gebouwd wagenparkje, waarin enkele auto's met statieven en veel lampen her en der, leren koffers en tassen op de grond en ertussen wat verachtelijk starende jongelui die traag uit plastic bekertjes dronken. De meesten waren in witte broek. Ze dreigde in de kinderstemmen, in het slaan van portieren, het loerend verveeld ge~ slenter, in de veel te blauwe lucht, maar het duidelijkst was ze aanwezig op het terras waar schei en luidruchtig een zwerm Amerikanen was neergestreken, een vlucht kwetteraars, beweeglijk en kleurrijk als papegaaien.
Het was een overwegend zwarte groep: leren, clowneske petjes, kroezige, blauwzwarte baardjes en snorren om uitdagend flitsende tanden, getailleerde leren jacks snoerend nauwe pijpen om benen vol onrust en tikketakkende, orthopedisch hoge hakken.
Beurtelings wit en rood van ergernis draafde de ober-eigenaar heen en weer, nerveus als een insect getreiterd tot het uiterste. Onophoudelijk wisselden de yanks van tafeltje, kirrend, giechelend met archaïsche keelgeluiden, zodat het snel aandravende bier en ijs, de cakeplakken en Käsetorten opeens verbijsterd in de lucht kwamen te hangen. 'Wrong guy man... this is shit man... get lost man...' 'Gleich zahlen,' siste de bezwete eigenaar die overal tegelijk was, en groot geld wiegde tergend aan het eind van lange zwarte vingers tussen roze nagels. 'Hurry up man... got to go man...' Ook om het terras was het onweersachtig, maar toch zuiverden. Langs de kiosk met de onvermijdelijke wandelstokken, kaarten en zonnebrillen was de Kainzhof te zien, ook zonbevlekt maar met hardnekkig somber groen-grijs, ernaast wat paarden met biergele manen.
C'est un drôle d'enfant C'est un oiseau Il n'est plus là Il s'agit de le trouver De le chercher Quand il est là Il s'agit de ne pas lui faire peur C'est un oiseau C'est un colimaçon. Il ne regarde que pour vous embrasser Autrement il ne sait pas quoi faire avec ses yeux Où les poser Il les tracasse comme un paysan sa casquette Il lui faut aller vers vous Et quand il s'arrête Et s'il arrive Il n'est plus là Alors il faut le voir venir Et l'aimer durant son voyage
LES ORMES
Dans les champs
Calmes parasols
Sveltes, dans une tranquille élégance
Les ormes sont seuls ou par petites familles.
Les ormes calmes font de l'ombre
Pour les vaches et les chevaux
Qui les entourent à midi.
Ils ne parlent pas
Je ne les ai pas entendus chanter.
Ils sont simples
Ils font de l'ombre légère
Bonnement
Pour les bêtes.
Hector de Saint-Denys Garneau(13 juni 1912 24 oktober 1943)