Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
25-06-2009
Yann Martel, Arseny Tarkovsky, Nicholas Mosley, Claude Seignolle
Academic study and the steady, mindful practice of religion slowly brought me back to life. I have kept up what some people would consider my strange religious practices. After one year of high school, I attended the University of Toronto and took a double-major Bachelor's degree. My majors were religious studies and zoology. My fourth-year thesis for religious studies concerned certain aspects of the cosmogony theory of Isaac Luria, the great sixteenth-century Kabbalist from Safed. My zoology thesis was a functional analysis of the thyroid gland of the three-toed sloth. I chose the sloth because its demeanour-calm, quiet and introspective-did something to soothe my shattered self.
There are two-toed sloths and there are three-toed sloths, the case being determined by the forepaws of the animals, since all sloths have three claws on their hind paws. I had the great luck one summer of studying the three-toed sloth in situ in the equatorial jungles of Brazil. It is a highly intriguing creature. Its only real habit is indolence. It sleeps or rests on average twenty hours a day. Our team tested the sleep habits of five wild three-toed sloths by placing on their heads, in the early evening after they had fallen asleep, bright red plastic dishes filled with water. We found them still in place late the next morning, the water of the dishes swarming with insects.
De Engelse schrijver Nicholas Mosley werd geboren op 25 juni 1923 geboren in Londen. Hij kreeg zijn opleiding aan Eton en in Oxford. Hij is de oudste zoon van Oswald Mosley en zeer kritisch ten opzichte van zijn vader. Nicholas Mosley uitte dat in zijn boek Beyond the Pale: Sir Oswald Mosley and Family 1933-1980 uit1983, en in een BBC-documentaire in 1997.
Uit: Hopeful Monsters
Sometimes when I sat with my father on the sofa in his study and he had been reading to me stories or articles about science from children's magazines, I would, at the end of whatever voyage of discovery or imagination we had been on (I was, I suppose, quite a precocious little girl) ask my father about the work he was doing at the university. He told me something of his regular work of lecturing and teaching, but I do not remember much about this. Then he told me of the work that really interested him at this time, which was outside his regular curriculum, and was to do with his efforts to understand, and to put into some intelligible language, the theories that were being propounded about physics at this time by one of his colleagues at the university - a Professor Einstein. I do not think that my father knew Einstein very well, but he venerated him, and he was enough of a mathematician to be able to try to grapple with some of his theories. I, of course, could have comprehended little of the substance of what my father said: but because of his enthusiasm it was as if, on some level, I was caught up in his efforts. I had a picture of Professor Einstein as some sort of magician: there was a photograph of him on the chimney-piece of my father's study which was a counter-balance to my mother's photograph of Karl Marx on the chimney-piece of the dining-room. Professor Einstein's head, set rather loosely on his shoulders, seemed to have a life of its own: Karl Marx's head seemed to have been jammed down on to his shoulders with a hammer. I would say to my father as we sat above the wonders of the world in our airship "What is it that is so special about the theories of Professor Einstein?"
Nicholas Mosley (Londen, 25 juni 1923)
De Franse schrijver Claude Seignolle werd geboren op 25 juni 1917 in Périgueux. Hij heeft zich zijn leven lang bezig gehouden met legendes en folklore uit het Zuidwesten van Frankrijk. Zijn belangrijkste romans zijn Le Rond des sorciers, Marie la Louve, La Malvenue, Le Bahut noir, La Brume ne se lèvera plus, Le Diable en Sabots, Le Gâloup, Le Chupador
Uit: Récits Cruels
Toute la soirée, et malgré la satisfaction qu'elle devait secrétement éprouver, elle ne montra nulle ivresse de joie, ni aise de plaisir. On l'eût dite anéantie par tant de bonheur. Et lorsque, montés à notre chambre nuptiale, tard, très tard, nous fûmes enfin livrès l'un à l'autre, elle se jeta à mes pieds, m'étreignit les jambes et eut d'amères et incompréhensibles sanglots. Je la relevai tendrement et la déposai sur notre lit : ce parterre de dentelles et de broderies, où passait la fragrance de quelques secrètes lavandes.
Je la relevai tendrement et la déposai sur notre lit : ce parterre de dentelles et de broderies, où passait la fragrance de quelques secrètes lavandes. Elle m'attira et se blottit entre mes bras, me montrant qu'elle avait peur ; qu'il fallait que je la protège ; que je pouvais tout pour elle ; que...
Mais, grisé et fouetté par son comportement de petit animal craintif, je commençai à la dévêtir. Sa peau était aussi douce que ses pleurs. Je frôlai de mes lèvres son cou qui dégageait une légère senteur poivrée. M'attardai à goûter ses joues, veloutées d'un duvet de frissons. Parvins à sa bouche qu'elle me refusa d'abord en détournant la tête, mais qui je conquis et qui me rendit ardemmet mes baisers.
Du, wenn du doch daran gedacht hättest, noch einige Lumpen mitzubringen, ich hätte den Kindern paar Hosen draus zusammengestoppelt. Hast nicht dran gedacht...!"
Der Krieg kaut an den Wänden, knackend, schreckend. Draußen flattert Schnee.
An einem Dezembertag war auch Franz Kreusat zurückgekommen. Er hatte, nach der bewegten Wiedersehensszene mit der Mutter, seinen verdreckten Soldatenmantel und den Schal abgeworfen und saß stumm und grübelnd am Tisch. Zu Haus!" Er sagte es mehrere Male zu sich selbst, um sich an den Gedanken zu gewöhnen, dass er tatsächlich wieder daheim sei. Dieses Glück hatte er sich lange nicht mehr vorstellen können, er hatte daran nicht mehr geglaubt. Er blickte sich halb um, das Gesicht in die Hand gestützt: es war ihre alte Küche. Da stand der gelbe Geschirrschrank, da hing der kleine Spiegel am selben Fleck. Da in der Ecke stand sein Tischchen. Nein, es war kein Traum, er war zu Haus.
Komm, iss was!" sagte die noch erregt umhertrippelnde Mutter. Sie hatte noch, Gott sei Dank, ein paar Kartöffelchen im Haus gehabt und hatte ihm diese mit einer Messerspitze Fett, der nur selten vorhandenen Kostbarkeit, in dem Pfännchen gebraten. Komm, iss...!" ermahnte sie und tupfte mit der Schürze die jetzt immer so leicht fließenden Tränen weg. Komm, iss... Träum nicht!"
Der alte Kreusat, ein großer Mann, aber welk und dürr wie ein kranker, dorrender Baum, saß auf der kleinen Fußbank am Herd und schnaubte. Als ihm der Sohn die Hand gegeben - denn für eine Umarmung fühlten sich beide zu scheu -, hatte der alte Mann geschluckt. Jahrelange heimliche Angst und Sichverfluchen, dass er den Jungen nicht gehindert habe, als er freiwillig wegrannte; der Rest dieser Angst hielt ihm noch die Kehle zu.
Hans Marchwitza (25 juni 1890 - 17 januari 1965)
De schrijver temidden van FDJ jeugd in 1959
De Franse schrijver en dramaturg Georges Courteline (eig. Georges Victor Marcel Moineaux ) werd geboren op 25 juni 1858 in Tours. Net als zijn vader, Jules Moineaux, is hij bekend geworden als humoristisch schrijver. Via vader Moineaux verwierf hij een zorgeloos baantje en zo werd Georges kantoorklerk bij het Ministerie van Godsdienstzaken. Zijn taak bestond uit het kopiëren van beleidsstukken en verslagen en jaarlijks moest hij 4000 paginas overschrijven. Dit geestdodend handwerk maakte hem niet enthousiast om zich uit te sloven voor promoties. Wel leverde het de stof voor een roman en een toneelstuk: Messieurs les ronds-de-cuir uit 1893 is een humoristisch relaas over irritante figuren en duizelingwekkende reglementen op de burelen van ministeries.
Uit: Messieurs les ronds-de-cuir
À langle du boulevard Saint-Germain et de la rue de Solférino, un régiment de cuirassiers qui regagnait au pas lÉcole militaire força Lahrier à sarrêter. Il demeura les pieds au bord du trottoir, ravi au fond de ce contretemps imprévu qui allait retarder de quelques minutes encore linstant désormais imminent de son arrivée au bureau, conciliant ainsi ses goûts de flâne avec le cri indigné de sa conscience.
Simplement car lénorme horloge du ministère de la Guerre sonnait la demie de deux heures il pensa :
Diable ! encore un jour où je narriverai pas à midi.
Et les mains dans les poches, achevant sa cigarette, il attendit la fin du défilé.
Au-dessus de lui, cétait léblouissement dun après-dîner adorable. Comme il advient tous les ans, Paris, qui sétait endormi au bruit berceur dune pluie battante, sétait réveillé ce matin-là avec le printemps sur la tête, un printemps gai, charmant, exquis, tout frais débarqué de la nuit sans avoir averti de sa venue, en bon provincial qui arrive du Midi, tombe sur les gens à limproviste et samuse de leur surprise. Par-delà les toits des maisons, derrière les hautes cheminées, le ciel davril sétendait dun bleu profond et sans un nuage, perdu au loin dans une grisaille brumeuse.
Georges Courteline (25 juni 1858 25 juni 1929)
De Duitse dichter, schrijver en ingenieur Heinrich Seidel werd geboren op 25 juni 1842 in Perlin, Mecklenburg-Schwerin. Hij studeerde aan het Polytechnikum in Hannover en in Berlijn. Vanaf was hij als ingenieur betrokken bij de bouw van het Berlijnse treinstation Anhalter Bahnhof. In 1880 gaf hij zijn beroep op om zich geheel aan het schrijven te wijden. In zijn bekendste, nog steeds herdrukte werk Leberecht Hühnchen is hij de beschrijver van het eenvoudige geluk.
Das Sonett
So recht geeignet ist für spitz verzwickte
Verschnörkelte Ideen die verzwackte
Sonettenform, und für modern befrackte
Gedanken eine wunderbar geschickte
Und wer von Weisheit nur ein Körnlein pickte
Und von Ideen nur ein Ideelein packte,
Der zwängt es gerne in die höchst vertrackte
Sonettenhaut, die viel und oft geflickte.
Die Freude dann, wenn das Glück ihm glückte
Und schwitzend er sein Nichts zusammen stückte,
Darob er manche Stunde mühsam hockte!
Doch hilft's ihm nimmer, dass er drückt' und druckte,
Weil gähnend ob dem künstlichen Produkte
Die Menschheit ruhig einschläft, die verstockte!
Heinrich Seidel (25 juni 1842 7 november 1906)
De Duitse dichteres Friederike Kempner werd geboren op 25 juni 1836 te Optatow in de provincie Posen. Ze droeg wel de bijnaam der silesische Schwan, maar zij avanceerde al gauw tot moeder van de onvrijwillige humor, die ze in tal van verzen aan het papier toevertrouwde. Daarmee heeft ze haar tijdgenoten en van nakomende generaties zodanig opgevrolijkt dat haar werk in tal van edities en oplagen zijn verschenen. Friederike Kempner overleed op 23 februari 1904 in Friederikenhof bij Reichtal.
Amerika Amerika, du Land der Träume Du Wunderwelt, so lang und breit Wie schön sind deine Kokosbäume Und deine rege Einsamkeit.
Abdel-Kaders Traum
Wolkenloses himmlisches Gewölbe,
Unter mächtigen Palmen Purpurzelt,
Eine Reiter-Karawane hält,
Auf dem Boden Wüstensand, der gelbe.
Krachend unterirdisches Gewölbe,
Fünfzehnhundert Leichen, tiefentstellt,
Jede Leiche war ein wackrer Held,
Speit die Flamme rasselnd aus, die gelbe.
Solch' ein Traumbild Abdelkader grüßte,
Trunken er der Heimat Boden küßte:
«Allah, Allah« ruft er, »meine Wüste!«
»Pellissier, Dein fürchterlicher Brand!«
Plötzlich sich der Held im Traum ermannt,
Seine Blicke trafen Kerkerswand!
Schweiß
Willst gelangen Du zum Ziele,
Wohlverdienten Preis gewinnen,
Muß der Schweiß herunter rinnen
Von der Decke bis zur Diele!
Friederike Kempner (25 juni 1836 23 februari 1904)
I walk along the Avenida Costanera Sur, contemplating the portentous river, traversed just over a century ago by thousands of Spaniards, Italians, Jews, Poles, Albanians, Russians, and Germans, driven from their own countries by hunger and poverty. The great visionaries who governed the country at the time offered the Pampas, this metaphor of nothingness, to "all those men who are willing and able," all those who needed a home, a ground in which to lay their roots. After all, it is not possible to live without a fatherland, or "matria," as Miguel de Unamuno preferred to call it, given that mothers are the real basis of our existence. But most of those men found a different kind of poverty here, brought on by solitude and nostalgia; as the boat that carried them here steamed out of the harbor, they saw, their faces streaked with tears, their mothers, children, brothers, and sisters retreat toward death, knowing they would never see them again.
Out of that incurable sorrow was born the strange melody called the tango. The virtuoso Enrique Santos Discépolo, the greatest composer of tangos, once defined the tango as a melancholy thought that is danced. Without realizing it, these unpretentious musicians, using whatever instruments they had around-a violin here, a flute there, a guitar-wrote a crucial part of our history. What sailor, from what German port-town, brought over the instrument that would mark this music most deeply and dramatically-the bandoneón? That humble instrument, which was created in order to serve God in the streets intoning Lutheran melodies, found its destiny thousands of leagues away. With the bandoneón, somber and sacred, man was able to express his deepest emotions.
Lun, derrière, une vieille femme, courbe, mauvaise,
Lautre debout dehors comme une lampe,
Belle, tenant la coupe quon lui offrait,
Buvant avidement de toute sa soif.
Ai-je voulu me moquer, certes non,
Plutôt ai-je poussé un cri damour
Mais avec la bizarrerie du désespoir,
Et le poison fut partout dans mes membres,
Cérès moquée brisa qui lavait aimée.
Ainsi parle aujourdhui la vie murée dans la vie.
IV
Une autre fois.
Il faisait nuit encore. De leau glissait
Silencieusement sur le sol noir,
Et je savais que je naurais pour tâche
Que de me souvenir, et je riais,
Je me penchais, je prenais dans la boue
Une brassée de branches et de feuilles,
Jen soulevais la masse, qui ruisselait
Dans mes bras resserrés contre mon cur,
Que faire de ce bois où de tant dabsence
Montait pourtant le bruit de la couleur,
Peu importe, jallais en hâte, à la recherche
Dau moins quelque hangar, sous cette charge
De branches qui avaient de toute part
Des angles, des élancements, des pointes, des cris.
Et des voix, qui jetaient des ombres sur la route,
Ou mappelaient, et je me retournais,
Le cur précipité, sur la route vide.
Yves Bonnefoy (Tours, 24 juni 1923)
De Amerikaanse schrijver Scott Oden werd geboren op 24 juni 1967 in Columbus, Indiana. Oden schrijft vooral historische romans over het oude Perzië en Egypte. Zijn debuutroman uit 2005 Men of Bronze werd door de kritiek goed ontvangen. In 2006 verscheen Memnon. Tegenwoordig is hij fulltime schrijver.
Uit: Men of Bronze
In the blue predawn twilight, a mist rose from the Nile's surface, flowing up the reed-choked banks and into the ruined streets of Leontopolis. Remnants of monumental architecture floated like islands of stone on a calm morning sea. Streamers of moisture swirled around statues of long-dead pharaohs, flowed past stumps of columns broken off like rotted teeth, and coursed down sandstone steps worn paper-thin by the passage of years. As the sky above grew translucent, streaked with amber and gold, a funerary shroud settled over the City of Lions, a mantle that disguised the approach of armed men.
From the desert came two score and ten dark shapes, clad Greek-fashion in leather cuirasses and studded kilts, Corinthian helmets perched atop their foreheads. Bowl-shaped shields hung from their shoulders by gripcords of plaited hemp, freeing each man to wield a short, recurved bow. They moved in earnest, silent, a company of phantoms drifting through the fog.
The Medjay had come to Leontopolis.
Medjay. The soldiers bearing this appellation were the most savage of Pharaoh's mercenaries. They were a cadre of outcasts, criminals in their own lands, who banded together under Egypt's banner to dedicate their lives to the gods of violence.
Scott Oden (Columbus, 24 juni 1967)
De Duitse schrijver en criticus Kurt Kusenberg werd geboren op 24 juni 1904 in Göteborg. Zijn jeugd bracht hij door in Lissabon en daar bezocht hij ook de burgerschool. Bij het uitbreken van WO I keerde de familie naar Duitsland terug. Vanaf 1922 studeerde hij in München kunstgeschiedenis. Later verhuisde hij naar Berlijn en in 1926 naar Freiburg im Breisgau. Vanaf 1930 werkte hij als o.a. criticus bij Die Weltkunst en de Vossische Zeitung. Vanaf 1947 leefde hij als zelfstandig schrijver in München en Hamburg. Bij uitgeverij Rowohlt gaf hij vanaf 1958 de beroemde serie Rowohlts monographien uit.
Uit: Magie des Lesens
Das Lesen ist die reine Zauberei. Da sitzt Einer im muffigen Eisenbahnabteil, eingeklemmt zwischen Mitreisende, die Binsenwahrheiten austauschen, und merkt von alledem nichts, denn er ist weit fort und auf sehr glückliche Art einsam, obwohl er nicht allein ist. Oder es liegt da Einer bäuchlings auf einer Wiese, den Kopf in die Arme gestützt, ganz allein und doch nicht einsam, sondern in großer Gesellschaft, im Rundgespräch mit erhabenen, mit feurigen Geistern, und die Stimmen in der Luft hört nur er. Ja: sie lesen, die Beiden, sie lassen sich entrücken, in die geistige Landschaft ihrer Wahl. Sie zaubern sich fort; man könnte aber ebensogut sagen, daß sie ein gewaltiges Stück Welt zu sich her zaubern, ins Eisenbahnabteil, auf die Wiese. Wo Zeit und Raum übersprungen werden, kommt es nicht darauf an, in welcher Richtung gezaubert wird.
Erstaunlicher noch ist das Instrument, welches der zauberische und bezauberte Leser in der Hand hält: ein Päckchen Papier mit Schriftzeichen, sonst nichts. Von links nach rechts, von links nach rechts gleiten seine Augen über Reihen von Buchstaben: trockene Zeichen, die keine Bilder mehr sind wie einst, sondern völlig abstrakte Gebilde, 25 an der Zahl, und die - jeweils ein wenig verstellt -Wörter ergeben und Sätze, also auch nichts Besonderes. Dies bißchen bedruckte Papier aber (man kann es kaum glauben) ist fähig, den Lesenden zu unterhalten, zu erheben oder zu erschüttern, ihm Gedanken und Empfindungen einzugeben, ihn unter Menschen und in Länder zu versetzen, die er nie gekannt hat und die nun plötzlich sein sind, für immer.
Kurt Kusenberg (24 juni 1904 3 oktober 1983)
De Nederlandse schrijfster en journaliste Magdalena Hermina Székely-Lulofs werd geboren in Soerabaja op 24 juni 1899. Haar vader was bestuursambtenaar en werd regelmatig overgeplaatst. Het gezin reisde mee naar Atjeh en later naar een kleine garnizoensplaats. Tussen 1913 en 1915 volgde Madelon, zoals haar roepnam was, in Deventer de meisjes-HBS. Van 1917 tot 1926 was zij gehuwd met de Delische rubberplanter Hendrik Doffegnies. Met hem kreeg ze twee dochters. Ze begon verhalen te schrijven die de Hongaarse planter László Székely liet plaatsen in een krant op Sumatra. In 1926 werd het huwelijk van Lulofs en Doffegnies ontbonden en hertrouwde Lulofs met Székely. Met hem kreeg zij nog een dochter. Het echtpaar verhuisde naar Sumatra en Székely-Lulofs publiceerde verhalen in het Hollandse tijdschrift Groot Nederland. In 1931 maakte ze haar debuut als romanschrijfster met Rubber. Mede door een lawine aan kritieken werd Rubber meteen een bestseller. De roman werd in vijftien talen vertaald, onder andere in het Engels, Duits ('Gummi', Berlijn, 1934) Frans, Zweeds, Deens, Fins, Tsjechisch, Hongaars, Maleis en Spaans. Ook werd het boek verfilmd. Deze en de volgende romans van Székely-Lulofs gaven een een onthullend beeld van het leven van planters en koelies in Nederlands-Indië. Rubber werd om die reden in Nederlands-Indië zelf slecht ontvangen.
Uit: Rubber
DERTIG kilometer voorbij Randjah, een kleine binnenplaats op de Oostkust van Sumatra, boog zich van den grooten gouvernements weg een steenig pad af. Het kronkelde eerst langs een paar verwaarloosde inlandsche rubbertuinen. De schrale en verkwijnende hevea's schenen daar met moeite hun bestaan te verdedigen tegen de haast gretige groeiïng van weer opschietend bosch, waarin allerlei klimplanten door elkaar woekerden en, behalve de hevea's, ook de triestige vrucht-boomen trachtten te verstikken, die er bij ongeluk ontkiemd waren. Dan wond zich deze smalle weg, slechter en slechter wordend, voorbij een paar armelijke maleische kampongs, tot aan de rivier. Daar knapte hij ineens af, doorgesneden door de trage, breede, bruine rivier, om aan de overzijde van den stroom weer tegen den steilen oever op te kruipen en zich voort te zetten door het oerbosch.
Bij de rivier was het oude rammelende en piepende huurfordje met knersend geluid van remmen tot staan gekomen. De inlandsche chauffeur kroop achter het stuur vandaan, liep naar den oever en slaakte een doordringenden kreet, die beantwoord werd èrgens uit de dichte begroeiïng langs den stroom.
Is de veerman er weer niet? mopperde John van Laer die achter in de auto zat. Hij was assistent op de nieuwe rubberontginning van de groote Amerikaansche rubbermaatschappij: de Sumatra Hevea Coy., en kwam terug uit Randjah, van het hoofdkantoor, waarheen zijn manager van der Meulen hem gezonden had om het geld voor de half-maandelijksche uitbetaling der contractanten te halen.
Madelon Székely-Lulofs (24 juni 1899 22 mei 1958)
Ambrose Bierce, Johannes van het Kruis, Jean-Baptiste Boyer d'Argens, Norbert Hummelt
De Amerikaanse satiricus, schrijver van korte verhalen en criticus, uitgever en journalistAmbrose Gwinnett Bierce werd geboren in Meigs County, Ohio op 24 juni 1842. Zie ook mijn blog van 24 juni 2007.
Uit: THE DEVIL'S DICTIONARY
ABSENT, adj.
Peculiarly exposed to the tooth of detraction; vilifed; hopelessly in the wrong; superseded in the consideration and affection of another.
To men a man is but a mind.Who cares
What face he carries or what form he wears?
But woman's body is the woman.O,
Stay thou, my sweetheart, and do never go,
But heed the warning words the sage hath said:
A woman absent is a woman dead.
Jogo Tyree
ABSENTEE, n.
A person with an income who has had the forethought to remove himself from the sphere of exaction.
ABSOLUTE, adj.
Independent, irresponsible. An absolute monarchy is one in which the sovereign does as he pleases so long as he pleases the assassins. Not many absolute monarchies are left, most of them having been replaced by limited monarchies, where the sovereign's power for evil (and for good) is greatly curtailed, and by republics, which are governed by chance.
ABSTAINER, n.
A weak person who yields to the temptation of denying himself a pleasure. A total abstainer is one who abstains from everything but abstention, and especially from inactivity in the affairs of others.
In een nacht, aardedonker, in brand geraakt en radeloos van liefde, - en hoe had ik geluk!- ging ik eruit en niemand die het merkte - want mijn huis lag reeds te slapen.
In het donker, geheel veilig langs de geheime trap en in vermomming, - en hoe had ik geluk! - in het donker, ongezien ook, want alles in mijn huis lag reeds te slapen.
In de nacht die de kans geeft, in het geheim, zodat geen mens mij zien kon en ook ikzelf niets waarnam: ik had geen ander leidslicht dan wat er in mijn eigen binnenste brandde.
Dat was het dat mij leidde - zekerder dan het zonlicht op de middag - daarheen waar op mij wachtte, van Wie ik zeker zijn kon en op een plaats waar niemand ooit zou komen.
Vertaald door H. Blommestijn en F.M. Maas
Johannes van het Kruis (24 juni 1542 14 december 1591)
Trahirai-je la confiance de gens à qui jai les plus grandes Obligations, puisque ce sont les actions des uns et les sages réflexions des autres qui, par gradation, mont dessillé les yeux sur les préjugés de ma jeunesse ? Mais si lexemple, dites-vous, et le raisonnement ont fait votre bonheur, pourquoi ne pas tâcher à contribuer à celui des autres par les mêmes voies, par lexemple et par le raisonnement ? Pourquoi crainte décrire des vérités utiles au bien de la société ? Eh bien ! mon cher bienfaiteur, je ne résiste plus : écrivons, mon ingénuité me tiendra lieu dun style épuré chez les personnes qui pensent, et je crains peu les sots. Non, vous nessuierez jamais un refus de votre tendre Thérèse, Vous verrez tous les replis de son cur dès la plus tendre enfance, son âme tout entière va se développer dans les détails des petites aventures qui lont conduite, comme malgré elle, pas à pas au comble de la volupté. »
Jean-Baptiste Boyer d'Argens (24 juni 1704 11 januari 1771)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Duitse dichter en schrijver Norbert Hummelt werd geboren in 1962 in Neuss. Toto 1990 studeerde hij Duits en Engels in Keulen. Hij begon met gedichten en essays. Daarnaast vertaalde hij poëzie uit het Engels en het Deens. Oorspronkelijk schreef Hummelt experimentele gedichten in navolging van Rolf Dieter Brinkmann en Thomas Kling. Vanaf zijn tweede bundel singtrieb gebruikte hij weer traditionelere technieken. Van 1988 tot 1992 gaf hij leiding aan de Kölner Autorenwerkstatt. Verder doceerde hij aan het DeutschenLiteraturinstitut Leipzig en is hij redacteur van het tijdschrift Text + Kritik.
mohn
vorhin war fulda. das fahle licht der deckenleuchten
des großraumwagens spiegelt sich ständig vor mir
im fenster. du schreibst bei dir ist es bedeckt u. kühl
mein herzklopfen stört mich das trübe gefühl schon
auf der hinfahrt flog es mich an draußen die wiesen
viel wald u. die wolken was ich auch sehe es tut mir
nicht gut die alte drangsal in meinem blut. vorgestern
war das wogende grün u. wind im hof wie sich der
baum bewegte ich hörte die warnenden rufe der elster
sie flog mir nach aus einem andern leben da war ein
baum im hof doch eines morgens licht u. eine stimme
von weit her spricht: kassel liegt hinter uns. noch immer
sind es gut zweieinhalb stunden unruhig bin ich u.
älter als du u. rase reglos auf göttingen zu u. sehe
die böschungen rot vor mohn u. kann meine haltlos
rinnende zeit keinem der ziehenden bilder versprechen.
das u. die unerträgliche frist bis du mich nach dem streit
wieder küßt läßt mich bis hildesheim sicher zerbrechen.
Jetzt, da alles vorbei ist, wollen wir aufschreiben, wie wir es erlebt haben. Wir werden den Erinnerungen allein gegenübertreten, ohne Verführung durch die Gegenwart des anderen. Die Berichte sollen wahrhaftig sein, ganz gleich, wie groß der Schmerz sein mag beim Lesen. Das haben
wir uns versprochen. Nur so, hast du gesagt, vermöchten wir den Kerker unserer Liebe zu zerschlagen, die mit der gemeinsamen Geburt begann und bis zum heutigen Tage gedauert hat.
Nur so könnten wir frei werden voneinander.
Du hast es gesagt, als wir in der Küche standen und die letzten Schlucke Kaffee aus den Zwillingsbechern tranken, die Maman am Abend meiner Ankunft aus dem hintersten Winkel des Buffets hervorgekramt hatte. Ihre Hände zitterten, und es wäre unmöglich gewesen, sie in ihrem verlorenen Lächeln, hinter dem sie einen Sprung in die unversehrte Vergangenheit versuchte, zu enttäuschen. So haben wir einen unsicheren Blick getauscht und die beiden blaßgelben Becher in die Hand genommen, du den heilen, ich denjenigen mit dem Sprung; wie früher.
Wenn wir uns, weil wir keinen Schlaf fanden, nachts in der Küche trafen, hielten wir die Becher wie damals, und es schien mir, als würden sich unsere Bewegungen mit jedem Mal wieder ähnlicher. Nur angestoßen haben wir mit unserem Kaffee nicht wie früher, obwohl wir beide vom anderen wußten, daß er daran dachte. (In diesen Tagen waren wir füreinander wie aus Glas: hart und zerbrechlich zugleich, und in den Gedanken vollkommen durchsichtig.)
It was the tunnel--its imminence--that all of them were contemplating that afternoon on the train, each in a different way; the tunnel, at nine miles the longest in the world, slicing under the gelid landscape of the St. Gotthard Pass. To Irene it was an object of dread. She feared enclosure in small spaces, had heard from Maisie Withers that during the crossing the carriage heated up to a boiling pitch. "I was as black as a nigger from the soot," Maisie Withers said. "People have died." "Never again," Maisie Withers concluded, pouring lemonade in her sitting room in Hartford, and meaning never again the tunnel but also (Irene knew) never again Italy, never again Europe; for Maisie was a gullible woman, and during her tour had had her pocketbook stolen.
And it was not only Maisie Withers, Irene reflected now (watching, across the way, her son Grady, his nose flat against the glass), but also her own ancient terror of windowless rooms, of corners, that since their docking in Liverpool had brought the prospect of the tunnel looming before her, black as death itself (a being which, as she approached fifty, she was trying to muster the courage to meet eye to eye), until she found herself counting first the weeks, then the days, then the hours leading up to the inevitable reckoning: the train slipping into the dark, into the mountain. (It was half a mile deep, Grady kept reminding her, half a mile of solid rock separating earth from sky.) Irene remembered a ghost story she'd read as a girl--a man believed to be dead wakes in his coffin. Was it too late to hire a carriage, then, to go over the pass, as Toby had?
But no. Winter had already started up there. Oh, if she'd had her way, they'd have taken a different route; only Grady would have been disappointed, and since his brother's death she dared not disappoint Grady. He longed for the tunnel as ardently as his mother dreaded it.
Ik weefde een kleed voor hem uit wat zij zelf in schuchtere zinnetjes hadden gezegd. Altijd, overal draag ik hem in mijn hart, ik blijf hem gedenken in komende smart. En als mijn gemartelde stem wordt gesnoerd die schreeuwend de honderd miljoen heeft verwoord, Dan moge ik evenzo worden herdacht door hen, op de avond van mijn dodenwacht.
Laatste toast
Op mijn bestaan vol nijd en spijt, Ons huis in stof en as, Ons samenzijn in eenzaamheid, Op jou hef ik het glas, En op die ogen, kil en dof, Die mond, die mij verried, En op de wereld, wreed en grof, Op God, die ons verliet.
Once there lived a village of creatures along the bottom of a great crystal river.
The current of the river swept silently over them all - young and old, rich and poor, good and evil, the current going its own way, knowing only its own crystal self.
Each creature in its own manner clung tightly to the twigs and rocks at the river bottom, for clinging was their way of life, and resisting the current what each had learned from birth.
But one creature said at last, 'I am tired of clinging. Though I cannot see it with my eyes, I trust that the current knows where it is going. I shall let go, and let it take me where it will. Clinging, I shall die of boredom.'
The other creatures laughed and said, 'Fool! Let go, and that current you worship will throw you tumbled and smashed across the rocks, and you shall die quicker than boredom!'
But the one heeded them not, and taking a breath did let go, and at once was tumbled and smashed by the current across the rocks.
Yet in time, as the creature refused to cling again, the current lifted him free from the bottom, and he was bruised and hurt no more.
And the creatures downstream, to whom he was a stranger, cried, 'See a miracle! A creature like ourselves, yet he flies! See the Messiah, come to save us all!'
And the one carried in the current said, 'I am no more Messiah than you. The river delights to lift us free, if only we dare let go. Our true work is this voyage, this adventure.'
Becket : Serait-il sain d'aller mendier, sur les routes d'Europe, une place disputée à la peur, où ma carcasse serait en sécurité ?... Je suis Archevêque primat d'Angleterre. C'est une étiquette un peu voyante dans mon dos. L'honneur de Dieu et la raison qui, pour une fois coïncident, veulent qu'au lieu de risquer le coup de couteau d'un homme de main obscur, sur une route, j'aille me faire tuer - si je dois me faire tuer - coiffé de ma mitre, vêtu de ma chape dorée et ma croix d'argent en main, au milieu de mes brebis, dans mon Église primatiale. Ce lieu seul est décent pour moi. »
Ist mein Hirn ein Fremder oder eine Fremde? Wo bin ich, wenn Ich ein Anderer ist? Was wären meine Hände ohne meine Augen? Was tun meine Ohren ohne meine Füsse? Was wäre mein Mund ohne meine Zunge? Dürfen meine Hände alles, was mir verboten ist? Was wäre meine Zunge ohne meinen Mund? Was weiss ich von meinen Händen? Was weiss ich von meinem Hirn, meinen Augen, meiner Nase, meinem Geschlechtsteil? Mache ich mich oder werde ich gemacht oder gibt es etwas Drittes? Sich einzeichnen in die eigenen Augen, bis es fremde sind. Was macht ein Glied ohne Körper? Da er nicht einer, sondern mehrere zugleich ist, kann er nicht sich selbst wählen (Cioran). Die strengen Ichs lachen. Sie erzählen sich viele Geschichten, ohne sie zu erzählen. Die Gesellschaft, ohne mich, bleibt Gesellschaft. Das Kapital ohne mich bleibt Kapital. Das Kapital ohne die Andern gäbe es nicht. Gibt es Bilder ohne die Andern? Hat man mich erfunden?
Flieger waren über der Stadt, unheilkündende Vögel. Der Lärm der Motoren war Donner, war Hagel, war Sturm. Sturm, Hagel und Donner, täglich und nächtlich, Anflug und Abflug, Übungen des Todes, ein hohles Getöse, ein Beben, ein Erinnern in den Ruinen. Noch waren die Bombenschächte der Flugzeuge leer. Die Auguren lächelten. Niemand blickte zum Himmel auf. Öl aus den Adern der Erde, Steinöl, Quellenblut, Fett der Saurier, Panzer der Echsen, das Grün der Farnwälder, die Riesenschachtelhalme, versunkene Natur, Zeit vor dem Menschen, vergrabenes Erbe, von Zwergen bewacht, geizig, zauberkundig und böse, die Sagen, die Märchen, der Teufelsschatz: er wurde ans Licht geholt, er wurde dienstbar gemacht. Was schrieben die Zeitungen? Krieg um Öl, Verschärfung im Konflikt, der Volkswille, das Öl den Eingeborenen, die Flotte ohne Öl, Anschlag auf die Pipeline, Truppen schützen Bohrtürme, Schah heiratet, Intrigen um den Pfauenthron, die Russen im Hintergrund, Flugzeugträger im Persischen Golf. Das Öl hielt die Flieger am Himmel, es hielt die Presse in Atem, es ängstigte die Menschen und trieb mit schwächeren Detonationen die leichten Motorräder der Zeitungsfahrer. Mit klammen Händen, mißmutig, fluchend, windgeschüttelt, regennaß, bierdumpf, tabakverbeizt, unausgeschlafen, alpgequält, auf der Haut noch den Hauch des Nachtgenossen, des Lebensgefährten, Reißen in der Schulter, Rheuma im Knie, empfingen die Händler die druckfrische Ware.Das Frühjahr war kalt. Das Neueste wärmte nicht. Spannung, Konflikt, man lebte im Spannungsfeld, östliche Welt, westliche Welt, man lebte an der Nahtstelle, vielleicht an der Bruchstelle, die Zeit war kostbar, sie war eine Atempause auf dem Schlachtfeld, und man hatte noch nicht richtig Atem geholt, wieder wurde gerüstet, die Rüstung verteuerte das Leben, die Rüstung schränkte die Freude ein, hier und dort horteten sie Pulver, den Erdball in die Luft zu sprengen, Atomversuche in Neu-Mexiko, Atomfabriken im Ural, sie bohrten Sprengkammern in das notdürftig geflickte Gemäuer der Brücken, sie redeten von Aufbau und bereiteten den Abbruch vor, sie ließen weiter zerbrechen, was schon angebrochen war: Deutschland war in zwei Teile gebrochen.
Wolfgang Koeppen (23 juni 1906 15 maart 1996)
De Amerikaanse dichter, vertaler en tekstschrijver Robert C. Hunterwerd geboren op 23 juni 1941 in San Luis Obispo, California. Hij is in eerste instantie bekend geworden door zijn werk als tekstschrijver voor de band The Grateful Dead. Hij was al vroeg bevriend met Jerry Garcia, het boegbeeld van de band. In de vroege jaren zestig traden ze samen op in bluegrass bands. Toen The Grateful Dead in 1994 opgenomen werd in de Rock and Roll Hall of Fame werd Hunter tot officieel bandlid benoemd. De meeste songs schreef Garcia samen met hem. Hunter publiceerde verder ook eigen dichtbundels en vertalingen van Rainer Maria Rilkes Sonnetten aan Orpheus en De Elegieën van Duino.
Jij weet niet wat handel is, Koekebakker, anders zou je der niet om lachen. Om te beginnen ga je tot je achttiende jaar op school. Heb jij ooit geweten hoeveel schapen er in Australië zijn en hoe diep 't Suezkanaal is? Nou juist, daar heb je het. Ik heb dat geweten. Weet jij wat polarisatie is? Ik ook niet, maar ik heb 't geweten. De raarste dingen heb ik moeten leeren. Vertaal in 't Fransch: 'onder benefice van inventaris'. Ga der maar tegen aan staan. Je hebt er geen begrip van, Koekebakker. Dat duurt zoo jaren. Dan doet je ouwe heer je op een kantoor. Dan merk je, dat je al die dingen geleerd hebt om met een kwast papier nat temaken. Overigens is 't t ouwe gedonderjaag, 's morgens om negen uur present en urenlang stil zitten. Ik vond dat ik op die manier niet opschoot. Ik kwam altijd te laat, ik probeerde wel op tijd te komen, maar 't wou niet meer, ik had 't zooveel jaren gedaan. En taai. Ze zeiden dat ik alles verkeerd deed, daar zullen ze wel gelijk aan gehad hebben. Ik wilde wel, maar ik kon niet, ik ben geen kerel om te werken. Ze zeiden, dat ik de anderen van hun werk hield. Ook daarin zullen ze wel gelijk gehad hebben. Als ik klaagde, dat ik 't niks lollig vond en vroeg of ik daarvoor nu op school al die wonderlijke dingen had geleerd, dan zei de ouwe boekhouder: 'Ja jongetje, het leven is geen roman.' Bakken vertellen, dat kon ik en dat vonden ze leuk ook, maar ze waren er niet tevreden mee. De ouwe boekhouder wist al heel gauw niet wat hij met me doen moest. Als de baas er niet was maakte ik dierengeluiden, zong komieke liedjes, die ze nog nooit hadden gehoord. De zoon van den baas was een ingebeelde kwajongen; af en toe kwam i op kantoor om centen te halen. Hij sprak vreeselijk gemaakt en keek met een allerellendigst, door niets gemotiveerd vertoon van superioriteit naar de bedienden van zijn pa. De lui lachten zich een beroerte als ik dien jongeheer nadeed. Ik heb daar ook nog een schrijfmachine bedorven en een boek weggemaakt. Toen hebben ze me aan een toestel gezet, dat ze de 'guillotine' noemden. Daar moest ik monsters mee knippen. Dagen lang heb ik daaraan gestaan: alle monsters werden scheef. De lui hadden 't wel in de gaten, ze hadden niets anders verwacht. Ze hadden me daar alleen maar aan gezet om erger te voorkomen.
Die Sonne scheint in das Büro der Grabdenkmalsfirma Heinrich Kroll & Söhne. Es ist April 1923, und das Geschäft geht gut. Das Frühjahr hat uns nicht im Stich gelassen, wir verkaufen glänzend und werden arm dadurch, aber was können wir machen - der Tod ist unerbittlich und nicht abzuweisen, und menschliche Trauer verlangt nun einmal nach Monumenten in Sandstein, Marmor und, wenn das Schuldgefühl oder die Erbschaft beträchtlich sind, sogar nach dem kostbaren schwarzen schwedischen Granit, allseitig poliert. Herbst und Frühjahr sind die besten Jahreszeiten für die Händler mit den Utensilien der Trauer - dann sterben mehr Menschen als im Sommer und im Winter -; im Herbst, weil die Säfte schwinden, und im Frühjahr, weil sie erwachen und den geschwächten Körper verzehren wie ein zu dicker Docht eine zu dünne Kerze. Das wenigstens behauptet unser rührigster Agent, der Totengräber Liebermann vom Stadtfriedhof, und der muß es wissen; er ist achtzig Jahre alt, hat über zehntausend Leichen eingegraben, sich von seiner Provision an Grabdenkmälern ein Haus am Fluß mit einem Garten und einer Forellenzucht gekauft und ist durch seinen Beruf ein abgeklärter Schnapstrinker geworden. Das einzige, was er haßt, ist das Krematorium der Stadt. Es ist unlautere Konkurrenz. Wir mögen es auch nicht. An Urnen ist nichts zu verdienen.
Erich Maria Remarque (22 juni 1898 25 september 1970)
I told you already," the curator stammered, kneeling defenseless on the floor of the gallery. "I have no idea what you are talking about!" "You are lying." The man stared at him, perfectly immobile except for the glint in his ghostly eyes. "You and your brethren possess something that is not yours." The curator felt a surge of adrenalin. How could he possibly know this? "Tonight the rightful guardians will be restored. Tell me where it is hidden, and you will live." The man leveled his gun at the curator's head. "Is it a secret you will die for?" Saunière could not breathe. The man tilted his head and closed one eye, peering down the barrel of his gun. Saunière held up his hands in defense. "Wait," he said slowly. "I will tell you what you need to know." The curator spoke his next words carefully. The lie he told was one he had rehearsed many times each time praying he would never have to use it.
When the curator had finished speaking, his assailant smiled smugly. "Yes. This is exactly what the others told me." Saunière recoiled. The others? "I found them, too," the huge man taunted. "All three of them. They confirmed what you have just said." It cannot be! The curator's true identity, along with the identities of his three sénéchaux, was almost as sacred as the ancient secret they protected. Saunière now realized his sénéchaux, following strict procedure, had told the same lie before their own deaths. It was part of the protocol.
Uit: The Polish Complex (Vertaald door Richard Lourie)
I was standing in line in front of a state-owned jewelry store. I was twenty-third in line. In a short while the chimes of Warsaw would announce that it was eleven oclock in the morning. Then the locks on the great glass and metal doors would rattle open and we, the sneezing and sniffling customers, would invade the stores elegant interior though, of course, ours would be a well-disciplined invasion, each person keeping the place staked out during the long wait in line.
It was the day before Christmas, fairly cold, something between a late autumn day and one late in winter. There was a belated feeling about the day itself as well. Not fully illuminated, misty, sluggish. Stray snowflakes sailed through the icy air like poplar seeds. The tram cars huddled in herds on the broad trunk line, their bells clanging plaintively. A beggar familiar to all Warsaw sat himself down on the sidewalk near the jewelry store. He spread out his legs in the light, shifting snow to intimidate fainthearted passerby. But I knew that his prostheses, made of plastic and nickel, were hollow, and though they might freeze to the sidewalk, our beggar would feel no cold. Endless crowds of pedestrians rushed by along the walls. Occasionally one, lost in thought, would collide with another, yet would keep on walking without apology. Or one would jostle another with a Christmas tree, then curse him out. Some stumbled and fell but rose quickly, feeling no pain, and went on their way. Your usual day before Christmas.
This day was creeping across a little planet in a small solar system. The planet, called Earth, is a rocky oval filled with liquid lava; its surface is covered by thin layers of water, as well as by air, a volatile mixture of oxygen, hydrogen, nitrogen, and several other elements, each of which would pose a threat to its existence. Due to a confluence of favorable circumstances, life arose on this planet.
Tadeusz Konwicki (Nowa Wilejka, 22 juni 1926)
De Zwitserse schrijfster en muzikanteMelinda Nadj Abonji werd geboren op 22 juni 1968 in Bečej (nu in Servië). Zij verhuisde met haar ouders in 1973 uit het voormalige Joegoslavië van Tito naar Zwitserland en is sindsdien genaturaliseerd. Ze beëindigde haar studie aan de universiteit van Zürich in 1997 met de Lizenziatsgrad. In 2004 deed zij mee aan het Ingeborg Bachmann Concours in Klagenfurt. Ze treedt op als solo artieste en samen met rapper Jurczok 1001 als muzikante (zang en viool).
Uit:Im Frühling
Luisa Amrein hatte damals eine grüne Haarschleife bekommen. Sie passte gut zu ihrem Haar, das lang und blond war. Sie erinnert sich, wie sie sich vorzustellen versuchte, wie sie mit der Haarschleife aussieht. Vielleicht bemerken heute alle ihr Haar, sie trägt es absichtlich in Fetzen. Damals sah sie ihren Hinterkopf mit der grünen Schleife und es konnte ihr nicht so recht gefallen.
Damals war 1977. Luisa schob einen Kiesel über die Strasse und überlegte, wie sie mit der Schleife schön sein kann. Später sah sie im Fernsehen Frauen, die schnell und fröhlich liefen, ihre Haare wippten dabei. So hatte sie sein wollen. Im Frühling schnitt ihr Herr Zamboni die Haare. Sein Hund schlief im Schaufenster, in dem ein Foto mit Haarschnitt hing. Immer hielt Luisa Ausschau nach Hunden in Schaufenstern. Als sie Jahre später in Wien einen entdeckte, liess sie sich die Haare schneiden. Luisa fühlte sich glücklich im Friseurstuhl, sie schloss die Augen, dachte an Herrn Zamboni und seinen Hund, der leise vor sich hin pfiff. Wenn Luisa jetzt einen Hund im Schaufenster sieht, lässt sie sich die Haare nicht mehr schneiden, weil sie die Haare in Fetzen trägt.
Anne Morrow Lindbergh, Johannes Baader, Ida von Hahn-Hahn, Henry Rider Haggard, Jacques Delille
De Amerikaanse schrijfster en luchtvaartpionier Anne Morrow Lindbergh werd geboren op 22 juni 1906 inEnglewood, New Jersey. Anne studeerde aan het prestigieuze Smith College in Northampton (Massachusetts). Anne leerde Charles Lindbergh kennen toen haar vader, toen ambassadeur in Mexico, hem uitnodigde om zijn gast te zijn. Lindbergh had toen net zijn vlucht met de Spirit of St. Louis van New York naar Parijs achter de rug. Een jaar later trouwden ze. Nog een jaar later had zij - als eerste vrouw ter wereld - een Glider Pilot License. Anne en Charles kregen zes kinderen. De eerste zoon, Charles jr., werd in 1932 ontvoerd en vermoord toen hij twee jaar oud was. Er werd losgeld betaald, maar later bleek dat het kind meteen na de ontvoering was vermoord. Het proces van de moordenaar en ontvoerder was een nationale gebeurtenis die vrijwel dagelijks de voorpagina's haalde. De Lindberghs ontvingen dagelijks meer dan 60.000 adhesiebetuigingen uit het hele land.Onder druk van dit alles besloot het echtpaar naar Engeland te emigreren. Daar vonden ze onderdak in het huis Long Barn in Kent. Dat huis was eigendom van Harold Nicolson en diens vrouw Vita Sackville-West. Rond die tijd begon Anne Morrow met schrijven. Aanvankelijk waren dat vooral boeken over de eerste jaren van haar vliegervaringen. Later schreef zij ook gedichten en romans.
Uit: Gift from the Sea
And then, some morning in the second week, the mind wakes, comes to life again. Not in a city sense nobut beach-wise. It begins to drift, to play, to turn over in gentle careless rolls like those lazy waves on the beach. One never knows what chance treasures these easy unconscious rollers may toss up, on the smooth white sand of the conscious mind; what perfectly rounded stone, what rare shell from the ocean floor. Perhaps a channeled whelk, a moon shell, or even an argonaut.
But it must not be sought for or heaven forbid! dug for. No, no dredging of the sea-bottom here. That would defeat ones purpose. The sea does not reward those who are too anxious, too greedy, or too impatient. To dig for treasures shows not only impatience and greed, but lack of faith. Patience, patience, patience, is what the sea teaches. Patience and faith. One should lie empty, open, choiceless as a beach waiting for a gift from the sea.
Anne Morrow Lindbergh (22 juni 1906 - 7 februari 2001)
De Duitse schrijver, dadaïst en architekt Johannes Baader werd geboren op 22 juni 1875 in Stuttgart, waar hij later ook architectuur studeerde. In 1906 plande hij de bouw van een wereldtempel voor de Internationale Religieuze Mensenbond. In een serie brieven (14 Briefe Christi, 1914) gaf hij zich uit voor de wederopgestane Christus. Na een opzienbarende Christus-Happening in de Berlijnse Dom en in de Reichstag in Weimar nam hij in 1920 deel aan de eerste internationale Dada Beurs. Samen met Raoul Hausmann en Richard Hülsenbeck ging hij op toernee en richtte hij in 1921 de Eerste Intertellurische Akademie op. Vanaf 1925 werkte hij als journalist in Hamburg.
Wer ist Dadaist?
Ein Dadaist ist ein Mensch, der das Leben in allen seinen unübersehbaren Gestalten liebt und der weiß und sagt: Nicht allein hier, sondern auch da, da, da ist das Leben! Also beherrscht auch der wahrhafte Dadaist das ganze Register der menschlichen Lebensäußerungen, angefangen von der grotesken Selbstpersiflage bis zum heiligsten Wort des Gottesdienstes auf der reif gewordenen, allen Menschen gehörenden Kugel Erde. Und ich werde dafür sorgen, daß auf dieser Erde Menschen leben künftig. menschen, die ihren geist in der Gewalt haben und mit diesem Geist die Menschheit neu schaffen.
Der Oberdada
Johannes Baader (22 juni 1875 15 januari 1955)
De Duitse schrijfster Ida von Hahn-Hahn werd geboren op 22 juni 1805 in Tressow (Schlingendorf). Zij geldt als een van de meest gelezen schrijfsters van haar tijd en haar werk werd vertaald in het Engels, Frans, Italiaans, Nederlands, Pools, Russisch en Zweeds. Zij kreeg erkenning van schrijvers als Keller, Eichendorff en Fontane. Toch was er ook kritiek op haar elitaire, aristocratische houding, haar maniërisme en het veelvuldig gebruik van vreemde woorden in haar teksten.
Uit: Gräfin Faustine
In Norddeutschland gibt es wohl wenig lieblichere Punkte als die Brühlsche Terrasse in Dresden zur Frühlingszeit. An einem Junitage, frisch, grün und strahlend wie ein Smaragd, saßen mehrere junge Männer vor dem Baldinischen Pavillon, rauchten Zigarren, nahmen Gefrorenes oder Kaffee, musterten die Vorübergehenden und schwatzten eine Musterkarte von Unsinn durcheinander, wozu, wie sich von selbst versteht, Pferde, Theater und Frauen den Stoff lieferten.
Es war drei Uhr nachmittags und daher keine elegante Frau auf der Terrasse zu sehen. Sie speisten oder wollten speisen und fürchteten die Hitze, die Sonne, obgleich sich kühler, grüner, wehender Schatten über die Terrasse legte. Desto mehr mußte es auffallen, daß eine augenscheinlich dem höheren Stande angehörende Frau allein auf einer Bank saß, den Rücken dem Pavillon zugewandt, ungestört vom Geschwätz der Männer und vom unruhigen jauchzenden Treiben der Kinder, die mit und ohne Wärterinnen die Terrasse gleich Ameisen überdeckten. Aber es fiel keinem auf. Sie mußte also eine Erscheinung sein, die jedermann kannte und um die sich niemand kümmerte. Sie zeichnete emsig. Ein Bedienter stand wie eine Bildsäule seitwärts hinter ihr und hielt einen Sonnenschirm so, daß weder ein blendender Lichtstrahl noch ein zitternder Schatten des Laubes Auge, Hand und Papier der Gebieterin treffen konnte. Ihr großes dunkles Auge flog mit einem schnellen scharfen Aufschlag hin und her zwischen Gegend und Zeichnung, und die feine Hand, ohne Scheu vor der Luft, der größern Festigkeit wegen des Handschuhs entledigt, folgte gewandt dem Blick. Sie war ganz in ihre Arbeit vertieft.
Ida von Hahn-Hahn (22 juni 1805 12 januari 1880)
In two hours time, about four o'clock, I woke up. As soon as the first heavy demand of bodily fatigue had been satisfied, the torturing thirst from which I was suffering asserted itself I could sleep no more. I had been dreaming that I was bathing in a running stream, with green banks and trees upon them, and I awoke to find myself in that arid wilderness, and to remember that, as Umbopa had said, if we did not find water that day we must certainly perish miserably. No human creature could live long without water in that heat. I sat up and rubbed my grimy face with my dry and horny hands. My lips and eyelids were stuck together, and it was only after some rubbing and with an effort that I was able to open them. It was not far off the dawn, but there was none of the bright feel of dawn in the air, which was thick with a hot murkiness I cannot describe. The others were still sleeping. Presently it began to grow light enough to read, so I drew out a little pocket copy of the Ingoldsby Legends I had brought with me, and read the 'Jackdaw of Rheims'. When I got to where
A nice little boy held a golden ewer,
Embossed, and filled with water as pure
As any that flows between Rheims and Namur,
I literally smacked my cracked lips, or rather tried to smack them. The mere thought of that pure water made me mad. If the Cardinal had been there with his bell, book, and candle, I would have whipped in and drunk his water up, yes, even if he had already filled it with the suds of soap worthy of washing the hands of the Pope, and I knew that the whole concentrated curse of the Catholic Church should fall upon me for so doing.
« Je passais par toutes les affres de lintrospection sans, pour cela, me réconcilier avec moi-même. « Ce sentiment, pensais-je, ce sentiment à légard dAnne est bête et pauvre, comme ce désir de la séparer de mon père est féroce. » Mais, après tout, pourquoi me juger ainsi ? Étant simplement moi, nétais-je pas libre déprouver ce qui arrivait. Pour la première fois de ma vie, ce « moi » semblait se partager et la découverte dune telle dualité métonnait prodigieusement. Je trouvais de bonnes excuses, je me les murmurais à moi-même, me jugeant sincère, et brusquement un autre « moi » surgissait, qui sinscrivait en faux contre mes propres arguments, me criant que je mabusais moi-même, bien quils eussent toutes les apparences de la vérité. Mais nétait-ce pas, en fait, cet autre qui me trompait ? Cette lucidité nétait-elle pas la pire des erreurs ? Je me débattais des heures entières dans ma chambre pour savoir si la crainte, lhostilité que minspirait Anne à présent se justifiaient ou si je nétais quune petite jeune fille égoïste et gâtée en veine de fausse indépendance.
En attendant, je maigrissais un peu plus chaque jour, je ne faisais que dormir sur la plage et, aux repas, je gardais malgré moi un silence anxieux qui finissait par les gêner. Je regardais Anne, je lépiais sans cesse, je me disais tout au long du repas : « Ce geste quelle a eu vers lui, nest-ce pas lamour, un amour comme il nen aura jamais dautre ? Et ce sourire vers moi avec ce fond dinquiétude dans les yeux, comment pourrais-je lui en vouloir ? » Mais, soudain, elle disait : « Quand nous serons rentrés, Raymond » Alors, lidée quelle allait partager notre vie, y intervenir, me hérissait. Elle ne me semblait plus quhabileté et froideur. Je me disais : « Elle est froide, nous sommes indépendants ; elle est indifférente : les gens ne lintéressent pas, ils nous passionnent ; elle est réservée, nous sommes gais. Il ny a que nous deux de vivants et elle va se glisser entre nous avec sa tranquillité, elle va se réchauffer, nous prendre peu à peu notre bonne chaleur insouciante, elle va nous voler tout, comme un beau serpent.» Je me répétais un beau serpent un beau serpent ! »
Françoise Sagan (21 juni 1935 24 september 2004)
Two former lovers of Molly Lane stood waiting outside the crematorium chapel with their backs to the February chill. It had all been said before, but they said it again.
"She never knew what hit her." "When she did it was too late." "Rapid onset." "Poor Molly." "Mmm."
Poor Molly. It began with a tingling in her arm as she raised it outside the Dorchester Grill to stop a cab--a sensation that never went away. Within weeks she was fumbling for the names of things. Parliament, chemistry, propeller she could forgive herself, but less so bed, cream, mirror. It was after the temporary disappearance of acanthus and bresaiola that she sought medical advice, expecting reassurance. Instead, she was sent for tests and, in a sense, never returned. How quickly feisty Molly became the sickroom prisoner of her morose, possessive husband, George. Molly, restaurant critic, gorgeous wit, and photographer, the daring gardener, who had been loved by the foreign secretary and could still turn a perfect cartwheel at the age of forty-six. The speed of her descent into madness and pain became a matter of common gossip: the loss of control of bodily function and with it all sense of humor, and then the tailing off into vagueness interspersed with episodes of ineffectual violence and muffled shrieking.
It was the sight now of George emerging from the chapel that caused Molly's lovers to move off farther up the weedy gravel path. They wandered into an arrangement of oval rose beds marked by a sign, THE GARDEN OF REMEMBRANCE. Each plant had been savagely cut back to within a few inches of the frozen ground, a practice Molly used to deplore.
Ian McEwan (Aldershot, 21 juni 1948)
De Israëlische schrijver Alon Hilu werd geboren op 21 juni 1972 in Jaffa. Alon Hilu studeerde theaterwetenschappen in Tel Aviv en werkt als juridisch adviseur voor een internationaal hightechbedrijf. Zijn debuutroman De dood van een monnik werd bekroond met de prestigieuze Presidents Prize 2006.
Uit: House of Dajani
August 8, 1895, aboard a ship bound for Jaffa:
I have resolved to record my words in this diary for fear, otherwise, of taking leave of my senses. Our small and narrow cabin in the depths of this ship imprisons my thoughts; if I do not share them posthaste I should best jump herewith into the sea.
The root of all my troubles and complaints is Her Ladyship, known legally and familiarly as Esther, like the Biblical queen and regal she is. More beautiful than beauty itself: thin, tall and erect, high cheek-boned. Were I Esther's King Ahasuerus, I would certainly offer half my kingdom for a mere glimpse of those limpid eyes more blue than the sea.
The first I hear tell of her, she was a student of dentistry in Warsaw. I sought her out, caught the splendor of her countenance, and at once my heart was pricked by love's needle. This maiden would be the object of my affections forever, my beloved spouse unto eternity, a member of God's heavenly choir. The timbre of her voice was like the fluttering of dew over a garden bed of spices, her gowns layers of the finest gauze, her hair shiny and golden. Any man who did not fall to her charms had no right to call himself a man.
Alon Hilu (Jaffa, 21 juni 1972)
De Belgische, Franstalige schrijver Patrick Lowie werd geboren op 21 juni 1964 in Brussel. Als een echte globetrotter heeft hij o.a.al gewoond in Portugal, Marokko en Italië. Behalve met schrijven houdt hij zich ook bezig met reizen, video, film en theater.
Uit: La légende des amandiers en fleur
Un abri de fortune dans un oasis. L'impression de voir les lumières de la ville encore au loin. Je donne des noms aux étoiles. Je leur donne les noms de ma famille et de mes amis. Je pourrai ainsi les contempler toutes les nuits et leur parler. Je dessine sur un morceau de papier les étoiles et je leur met un nom juste à côté. Cette idée me fait sourire et m'émeut. Et j'entends un bruit. Une voix. Un nomade qui parle à son dromadaire. Il me surprend le contempler. Je vois mal son visage. Je lui dis quelques mots en arabe. Je lui dis que je suis un ami. Un frère. Il me propose de dormir là. A côté. J'en suis ravi. Nous ne parlons pas. Il s'endort immédiatement. Moi aussi. Je rêve. Je suis dans une mosquée. Je suis devenu Musulman. Je prie Allah. C'est un rêve. Mais je me réveille et ma tête vacille un peu. Le désert est une drogue. Le nomade qui s'était endormi proche de l'autre arbre dort encore.
Uit: Don Juan de la Mancha oder. Die Erziehung der Lust
Lass uns etwas Verrücktes tun, sagte sie.Ja, sagte ich. Aber was? Wir haben schon das Allerverrückteste getan! Was könnte so verrücktsein wie deine Idee, zu heiraten?Nicht meine Idee, unser Entschluss!Ja, unser Entschluss! Und was könnte jetzt also angemessen verrückt sein?Wir gehen ins Kasino. Glück und Glücksspiel. Warst du schon einmal im Kasino?Nein.Komm, Nathan, bitte lass uns ins Kasino gehen. Wir haben heute Glück. Ich weiß es. Hast dueine Krawatte?Sie war so ausgelassen. Sie kicherte und schlug die Hände zusammen wie ein Kind. Bitte,Nathan!Dann, im Zuge der aufwändigen Herstellung eines kasinokompatiblen Äußeren, wurde sieernst, sachlich, vernünftig. Hör zu, Nathan, sagte sie, jeder nimmt zweihundert Schilling mit.Keine Karte, keine Schecks. Wenn es schiefgeht, hält sich der Schaden in Grenzen.Einverstanden?Ja.Wo sind deine Schecks, deine Karte? Zeig sie mir. Leg sie da in diese Lade. Ich will nicht, dassdu heimlich Ja.Wir werden Glück haben. Aber sicher ist sicher.Ja. Glück ist sicher ist sicher.Wir fuhren zum Kasino. Zahlten Eintritt, betraten den Saal mit den Roulette-Tischen undschon war Martina verschwunden. Einige Minuten später fand ich sie an einem Tisch sitzend,geschäftig Einsätze machend. Tolle Frau, dachte ich, so sicher und selbstbewusst. Ich war dasnicht. Ich streunte zwischen den Tischen herum, konnte und konnte mich nicht entscheiden, einenEinsatz zu wagen. Probeweise stellte ich mir vor: Jetzt setze ich auf Rot. Ich setzte nicht, ichstellte es mir nur vor. Es kam Schwarz. Ich ging zum nächsten Tisch.Wissen Sie was, Hannah? Da haben Sie schon ein Bild für mein Sexualverhalten: Praxistheoretisch, Enttäuschung dann wirklich. Und wenn ich Glück habe, ist es auch ein Unglück, unddas kam so:Plötzlich sah ich einen Tisch, an dem ein Scheich saß. Der Scheich war ein Scheich, weil eraussah wie ein Scheich. Das ist ja so eine Eigentümlichkeit im Bereich der Weltfolklore: Ein
Mann im Steireranzug muss kein Steirer sein, aber ein Mann im Scheich-Outfit ist ein Scheich.
GARCIN : Écoute, chacun à son but, nest-ce pas ? Moi, je me foutais de largent, de lamour. Je voulais être un homme. Un dur. Jai tout misé sur le même cheval. Est-ce que cest possible quon soit un lâche quand on a choisi les chemins les plus dangereux ? Peut-on juger une vie sur un seul acte ?
INÈS : Pourquoi pas? Tu as rêvé trente ans que tu avais du cur : et tu te passais mille petites faiblesses parce que tout est permis aux héros. Comme cétait commode! Et puis, à lheure du danger, on ta mis au pied du mur et tu as pris le train pour Mexico.
GARCIN : Je nai pas rêvé cet héroïsme. Je lai choisi. On est ce quon veut.
INÈS : Prouve-le. Prouve que ce nétait pas un rêve. Seuls les actes décident de ce quon a voulu.
GARCIN : Je suis mort trop tôt. On ne ma pas laissé le temps de faire mes actes.
INÈS : On meut toujours trop tôt ou trop tard. Et cependant la vie est là terminée ; le trait est tiré, il faut faire la somme. Tu nes rien dautre que ta vie.
And, after taking a sip of liqueur he set his glass down, and expounded the history of creation for me: here is a resume of what he said.
God is the poet. The music is by Satan, a young and very promising composer, who was trained in the heavenly conservatory. A rival of Michael, Raphael, and Gabriel, he resented the preference they enjoyed in the distribution of the prizes. It could also be that the over-sweet and mystical style of these other pupils was abhorrent to his essentially tragic genius. He plotted a rebellion which was discovered in time, and he was expelled from the conservatory. And that would have been that, if God had not written an opera libretto libretto (ləbrĕt`ō) [Ital.,=little book], the text of an opera or an oratorio. Although a play usually emphasizes an integrated plot, a libretto is most often a loose plot connecting a series of episodes. , which he had given up, being of the opinion that this type of recreation was inappropriate to His eternity. Satan took the manuscript with him to hell. With the aim of showing that he was better than the others--and perhaps of seeking a reconciliation with heaven--he composed the score, and as soon as he had finished it took it to the Heavenly Father.
"Lord, I have not forgotten the lessons I have learned," he said. "Here is the score, listen to it, have it played, and if you think it worthy of the heavenly heights, admit me with it to sit at your feet ..."
"No," replied the Lord, "I don't want to hear a thing."
"But, Lord ..."
"Not a thing, not a thing!"
Satan went on pleading, with no greater success, until God, tired and full of mercy, gave His consent for the opera to be performed, but outside heaven. He created a special theater, this planet, and invented a whole company, with all the principal and minor roles, the choruses and the dancers.
"Come and listen to some of the rehearsals!"
"No, I don't want to know about it. I've done enough, composing the libretto; I'll consent to sharing the royalties with you."
Machado de Assis (21 juni 1839 - 29 september 1908)
Dit huis zelf gebouwd die gebroken shutter nooit vervangen op een dag kwam een zwarte auto de kist waarin verzegeld zijn lijk werd thuisgebracht in één snik rees het hele huis
Echt geloven toen zelfs niet de schok bedwongen zei iedereen naar mijn idee iets te vaak: het is werkelijk waar toen zag ik moeders gezicht heel donker vreemd verstrakt haar lichaam half in stoel getild
Het land bleef hij liefhebben de ondergang godzijdank heeft híj niet meegemaakt.
The Greek word eros denotes "want," "lack," "desire for that which is missing." The lover wants what he does not have. It is by definition impossible for him to have what he wants if, as soon as it is had, it is no longer wanting. This is more than wordplay. There is a dilemma within eros that has been thought crucial by thinkers from Sappho to the present day. Plato turns and returns to it. Four of his dialogues explore what it means to say that desire can only be for what is lacking, not at hand, not present, not in one's posession nor in one's being: eros entails endeia. As Diotima puts it in the Symposium, Eros is a bastard got by Wealth on Poverty and ever at home in a life of want. Hunger is the analog chosen by Simone Weil for this conundrum:
'All our desires are contradictory, like the desire for food. I want the person I love to love me. If he is, however, totally devoted to me he does not exist any longer and I cease to love him. And as long as he is not totally devoted to me he does not love me enough. Hunger and repletion."
Emily Dickinson puts the case more pertly in "I Had Been Hungry":
So I found
that hunger was a way
of persons outside windows
that entering takes away.
Petrarch interprets the problem in terms of the ancient physiology of fire and ice:
I know to follow while I flee my fire
I freeze when present; when absent, hot is my desire. ("Trionfo d'Amore")
Sartre has less patience with the contradictory ideal of desire, this "dupery." He sees in erotic relations a system of infinite reflections, a deceiving mirror-game that carries within itself its own frusteration.
half my day passes. One day it will be half a century.
I live in strange cities and sometimes talk
with strangers about matters strange to me.
I listen to music a lot: Bach, Mahler, Chopin, Shostakovich.
I see three elements in music: weakness, power, and pain.
The fourth has no name.
I read poets, living and dead, who teach me
tenacity, faith, and pride. I try to understand
the great philosophers--but usually catch just
scraps of their precious thoughts.
I like to take long walks on Paris streets
and watch my fellow creatures, quickened by envy,
anger, desire; to trace a silver coin
passing from hand to hand as it slowly
loses its round shape (the emperor's profile is erased).
Beside me trees expressing nothing
but a green, indifferent perfection.
Black birds pace the fields,
waiting patiently like Spanish widows.
I'm no longer young, but someone else is always older.
I like deep sleep, when I cease to exist,
and fast bike rides on country roads when poplars and houses
dissolve like cumuli on sunny days.
Sometimes in museums the paintings speak to me
and irony suddenly vanishes.
I love gazing at my wife's face.
Every Sunday I call my father.
Every other week I meet with friends,
thus proving my fidelity.
My country freed itself from one evil. I wish
another liberation would follow.
Could I help in this? I don't know.
I'm truly not a child of the ocean,
as Antonio Machado wrote about himself,
but a child of air, mint and cello
and not all the ways of the high world
cross paths with the life that--so far--
belongs to me.
Vertaald door Clare Cavanagh
Adam Zagajewski (Lwów, 21 juni 1945)
De Duitse schrijer en uitgever Georg Lentz werd geboren in Blankenhagen op 21 juni 1928. Hij groeide op in Berlijn. Hij studeerde voor uitgever en kwam terecht in de uitgeverswereld en de kunsthandel. In 1952 richtte hij in Stuttgart het "Georg-Lentz-Verlag" op, gespecialiseerd in prenten- en kinderboeken. Lentz stond tot 1964 aan het hoofd van de uitgeverij en was nadien actief in de uitgeverswereld in Zürich en Wenen. Georg Lentz publiceerde vanaf 1976 een succesrijke autobiografische romantrilogie (met de delen Muckefuck, Molle mit Korn en Weiße mit Schuß), die zich afspeelde in Berlijn in de periode tussen 1933 en 1959. Op basis van zijn boeken Muckefuck en Molle mit Korn werd in 1988 de 10-delige TV-serie Molle mit Korn gemaakt. Lentz overleed op 18 januari van dit jaar.
Uit: Molle mit Korn
... "Schnüffelpaule", riefen wir! "Schnüffelpaule!" Der Lastwagen hielt an. Schnüffelpaule sprang vom Trittbrett. Er trug wieder seinen alten Mantel. Oder einen, der genauso aussah. Und auch die Schiebermütze klebte ihm auf dem Kopf. "Nee", rief er, "det is nich möglich. Det kann ja nich sind! Ick krieje mir nich mehr ein! Ach du liebet bisschen! Komm in Paules Arme!" Wir begrüßten einander, tanzten wie die Indianer. Sternchen Siegel hatte schon die Schnapsgläser gefüllt. "Prost!" Sie machten sich alle miteinander bekannt. Ein Polizist kam, der Lastwagen sollte weiterfahren. "Momang", sagte Paule, "kommt mal mit." Er astete einen Karton aus dem Führerhaus. "Für euch", sagte er. "Hat Paule mitgebracht. Freude!" "Was ist denn drin?" fragte Gigi. Paule legte einen Finger auf die Lippen. "Wird nich verraten!" Ein großer Karton! Schnüffelpaule stieg wieder ein. Langsam rollte der Lastzug an. "Bis morgen!" rief Paule. Sternchen Siegel rief: "Bitteschön, derf ich fragen wat hamse jeladen?" Paule rief zurück: "Vierzigtausend Büchsen Thunfisch!" Im Karton waren zweihundert Büchsen Thunfisch....
Georg Lentz (21 juni 1928 - 18 januari 2009)
De Amerikaanse schrijfster en feministe Mary McCarthy werd geboren op 21 juni 1912 in Seattle. Toen zij zes jaar was verloor zij haar ouders. Door haar voogden werd zij zowel protestants als katholiek als ook joods opgevoed. Bekend werd zij door haar vriendschap met Hannah Arendt. Hun correspondentie werd wereldberoemd. Haar reportages Vietnam-Report (1967) en Hanoi 1968 (1968) worden gerekend tot het beste wat over de oorlog in Viëtnam geschreven is.
Uit: The Group
Outside, on Stuyvesant Square, the trees were in full leaf, and the wedding guests arriving by twos and threes in taxis heard the voices of children playing round the statue of Peter Stuyvesant in the park. Paying the driver, smoothing out their gloves, the pairs and trios of young women, Kay's classmates, stared about them curiously, as though they were in a foreign city. They were in the throes of discovering New York, imagine it, when some of them had actually lived here all their lives, in tiresome Georgian houses full of waste space in the Eighties or Park Avenue apartment buildings, and they delighted in such out-of-the-way corners as this, with its greenery and Quaker meeting-house in red brick, polished brass, and white trim next to the wine-purple Episcopal churchon Sundays, they walked with their beaux across Brooklyn Bridge and poked into the sleepy Heights section of Brooklyn; they explored residential Murray Hill and quaint MacDougal Alley and Patchin Place and Washington Mews with all the artists' studios; they loved the Plaza Hotel and the fountain there and the green mansarding of the Savoy Plaza and the row of horsedrawn hacks and elderly coachmen, waiting, as in a French place, to tempt them to a twilight right through Central Park.
Aleksandr Tvardovsky, Fyodor Gladkov, Henry S. Taylor, Frans Joseph de Cort
De Russische dichter Aleksandr Tvardovsky werd geboren in Oblast Smolenskop 21 juni 1910. In de periodes 1950-1954, 1958-1970 was hij hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Novy Mir. Zijn populaire gedicht ВасилийТёркин (Vasili Tyorkin) geldt als voorbeeld van de voorstellingen over dichtkunst die men er in de Sovjet Unie van die tijd op na hield. In 1971 ontving hij de Staatsprijs voor Literatuur.
Tyorkin wounded
On the mounds of graves, on ditches, On half-rusted barbed-wire stretches, On the hills, on open patches Of the mangled countryside, In the marshy woods, on bushes-- See the snows of wintertide.
And the ground-wind swathes the meadows In a white, impervious shroud; Blizzards boom in gutted chimneys Down along the empty road.
Locked in snowdrifts quite impassable, These once quiet and peaceful lands All this winter unforgettable Reeked of smoke from guns innumerable, Not of smoke from ingle brands.
And in dug-outs with no heating, In the woods, on icy snows, By their tanks and field-guns waiting While the patient horses froze, Soldiers learnt the tedious wartime Count of endless nights and days.
Vertaald door Alex Miller
Aleksandr Tvardovsky (21 juni 191018 december 1971)
De Russische schrijver Fyodor Gladkov werd geboren op 21 juni 1883 in Chernavka. In 1904 sloot hij zich aan bij een comunistische groep. In 1905 ging hij naar Tblisi waar hij wegens revolutionaire activiteiten gearresteerd werd. Hij werkte later o.a. als secretaris van het literaire tijdschrift"Novy Mir", als correspondent van de krant "Izvestiya" en als directeur van het Maxim Gorky Instituut. Hij was een vertegenwooriger van het klassieke sociale realisme in de literatuur.
Uit: Zement (Vertaald door Olga Halpern)
Wie vor drei Jahren wogte auch an diesem frühen Morgen Anfang März hinter den Dächern der Mietskasernen und den Arkaden der Fabrik das Meer; in der Sonne glitzernd, lag zwischen den Bergen am Ausgang der Bucht der gleiche leuchtende Glanz in der Luft, rot wie Wein. Die bläulichen Schlote, die Werkgebäude aus Eisenbeton, die Arbeiterhäuschen der Gemütlichen Kolonie" und die kupferrot leuchtenden Berggrate hatten in der Sonne ihre Konturen eingebüßt und waren durchsichtig wie Eis.
Nichts hatte sich in diesen drei Jahren verändert. Das dunstige Gebirge mit seinen Spalten, Klüften, Steinbrüchen und Felsen war dasselbe wie in der Kindheit. Von weitem schon sah man die altbekannten Abbaustellen an den Bergwänden, sah die Bremsberge zwischen Geröll und Gestrüpp und in engen Schluchten die Brücken und Aufzüge. Auch das Werk unten war dasselbe geblieben eine ganze Stadt aus Kuppeln, Türmen, Tonnendächern , und über alledem, am Bergabhang, die Gemütliche Kolonie" mit ihren verkümmerten Akazien und den fünf Quadratmetern Hof vor jedem Häuschen.
Ging man durch das Loch in der Betonmauer, die Fabrikgelände und Vorstadt voneinander trennte (ehedem war das Loch eine Pforte gewesen), so gelangte man zu Glebs Wohnung in der zweiten Mietskaserne.
Fyodor Gladkov (21 juni 1883 20 december 1958)
De Amerikaanse dichter Henry S. Taylor werd geboren op 21 juni 1942 in Loudoun County, Virginia. Hij studeerde aan de University of Virginia. Hij doceerde literatuur en creatief schrijven aan de American University van 1971 tot 2003. Taylorheeft vijftien bundels op zijn naam staan.In 1986 ontving hij de Pulitzer prijs voor zijn bundel The Flying Change.
RISING A ONE-EYED HORSE
One side of his world is always missing.
You may give it a casual wave of the hand
or rub it with your shoulder as you pass,
but nothing on his blind side ever happens.
Hundreds of trees slip past him into darkness,
drifting into a hollow hemisphere
whose sounds you will have to try to explain.
Your legs will tell him not to be afraid
if you learn never to lie. Do not forget
to turn his head and let what comes come seen:
he will jump the fences he has to if you swing
toward them from the side that he can see
and hold his good eye straight. The heavy dark
will stay beside you always; let him learn
to lean against it. It will steady him
and see you safely through diminished fields.
Henry S. Taylor (Loudoun County, 21 juni 1942)
Gerechtsgebouw in Loudoun County (Geen portret beschikbaar)
De Vlaamse dichter Frans Joseph de Cort werd geboren in Antwerpen op 21 juni 1834. Hij werkte als secretaris van de auditeur-generaal bij de militaire rechtbank. Van 1861 tot 1875 was hij hoofdredacteur van De Toekomst, tijdschrift voor opvoeding en onderwijs. Hij was een bekend liberaal-Vlaams volksdichter van liederen in de trant van Van Ryswyck en later van gevoelvolle huiselijke genrestukjes (bijvoorbeeld Moeder en kind).
Moeder en kind
Wanneer ik weeldedronken
mijn rozig kind beschouw
en die t mij heeft geschonken,
mijn aangebeden vrouw,
zo vraag niet wie van beiden
mijn hart het meest bemint
Mijn hart en kan niet scheiden
de moeder van het kind.
Ik doe mijn armen open
en sluit ze er in bijeen,
en vreugdetranen lopen
mij langs de wangen heen
Ach, wist gij, spreek ik stille,
hoe zeer gij wordt bemind,
gij, kind, om moeders wille,
gij, moeder, om uw kind!
Frans Joseph de Cort (21 juni 1834 18 januari 1878)
Vikram Seth, Paul Muldoon, Kurt Schwitters, Jean-Claude Izzo, Silke Andrea Schuemmer
De Indische schrijver Vikram Seth werd geboren op 20 juni 1952 in Kolkata. Hij studeerde in Oxford en aan de Stanford University in de VS filosofie, politicologie en economie. Daarna studeerde hij in Nanjing in China Chinese literatuur.Hij schreef poëzie (Mappings, The Humble Administrator's Garden, All You Who Sleep Tonight), boeken in verzen (The Golden Gate, Beastly Tales From Here and There), vertaalde (Three Chinese Poets), pleegde een reisverhaal (From Heaven Lake. Travels through Sinkiang and Tibet) en een opera-libretto (Arion & the Delphin). In 1993 verscheen zijn monumentale, 2000 paginas tellende romanepos A suitable boy. In 1999 verscheen zijn tweede roman An Equal Music (vertaald onder de titel Verwante Stemmen). In 2005 volgt een derde roman, Two Lives, het verhaal van zijn oom Shanti Behari Seth en zijn Duitse vrouw Henny Gerda Caro dat zich afspeelt van India tot Groot-Brittannië via Nazi-Duitsland, de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust, Israël en Palestina.
Uit: A Suitable Boy
'You too will marry a boy I choose,' said Mrs Rupa Mehra firmly to her younger daughter.
Lata avoided the maternal imperative by looking around the great lamp-lit garden of Prem Nivas. The wedding-guests were gathered on the lawn. 'Hmm,' she said. This annoyed her mother further.
'I know what your hmms mean, young lady, and I can tell you I will not stand for hmms in this matter. I do know what is best. I am doing it all for you. Do you think it is easy for me, trying to arrange things for all four of my children without His help?' Her nose began to redden at the thought of her husband, who would, she felt certain, be partaking of their present joy from somewhere benevolently above. Mrs Rupa Mehra believed, of course, in reincarnation, but at moments of exceptional sentiment, she imagined that the late Raghubir Mehra still inhabited the form in which she had known him when he was alive: the robust, cheerful form of his early forties before overwork had brought about his heart attack at the height of the Second World War. Eight years ago, eight years, thought Mrs Rupa Mehra miserably.
'Now, now, Ma, you can't cry on Savita's wedding day,' said Lata, putting her arm gently but not very concernedly around her mother's shoulder.
'If He had been here, I could have worn the tissue-patola sari I wore for my own wedding,' sighed Mrs Rupa Mehra. 'But it is too rich for a widow to wear.
' 'Ma!' said Lata, a little exasperated at the emotional capital her mother insisted on making out of every possible circumstance. 'People are looking at you. They want to congratulate you, and they'll think it very odd if they see you cryingin this way.'
Several guests were indeed doing namasté to Mrs Rupa Mehra and smiling at her; the cream of Brahmpur society, she was pleased to note.
'Let them see me!' said Mrs Rupa Mehra defiantly, dabbing at her eyes hastily with a handkerchief perfumed with 4711 eau-de-Cologne. 'They will only think it is because of my happiness at Savita's wedding. Everything I do is for you, and no one appreciates me. I have chosen such a good boy for Savita, and all everyone does is complain.'
Vikram Seth (Kolkata, 20 juni 1952)
De Ierse dichter en schrijver Paul Muldoon werd geboren in Portadown, County Armagh, in Noord-Ierland op 20 juni 1951, en werd opgevoed kortbij de Moy, een dorp in een streek genoemd Collegelands. Op 17-jarige leeftijd begon hij al poëzie te schrijven eerst in het Iers. Toen hij naar de Queens universiteit in Belfast ging in 1969 gaf hij echter het schrijven in het Iers op. In 1973 verscheen zijn eerste bundel New Weather.In datzelfde jaar studeerde hij af aan de Queens met een baccalaureaatsdiploma in de Engelse literatuur en begon hij te werken bij de BBC in Belfast. Na de dood van zijn vader in 1985 stopte hij bij de BBC en hij verhuisde een jaar later naar de VS. Hij is professor in creatief schrijven aan de Princeton Universiteit en sinds 1990 zelfs directeur van de faculteit Creatief Schrijven. In 2003 ontving hij de Pulitzer prijs voor poëzie.
Je métais mis à la cuisine tôt le matin, en écoutant de vieux blues de LightninHopkins. Après avoir nettoyé le loup, je lavais rempli de fenouil, puis lavais arrosédhuile dolive. Javais préparé ensuite la sauce des lasagnes. Le reste du fenouil avaitcuit à feu doux dans de leau salée, avec une pointe de beurre. Dans une poêle bienhuilée, javais fait revenir de loignon émincé, de lail et du piment finement haché.Une cuillerée à soupe de vinaigre, puis javais ajouté des tomates que javaisplongées dans de leau bouillante et coupées en petits cubes. Lorsque leau sétaitévaporée, javais ajouté le fenouil.Je mapaisais enfin. La cuisine avait cet effet sur moi. Lesprit ne se perdait plus dansles méandres complexes des pensées. Il se mettait au service des odeurs, du goût.Du plaisir.Sur la terrasse, javais préparé une bonne braise. Honorine apporta les langues demorue. Elles marinaient dans une terrine avec de lhuile, du persil haché et dupoivre. Selon ses indications, javais préparé une pâte à beignets à laquelle javaisincorporé deux blancs dufs montés en neige. [ ]Les langues de morue, nous expliqua-t-elle à table, cétait un plat délicat. On pouvaitles faire au gratin, avec une sauce aux clovisses ou à la provençale, en papillotes oumême cuites au vin blanc avec quelques lamelles de truffes et de champignons.Mais en beignets, selon elle, cétait ça le mieux. Babette et moi étions prêts à goûterles autres recettes, tant cétait délicieux.
Dich will ich mir um die Schultern legen. Du schmeichelst meinem Profil. Ich klaub mir Dich direkt aus dem Bett auf. Wie Du wärmst. Und so weich bist Du. Dann trag ich Dich spaziern. Ich geh durch die Straßen und zeig Dich herum. Und die Leute sagen Seht ein Neuer. Und so ein Schöner. Ich lächle. Was wissen denn die. Du liegst ganz still um meinen Hals. Die Augen glasig verzückt. Wenn sie wüßten, wie die Glieder geschmeidig sind, wenn Du schläfst. Ich trag Dich zum Bäcker, dann in die Fleischerei. Der ist aber schön, sagt die Frau. Ja sage ich, milchweiß die Nase, ich hab ihn noch nicht lang. Die Frau hackt eine Wurst in kleine Stücke. Ich sehe, daß sie neidisch ist. Nur zum Ärgern, sage ich noch: Die ißt er am liebsten.
Savez-vous pourquoi, madame, Je refusais de vous voir ? J'aime ! Et je sens qu'une femme Des femmes craint le pouvoir. Le vôtre est tout dans vos charmes, Qu'il faut, par force, adorer. L'inquiétude a des larmes : Je ne voulais pas pleurer.
Quelque part que je me trouve, Mon seul ami va venir ; Je vis de ce qu'il éprouve, J'en fais tout mon avenir. Se souvient-on d'humbles flammes Quand on voit vos yeux brûler ? Ils font trembler bien des âmes : Je ne voulais pas trembler.
Dans cette foule asservie, Dont vous respirez l'encens, Où j'aurais senti ma vie S'en aller à vos accents, Celui qui me rend peureuse, Moins tendre, sans repentir, M'eût dit : " N'es-tu plus heureuse ? " Je ne voulais pas mentir.
Dans l'éclat de vos conquêtes Si votre coeur s'est donné, Triste et fier au sein des fêtes, N'a-t-il jamais frissonné ? La plus tendre, ou la plus belle, Aiment-elles sans souffrir ? On meurt pour un infidèle : Je ne voulais pas mourir.
Marceline Desbordes-Valmore (20 juni 1786 23 juli 1859)
An old fashioned blazer with worn out lapels . . .
"No, I'm not from Vitebsk . . ."
A long pause.
And then -- dull and monotonous
words:
"I work and I'm sick,
there's an exhibition in Venice . . . .
So, you're not from Vitebsk?"
"No, I'm not from Vitebsk."
He looks to the side.
Doesn't hear.
With a foreign distance he sighs,
attempting to cautiously reach for his childhood . . .
And there's no Cannes,
no Azure shore,
no present glory . . .
Brightly and perplexedly
he's yearning for Vitebsk, as if a plant. . .
His Vitebsk
is industrial and hot,
pinned to the Earth with a watch-tower.
There's weddings and deaths, prayers and fairs.
There, especially, blossom large heavy apples,
and a sleepy cabdriver rolls down the square . . .
". . . Are you not from Vitebsk? . . . "
He becomes silent.
And suddenly pronounces
the names of streets:
Smolenskaya,
Zamskovaya.
As if the Volga, he brags about the river Vidba,
and waves with a kid-like open hand. . .
"So, you're not from Vitebsk . . . "
Time to bid farewell.
Soon its time to return home.
Down the road the trees
stand at attention.
And it's a pity
that I'm not from Vitebsk.
Robert Rozhdestvensky (20 juni 1932 19 augustus 1994)
De Zwitserse schrijfster Laure Wyss werd geboren op 20 juni 1913 in Biel/Bienne. Zij studeerde talen in Parijs, Zürich en Berlijn en behaalde een bevoegheid tot lerares. Tijdens WO II verbleef zij in Zweden waar zij teksten vertaalde uit het Scandinavische verzet. Vanaf 1945 werkte zij als journaliste en redactrice voor kranten en voor de televisie. Na haar pensionering bleef zij werkzaam als zelfstandig schrijfster.
Uit: Wahrnehmungen
Das Läuten der Abendglocken tönte über die Stadt. Es war an einem Samstag vor Ostern, das Geläute lauter als sonst, es drang in die Stube, wo wir zusammen sassen, es lag über unserem Gespräch.
Er möchte mit mir über seine Mutter reden, hatte Josy gesagt. Und seine Lebensgefährtin schien zufrieden, dass diese Frage an mich endlich passierte, sie mischte sich nicht ein, aber sie beteiligte sich lebhaft mit Kopfnicken oder Kopfschütteln. Sie wusste ja, dass Josy vor vielen Jahrzehnten, zwischen seinem dreizehnten und vierzehnten Lebensjahr, bei mir im Bergdorf gewohnt hatte und dass ich seine Mutter gern gehabt hatte. Selbst erinnerte sich Josy nicht mehr daran, wie es gewesen war, wusste nichts mehr von seiner Kindheit, nichts von einer Beziehung zur Mama. War es für ihn überhaupt eine gewesen? Das plagte den Josy seit langem.
«Was, du weisst nicht mehr, wie stolz deine Mutter auf dich gewesen ist und wie sie die Worte mein Josy, mein Sohn ausgesprochen hat? Der innige Tonfall deiner Mutter hat mir immer gefallen.»
Das habe er so empfunden, räumte Josy ein, sie habe ihn immer bewundert und für sehr gescheit erklärt ... viel zu sehr eigentlich, obschon man das als Kind schätze aber er habe immer gespürt, dass sie ihm gegenüber ein schlechtes Gewissen habe und habe deshalb dem hohen Lob nie ganz getraut. Und noch einmal: «Was hast du an meiner Mutter geschätzt?»
One of the forms I had filled out a few days before, ready for mailing, was the usual questionnaire from Who's Who in America. I suppose I found some amusement in reading it again: I ha' by that day written
The Children's Hour, Days t' Come, The Little Foxes, Watch on the Rhine, The Searching Wind, Another Part of the Forest, The Autumn Garden. I had collected and introduced volume of Chekhov letters, written movies and tinkered with others, belonged to organizations, unions-all the stuff I always have to look up from the previous Who's Who because I can't remember the dates.
Then I took a nap and woke up in a sweat of bewilderment about myself. I telephoned Hammett and he said he would take the next train from Katonah, so to sit still and do nothing until he got there. But the calm was gone now and I couldn't do that.
I went immediately to Stanley Isaacs, who had been borough president of Manhattan and who had suffered under an attack, led by Robert Moses, because one of his minor assistants was a member of the Communist Party. Stanley had stood up well under the attack, although, of course, the episode hurt his very Republican career. (I had gone to him as an admiring stranger as soon as he returned to his own law practice and had brought along with me, in the following years, quite a few people who liked and admired him.) Isaacs was an admirable man, but I think by the time of my subpoena he was more worried than he wanted to admit, and knew that his way back to politics-he was, in fact, never to have a way back-could be mended only with care. Isaacs and I were fond of each other and his face looked pained as he told me that he didn't believe he should handle the case, he didn't know enough about the field, but together we would find the right man.
Lillian Hellman (20 juni 1905 30 juni 1984)
De Afrikaans-Amerikaanse schrijver en essayist Charles Waddell Chesnutt werd geboren op 20 juni 1858 in Cleveland, Ohio. In 1887 werd zijn eerste korte verhaal gepubliceerd in The Atlantic Monthly. Zijn eerste verhalenbundel The Conjure Woman verscheen in 1899. In zijn verhalen en romans onderzocht hij de complexiteit van raciale en sociale identiteit. Chesnutts ouders waren "free persons of color" en zelf noemde hij zich voor 7/8e blank.
Uit:The Colonel's Dream
Two gentlemen were seated, one March morning in 189, in the private office of French and Company, Limited, on lower Broadway. Mr. Kirby, the junior partnera man of thirty-five, with brown hair and mustache, clean-cut, handsome features, and an alert manner, was smoking cigarettes almost as fast as he could roll them, and at the same time watching the electric clock upon the wall and getting up now and then to stride restlessly back and forth across the room.
Mr. French, the senior partner, who sat opposite Kirby, was an older mana safe guess would have placed him somewhere in the debatable ground between forty and fifty; of a good height, as could be seen even from the seated figure, the upper part of which was held erect with the unconscious ease which one associates with military training. His closely cropped brown hair had the slightest touch of gray. The spacious forehead, deep-set gray eyes, and firm chin, scarcely concealed by a light beard, marked the thoughtful man of affairs. His face indeed might have seemed austere, but for a sensitive mouth, which suggested a reserve of humour and a capacity for deep feeling. A man of well-balanced character, one would have said, not apt to undertake anything lightly, but sure to go far in whatever he took in hand; quickly responsive to a generous impulse, and capable of a righteous indignation; a good friend, a dangerous enemy; more likely to be misled by the heart than by the head; of the salt of the earth, which gives it savour.
Charles W. Chesnutt (20 juni 1858 15 november 1932)
Uit: Mijn Angelo. Herinneringen van het Garda-meer
De fleschgroene plas ligt in zijn bed van barre bergen als eene glasplaat; geen rimpeltje trilt er over zijne vlakte; bezwijmd, als een gebroken oog, weerkaatst hij levenloos het stalen zwerk dat hem verteert.
Gij meent te bezwijken: het is eene ware foltering. Van tijd tot tijd ontbloot gij uw barstend hoofd achter eene telegraafpaal, die dan toch schaduw geeft - eene handbreed slechts - maar schaduw dan toch. Zoo voortzwoegend, hebt gij het tergende meir achter u gelaten, en bereikt gij, langs zachtkens stijgende kronkelingen, de pashoogte, op wier rug een Maria-beeld prijkt, beschut door een koepeldakje op vier marmeren pilaren. O volk dat zonneschermen optrekt boven steenen poppen, en voor de menschen geen struik laat groeien aan den weg...... Maar stil! - gij zijt reeds opgeklommen tot het tempelken; gij werpt u neder op het verschrompelde gras, dicht aan de voeten der Madonna, om met de Hemelkoninginne de karige schaduw van haar dak te deelen.
Dan doet, terwijl ge nog naar uw adem hapt, eene heesche stem u opschrikken: Carità, ah ah, cantà!" - Gij wendt het hoofd om...... daar achter u staat een gedrocht in lompen. Man of vrouw? - gij kunt het niet onderscheiden. Gij ziet slechts een misvormd lichaam, een afschuwelijk kropgezwel, een idiotischen grijnslach op een wanstaltig gelaat, en een uitgestoken arm, den knokenarm van een geraamte. Carita! Carita! - - En ge springt op, als ware er een vampyr naast u uit den grond gerezen. En met ijlende schreden, of het afgrijzen u de hitte en de vermoeienis niet meer voelen deed, daalt gij van de hoogte af naar de huizengroep die op geringen afstand beneden u ligt: het dorp Nago.
Carel van Nievelt (20 juni 1843 2 augustus 1913)
De Franse dichter en schrijver Joseph Antoine Autran werd geboren op 20 juni 1813 in Marseille. Na zijn opleiding vestigde hij zich meteen als zelfstandig schrijver. Marseille en de zee komen steeds weer in zijn gedichten terug. Toen hij 39 jaar was erfde hij een fortuin. In 1835 verscheen zijn bundel La mer. Dezelfde gedichten werden in een sterk uitgebreide bundel Les poëmes de la mer nogmaals uitgegeven. In 1868 werd Autran lid van de Académie française.
Uit: Les Poèmes de la mer
Prélude (Fragment)
Nous sommes les vagues profondes
Où les yeux plongent vainement ;
Nous sommes les flots et les ondes
Qui déroulent autour des mondes
Leur manteau dazur écumant !
Une âme immense en nous respire,
Elle soulève notre sein ;
Soue laquilon, sous le zéphyre,
Nous sommes la plus vaste lyre
Qui chante un hymne au trois fois Saint.
Amoncelés par les orages,
Rendus au calme, tour à tour,
Nous exhalons des cris sauvages
Qui vont bientôt sur les rivages
Sachever en soupirs damour.
Joseph Autran (20 juni 1813 6 maart 1877)
De Engelse dichter en toneelschrijver Nicholas Rowe werd eboren in Little Barford, Bedfordshire, op 20 juni 1674. Rowe bezocht Westminster School in Londen en schreef zich in 1691 in voor een rechtenstudie aan de Middle Temple. Toen hij 19 was overleed zijn vader. Hij erfde diens fortuin en besloot vervolgens zich toe te leggen op de literatuur, mogelijk daartoe geïnspireerd door zijn vrienden Alexander Pope en Joseph Addison. In 1700 werd zijn eerste stuk geproduceerd, The Ambitious Stepmother, waarin Willem III als veroveraar wordt opgevoerd.Hierna probeerde hij een komedie te schrijven, maar dat werd geen succes. Hij keerde daarop terug naar de tragedie en produceerde achtereenvolgens Ulysses (1705), The Royal Convert (1707) en het succesvolle The Tragedy of Jane Shore, over een van de vele maîtresses van Eduard IV van Engeland. Zijn laatste stuk, dat dateert uit 1715, had niet veel succes. Verder is Rowe bekend gebleven als redacteur van het werk van William Shakespeare, de eerste moderne bewerking na de First Folio. Ook schreef hij een korte biografie van Shakespeare onder de titel Some Account of the Life &c. of Mr. William Shakespear. Rowe werd in 1715 benoemd tot Poet Laureate als opvolger van Nahum Tate.
Uit: Some Account of the Life of Mr. William Shakespear
It seems to be a kind of Respect due to the Memory of Excellent Men, especially of those whom their Wit and Learning have made Famous, to deliver some Account of themselves, as well as their Works, to Posterity. For this Reason, how fond do we see some People of discovering any little Personal Story of the great Men of Antiquity, their Families, the common Accidents of their Lives, and even their Shape, Make and Features have been the Subject of critical Enquiries. How trifling soever this Curiosity may seem to be, it is certainly very Natural; and we are hardly satisfy'd with an Account of any remarkable Person, 'till we have heard him describ'd even to the very Cloaths he wears. As for what relates to Men of Letters, the knowledge of an Author may sometimes conduce to the better understanding his Book: And tho' the Works of Mr. Shakespear may seem to many not to want a Comment, yet I fancy some little Account of the Man himself may not be thought improper to go along with them.
He was the Son of Mr. John Shakespear, and was Born at Stratford upon Avon, in Warwickshire, in April 1564. His Family, as appears by the Register and Publick Writings relating to that Town, were of good Figure and Fashion there, and are mention'd as Gentlemen. His Father, who was a considerable Dealer in Wool, had so large a Family, ten Children in all, that tho' he was his eldest Son, he could give him no better Education than his own Employment.
Nicholas Rowe (20 juni 1674 - 6 december 1718)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Italiaanse schrijver Sandro Veronesi werd geboren in Florence in 1959. Hij studeerde architectuur, maar begon op negenentwintig- jarige leeftijd met het schrijven van romans. Hij debuteerde in 1988 met 'Per dove parte questo treno allegro' (Waar gaat die vrolijke trein naartoe?). Hij won met zijn roman La forza del passato('In de ban van mijn vader') de prestigieuze Premio Campiello 2000. Deze roman verscheen in 2001 in Nederlandse vertaling bij uitgeverij Prometheus. Voor Caos calmo (Kalme Chaos) won hij in 2006 de Premio Strega en de derde prix Cévennes, de literaire prijs voor de beste Europese roman van 2008.Veronesi woont en werkt nu in Rome.
Uit: Stilles Chaos (Vertaald door Ulrich Hartmann)
Da!», sage ich.
Wir haben gerade gesurft, Carlo und ich. Surfen: wie vor zwanzig Jahren. Wir haben uns die Bretter von zwei Jungs geliehen und uns in die hohen, langen Wellen gestürzt, die am TyrrhenischenMeer, wo wir unser ganzes Leben verbracht haben, so selten sind. Carlo aggressiver und waghalsiger, schreiend, tätowiert, wie früher, mit seinen langen Haaren im Wind und seinem Ohrring, der in der Sonne glitzerte; ich vorsichtiger, mehr auf Stil bedacht, präziser und kontrollierter, angepasster, wie immer. Er der berüchtigte Rockertyp, ich mit meinem alten Understatement, zwei Bretter, die durch die Sonne flitzten, unsere beiden Welten, die sich wieder ein Duell lieferten, wie zu Zeiten großartiger jugendlicher Kämpfe Rebellion kontra Subversion , als die Stühle durch die Luft flogen, ganz
im Ernst. Nicht dass wir eine Show abgezogen hätten, es war schon viel, nicht von den Brettern zu fallen; oder besser: Wir haben die Show der Typen abgezogen, die auch mal jung waren, eine kurze Zeit lang glaubten, dass gewisse Kräfte tatsächlich siegen könnten, und die in dieser Zeit eine Menge Sachen gelernt haben, die sich später als vollkommen nutzlos herausstellen sollten so was wie Kongas trommeln oder eine Münze zwischen den Fingern rollen wie David Hemmings in Blow Up
oder den Herzschlag verlangsamen, um eine Herzrhythmusstörung zu simulieren und ausgemustert zu werden, oder Ska tanzen oder Joints mit einer Hand drehen oder Bogenschießen oder transzendentale Meditation oder eben Surfen. Die beiden jungen Surfer konnten das nicht verstehen, Lara und Claudia waren schon nach Hause gegangen, Nina .... war früh am Morgen abgereist (Carlo wechselt jedes Jahr die Freundin, und deshalb haben Lara und ich begonnen, sie mit Jahreszahlen zu
versehen): Es war niemand da, der es würdigen konnte, es war eine kleine Show für uns beide, eines dieser Spiele, die nur unter Brüdern Sinn haben, denn ein Bruder ist der Zeuge einer Unverletzlichkeit, die dir von einem bestimmten Augenblick an kein anderer mehr zuerkennen will.
It was during one of these playful sessions at the end of a working day, when the girls were alone with their eunuchs and their wine, that Baal heard the youngest talking about her client, the grocer, Musa. 'That one!' she said. 'He's got a bee in his bonnet about the Prophet's wives. He's so annoyed about them that he gets excited just by mentioning their names. He tells me that I personally am the spitting image of Ayesha herself, and she's His Nibs's favourite, as all are aware. So there.'
The fifty-year-old courtesan butted in. 'Listen, those women in that harem, the men don't talk about anything else these days. No wonder Mahound secluded them, but it's only made things worse. People fantasize more about what they can't see.'
Especially in this town, Baal thought; above all in our Jahilia of the licentious ways, where until Mahound arrived with his rule book, the women dressed brightly, and all the talk was of fucking and money, money and sex, and not just the talk either.
He said to the youngest whore: 'Why don't you pretend for him?'
'Who?'
'Musa. If Ayesha gives him such a thrill, why not become his private and personal Ayesha?'
'God,' the girls said. 'If they heard you say that they'd boil your balls in butter.'
mijn schaduw is minder, mijn nutteloze insekten tieren
weliger,
geen konijnen nestelen aan mijn voet.
Wel is mijn schors schor en hees
en ik overschreeuw mijzelf dagelijks met kinderen en bladeren.
Traag en moeizaam is mijn ringen
en even moeizaam wen ik aan het snoeien van handen,
de taal die mensen spreken.
Uit mijn hout worden geen goden gesneden,
ook zonder hen wordt mijn hout ouder.
Soms is het in mijn merg zo onophoudelijk donker
als in het windstil centrum van een ziekte;
je hoort er mensen als marmotten piepen
diep uit de zwartste zwammen van hun menszijn.
Maar jij die uit dit hout een stem wilt snijden,
snijdt een stem. Zoals mijn litteken is zing ik.
Mijn litteken is mijn sieraad.
Strandschap
Achter de duinen het overbodige landschap.
Geronselde wolkenhorden. Strand dat
langzaam zichzelf schept.
In ouderwetse rieten strandstoelen
zitten mensen te sterven, tatoes
op hun geloken oogleden.
Een enkel sigarettenrokend lijk
lost op in rook.
Een beroepshond met een bijbaantje
snuffelt langs de vloedlijn.
Vindt een kinkhoorn.
Uit de schelp klinkt het zachte geblaf
van een dode zeehond.
Sybren Polet (Kampen, 19 juni 1924)
De Tsjechische schrijver Josef Nesvadba werd geboren op 19 juni 1926 in Praag. Hij was opgeleid tot psichiater en introduceerde de groepstherapie in Tsjechoslowakije. Hij begon met het vertalen van Engelse gedichten. Als student schreef hij ook al toneelstukken. Aan het eind van de jaren vijftig begon hij korte verhalen te schrijven die men het best omschrijven kan als satirische science fiction. In de jaren zeventig ontwikkelde hij zich van dit genre vandaan richting meer psychologische romans. Verschillende van zijn boeken werden verfilmd door Juraj Herz.
Uit: The Einstein Brain
"The situation is extremely grave," Professor Kozhevkin brought his report to a close. "During the lifetime of the last few generations our progress in various technical fields has liberated mankind, freed mankind from drudgery, hunger and war, and opened the way to the Universe. I can still remember the time when the Engineering Faculties of our Universities had the pick of the finest students, and when it was the heart's desire of every young man to study some branch of technical science. Look at things today! Our young people have lost interest in what we are doing. Physics, chemistry and mathematics suddenly seem to have lost all interest for them. Every year there are fewer and fewer students applying for entrance to our Engineering Faculty in Alma-Ata. There is a danger that in a few years we shall find ourselves obliged to restrict our research work and set limits to the number of staff we can employ. This state of affairs cannot be allowed to go on. Our machines cannot work without people to control them; they cannot take care of the needs of mankind unless there is someone to run them. Energetic steps must be taken."
We all clapped and Dr. Kozhevkin sat down.
"At our University in Toronto," Professor Clark Smith-Jones took the floor, "things are almost worse. We have already had to shut down several of our specialised departments in certain aspects of space research, as well as the Department for Research into the Nature of Elementary Particles.
Josef Nesvadba (19 juni 1926 26 april 2005)
De Japanse schrijver Osamu Dazai (eig.Shūji Tsushima) werd geboren op 19 juni 1909 in Tsugaru. Osamu Dazai behoort tot de generatie van Mishima, Kawabata en Tanizaki. Hij was echter een enfant terrible die geen aansluiting vond bij de gevestigde orde. Hij had en heeft de status van cultheld. In 1948 pleegde hij samen met zijn minnares zelfmoord. Deze en andere sensationele gegevens uit zijn leven krijgen vaak meer aandacht dan zijn werk. Zijn eerste korte verhaal dat hij ondertekende met zijn pseudoniem was Ressha dat verscheen in 1933. Na zijn zelfmoord trof men 14 verhalen aan onder de veelzeggende titel 'Jaren van verval'.
.
Uit: The setting sun
I drink out of desperation. Life is too dreary to endure. The misery, the loneliness, crampedness theyre heartbreaking. Whenever you can hear the gloomy sighs of woe from the four walls around your, you know that theres not a chance of happiness existing just for you. What feelings do you suppose a man has when he realizes that he will never know happiness or glory as long as he lives? Hard work. All that amounts to is food for the wild beasts of hunger. There are too many pitiful people. Is that a pose again?
No.
Only love. Just like you wrote in your letters.
Yes.
My love was extinguished.
When the room became faintly light, I stared at the face of the man sleeping beside me. It was the face of a man soon to die. It was an exhausted face.
The face of a victim. A precious victim.
My man. My rainbow. My child. Hateful man. Unprincipled man.
It seemed to me then a face of a beauty unmatched in the whole world. My breast throbbed with the sensation of resuscitated love. I kissed him as I stroke his hair.
The sad, sad accomplishment of love.
Mr. Uehara, his eyes still shut, took me in his arms. I was all wrong. What do you expect of a farmers son?
I could never leave him.
I am happy now. Even if I were to hear the four walls all shriek in anguish, my feeling of happiness would still be at the saturation point.
Mr. Uehara laughed. But its too late now. Its dusk already.
Pitt - so nannte Philipp Sintrup sein Spiegelbild, wie er es als kleines Kind zum erstenmal erblickte und mit dem Finger berührte. Die Familie heftete den Namen an ihn, und mit einer Art von Folgerichtigkeit ward nun sein jüngerer Bruder nur noch Fox gerufen. Pitt war es gleichgültig, wie er hieß. Fox dagegen wehrte sich gegen den ihm aufgehängten Namen, ohne daß er ihn vertreiben konnte. So behauptete er denn, als er in das Alter kam, wo man moderne Weltgeschichte lernt, ein Nachkomme des großen, bekannten Fox wäre sein Pate, und seinen gewaltigen Reichtum werde er einmal erben.
Schon früh begann Fox Großes von sich zu erzählen. Er stellte sich als den Helden von selbsterfundenen Geschichten hin, die er Märchen nannte, die aber außer ihrer Unmöglichkeit nichts Märchenhaftes an sich hatten, sondern der allernächsten Umgebung entnommen waren und nur in einem Tone vorgetragen wurden, der Grausen erregen sollte. - Der grauäugige, etwas hochgeschossene Pitt hörte sie mit gelangweilten Augen an, und wenn Fox geendet, erzählte er mit gleichmäßiger Stimme: ihm sei Ähnliches begegnet, nur sei alles umgekehrt gewesen; vor seinen Feinden habe er, anstatt sie anzugreifen, sich versteckt, indem er sich bewegungslos gegen den Zaun drückte, so daß sie ihn für einen Holzpfahl hielten. Während unter seines Bruders Tritten die dicksten Brückenbalken krachten, genügte ihm ein Strohhalm, sich seinen Verfolgern über das Wasser hin zu entziehen. Unter diesen befanden sich ganz unbesehen seine nächsten Verwandten, seine eigenen Eltern. Herr Sintrup zog an ihrer Spitze, und Frau Sintrup, Pitts Mutter, sonnte sich im Eingang einer Höhle, ohne sich zu bewegen, so daß er nicht an ihr vorbei konnte, um sich ein für allemal zurückzuziehen.
Auf herrlichen Säulen erbaut stand die Königsburg des Sonnengottes, von blitzendem Gold und glühendem Karfunkel schimmernd; den obersten Giebel umschloss blendendes Elfenbein, gedoppelte Türen strahlten in Silberglanz, darauf in erhabener Arbeit die schönsten Wundergeschichten zu schauen waren. In diesen Palast trat Phaethon, der Sohn des Sonnengottes Helios, und verlangte den Vater zu sprechen. Doch stellte er sich nur von ferne hin, denn in der Nähe war das strahlende Licht nicht zu ertragen. Der Vater Helios, von Purpurgewand umhüllt, saß auf seinem fürstlichen Stuhle, der mit gänzenden Smaragden besetzt war; zu seiner Rechten und zu seiner Linken stand sein Gefolge geordnet, der Tag, der Monat, das Jahr, die Jahrhunderte und die Horen; der jugendliche Lenz mit seinem Blütenkranze, der Sommer mit Ährengewinden bekränzt, der Herbst mit einem Füllhorn voll Trauben, der eisige Winter mit schneeweißen Haaren. Helios, in ihrer Mitte sitzend, wurde mit seinem allschauenden Auge bald den Jüngling gewahr, der über so viele Wunder staunte. »Was ist der Grund deiner Wallfahrt«, sprach er, »was führt dich in den Palast deines göttlichen Vaters, mein Sohn?«
Gustav Schwab (19 juni 1792 4 november 1850)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren 1970 in München, waar zij nog steeds woont. Zij studeerde psychologie in Konstanz en literatuurwetenschappen in München. Zij vertaalt en werkt als zelfstandig lectrice. In 2005 verscheen haar bundel »avantgarde des schocks« en in 2007 »in belichteten wänden«.
verschnittenes gras: du tastest
verschnittenes gras: du tastest
es ab in der brust, ein grünes
gefühl, prüfst die haltbarkeit
von wiesen, hunger nach
gärten beauty beyond
production aus rotem klee,
das süße ende der halme
im mund ein kühles
versprechen.
Karin Fellner (München, 1970)
De Duitse dichteres Claudia Gabler werd in 1970 geboren in Lörrach. Zij bezocht de kunstnijverheidsschool in Basel en studeerde theaterwetenschappen en communicatiewetenschappen in Berlijn. Zij is werkzaam in redacties en persafdelingen. Werk van haar verscheen in tijdschriften en bloemlezingen. In 2008 verscheen haar bundel Die kleinen Raubtiere unter ihrem Pelz.
mal wieder ein Stadtplan ohne Wirklichkeitsmomente
mal wieder ein Stadtplan ohne Wirklichkeitsmomente.
ich zog Kreise um den Bahnhof, an dem unser
ungleichzeitiges Timing abprallte wie unser Winken.
das Image wurde später eingefroren, auch
die gleichförmigen Krusten der Teigtaschen auf
den Stoffbezügen der Sitze. es gab seit Tagen nur
aufgetaute Wraps und geschlossene Pubs. hitzebeständig
behielten wir unsere Pullover an, um das Bild
vom Kennenlernen aufrechtzuerhalten, ließen wir
die Sitze oben bis zum nächsten präventiv
angelegten Streitgespräch. alles wirkte in diesen schlecht
ausgeleuchteten Bussen und Städten
wie ein Arrangement unter Freunden, die ganz zufällig
die gleichen Interessen hatten.
Körperkontakt war eine ganz gute Konsequenz.
Claudia Gabler (Lörrach, 1970)
De Duitse dichter Marius Hulpe werd geboren in 1982 in Soest, Westfalen. Hij woonde en studeerde in Berlijn en sinds 2006 studeert hij creatief schrijven en cultuurjournalistiek in Hildesheim. Hij is medewerker aan het literatuurtijdschrift Am Erker en redacteur bij lit.07. In 2008 verscheen zijn bundel Wiederbelebung der Lämmer.
The first indication that Pop had been seeing something more than heebie-jeebies for all those years came a few weeks before the end, when the old guy leaned over to Artie on the front porch of an autumn evening and said, distinctly, "Calamine." Father and son had come out after dinner to sit together on this side of the screens and see November along. They enjoyed, in silence, one of those nights that hung in the high fifties but could easily go ten degrees either way within the hour. Artie staked out the rocker while his father, as usual, exercised eminent domain over the kapok bed long ago banished to the porch because chez Hobson-a twenty-year repository of everything the family had ever owned?could not take one more cubic foot of crap without spewing it all through every doorway and window.
Silence had gotten them this far, and there seemed to Artie no reason to improve on it. He tried to chalk up his father's mumbled word to an involuntary spasm in the man's cerebral cortex, a first burst of verb salad accompanying the return of autumn. He hoped, for a moment, to hide from it, let the word fall to the ground and add to the November earthworm-stink and autumn. But Artie had no place to hide from Pop that the old man himself hadn't shown him. So he put his knuckles to the bridge of his nose, braced his face for what was coming, and asked, "Say what, Dad?"
"You heard me. Calamine. I say what I mean and I mean what I say. I plan my work and work my plan. When the tough get going, the . . ."
"Got you, Pop." Artie preempted quickly, for once Edward Hobson, Sr., was let out of the verbal paddock, he could go all night without denting his capacityfor free association. After a quarter century, Artie knew the symptoms. In the man's present condition, it was pointless to ask him straight out just what he meant by the Word. Artie tried reconstructing: Calamine, zinc oxide, iodine-nothing in that direction. Dad's invocation was certainly not a medical request. Dad abhorred all medications. His sickness was nothing so trivial or topical as dermatitis, except that in crowds, for the express purpose of publicly shaming any other Hobson with him, he had been known to sing, "It's no sin to shake off your skin and go dancing in your bones."
Je staat achter het raam zonder gezicht. De notelaar met geverniste blaren glanst van een zuiver en onwerelds licht dat huiveringen legt over je haren.
Je draagt iets in je hand ik zie niet wat een boek een brief een sjaaltje voor de winter maar zeker iets dat ik vergeten had en dat je je herinnerde daarginder.
Ik kom al moeder (bonzend van geluk). Je hoort mij niet ik zie de grote blaren achter je schouders schommelen en bedaren. Maar op de drempel staat je voetafdruk.
« L'amour veut faire partager sa béatitude. Ainsi, une maîtresse de nature assez froide devient caressante, nous embrasse dans le cou, invente mille agaceries, si nous sommes en train d'écrire une lettre. Je n'avais jamais tel désir d'embrasser Marthe que lorsqu'un travail la distrayait de moi; jamais tant envie de toucher à ses cheveux, de la décoiffer, que quand elle se coiffait. Dans le canot, je me précipitais sur elle, la jonchant de baisers, pour qu'elle lâchât ses rames, et que le canot dérivât, prisonnier des herbes, des nénuphars blancs et jaunes. Elle y reconnaissait les signes d'une passion incapable de se contenir, alors que me poussait surtout la manie de déranger, si forte. »
Raymond Radiguet (18 juni 1903 12 december 1923)
Eine Weile blieb der Satz im Raum stehen, klang seltsam. Jana,die damit beschäftigt war,die Weingläser aus dem Schrank zu nehmen,warf einen Blick auf ihren Mann,der am Fenster stand und in den Garten hinaussah,wo die Herbstblätter von den Bäumen sanken. Sie konnte ihm von hinten ansehen, wie schlecht gelaunt er war, außerdem hörte man es seiner Stimme an.
»Das ist ja ein schreckliches Wort«, sagte sie.
»Was?«, knurrte er.
»Irgendwoher.« Sie sprach das Wort gedehnt aus und versuchte das R dramatisch zu rollen,was ihr nicht so gut gelang wie ihm mit seiner baltischen Herkunft. Er drehte sich um.
»So! Das Wort gefällt dir nicht.Was würdest du denn sagen?«
»Geld kommt nicht von irgendwoher oder von irgendwo, man muss es beschaffen.«
»Darum geht es ja.Wie immer.«
Er sah ihr zu, wie sie die hellen Gläser neben die Gedecke stellte und dann die rötlich getönten Rotweingläser aus dem Schrank nahm und leicht versetzt hinter die Weißweingläser auf dem Tisch platzierte. Sie hatte eine Vorliebe für hübsche Gläser.
Utta Danella (Berlijn, 18 juni 1924)
De Vlaamse schrijver Aster Berkhof (eig. Louis van den Bergh werd geboren in Rijkevorsel op 18 juni 1920. Na zijn humaniora studeerde hij van 1938 tot 1942 Germaanse filologie in Leuven en promoveerde in 1946 tot doctor in de wijsbegeerte. Ondertussen werkte hij als redacteur bij De Standaard en vervulde hij zijn militaire dienstplicht in Schotland. Lange tijd was hij een verwoed reiziger. Aanvankelijk reisde hij door West-Europa om vervolgens in 1952 Noord-Afrika en in 1953 Noord-Amerika en Mexico te bezoeken. In 1955 maakte hij een wereldreis van twee maanden waarin hij vooral in contact probeerde te komen met primitieve volkeren. Over die reizen schreef hij een aantal reportages.Na zijn reizen werd hij eerst leraar aan verschillende middelbare scholen en tenslotte docent aan de Universitaire Faculteit St. Ignatius te Antwerpen.Aster Berkhof is vooral populair om zijn vlotgeschreven streek-, reis-, detective- en avonturenromans.
Uit: Veel geluk professor
De helft van de monden hingen open, alle ogen stonden star en verbaasd op Pierre gericht, en dikke Georges kwam langzaam recht op zijn bank, en zijn vinger wees ontsteld naar Pierre, en zijn mond deed van alles, maar er kwam geen geluid.
Ze zijn al even verrast als gij, zei Lady Thompson.
Pas toen bekwam ook Pierre van zijn verrassing, en op dat ogenblik barstte een applaus los, zoals er nog nooit een gehoord was in het Instituut. En toen Ann voor Pierre kwam staan, en zachtjes zei: Proficiat, en Pierre haar ontroerd in zijn armen nam en haar zoende, kraakte en schudde minutenlang het hele gebouw onder het handgeklap, dat zo geweldig was, dat sommige gasten in de hotels rondom aan een lawine dachten, verschrikt rechtveerden en zich bevend afvroegen waar ze zou neerkomen.
Lady Thompson bleef in de spleet van de deur staan kijken om het einde van de kus af te wachten. Maar tenslotte trok ze de deur maar toe. Er kwam geen einde aan
Aster Berkhof (Rijkevorsel, 18 juni 1920)
De Duitse schrijfster en vertaalster Mirjam Pressler werd geboren op 18 juni 1940 in Darmstadt. Pressler vertaalde al meer dan 300 werken uit het Hebreeuws, het Engels en het Nederlands. Als haar hoofdwerk geldt de kritische werkuitgave van Het dagboek van Anne Frank. Daarnaast schrijft zij veel voor de jeugd, maar ook detectives, romans en verhalen voor volwassenen.
Uit: Die Verführung (Een schitterend gebrek van Arthur Japin)
An jenem Abend, an dem alles in ein neues Licht gerückt wurde, sollte ich, wie jeden Donnerstag, eigentlich mit Mister Jamieson dinieren, einem Großhändler in Häuten und Tabak, und danach vielleicht noch ein bißchen mit ihm tanzen gehen. Nur weil der gute Mann einen Gichtanfall bekam
und absagte, beschloß ich, meine Loge zu besuchen.
Verstehen Sie mich nicht falsch, ich lebe nicht im Luxus. Von dem Moment an, als das Unheil zuschlug und ich durch das Leben trieb, war ich gezwungenermaßen sparsam, da ich lange Zeit nicht wußte, was der folgende Tag bringen würde.
Ob ich etwas zu essen haben würde. Ob für mich gesorgt würde. Ob ich angegriffen und weitergejagt würde. Auch als ich mir schließlich in Amsterdam eine gewisse Position erworben hatte, habe ich mir nie mehr Äußerlichkeiten gegönnt, als es von den Kreisen, in denen ich verkehrte, erwartet wurde, einmal abgesehen von den Dingen, die ich zur Ausübung meines Berufs benötigte. Extravaganzen habe ich mir weder erlaubt, noch je Verlangen danach gehabt. Der einzige Luxus, den ich mir seit einigen Jahren gönnte, bestand in einem festen Logenplatz im Französischen Theater am Overtoom,
das ich besuchte, sobald ich mich dafür freimachen konnte.
Vertaald door Mirjam Pressler
Mirjam Pressler (Darmstadt, 18 juni 1940)
De Canadese schrijver, journalist en historicus Jean-Claude Germain werd geboren op 18 juni 1939 in Montral. Van 1972 tot 1982 was hij artistiek directeur van het Théâtre d'Aujourd'hui. Ook doceerde hij aan de National Theatre School of Canada.
Uit:Les faux brillants de Félix-Gabriel Marchand. Paraphrase
« TRÉMOUSSET : Puis-je vous rappler, baron, que livrognerie... est un signe de noblesse! / FAQUINO : Pour les lordzzes anglais! /
TRÉMOUSSET : Comme pour les nobbes étaliens! Même que çé ça... qui fait la diffarence entte les nobes pis les gences ordinaires... la façon dont y portent leur bouésson! /
FAQUINO : Dans une taverne! /
TRÉMOUSSET : Pis au parlement itou! Parsquun nobbe han... un nobbe... quant-y a un verre dans lnez, ben ça y montte dans a fasse pis ça resse là! Yé plastré!... Tandisse que lmonde ordinaire eu-z-autres, ben ça leu tombbe dans é jambes pis ça leu rvire lé-z-orteils en anse de cruche! Aha! Ha! Ha! (Il va pour perdre pied et saccroche à Faquino qui le soutient.) »
Günter Seuren, George Essex Evans, Martin Greif, Ivan Gontsjarov
De Duitse schrijver Günter Seurenwerd geboren op 18 juni 1932 in Wickrath, Niederrhein. Na zijn gymnasiumopleiding werd hij medewerker van de Illustrierten Neue Post in Düsseldorf. Vanaf 19555 was hij zelfstandig schrijver en filmcriticus bij de Deutsche Zeitung. Naast zijn verhalend proza, waarmee hij dicht bij het realisme van de Kölner Schule stond, schreef hij ook draaiboeken en hoorspelen.
Uit: Die Krötenküsser
Zur Zeit war ich solo, konnte den Leuten nicht den beruhigenden Anblick von Mann und Frau bieten, die Seite an Seite durchs Leben gehen. Wir hatten uns getrennt, und ich schleppte eine kontrollierte Depression mit mir herum.
Es hatte ganz beiläufig angefangen. Sie hatte bezahlt und saß irgendwo im Parkett. Ich war noch gut im Geschäft, kassierte ein paar Hunderter beim Leseabend und dachte überhaupt nicht an aussterbende Arten. Im Gegenteil, an dem Abend ging ich mit Freunden und Bekannten noch in eine Kneipe, um den Nachgeschmack vom Tingeln durch Buchläden und Volkshochschulen runterzuspülen. Unter den entfernten Bekannten war ein neues Gesicht. Sie hatte einen weißen Bordeaux im Kühlschrank. Alles fing von vorn an.
Es dauerte länger, als ich erwartet hatte. Glücksarbeit, den vollgeladenen Einkaufswagen durch den Supermarkt schieben, an der Kasse stehen, zahlen und dabei spüren, daß man den Wohltäter spielt, um sich das Wochenende zu erkaufen. Besuchsweise lieben und dann zurück an den Schreibtisch.
Sie war geschieden, brauchte einen Seelenmasseur. Aber dann kam diese Nacht, die mich veranlaßte, mich mehr um aussterbende Arten zu kümmern als um ein geregeltes Sexualleben. Das ist kein Witz. Ich brauchte eine Therapie, als alles vorbei war.
Es war dunkel im Zimmer, nur der Fernseher war noch eingeschaltet. Wir hatten getrunken und irgendwann vergessen, auf die Fernbedienung zu drücken.
Günter Seuren (18 juni 1932 10 december 2003)
De Australische dichter George Essex Evanswerd geboren op 18 juni 1863 in Londen. Zijn vader stierf al toen hij pas een paar maanden oud was. Hij emigreerde op 17-jarige leeftijd naar Queensland in Australië waar hij als ambtenaar werkte. Zijn eerste bundel The Repentance of MagdaleneDespar verscheen in 1891, in 1898 gevolgd door Loraine and other Verses. In 1901 won hij een prijs van £50 voor zijn "Ode for Commonwealth Day".
A Nocturne
Like weary sea-birds spent with flight
And faltering,
The slow hours beat across the night
On leaden wing.
The wild bird knows where rest shall be
Soe'er he roam.
Heart of my heart! apart from thee
I have no home.
Afar from thee, yet not alone,
Heart of my heart!
Like some soft haunting whisper blown
From Heaven thou art.
I hear the magic music roll
Its waves divine;
The subtle fragrance of thy soul
Has passed to mine.
Nor dawn nor Heaven my heart can know
Save that which lies
In lights and shades that come and go
In thy soft eyes.
Here in the night I dream the day,
By love upborne,
When thy sweet eyes shall shine and say
"It is the morn!"
George Essex Evans (18 juni 1863 10 november 1909)
De Duitse dicher en schrijver Martin Greif(eig. Friedrich Hermann Frey werd geboren op 18 juni 1839 in Speyer. Door bemiddeling van Eduard Mörike verschenen in 1868 bij de uitgever Cotta. In 1869 trok hij naar Wenen waar zijn stukken met veel succes aan het Burgtheater werden opgevoerd. Later was hij verbonden aan het Hof- und Nationaltheater in München.
His movements, too, even when he was excited, were kept in check by a certain kind of mildness and laziness which was not without its own touch of gracefulness. If his mind was troubled, his eyes were clouded over, lines appeared on his forehead, and he was plunged into doubt, sadness, and fear; but his anxiety seldom took the form of any definite idea and still more seldom was it transformed into a decision. All his anxiety resolved itself into a sigh and dissolved into apathy or drowsiness.
How well Oblomovs indoor clothes went with the calm features of his countenance and his effeminate body! He wore a dressing-gown of Persian clotha real oriental dressing-gown, without the slightest hint of Europe, without tassels, without velvet trimmings, and so capacious that he could wrap it round him twice. The sleeves, in true Asiatic fashion, got wider and wider from the shoulders to the hands. Though this dressing-gown had lost its original freshness and here and there exchanged its natural sheen for one acquired by years of faithful service, it still preserved the brilliance of its oriental colour, and the material was as strong as ever.
The dressing-gown had a vast number of inestimable qualities in Oblomovs eyes: it was soft and flexible, it was so light that he did not feel its weight, and it obeyed the least movement of his body like a devoted slave.
Oblomov never wore a tie or a waistcoat at home because he liked to feel unhampered and free. He wore long, soft, wide slippers; when he put his feet on the floor as he got out of bed, he invariably stepped into them without looking.
Ivan Gontsjarov (18 juni 1812 - 27 september 1891) Portret door Ivan Kramskoy