De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato werd op 24 juni 1911 geboren in Rojas, een dorp in de provincie Buenos Aires. Zie ook mijn blog van 24 juni 2007 en ook mijn blog van 24 juni 2008.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: Before the End (Vertaald door Marina Harss)
I walk along the Avenida Costanera Sur, contemplating the portentous river, traversed just over a century ago by thousands of Spaniards, Italians, Jews, Poles, Albanians, Russians, and Germans, driven from their own countries by hunger and poverty. The great visionaries who governed the country at the time offered the Pampas, this metaphor of nothingness, to "all those men who are willing and able," all those who needed a home, a ground in which to lay their roots. After all, it is not possible to live without a fatherland, or "matria," as Miguel de Unamuno preferred to call it, given that mothers are the real basis of our existence. But most of those men found a different kind of poverty here, brought on by solitude and nostalgia; as the boat that carried them here steamed out of the harbor, they saw, their faces streaked with tears, their mothers, children, brothers, and sisters retreat toward death, knowing they would never see them again.
Out of that incurable sorrow was born the strange melody called the tango. The virtuoso Enrique Santos Discépolo, the greatest composer of tangos, once defined the tango as a melancholy thought that is danced. Without realizing it, these unpretentious musicians, using whatever instruments they had around-a violin here, a flute there, a guitar-wrote a crucial part of our history. What sailor, from what German port-town, brought over the instrument that would mark this music most deeply and dramatically-the bandoneón? That humble instrument, which was created in order to serve God in the streets intoning Lutheran melodies, found its destiny thousands of leagues away. With the bandoneón, somber and sacred, man was able to express his deepest emotions.
Ernesto Sabato (Rojas, 24 juni 1911)
De Franse dichter, schrijver en vertaler Yves Bonnefoy werd in Tours geboren op 24 juni 1923. Zie ook mijn blog van 24 juni 2006 en ook mijn blog van 24 juni 2007 en ook mijn blog van 24 juni 2008.
La maison natale
III
Je méveillai, cétait la maison natale,
Il faisait nuit, des arbres se pressaient
De toutes parts autour de notre porte,
Jétais seul sur le seuil dans le vent froid,
Mais non, nullement seul, car deux grands êtres
Se parlaient au-dessus de moi, à travers moi.
Lun, derrière, une vieille femme, courbe, mauvaise,
Lautre debout dehors comme une lampe,
Belle, tenant la coupe quon lui offrait,
Buvant avidement de toute sa soif.
Ai-je voulu me moquer, certes non,
Plutôt ai-je poussé un cri damour
Mais avec la bizarrerie du désespoir,
Et le poison fut partout dans mes membres,
Cérès moquée brisa qui lavait aimée.
Ainsi parle aujourdhui la vie murée dans la vie.
IV
Une autre fois.
Il faisait nuit encore. De leau glissait
Silencieusement sur le sol noir,
Et je savais que je naurais pour tâche
Que de me souvenir, et je riais,
Je me penchais, je prenais dans la boue
Une brassée de branches et de feuilles,
Jen soulevais la masse, qui ruisselait
Dans mes bras resserrés contre mon cur,
Que faire de ce bois où de tant dabsence
Montait pourtant le bruit de la couleur,
Peu importe, jallais en hâte, à la recherche
Dau moins quelque hangar, sous cette charge
De branches qui avaient de toute part
Des angles, des élancements, des pointes, des cris.
Et des voix, qui jetaient des ombres sur la route,
Ou mappelaient, et je me retournais,
Le cur précipité, sur la route vide.
Yves Bonnefoy (Tours, 24 juni 1923)
De Amerikaanse schrijver Scott Oden werd geboren op 24 juni 1967 in Columbus, Indiana. Oden schrijft vooral historische romans over het oude Perzië en Egypte. Zijn debuutroman uit 2005 Men of Bronze werd door de kritiek goed ontvangen. In 2006 verscheen Memnon. Tegenwoordig is hij fulltime schrijver.
Uit: Men of Bronze
In the blue predawn twilight, a mist rose from the Nile's surface, flowing up the reed-choked banks and into the ruined streets of Leontopolis. Remnants of monumental architecture floated like islands of stone on a calm morning sea. Streamers of moisture swirled around statues of long-dead pharaohs, flowed past stumps of columns broken off like rotted teeth, and coursed down sandstone steps worn paper-thin by the passage of years. As the sky above grew translucent, streaked with amber and gold, a funerary shroud settled over the City of Lions, a mantle that disguised the approach of armed men.
From the desert came two score and ten dark shapes, clad Greek-fashion in leather cuirasses and studded kilts, Corinthian helmets perched atop their foreheads. Bowl-shaped shields hung from their shoulders by gripcords of plaited hemp, freeing each man to wield a short, recurved bow. They moved in earnest, silent, a company of phantoms drifting through the fog.
The Medjay had come to Leontopolis.
Medjay. The soldiers bearing this appellation were the most savage of Pharaoh's mercenaries. They were a cadre of outcasts, criminals in their own lands, who banded together under Egypt's banner to dedicate their lives to the gods of violence.
Scott Oden (Columbus, 24 juni 1967)
De Duitse schrijver en criticus Kurt Kusenberg werd geboren op 24 juni 1904 in Göteborg. Zijn jeugd bracht hij door in Lissabon en daar bezocht hij ook de burgerschool. Bij het uitbreken van WO I keerde de familie naar Duitsland terug. Vanaf 1922 studeerde hij in München kunstgeschiedenis. Later verhuisde hij naar Berlijn en in 1926 naar Freiburg im Breisgau. Vanaf 1930 werkte hij als o.a. criticus bij Die Weltkunst en de Vossische Zeitung. Vanaf 1947 leefde hij als zelfstandig schrijver in München en Hamburg. Bij uitgeverij Rowohlt gaf hij vanaf 1958 de beroemde serie Rowohlts monographien uit.
Uit: Magie des Lesens
Das Lesen ist die reine Zauberei. Da sitzt Einer im muffigen Eisenbahnabteil, eingeklemmt zwischen Mitreisende, die Binsenwahrheiten austauschen, und merkt von alledem nichts, denn er ist weit fort und auf sehr glückliche Art einsam, obwohl er nicht allein ist. Oder es liegt da Einer bäuchlings auf einer Wiese, den Kopf in die Arme gestützt, ganz allein und doch nicht einsam, sondern in großer Gesellschaft, im Rundgespräch mit erhabenen, mit feurigen Geistern, und die Stimmen in der Luft hört nur er. Ja: sie lesen, die Beiden, sie lassen sich entrücken, in die geistige Landschaft ihrer Wahl. Sie zaubern sich fort; man könnte aber ebensogut sagen, daß sie ein gewaltiges Stück Welt zu sich her zaubern, ins Eisenbahnabteil, auf die Wiese. Wo Zeit und Raum übersprungen werden, kommt es nicht darauf an, in welcher Richtung gezaubert wird.
Erstaunlicher noch ist das Instrument, welches der zauberische und bezauberte Leser in der Hand hält: ein Päckchen Papier mit Schriftzeichen, sonst nichts. Von links nach rechts, von links nach rechts gleiten seine Augen über Reihen von Buchstaben: trockene Zeichen, die keine Bilder mehr sind wie einst, sondern völlig abstrakte Gebilde, 25 an der Zahl, und die - jeweils ein wenig verstellt -Wörter ergeben und Sätze, also auch nichts Besonderes. Dies bißchen bedruckte Papier aber (man kann es kaum glauben) ist fähig, den Lesenden zu unterhalten, zu erheben oder zu erschüttern, ihm Gedanken und Empfindungen einzugeben, ihn unter Menschen und in Länder zu versetzen, die er nie gekannt hat und die nun plötzlich sein sind, für immer.
Kurt Kusenberg (24 juni 1904 3 oktober 1983)
De Nederlandse schrijfster en journaliste Magdalena Hermina Székely-Lulofs werd geboren in Soerabaja op 24 juni 1899. Haar vader was bestuursambtenaar en werd regelmatig overgeplaatst. Het gezin reisde mee naar Atjeh en later naar een kleine garnizoensplaats. Tussen 1913 en 1915 volgde Madelon, zoals haar roepnam was, in Deventer de meisjes-HBS. Van 1917 tot 1926 was zij gehuwd met de Delische rubberplanter Hendrik Doffegnies. Met hem kreeg ze twee dochters. Ze begon verhalen te schrijven die de Hongaarse planter László Székely liet plaatsen in een krant op Sumatra. In 1926 werd het huwelijk van Lulofs en Doffegnies ontbonden en hertrouwde Lulofs met Székely. Met hem kreeg zij nog een dochter. Het echtpaar verhuisde naar Sumatra en Székely-Lulofs publiceerde verhalen in het Hollandse tijdschrift Groot Nederland. In 1931 maakte ze haar debuut als romanschrijfster met Rubber. Mede door een lawine aan kritieken werd Rubber meteen een bestseller. De roman werd in vijftien talen vertaald, onder andere in het Engels, Duits ('Gummi', Berlijn, 1934) Frans, Zweeds, Deens, Fins, Tsjechisch, Hongaars, Maleis en Spaans. Ook werd het boek verfilmd. Deze en de volgende romans van Székely-Lulofs gaven een een onthullend beeld van het leven van planters en koelies in Nederlands-Indië. Rubber werd om die reden in Nederlands-Indië zelf slecht ontvangen.
Uit: Rubber
DERTIG kilometer voorbij Randjah, een kleine binnenplaats op de Oostkust van Sumatra, boog zich van den grooten gouvernements weg een steenig pad af. Het kronkelde eerst langs een paar verwaarloosde inlandsche rubbertuinen. De schrale en verkwijnende hevea's schenen daar met moeite hun bestaan te verdedigen tegen de haast gretige groeiïng van weer opschietend bosch, waarin allerlei klimplanten door elkaar woekerden en, behalve de hevea's, ook de triestige vrucht-boomen trachtten te verstikken, die er bij ongeluk ontkiemd waren. Dan wond zich deze smalle weg, slechter en slechter wordend, voorbij een paar armelijke maleische kampongs, tot aan de rivier. Daar knapte hij ineens af, doorgesneden door de trage, breede, bruine rivier, om aan de overzijde van den stroom weer tegen den steilen oever op te kruipen en zich voort te zetten door het oerbosch.
Bij de rivier was het oude rammelende en piepende huurfordje met knersend geluid van remmen tot staan gekomen. De inlandsche chauffeur kroop achter het stuur vandaan, liep naar den oever en slaakte een doordringenden kreet, die beantwoord werd èrgens uit de dichte begroeiïng langs den stroom.
Is de veerman er weer niet? mopperde John van Laer die achter in de auto zat. Hij was assistent op de nieuwe rubberontginning van de groote Amerikaansche rubbermaatschappij: de Sumatra Hevea Coy., en kwam terug uit Randjah, van het hoofdkantoor, waarheen zijn manager van der Meulen hem gezonden had om het geld voor de half-maandelijksche uitbetaling der contractanten te halen.
Madelon Székely-Lulofs (24 juni 1899 22 mei 1958)
|