De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Menno Wigman op dit blog
Afscheid van mijn lichaam
Waarom, mijn lichaam, was je mij zo weinig waard? Waarom bleef ik zo koppig tronen in mijn hoofd en woonde ik mezelf zo hevig uit? O ja, ik hield van wijn, van zwaar doorrookte feesten, lucide kaders en oneindig gulle lakens. Zo leefde ik verlicht mijn tijd aan stukken. Nu lig ik op een zaal, mijn hart, die logge spier, verlaat me, laf als een gedicht laat het me staan en voor het eind van deze avond zakt de dood mijn longen in. De zon was mij nooit opgevallen als hij niet steeds onderging. Geen lucht, geen flonkering, geen hoop. Waarom, mijn lichaam, heb ik nooit in je geloofd?
Rien ne va plus
'Ik wou dat ik nooit een gedicht had gezien' Slauerhoff Je zult maar zestien zijn en lelijk. Jij bent het. Maar je wilt dichter worden, melkt de woorden van Rimbaud en Baudelaire en slurpt je moeders soep onder vijandig licht. En 's avonds op je kamer zit je je ouders tegen de vlakte te schrijven, je dicht en heerst in het geniep over het leven, een lelijk joch met een duivel tussen zijn dijen dat ooit de mooiste meisjes zal berijden – ja en je hand die nu zo woest papier bekrast houdt op een dag een vlammend boekwerk vast. Je naam in druk, de schoonheid van een vrouw: het komt, het komt. Je bent een dichter nu en haast elk meisje trapt erin. Gretig ben je, slordig met geluk. Je leeft. Leeft niet. Schuilt steeds verscheurd in een gedicht en haalt pas adem als je gure schoonheid ziet. En nu, haast zesendertig, ziek en mensenschuw, door poëzie van alles om je heen vervreemd, nu kijk je naar je hand en spuug je op je pen. Is het walging? Onmacht? Zelfhaat misschien? Had je maar nooit een gedicht gezien.
Menno Wigman (Beverwijk, 10 oktober 1966)
De Amerikaanse schrijver Jonathan Littell werd geboren in New York op 10 oktober 1967. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Jonathan Littell op dit blog.
Uit:Syrian Notebooks (Vertaald door Charlotte Mandell)
‘The Free Syrian Army (FSA), made up mostly of Army and secret services deserters disgusted by the repression, still believed its primary mission was defensive, to protect the opposition neighborhoods and the demonstrations from the regime snipers and the feared shabbiha (mafia thugs, mainly Alawite in Homs, formed into militias at the service of the al-Assad family). The Syrian citizen-journalists, like those that helped, guided, and protected us during our stay, still believed that the constant flow of atrocity videos they risked their lives every day to film and upload on YouTube would change the course of things, would shock Western consciousnesses and precipitate strong action against the regime. The people still believed that song, dance, slogans, and prayer were stronger than fear and bullets. They were wrong, of course, and their illusions would soon drown in a river of blood. America, traumatized by two useless and disastrous wars to the point of forgetting its own founding myth – that of a people rising against tyranny with their hunting guns, helped only by indomitable spirit and idealism – stood back and watched, petrified. Europe, weakened by economic crisis and self-doubt, followed suit, while the regime’s friends, Russia and Iran, occupied every inch of the political space thus made available. And geopolitics is always written with the blood of the people. The day after I left Homs, on February 3, a series of mortar shells targeted the neighborhood of al-Khalidiya, where I had spent so much time, killing over 140 civilians. As Talal Derki, the Syrian director and narrator of the magnificent documentary Return to Homs, comments at that point in his film, this mass murder was the turn of the revolution: “The dream of a revolution with songs and peaceful protests ended.” I have already described, in the epilogue I wrote a few months after my stay in Homs, the events that followed: the Army’s total destruction and occupation of the “free neighborhood” of Baba ‘Amr, and the beginning of the bitter siege of the opposition neighborhoods in the center. This siege, which leveled large parts of the city, lasted over two years: finally, in May 2014, the exhausted and starved survivors brokered a deal, and were allowed to evacuate the city alive, abandoning the empty ruins to the triumphant regime. This event was hardly noticed in the West; others were captivating our attention.”
Jonathan Littell (New York, 10 oktober 1967)
De Nederlandse schrijver Ferdinand Bordewijk werd geboren op 10 oktober 1884 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Ferdinand Bordewijk op dit blog.
Uit: De vogelverschrikker vlucht voor de vogels
“Men kent die keldertjes welke in de oude stadskern van Amsterdam liggen, enigszins als kleine bloemen, verspreid in een grote drijfschaal. Ze bezitten werkelijk iets bloemachtigs, ze zijn gezellig zoals kleine bloemen zijn. 's Avonds is het er het fleurigst. Er wordt weinig gedronken, meer gerookt, en het meest gezwetst, vooral door jonge kunstenaars. Het zijn dan ook eigenlijk dingetjes voor de jonkheid, en ik ben al de vijftig gepasseerd. Maar ik ben ook ongetrouwd, en dan maakt mijn beroep het wenselijk in bepaalde kunstenaarskringen te verkeren. Ik ben namelijk verslaggever van Het Sein voor plastiek en dans, teken met de initialen J.G., en heet voluit Jan Grams. Nog één bizonderheid: ik ben emotioneel, al bezit ik genoeg zelftucht om er anderen niet mee te hinderen. Het komt ook wel in mijn vak te pas, en ik durf verklaren dat ik daardoor gunstig afsteek bij collega's die zo verstompt zijn geraakt dat ze geen hand zouden uitsteken als een ontsnapte krankzinnige voor hun ogen de Nachtwacht met een kleermakersschaar in tweeën ging knippen. Bij mij is het juist het omgekeerde. Ik raak nog gauwer ontroerd dan in mijn jeugd, en ik moet mij dus meer dan vroeger onder appèl houden. Mijn oude schoolvriend de zenuwarts is allerminst emotioneel, alleen nieuwsgierig. Hij heeft wat geld, geen enkele patiënt, een lange, asblonde, echt dromerige baard waar hij achter aanloopt alsof hij een slaapwandelaar aan een touwtje heeft, en die hem voorgaat al die keldertjes in. Maar achter zijn baard is hijzelf goed wakker. Hij zwijgt, luistert, en doet zijn best om zich te amuseren. Hij leent nooit, nog geen cent, ook niet aan zijn schoolvriend; hij bewijst zijn genegenheid door andere attenties, waarvan ik er thans een vertellen ga. Hij had in zijn oren geknoopt dat ik graag eens met ten Bas kennis zou maken, en op een winteravond kwam hij me waarschuwen dat, als ik ten Bas wilde ontmoeten, ik me naar zeker keldertje diende te haasten. Wij gingen dus dadelijk op stap.”
Ferdinand Bordewijk (10 oktober 1884 – 28 april 1965) Borstbeeld in De Passage in Den Haag
De Britse schrijver Harold Pinter werd geboren op 10 oktober 1930 in Londen. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Harold Pinter op dit blog.
Uit:No Man's Land
“Act 1 HIRST: What was he drinking? SPOONER: Pernod. Pause I was impressed, more or less at that point, by an intuition that he possessed a measure of serenity the like of which I had never encountered. HIRST: What did he say? SPOONER stares at him. SPOONER: You expect me to remember what he said? HIRST: No. Pause SPOONER: What he said…all those years ago…is neither here nor there. It was not what he said but possibly the way he sat which has remained with me all my life and has, I am quite sure, made me what I am. Pause And I met you at the same pub tonight, although at a different table. Pause And I wonder at you, now, as once I wondered at him. But I wilI wonder at you tomorrow, I wonder, as I still wonder at him today? HIRST: I cannot say. SPOONER: It cannot be said.”
Harold Pinter (10 oktober 1930 – 24 december 2008) Scene uit een opvoering in Sydney, 2011
De Antilliaanse (Curaçaose) schrijver Willem Cornelis Jacobus (Boeli) van Leeuwen werd geboren op 10 oktober 1922 op Curaçao. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Boeli van Leeuwen op dit blog.
Uit: A Stranger on Earth (Vertaald door Olga E. Roger en Joesph O. Aimone)
“When Maria-Teresa was expecting her first child she became exceptionally ugly; it was as if her body wanted to evidence the knowledge that the child in her womb was conceived without love. Her ankles swelled, and blue veins shot up her calves; below her slender collarbones, her overfull breasts became almost obscene. On her grimy blouse, stains were always visible, from mother's milk dripping superfluously from her breasts. A dull, slightly moronic expression appeared on her face, as one sometimes sees on working class women who are pregnant. She was sick as a dog during the nine months and terribly depressed. However, when the hour of her delivery neared, her eyes became large and clear, and she walked, curiously virginal, behind her enormous belly to the delivery room, where the physician awaited her. She was aware of every sound in the hospital: the cry of a newborn baby, the murmur of the waves against the Rif, and the laughter of blacks in the seedy bar adjoining Casa-Blanca. Her contractions came with growing speed, and when the pain became so intense that she saw the light on the ceiling explode into a thousand stars, she murmured between clenched jaws, "Dios mio, make this child happier than I have been. Hold Your hand over his head. Protect my child." And for the first time in years, she cried her heart out as she used to do when she would find her father in a sleazy bar and put him to bed. When the child was brought to her by the nurse shortly afterwards, she had a terrible fright, for, in a horrible flash, she saw the hands of a drunk who some weeks ago had drowned between the pontoons of the bridge; the fingers of the baby were also that wet and wrinkled, white with soft nails. When she returned home from the hospital, and Janchi, clumsily and moved, took the child from her, a rigid resistance in her melted, and that night she gave herself to him with a triumphant cry. But he was completely inhibited because she smelled of mother's milk. He perceived their union as almost incestuous, and her shaven genitals made him fearful: he knew that his son had only recently emerged from that cavity.”
Boeli van Leeuwen (10 oktober 1922 – 28 november 2007) Bronzen beeld van Cornelis Zitman, deel van de Premio Boeli van Leeuwen
De Indiase schrijver Rasipuran Krishnaswami Narayan werd geboren op 10 oktober 1906 in Madras. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2009 en ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor R. K. Narayan op dit blog.
Uit: A Tiger for Malgudi
“My story begins with an aged tiger lying in its cage ruminating on its past, beginning with its cubhood and wild days in the jungle, and later life in captivity as a circus star. It attains freedom when it breaks loose from a film-shooting camp and wanders into the town. The terror-stricken public attempts to get it shot but an ascetic who appears on the scene protects and adopts it as a companion. 'Who is he? Where is he from?' are naturally the questions that occur to everyone. But whenever he is asked 'Who are you?' he just says, 'What I am trying to find out.' This sounds like a mere metaphysical quibble, but it is a plain, literal answer to the question. When one is seized with a passion to understand one's self, one has to leave behind all normal life and habitual modes of thought. One becomes an ascetic; the terms sannyasi, sadhu, yogi, or swamiji indicate more or less the same state. A sannyasi is one who renounces everything and undergoes a complete change of personality. Why one would become a sannyasi is not easily answered - a personal tragedy or frustration, a deeply compelling philosophy of life, or a flash of illumination may drive one to seek a change. Whatever the cause, when one becomes a sannyasi, one obliterates one's past. A sannyasi is to be taken as he is at the moment. You can never ask a sannyasi about his earlier life. He will never refer to it. It would be a crass, inconsiderate act even to ask a sannyasi his name. He assumes a new name, bearing no mark of his ancestry or class, but indicative of some general beatitude. He has freed himself from all possessions and human ties. Among certain sects, the man will even perform his own funeral ritualistically before becoming a sannyasi. A sannyasi is a wanderer living on alms, never rooted to any place except when he seeks the seclusion of a cave or forest at some stage for prolonged meditation. »
R. K. Narayan (10 oktober 1906 – 13 mei 2001)
De Duitse schrijver, tekenaar en musicus Eugen Egner werd geboren op 10 oktober 1951 in Ingelfingen. Zie ook alle tags voor Eugen Egner op dit blog en ook mijn blog van 10 oktober 2010 en ook mijn blog van 10 oktober 2009.
Uit:Aus dem Tagebuch eines Trinkers
„20.02. ich warf alles nach jedem. ruhe erlangt durch insel-samos. 27.02. wegen henriette in der "schimpansenbar". verbrüderungsszenen im keller, whisky aus schuhen, zuletzt wieder so eine dreiste person rittlings auf mir. nach heimischer badewanne gesehnt (eierlikör-oberkörper-einreibung), später des nachts urethrale schikane. 01.03. perfekter tag. spät abends habe ich mir noch ein käsebrot geschmiert und mich draufgesetzt. viel wein. 10.03. obsession beschlossen: ins treppenhaus schleichen und das entblößte gesäß an die wohnungstür gegenüber drücken. der vergilbte lack muß angenehm kühl sein. wann werd ich es zum ersten mal tun? 11.03. obsession ist scheiße. anläßlich eiliger flucht vor der nachbarin vom eigenen schlafrock zu fall gebracht. liegengeblieben, totgestellt. tiefe scham, später massives trinken. 19.03. nachgedacht über die worte eines freundes: "die sonne müßte nachts scheinen, am tage ist es doch sowieso hell." wieder geweint. rum. 04.04. allein im haus. vorsichtig bällchen in alle zimmer geworfen. keine reaktion. - hastig betrunken, übergeben (5x).“
Eugen Egner (Ingelfingen, 10 oktober 1951)
Zie voor nog meer schrijvers van de 10e oktober ook mijn blog van 10 oktober 2015 deel 2 en eveneens deel 3.
|