Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
08-02-2013
Dolce far niente, Neil Cassady. Robin Block, Gotthold Ephraim Lessing
Dolce far niente
Dolce far niente, door John William Waterhouse, 1880
Die Faulheit
Fleiß und Arbeit lob ich nicht. Fleiß und Arbeit lob ein Bauer. Ja, der Bauer selber spricht, Fleiß und Arbeit wird ihm sauer. Faul zu sein, sei meine Pflicht; Diese Pflicht ermüdet nicht.
Bruder, lass das Buch voll Staub. Willst du länger mit ihm wachen? Morgen bist du selber Staub! Lass uns faul in allen Sachen, Nur nicht faul zu Lieb und Wein, Nur nicht faul zur Faulheit sein.
Gotthold Ephraim Lessing (22 januari 1729 - 15 februari 1781)
Uit: The Fast Life of a Beat Hero (Biografie door David Sandison)
Carolyn put it differently, saying that Neal simply could not accept that divinity lay in him and that he ought to celebrate the God within: Neal could not surrender his feelings of guilt and unworthiness; his prayers were the apologies and supplications not of a God-filled vessel affirming his divinity, but of a miserable worm.
Meanwhile Jack was making unexpected literary progress. In mid-March he had written Carolyn excitedly to say that he had made arrangements with Viking Press to finish modifying On the Road at Stanford University with respected Viking editor Malcolm Cowley. This would bring him back west again. At Cowleys suggestion, Kerouac would edit the manuscript to make it more acceptable to the publishers. The length was reduced, everyone was given pseudonyms, and a passage reflecting Neal Cassadys interest in an underage girl was excised.
Then he wrote to her even more enthusiastically saying that he had secured a job in the Pacific Northwest as a ranger in Washington States Cascade Mountains. This prompted the daydream: It will be my life work, in my hut there, and city apartment in Mex. City, and in transit twice a year I can knock on yore door and pester you for a meal, a few weeks at a crack with my charming tired presence and roaring fires and priceless comments at television and if you want a camping trip to the Sierra with the kids we can do it whenever youre ready. Know just the place, just the trail, just the beautiful lake.
After a brief stopover in California, Jack went north to his mountains for the summer of 1956, staying at the fire watchers station at Desolation Peak where he stopped writing letters and started writing a journal about his experiences there. These would eventually form the basis of his book Desolation Angels, a novel whose mystical and romantic tone did not really reflect his personal reaction to the mountain wilderness, which in truth left him feeling bored and lonely. He was back in the San Francisco area by September, and he never returned to the ranger job.
Neal Cassady (8 februari 1926 4 februari 1968)
De Nederlandse dichter, songwriter en musicus Robin Block werd geboren op 8 februari 1980 in Heemskerk. Zie ook alle tags voor Robin Block op dit blog.
The scientist
Het had je credo kunnen zijn zoiets als
een ieder is zo groot als zijn kooi of je hart geen voederbak voor varkenssnuiten
er moest een variabele zijn er dienden vragen als
vond je parels in het modderrotte tandvlees proefde je de smaak nog aan je gretige lippen
hoe strijkt men de haartjes van die zachtroze huid hoe negeert men het gekrijs in het slachthuis
Turing Nationale Gedichtenwedstrijd gewonnen door Onno Kosters
De Nederlandse dichter Onno Kostersheeft de vierde editie van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd gewonnen. Het winnende gedicht heet Doe-Het-Zelf en werd gekozen uit een shortlist van 100 gedichten. Kosters ontvangt 10.000 euro. Zie ook alle tags voor Onno Kosters op dit blog.
Doe-het-zelf
Na zichzelf, met een witte lijn, te hebben omkrijt, herrijst hij van de plaats delict, hijst zich stap voor stap in nieuwe voeten, past zijn kuiten, dijen (als gegoten), omgordt zich met een schaambeen en een buik van genereuze omvang.
Stof daalt neer: zijn navel schudt hij uit; zijn middenrif, zijn twaalfde rib schragen hart en longen die hij inslikt uit het niets, zo zonder mond nog, zonder tong, alsof hij licht schiep dat kortelings voorafging aan de zon.
Ontboezemt dan zijn borstkas, slaat losjes zijn armen om zich heen, lijnt zijn nek uit, stelt atlas en draaier aard- en nagelvast. Staat als een huis.
Als kroon op het werk welt meesterlijk het ravissante hoofd. Hoofd vol hersens,
Mrs. Pardiggle, leading the way with a great show of moral determination, and talking with much volubility about the untidy habits of the people (though I doubted if the best of us could have been tidy in such a place), conducted us into a cottage at the farthest corner, the ground floor room of which we nearly filled. Besides ourselves, there were in this damp offensive room a woman with a black eye, nursing a poor little gasping baby by the fire; a man, stained with clay and mud, and looking very dissipated, lying at full length on the ground, smoking a pipe; a powerful young man, fastening a collar on a dog; and a bold girl, doing some kind of washing in very dirty water. They all looked up at us as we came in, and the woman seemed to turn her face toward the fire, as if to hide her bruised eye; nobody gave us any welcome. . . .
"Well, my friends," said Mrs. Pardiggle; but her voice had not a friendly sound, I thought; it was much too business-like and systematic. "How do you do, all of you? I am here again. I told you, you couldn't tire of me, you know. I am fond of hard work, and am true to my word."
"There ain't," growled the man on the floor, whose head rested on his hand as he stared at us, "any more of you to come in, is there?"
Patrick Kennedy als Richard en Carey Mulligan als Ada in de BBC-serie Bleak House, 2005.
"No, my friend," said Mrs. Pardiggle, seating herself on one stool and knocking down another. "We are all here."
"Because I thought there warn't enough of you, perhaps?" said the man, with his pipe between his lips as he looked round upon us.
The young man and the girl both laughed. Two friends of the young man, whom we had attracted to the doorway and who stood there with their hands in their pockets, echoed the laugh noisily.
"You can't tire me, good people," said Mrs. Pardiggle to these latter. "I enjoy hard work, and harder you make mine, the better I like it."
"Then make it easy for her!" growled the man upon the floor. "I wants it done, and over. I wants a end of these liberties took with my place. I wants a end of being frawed like a badger. Now you're a-going to pollpry and question according to custom I know what you're a-going to be up to.
La première fois que Billy a vu Hélène, c'était dans le couloir d'un hôtel. Ça sentait l'herbe dans sa chambre, il voit quelqu'un qui regarde, il lui demande si elle est flic. Elle répond non, qu'elle a senti l'herbe, qu'elle fume aussi, et qu'elle est à l'hôtel avec sa fille.
Il est de passage à Paris avec un groupe de reggae pour y faire des concerts. Elle aussi, elle part dans quelques jours à Dubaï pour l'ouverture d'une boutique, elle rentre d'Australie, où elle vivait avec son mari. Ils sont séparés, mais elle travaille avec lui et il ouvre une boutique à Dubaï. Il fait des bijoux pour Nicole Kidman ou Lenny Kravitz. Il fait partie d'un truc Krishna. Il a été condamné pour des histoires de crimes sexuels, et il y a eu un problème avec leur fille, Mary, qui a deux ans. C'est ça qui justifie son départ d'Australie.
Il y a des procès en cours. Elle a le dossier du fichage avec une photo. Il a un style à la Bruce Springsteen, blanc, cheveux gris, cinquante-soixante ans. Elle a environ trente ans. Son divorce n'est pas officialisé. Elle a juste un papier australien, qui stipule la garde de sa fille et une pension de trois mille dollars mensuels. Elle ne s'entend pas avec sa famille, c'est pour ça qu'elle est à l'hôtel.
My childhood was neither blessed nor tainted by the celerifere, and I would not have mentioned it at all, excepthere it is before us now. Typically, the Austrian draftsman fails to suggest the three dimensions. However: Could there be a vehicle more appropriate for the task I have so recklessly set myself, one that you, by-the-by, have supported by taking this volume in your hands? That is, you have agreed to be transported to my childhood where it will be proven, or if not proven then strongly suggested, that the very shape of my head, my particular phrenology, the volume of my lungs, was determined by unknown pressures brought to bear in the years before my birth. So let us believe that a grotesque and antique bicycle has been made available to us, its wooden frame in the form of a horse, and of course if we are to approach my home this way, we must be prepared to push my uncle's hobby across fallen branches, through the spinneys. It is almost useless in the rough ground of the woods, where I and the Abbe de La Londe, my beloved Bebe, shot so many hundreds of larks and sparrows that I bruised my little shoulder blue. "Careful Olivier dear, do be careful." We can ignore nose bleeding for the time being, although to be realistic the blood can be anticipated soon enoughspectacular spurts, splendid gushesmy body being always too thin-walled a container for the passions coursing through its veins, but as we are making up our adventure let us assume there is no blood, no compresses, no leeches, no wild gallops to drag the doctor from his breakfast.
Hi! Mrs. Stetson? Im Max. Im here to see Bridget.
The tutor?
Yes! The tutor, yes. Max embraces the cover. Unsure what the mothers have been told, upon arrival she always follows their lead. Mrs. Stetson flips the towel over her shoulder. Her friend Shannon just called to let me know you were coming, which was strange. Do you tutor many of the kids at Stuyvesant?
I tutor all over the city, actually. I work by referral, so, yeah.
Can you see if you can get Bridge to come down for some food? I really think she should eat something. She skipped dinner. Shes been locked in her room since I got home. Probably on the phone with her boyfriend.
Bridgets mother holds the door open, and Max steps into the front hall, where a days worth of the familys bags and shoes have been discarded.
I brought some snacks. Max points to her bag. Bridgets mother looks at it, the imposing red leather, the iconic H clasp, and then to Max, her impeccable knockoff and professional attire working to their opposite desired effect. There is a beat of distrust as the two walk to the staircase leading to the second floor.
Nog nooit was het koren zoo snel gesikkeld als dien zomer in Macedonië.
Elken dag maakte de zon zijn zengenden tocht over het gebarsten landschap, van de Belasjitsabergen in het oosten, over de ondraaglijk glinsterende Vardar naar den witten Korab aan de Westgrens; en nimmer ontmoette hij wolken die het langer uithielden als wasem waar de wind in blaast. En toch sikkelden de boeren bij Veles, Bitolj en Kroutchevo als verwachtten zij van dag tot dag, van uur tot uur een onweer dat garven en golvende aren met één slag vernietigen zou. Ook werd er dit jaar geoogst zonder gezang en de maaiers zegden maar weinig zoolang de bindsters achter hen liepen. Het was of rond alle monden de angst hing dat zij zich zouden verspreken, en er werd gewerkt als nooit te voren.
Het snelst van allemaal misschien oogstten de drie broers Drangov in het dorp Radovo bij Gostivar: Damian, Kosta en Kroum. En sinds Damian verdwenen was werkten de twee voor drie. Eergisteren waren de bachi-bozouks, de Turksche veldwachters naar Damian komen vragen; maar Kosta en Kroum deden of ze te suf en te moe waren om te antwoorden en ook de stompen van de geweerkolven namen ze zwijgend in ontvangst. De veldwachters wilden ook Milja ondervragen, Damian's vrouw, doch toen ze zagen dat ze zwaar zwanger was, gingen ze zwijgend weg: niet uit menschelijkheid, maar wegens het gebod van den Profeet.
Kosta en Kroum sloegen hun witte sikkels in de rogge, die ruischend aan hun voeten neerviel. De zon stond heet in hun nek en de stoppels staken treiterend door het leer van hun opanken. De hitte pijnigde hen van hoofd tot voeten, en daarom sloegen ze nijdig op de rogge los. Achter hen liepen de drie garvenbindsters: Stans, Mentcha en Marouchka. Drie witte hoofddoeken, drie paar roode kousen, drie roodgele schorten, zes snelle handen vol kussentjes van eelt, en breede roode vingers met eelt in de buiging der kootjes.
A. den Doolaard (7 februari 1901 26 juni 1994)
De Amerikaanse schrijver en journalist Gay Talesewerd geboren op 7 februari 1932 in Ocean City. Zie ook alle tags voor Gay Taleseop dit blog.
Uit: Frank Sinatra Has a Cold
He is the champ who made the big comeback, the man who had everything, lost it, then got it back, letting nothing stand in his way, doing what few men can do: he uprooted his life, left his family, broke with everything that was familiar, learning in the process that one way to hold a woman is not to hold her. Now he has the affection of Nancy and Ava and Mia, the fine female produce of three generations, and still has the adoration of his children, the freedom of a bachelor, he does not feel old, he makes old men feel young, makes them think that if Frank Sinatra can do it, it can be done; not that they could do it, but it is still nice for other men to know, at fifty, that it can be done.
But now, standing at this bar in Beverly Hills, Sinatra had a cold, and he continued to drink quietly and he seemed miles away in his private world, not even reacting when suddenly the stereo in the other room switched to a Sinatra song, "In the Wee Small Hours of the Morning."
It is a lovely ballad that he first recorded ten years ago, and it now inspired many young couples who had been sitting, tired of twisting, to get up and move slowly around the dance floor, holding one another very close. Sinatra's intonation, precisely clipped, yet full and flowing, gave a deeper meaning to the simple lyrics -- "In the wee small hours of the morning/while the whole wide world is fast asleep/you lie awake, and think about the girl...." -- it was like so many of his classics, a song that evoked loneliness and sensuality, and when blended with the dim light and the alcohol and nicotine and late-night needs, it became a kind of airy aphrodisiac.
Uit: Das Jahr, in dem ich aufhörte, mir Sorgen zu machen, und anfing zu träumen
Am Morgen meines ersten Arbeitstages in München, der 01. Oktober 2008, blieb ich irritiert im Untergeschoss der U-Bahnstation Nordfriedhof vor den Treppen stehen, die an die Oberfläche führten.
Dort, wo die Überdachung endete und damit auch die Wärme, die sich in den unterirdischen Räumen wie eine Erinnerung an den Sommer hielt, bedeckte ein feiner Film aus Schnee die Stufen. Seit für die Region Wetteraufzeichnungen existieren, war es erst ein, zwei Mal zu einem so plötzlichen Kälteeinbruch gekommen. Außerdem hatte, wenn mir mein Gedächtnis keinen Streich spielt, die RTL-Wetterfee, bei der ich mich immer fragte, ob ihr blondes Haar auch in natura so dezent matt glänzt oder ob es sich um einen digitalen Effekt handelt, leichte Bewölkung vorhergesagt, nicht jedoch Regen, geschweige denn Schnee.
Als ich eine halbe Stunde zuvor meine Wohnung in der Maxvorstadt verlassen hatte, war es zwar stürmisch gewesen irgendetwas zwischen Windstärke vier und fünf, schätze ich , aber trocken. Bei feuchtem Belag ist das Treppensteigen mit 7-cm-Absätzen beschwerlich.
Die »Gala« sagt: »Mörder-High-Heels ruinieren Victoria Beckhams Gesundheit.« Angela Braly, geborene Fick, Geschäftsführerin von WellPoint Inc.-Versicherungen und laut Forbes die aktuell fünfmächtigste Frau der Welt, sagt: »After all I am still a woman, what do you think?« Ellen von Unwerth, Starfotografin, sagt: »The higher the heel, the better I feel.« Meine beste Freundin Lisa Miller sagt: »Nicht klagen, tragen.«
Draußen herrschte eine von den Straßenlaternen und den Lichtern in den umliegenden Gebäuden ungesund orange eingefärbte Dämmerung, durch die Flocken wirbelten. Auf der anderen Seite des Mittleren Rings bemerkte ich eine Trauergemeinde. Vor den Mauern des Friedhofs, hinter denen die schwarzen Flügel der Engelsstatuen und Kreuze hervorragten, gingen circa dreißig Frauen und Männer in langen dunklen Mänteln und mit gesenkten Häuptern eng beisammen.
Thomas von Steinaecker (Traunstein, 6 februari 1977)
He swallowed hard, trying to block the recurring images from his mind. But flames lit the space behind his closed eyelids, smoke still seeming to fill his nostrils. The boots moved, spraying gravel down on to his face, beating so harshly on the tar that they might have been pounding his skull and as they retreated he had to restrain himself from moving. He realized how desperately he wanted to be caught, that whatever terrors lay in the cell under the station could be no worse than the unknown journey ahead through the dark. The fallen gravel covered his hand. To shift even a finger would send it trickling noisily down. All his life he had obeyed; the instinct ingrained within him. An image came back from childhood, his father climbing the stairs as he hid after a quarrel, wanting to be found, knowing that his father would gruffly forgive him. A radio crackled from inside the car. There was the click of an automatic weapon being uncocked. The boots paused on the roadway like a parent on the stairs. How warm it had been under that bed, his father's voice coaxing, the scent of cooking from downstairs. The boots drew closer again.
His arm ached to move yet still he held back. If he were alone he would be in the squad car now, the first blows raining against his skull. But she would be there as well, a witness again to his cowardice. Without warning, Katie's teeth bit softly into his fingers, reassuring him with her own fear. The need to protect her gave him strength, a role in which he could imagine himself strong. With a click the boots stopped and a car door opened. Only when the noise of the engine faded did her teeth ease their grip. Gradually the unfamiliar night sounds reasserted themselves: the beat of wings in the blackness above; tiny paws scuttling through the coarse grass; the sight of a dreaming beast in a field nearby, where high branches creaked like dried bones. They waited for the noise of the motor to return. Overhead a pylon hummed as it stretched back towards the city they had come from. To move was to make a decision, to break the isolated spell of the ditch.
Dermot Bolger (Dublin, 6 februari 1959)
De Oostenrijkse schrijver (toneel, hoorspelen en draaiboeken) Felix Mitterer werd geboren op 6 februari 1948 in Achenkirch, Tirol. Zie ook alle tags voor Felix Mitterer op dit blog.
Ze maakte zich op en kleedde zich aan alsof haar iets belangrijks te wachten stond, wandelde met een stevige pas naar de bakker en nam er met een stralende glimlach een knapperig brood in ontvangst. Weer onderweg naar huis, hief ze haar gezicht op naar de zachte motregen, waardoor ze de regenboog boven haar stad opmerkte. Wat mooi, vertelde ze zichzelf.
( )
Ze gaat achterwaarts onder, want hij is hier, ze ademt rustig, want hij is hier. Hij strooit broodkruimels in het water, laat guppys om haar middel zwemmen, laat haar de vissen voelen. Ze weet niet of ze zonder hem zou duiken, want hij is hier, ze weet niet wie ze is, want hij is hier. Hij wijst naar onderwaterbergen. Hij is hier.
Uit: This Earth of Mankind (Vertaald door max Lane)
I was still very young, just the age of a corn plant, yet I had already experienced modern learning and science: They had bestowed upon me a blessing whose beauty was beyond description.
The director of my school once told my class: Your teachers have given you a very broad general knowledge, much broader than that received by students of the same level in many of the European countries.
Naturally this breast of mine swelled. I'd never been to Europe, so I did not know if the director was telling the truth or not. But because it pleased me, I decided to believe him. And, further, all my teachers had been born and educated in Europe. It didn't feel right to distrust my teachers. My parents had entrusted me to them. Among the educated European and Indo communities, they were considered to be the best teachers in all of the Netherlands Indies. So I was obliged to trust them.
This science and learning, which I had been taught at school and which I saw manifested in life all around me, meant that I was rather different from the general run of my countrymen. I don't know. And that's how it was that I, a Javanese, liked to make notes -- because of my European training. One day the notes would be of use to me, as they are now.
One of the products of science at which I never stopped marveling was printing, especially zincography. Imagine, people can reproduce tens of thou sands of copies of any photograph in just one day: pictures of landscapes, important people, new machines, American skyscrapers. Now I could see for myself everything from all over the world upon these printed sheets of paper. How deprived had the generation before me been -- a generation that had been satisfied with accumulation of its own footsteps in the lanes of its villages. I was truly grateful to all those people who had worked so tirelessly to give birth to these new wonders. Five years ago there were no printed pictures, only block and lithographic prints, which gave very poor representations of reality.
Pramoedya Ananta Toer (6 februari 1925 30 april 2006)
Streef naar een minzaam vergelijk laat het slot weerklinken en stijg
neem je schaduw op voer het naar de hoogste top en neig dan
naar opzij
achterom
een kwartdraai
rond het vlak dan af maak de strop goed strak trek de draad snel na loop ook langs de flank en sta
verstomd van het zicht ontdaan van je plicht
Zweef moeizaam verglijd
uur nul
wie hier voorbij is dan zie al wat overblijft is ruis al wat overblijft is gruis vermalen tot een grijs tapijt je gooit het puntlood uit en zakt ermee tot in wat eens schacht vier was daar rommelt het niet langer speelt een showorkest ten dans de hapering lijkt permanent op hoogspanning gesteld dat dit blijft duren zou dat een soort van einde zijn
Solemn Accountants are jumping ship, sir All of them, sir In the last skimpy surplus, sir Room for one more outside, sir they said and plunged Seventh Teen Age Future Molotov Cocktails Last seen swimming desperately in sewage
Allies wait on knives Valiant Crowns drew a short 22 and Heavy Commitments .The Caribbean swells to a roar A Negro snapped the advantages .Street Gangs Uranian born up from a headline of penniless migrants in the face of appalling conditions:
Out Show window and were Proud of it.
Her Fourth Grade Class screamed in terror when I looked at the dogs and I looked at the pavement decided the pavement was safer Stale streets of yesterday policemen back from shadows to embrace his assailant pretty familiar. Talk to my medium .Remember my medium of appalling conditions conditi ons?:
Suicide by teen ager ice food same day Blue Note wherever you go Dietary delusion of death in Tanganyika or was it?
Only this should have been obvious from Her Fourth Grade Class: Only live animals have write door . Distant
Secure it firmly with steak sized chucks of cripple drug and throw it in a Liz replica synthesized from cabbage .
Who was Rape and Idleness? Anyone over homicide big enough to take Punishment Wisconsin Milwauki convicted of later and lesser crimes pudgy and not pretty The Words included assault murder stratosphere and his feet devoid of reality.
Will Hollywood never learn?
Unimaginable disaster Royal Kights Teen Age Future Time.
Cut up articles on Juvenile Delinquency
Time and New York Herald Tribune (European adition)
William S. Burroughs (5 februari 1914 2 augustus 1997)
« Le mouvement lui paraissait dailleurs inutile et limagination lui semblait pouvoir aisément suppléer à la vulgaire réalité des faits. À son avis, il était possible de contenter les désirs réputés les plus difficiles à satisfaire dans la vie normale, et cela par un léger subterfuge, par une approximative sophistication de lobjet poursuivi par ces désirs mêmes. Ainsi, il est bien évident que tout gourmet se délecte aujourdhui, dans les restaurants renommés par lexcellence de leurs caves, en buvant les hauts crus fabriqués avec de basses vinasses traitées suivant la méthode de M. Pasteur. Or, vrais et faux, ces vins ont le même arôme, la même couleur, le même bouquet, et par conséquent le plaisir quon éprouve en dégustant ces breuvages altérés et factices est absolument identique à celui que lon goûterait en savourant le vin naturel et pur qui serait introuvable, même à prix dor. En transportant cette captieuse déviation, cet adroit mensonge dans le monde de lintellect, nul doute quon ne puisse, et aussi facilement que dans le monde matériel, jouir de chimériques délices semblables, en tous points, aux vraies; nul doute, par exemple, quon ne puisse se livrer à de longues explorations, au coin de son feu, en aidant, au besoin, lesprit rétif ou lent, par la suggestive lecture dun ouvrage racontant de lointains voyages; nul doute aussi, quon ne puisse, - sans bouger de Paris - acquérir la bienfaisante impression dun bain de mer; il suffirait, tout bonnement de se rendre au bain Vigier, situé, sur un bateau, en pleine Seine.
Joris-Karl Huysmans (5 februari 1848 12 mei 1907)
Cover Engelse vertaling
De Hongaarse, Duitstalige, schrijfster en vertaalster Terézia Mora werd geboren op 5 februari 1971 in Sopron. Zie ook alle tags voor Terézia Mora op dit blog.
Uit: Day in Day Out(Vertaald door Michael Henry Heim)
Let us call the time now; let us call the place here. Let us describe both as follows.
A city, a district somewhat east of the center. Brown streets, warehouses empty or full of no one quite knows what, and jam-packed human residences zigzagging along the railway line, running into brick walls in sudden cul-de-sacs. A Saturday morning, autumn in the air. No park, just a tiny, desolate triangle of so-called green space left over when two streets came together in a point. An empty corner of land. Sudden gusts of early-morning wind resulting from the cleft-like layout of the streets...what you might call a social bite...rattle a playground carousel, an old or merely old-looking wooden toy at the edge of the green space. There is a ring nearby, the kind used to pull litter bins, but free-floating, with no bin attached; there is litter strewn over the nearby undergrowth, which tries to shake it off in attacks of the shivers, but what comes off are mostly leaves whooshing onto cement, sand, glass, and well-worn greenery. Two women and shortly thereafter another on their way to or from work. Taking a short cut, treading the trodden path that cuts the green into two triangles. One of them, corpulent, tugs at the edge of the wooden carousel with two fingers as she passes. The stand it rests on gives a squawk. It sounds like a bird's cry, or maybe it was in fact a bird, one of the hundreds streaming across the sky. Starlings. The carousel twists and staggers.
The man looked something like a bird to us, or a bat, a giant bat hanging there, his black coattails fluttering now and then in the wind. At first theythought...they later said as much...that someone had merely left his coat behind on that carpet-beating frame or whatever it was, jungle gym. But then they saw there were hands hanging out, white hands, the tips of the bent fingers nearly touching the ground.
On an early autumn Saturday morning in a neglected playground not far from the railway station three women found the translator Abel Nema dangling from a jungle gym: feet wound round with silver tape, a long, black trench coat covering the head, swinging slightly in the morning breeze.
In dieser Nachlässigkeit, dieser Blöße des Körpers entstehen meine Texte. In dieser Reglosigkeit, Starre, nur in diesem Geschlampe des Körpers, in diesem Körpertheater entstehen meine Texte. Ein Missgriff des Körpers, ein Schachmatt des Körpers, und es entstehen meine Texte. Doch das ist nicht oft der Fall, vielmehr selten, kaum. Es geht dabei um Kleines. Eine Winzigkeit zuviel nur, eine Spur mehr Mattheit, Abgeschlagenheit, eine Prise mehr Trägheit des Körpers, ein Anflug mehr nur an Muskelschwäche, und auch die schreibende Hand erlahmt, sinkt nieder, weiß nichts mehr zu sagen, und kein Text entsteht, kein durchgestrichener, auch kein irgendwie anders gearteter Text, kein Satz, kein Wort mehr. Da sind nur die nebeneinander still liegenden Hände, auf dem Schreibtisch, in der Körperfalle, lustlos und abgeschlagen, weiter nichts.
Die Zeit gehörte zu den besten, um in die Notaufnahme zu gehen. Es war ein glücklicher Zufall, dass ich gerade um fünf Uhr Früh zur Notaufnahme musste. Es war gut so und weit besser als etwa um sechs oder gar um sieben. Um fünf Uhr Früh gingen die Nachtschichtärzte, die Tagschichtärzte kamen.
Uit: Een vriendschap in het Groenendaalse klooster ten tijde van Ruusbroec
Jan Spieghel was de eerste die uit de kleine gemeenschap van Augustijner kloosterlingen werd weggerukt nog vooraleer hij de priesterwijding had ontvangen. Zijn leven was er een geweest van grote eenvoud, van goedheid en zachtmoedigheid, van zelfverloochening. Hij overleed aan de pest, bij het intreden van de Herfst en zijn plotseling verscheiden kan niet anders dan diepe indruk hebben gemaakt op de kleine communiteit, die bestond uit mannen die samengekomen waren om naar de volmaaktheid te streven. Hun gemeenschap streefde het ideaal na van de heiligheid. De mogelijkheid bestond dat er Heiligen uit hun kring zouden voorkomen.
Het verlangen naar heiliging had deze mannen samengebracht in het Zoniënbos, ver van het gewoel der stad. Ze hadden de eenzaamheid gezocht omdat in de afzondering het gemoed zich beter met God kan verenigen. Ze leefden in de nabijheid van een Godsschouwer, Ruusbroec. En nu leek het of de Heer hun een wenk gaf, door een onder hen, de jongste, uit te verkiezen.
In dat licht beschouwd is de Planctus het levensverhaal, de vita van een jonge kloosterling, die mogelijk eens tot de eer van de altaren zal verheven worden. Het was van belang dat dit levensverhaal in sprekende, indrukwekkende bewoordingen werd opgesteld en het ligt voor de hand dat het, naar het gebruik van de tijd, ook voor mededeling buiten het klooster van Groenendaal bestemd was, zodat er een roep naar heiligheid uit de beslotenheid van het Groenendaalse klooster, naar buiten, tot over de grenzen, zou doordringen.
Inside, the a/c was cranked so high she wore a t-shirt under her uniform. They poached old nametags they found in the junk drawer under the register. She was Angie, Nina was Sam. They spun on their stools and watched the monitors, punching in the pump numbers and making change. They read heavy, insane fashion magazines and called around to see what was going on later even though they were on camera too and fought over whose turn it was to refill the nacho pot. Her timecard was in its slot, the clock behind it chunking with every minute, a record of her steadiness. Shed been working seven days a week since graduation and hadnt missed a shift. Later the police would call this strict pattern a contributing factor. Secretly she was proud of it. Shed never been so determined. Shed never had a reason before.
The Conoco was an oasis of light, drawing cars off the highway like the muffleheads that fluttered against the windows. Drivers came in squinting and rubbing their necks, stopping on the mat inside the door as if this was all new to them, and too much, the bright aisles of candies and chips overloading their brains so they couldnt read the sign directly in front of them.
They bkinked at her, apologetic. Where are the?
Straight back.
Fifty, a hundred times a night. She pointed her whole arm like a ghost.
Its true, Nina said. The more you drive, the dumber you get.
Thank you, thank you, Sam I am.
The living death had bad breath. They bought coffee and soda and water, cigarettes and gum, Tootsie Pops and jerky, anything to get them to the next stop. In line they nodded their heads and mouthed the lyrics to the dinosaur pop that played endlessly inside and out, a fiendish commercial-free satellite feed pieced together, it seemed, by U2 and the Doobie Brothers.
Kent u de Dorotheeërgasse? Daar komt een officier als Lauersperg eerst goed tot zijn recht. Die straat: een streng gelede woekering van architraven en timpanen, gebeiteld in grauwe zandsteen. Een barokke pracht die Grieks in haar eenvoud wil zijn en van een voornaamheid die niettemin de indruk wekt dat men zich voor een Berlijnse kapperszaak bevindt. Geen sprankje licht heeft in die straat ooit het plaveisel bereikt. Toch babbelen en kirren de passerende dames, op weg naar theesalon of modezaak, er alsof ze door de Augarten flaneren of in het park van de Belvédère. De pastelkleurige, dan wel sneeuwwitte parasols in lichte, kokette draaiing boven hun hoofden, de lange japonnen met de linkerhand en op kniehoogte net even boven het plaveisel geheven. Het zijn maar beelden uit een oud boek. Maar wie het ooit heeft ingezien, zullen de gravures en lithografieen voor eeuwig... Ach, wat zal men metaforen te hulp roepen waar de pijn knaagt? Liever houde men de blik op Lauersperg gericht die, alle metaforiek omzeilend, zijn nuchtere weg door het leven van zijn tijd ging. Daar zag hij bijvoorbeeld de vrouw van overste Zaremba met haar vriendin. Rechterhand aan de kepie. En vervolgens niet de burgerlijke buiging voorwaarts, maar de rug daarentegen juist extra gestrekt, voorzover dat bij een in het boksen bedreven officier als Lauersperg nog mogelijk was. Geen uitbundige of familiaire groet, o nee, al had men op bals en soirees menige blik gewisseld. Een kort 'mevrouw overste' en dan een stijve hoofdknik naar de vriendin zodat met het aangename gevoel ervoer van de stijve, staande kraag die als een mes in het vlees onder de kin sneed.De vreugden van het militaire bestaan werden niet uitsluitend op het slagveld of tijdens de manoeuvres ervaren.
At the door, Michiko, one of the local whores, comes over to flirt with you. Hey, Phil-san, she whispers, wrapping her parchmenty arms around your neck. She uses a body powder that makes you think of an airless hothouse. She looks like she is dressed from head to toe in a densely patterned body stocking, but she is actually wearing only her skin and a thongif thats not a tattoo, too. She leans close to your ear as though to nibble it and whispers: Go out back door, Phil-san. Somebody waiting for you in front. Cmon, baby, she says more loudly, reaching into your pants. Quickie-quickie? Michiko love you!
Michiko was not always a suffocatingly perfumed bag of old painted bones. She had a certain enigmatic Eastern aura when she was younger and worked the snazzier joints. Before that, while she was still just a kid in schoolgirl clothes and white cotton panties (white panties used to be a big deal; you miss those times), she had been the moll of a notorious yakuza gangster who had his own portrait tattooed on the inside of her tender young thighs. Where he could keep an eye on things, he said. A rival gang leader kidnapped her and blinded the portrait with red splotches, and just for good measure added a mustache and blacked out two of the teeth before returning her to her lover. He also had his own hand, recognizable by its dont-fuck-with-me dragon tattoo on the back and the superhero code ring on his pinkie, tattooed over her plucked pubes, the middle finger disappearing between her lips. Her lover responded by sending her back to the rival with the dragon tattoo reduced to a simpering please-fuck-me position, the ring finger chopped to a bloody stub, signifying a humiliating three-knuckled yubizume, and the middle finger blackened as though torched by its impertinence. The lover also tattooed Michikos ears with haikus celebrating the black mist of summer and winters ice-heart, which was a play on his own name, and inked the circles of a target on her buttocks around the bulls-eye anus with the phrase Youre next, asshole! on the right cheek.
Uit: Volksvernichtung oder meine Leber ist sinnlos - Eine Radikalkomödie
Herrmann: Eine schändliche Sau bist du, die mich vor der ganzen Welt davondenken will. Aber einmal wird ein Tag auftauchen, der sich gezwungen sehen wird, in eine Kenntnis hereinzunehmen, dass der Maler Herrmann Wurm in Graz sein Licht erblickt hat und dass er das gleich auf der ganzen Weltoberfläche abgebildet hat. Graz...wird man sagen...und wurm...wird man sagen...und Erfinder der persönlichen Lichtstrahlen...wird man sagen...und Kleinstadt: Grosskunst...wird man sagen...und ganz einfach Grazkunst...wird man vor sich voraussagen. Weil eiene richtige Grazkunst, die ist keine Mausescheisse, die von einem Hund gefressen wird, der dann von einem Lastkraftwagen zusammengeführt werden muss. Und die Grazkunst, die ist aber auch schon überhaupt keine angefressene Leber, die aus einer alkoholisierten Leiche herausgefallen ist...beim Leichenwashen. Und schon gar nicht ist die Grazkunst für nichts zu gebrauchen... Niemand kann mir Graz aus dem Leben herausnehmen.
Frau Wurm: Aber was ist das dann denn für eine Sorte von einer Kunst, die Grazkunst?
Herrmann: Also die Grazkunst...diese Kunstsorte, das ist, wenn die künstlerischen Menschen ihre Gefühle in der gefühlvollen Stadt...zusammenreissen...also wenn eine Kunstsorte sich einen einmaligen Anfang herausnimmt aus den gefühlvollen Grazmenschen. Das ist so, wie wenn der Herr Hausherr sagt, dass er ein Farbbild hereinbrauchen will für das Kinderzimmer von den Kindern von Graz.
There is no silence upon the earth or under the earth like the silence under the sea; No cries announcing birth, No sounds declaring death. There is silence when the milt is laid on the spawn in the weeds and fungus of the rockclefts; And silence in the growth and struggle for life. The bonitoes pounce upon the mackerel, And are themselves caught by the barracudas, The sharks kill the barracudas And the great molluscs rend the sharks, And all noiselessly Though swift be the action and final the conflict, The drama is silent.
There is no fury upon the earth like the fury under the sea. For growl and cough and snarl are the tokens of spendthrifts who know not the ultimate economy of rage. Moreover, the pace of the blood is too fast. But under the waves the blood is sluggard and has the same temperature as that of the sea.
There is something prereptilian about a silent kill.
Two men may end their hostilities just with their battlecries, 'The devil take you,' says one. 'I'll see you in hell first,' says the other. And these introductory salutes followed by a hail of gutturals and sibilants are often the beginning of friendship, for who would not prefer to be lustily damned than to be halfheartedly blessed? No one need fear oaths that are properly enunciated, for they belong to the inheritance of just men made perfect, and, for all we know, of such may be the Kingdom of Heaven. But let silent hate be put away for it feeds upon the heart of the hater.
Today I watched two pairs of eyes. One pair was black and the other grey. And while the owners thereof, for the space of five seconds, walked past each other, the grey snapped at the black and the black fiddled the grey. One looked to say 'The cat,' And the other 'The cur.' But no words were spoken; Not so much as a hiss or a murmur came through the perfect enamel of the teeth; not so much as a gesture of enmity. If the right upper lip curled over the canine, it went unnoticed. The lashes veiled the eyes not for an instant in the passing. And as between the two in respect to candour of intention or eternity of wish, there was no choice, for the stare was mutual and absolute. A word would have dulled the exquisite edge of the feeling. An oath would have flawed the crystallization of the hate. For only such culture could grow in a climate of silence Away back before emergence of fur or feather, back to the unvocal sea and down deep where the darkness spills its wash on the threshold of light, where the lids never close upon the eyes, where the inhabitants slay in silence and are as silently slain.
Weichsel, km 730. Thorun. Die windschiefen Gassen der Geburtsstadt von Kopernikus öffnen sich zum Fluss und lassen Blicke bis zum mittelalterlichen Domplatz hindurch. Doch hier noch nicht anlegen, sondern das Tageslicht voll nutzen. Festmachen zum Sonnenuntergang am Weichselufer km 699. Fische braten am offenen Feuer. Sternenhimmel. Das Murmeln, Plätschern, Glucksen des Flusses. Niemand hat je hier angelegt. Niemand wird es je wieder tun. So fühlt es sich an.
Weichsel, km 520. Die Skyline von Warschau unwirklich schimmernd am Horizont, der Himmel tomatenrot. Von Minute zu Minute wird die Erscheinung realer, Brücken führen über den Fluss, Straßenbahnen fahren darüber. Jugendliche spielen am Ufer Golf: schlagen die Bälle in den Fluss, stellen dies während der Vorbeifahrt der Aton ein. Drei Tage Landgang. Bis hierhin sei die Weichsel noch einigermaßen befahrbar, erzählt ein Fischer im versteckten Hafen nahe der Altstadt. Über den Abschnitt bis nach Krakau könne er nichts sagen. Es gebe zu wenig Informationen. Er denke, dass der niedrige Wasserstand es unmöglich mache, so weit zu kommen.
Weichsel, km 416. Anders als der Rhein wurde die Weichsel nie begradigt und mäandert durch eine Landschaft, die wirkt wie Europa vor Hunderten von Jahren. Mit Höchstgeschwindigkeit von 40 km/h die Kurven ausfahren, durch, wie es scheint, unberührtes Gebiet. Kein Tempolimit. Keine Kontrollen. Keine Regeln. Und dann mit Vollgas, weil ein Uferzeichen verpasst, in eine Sandbank hinein: ein beinahe erhebendes Gefühl. Das ganze Boot wird sanft vom Sande aufgenommen, gleitet wie auf einer großen Hand. Dann ruckt es böse, Tassen und Teller fliegen vom Tisch, der Honda ist aus.
Genauso sind wir in der Lenin-Akademie gesessen, und genauso haben wir gelesen, gelesen, gelesen. Vielleicht haben wir die Arme dabei aufgestützt, vielleicht haben wir Papirossi dabei geraucht - obwohl das nicht erwünscht war -, vielleicht haben wir manchmal aufgeblickt, - aber wir haben den Glockenturm Iwan Weliki* vor dem Fenster nicht gesehen, ich schwöre es, dachte Gregor, so versunken waren wir. So versunken wie er. Er ist wir.
Wie alt ist er? So alt, wie wir waren, als wir genauso lasen. Achtzehn, höchstens achtzehn. Gregor bückte sich tiefer, um dem jungen Mann gänzlich ins Gesicht sehen zu können. Er trägt unser Gesicht, dachte er, das Gesicht unserer Jugend, das Gesicht der Jugend, die ausgewählt ist, die Texte zu lesen, auf die es ankommt. Aber dann bemerkte er auf einmal, daß der junge Mann ganz anders war. Er war gar nicht versunken. Er war nicht einmal an die Lektüre hingegeben. Was tat er eigentlich? Er las ganz einfach. Er las aufmerksam. Er las genau. Er las sogar in höchster Konzentration. Aber er las kritisch. Er sah aus, als wisse er in jedem Moment, was er da lese. Seine Arme hingen herab, aber sie schienen bereit, jeden Augenblick einen Finger auf den Text zu führen, der zeigen würde: das ist nicht wahr. Das glaube ich nicht. Er ist anders, dachte Gregor, er ist ganz anders. Er ist leichter, als wir waren, vogelgleicher. Er sieht aus wie einer, der jederzeit das Buch zuklappen kann und aufstehen, um etwas ganz anderes zu tun.
Alfred Andersch (4 februari 1914 21 februari 1980)
Es ist ein Stoppelfeld, in das ein schwarzer Regen fällt. Es ist ein brauner Baum, der einsam dasteht. Es ist ein Zischelwind, der leere Hütten umkreist. Wie traurig dieser Abend.
Am Weiler vorbei Sammelt die sanfte Waise noch spärliche ähren ein. Ihre Augen weiden rund und goldig in der Dämmerung Und ihr Schoß harrt des himmlischen Bräutigams.
Bei der Heimkehr Fanden die Hirten den süßen Leib Verwest im Dornenbusch.
Ein Schatten bin ich ferne finsteren Dörfern. Gottes Schweigen Trank ich aus dem Brunnen des Hains.
Auf meine Stirne tritt kaltes Metall Spinnen suchen mein Herz. Es ist ein Licht, das in meinem Mund erlöscht.
Nachts fand ich mich auf einer Heide, Starrend von Unrat und Staub der Sterne. Im Haselgebüsch Klangen wieder kristallne Engel.
Im Winter
Der Acker leuchtet weiß und kalt. Der Himmel ist einsam und ungeheuer. Dohlen kreisen über dem Weiher Und Jäger steigen nieder vom Wald.
Ein Schweigen in schwarzen Wipfeln wohnt. Ein Feuerschein huscht aus den Hütten. Bisweilen schellt sehr fern ein Schlitten Und langsam steigt der graue Mond.
Ein Wild verblutet sanft am Rain Und Raben plätschern in blutigen Gossen. Das Rohr bebt gelb und aufgeschossen. Frost, Rauch, ein Schritt im leeren Hain.
Kaspar Hauser lied Voor Bessie Loos
Hij had waarlijk de zon lief, die purpur de hemel afdaalde, De paden van het bos, de zingende lijster En de vreugde van het groen.
Ernstig was zijn wonen in de schaduw van een boom En zuiver zijn gelaat. God sprak een tere vlam tot zijn hart: O mens!
Stil vond zijn stap de stad in de avond; De donkere klacht van zijn mond: Ik wil een ruiter worden.
Hem echter volgden struik en dier, Huis en schemertuin van witte mensen En zijn moordenaar zocht naar hem.
Voorjaar en zomer en mooi de herfst Van de rechtvaardige, zijn stille stap Langs de donkere kamers van dromenden. 's Nachts bleef hij met zijn ster alleen;
Zag dat sneeuw viel in kale takken En in de schemerende hal de schim van de moordenaar.
Zilver verzonk het hoofd van de ongeborene.
Vertaald door Frans Roumen
Georg Trakl (3 februari 1887 4 november 1914)
Een zeer jonge Trakl
De Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Paul Auster werd geboren op 3 februari 1947 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor Paul Auster op dit blog.
White Nights
No one here, and the body says: whatever is said is not to be said. But no one is a body as well, and what the body says is heard by no one but you.
Snowfall and night. The repetition of a murder among the trees. The pen moves across the earth: it no longer knows what will happen, and the hand that holds it has disappeared.
Nevertheless, it writes. It writes: in the beginning, among the trees, a body came walking from the night. It writes: the body's whiteness is the color of earth. It is earth, and the earth writes: everything is the color of silence.
I am no longer here. I have never said what you say I have said. And yet, the body is a place where nothing dies. And each night, from the silence of the trees, you know that my voice comes walking toward you.
Paul Auster(Newark, 3 februari 1947)
De Duitse dichter en schrijver Johannes Kühn werd geboren op 3 februari 1934 in Bergweiler, gemeente Tholey in het Saarland. Zie ook alle tags voor Johannes Kühn op dit blog.
Uit:Selbstportrait mit Frau (Vertaald door Klaus Staemmler)
Er hörte jetzt das Rauschen in der Leitung. Warmer, schmutziger Regen floß die Scheiben hinunter. Die Luft roch nach Ruß oder nach einem unbekannten Gift. Dienstag, dachte er. Es ist so sinnlos, daß wir Dienstag haben. Aber auch alles andere war sinnlos. Er hörte deutlich das Rauschen im Hörer.
Ein junger Mann in Jeans und stark abgewetzter Lederjacke stand am nächsten Automaten. Er trug weiße, feuchte Adidasschuhe und hüpfte tänzerisch auf und ab, doch ohne Gefühl für Rhythmus, töricht und gedankenlos, als wollte er seine durchnäßten Füße aufwärmen. Er war rothaarig, hatte kleine, schräg gestellte, böse Augen und schlechte Zähne. Er roch nach Pfefferminze, vielleicht vom Kaugummi, und sprach mit einem singenden Akzent in den Hörer, dabei benutzte er die geheimnisvolle Sprache der ungewaschenen und stumpfsinnigen Auserwählten des Schicksals, unablässig sagte er nu, eigentlich war das fast alles, was er sagte, Kamil war bereit zu schwören, daß sie ebenso antwortete, er vernahm im Hörer des jungen Mannes ihr fernes, gedämpftes nu, so verständigten sie sich in der Sprache der Menschenfresser oder längst ausgestorbener, fossiler Tiere, aber vielleicht hatte er auch die Fähigkeit zu sprechen verloren, weil die anderen immer nu sagten, ein Schlüsselwort, das in ihrer Sprache sehr viel bedeutete, vielleicht sogar alles, nu, sagten beide, nu, Hala, nu, gehen wir, nu, Dzidek, nu, nein, nu, ja, nu, Hala, nu...
Andrzej Szczypiorski (3 februari 1928 16 mei 2000)
Lao She, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Ferdinand Schmatz
De Chinese schrijver Lao She (pseudoniem voor Shu Qingchun) werd geboren op 3 februari 1899 in Beijing.Zie ook alle tags voor Lao She op dit blog.
Uit: Rickshaw Boy (Vertaald door Shi Xiaoqing)
Where could I go? Only this was still a problem, not to say other things. Put up at a small inn for the night? Not work. In the middle of the night with all his clothes he would be losing something, not refer to how terrible lice in the inns. Go to a larger hotel? He had only 5 Yuan with him, which was all his property. Bathhouse? Couldn't stay over after closing at 12 o'clock. He couldn't go anywhere. He found himself coming into Zhong Hai. On the bridge, open spaces was around and slices of snow throwed into his eyes. He knew the snow had not stopped almost at this moment, but the woven wool hat has been very wet when he touched the head. No people in the bridge, even pliceman couldn't been seen. Several electric lights appeared like blinked restlessly because of the hitting of the snow. Xiang Zi looked at the snow around, at a loss in his head.
He stood in the bridge for a long time. The world had little noise, like had been dead. Slices of ashen snow was falling fiercely, it was so hurry and quick like got a chance and wanted to covering the whole world without being known.
( )
"Carrying his trifling object he'd...drag along, slowly and listlessly. He might as well keep walking when everyone else had stopped. He might as well stand around when everyone else had started off again...he was even more oblivious to whether he was the same distance from those ahead of him as he was from those behind...he went at his own pace wit his head down as if in a dream, and even more, as if pondering some lofty principle."
Lao She (3 februari 1899 24 augustus 1966)
Onthulling van een bronzen beeld van Lao She in Beijing, 2009
De Zweedse schrijverHenning Mankell werd geboren in Stockholm op 3 februari 1948. Hij woont afwisselend in Mozambique en in zijn vaderland Zweden. Zie ook alle tags voor Henning Mankell op dit blog.
Uit: The Man From Beijing (Vertaald door Laurie Thompson)
Frozen snow, severe frost. Midwinter.
Early in January 2006 a lone wolf crosses the unmarked border and enters Sweden from Vauldalen in Norway. A man on a snowmobile thinks he might have glimpsed it just outside Fjällnäs, but the wolf vanishes into the trees heading east before he is able to pinpoint it. In the remote Norwegian Österdalarna Mountains it had discovered a lump of frozen moose carcass, with remnants of meat still clinging to the bones. But that was more than two days ago. It is beginning to feel the pain of hunger and is desperately searching for food.
The wolf is a young male that has set out to find a territory of his own. He continues his way eastward. At Nävjarna, north of Linsell, he finds another moose carcass. For a whole day he stays and eats his fill before resuming his trek east. When he comes to Kårböle he trots over the frozen Ljusnan and then follows the river along its winding route toward the sea. One moonless night he lopes silently over the bridge at Järvsö, then heads into the vast forests that stretch to the coast.
In the early morning of January 13 the wolf reaches Hesjövallen, a tiny village south of Hansesjön Lake in Hälsingland. He pauses and sniffs the air. He detects the smell of blood. He looks around. There are people living in the houses but no smoke rising from the chimneys. His sharp ears can't detect the slightest sound.
But the wolf is in no doubt about the blood. He skulks at the edge of the forest, nose in the air. Then he moves forward, silently, through the snow. The smell comes from one of the houses at the far end of the hamlet. He is vigilant now with humans around it's essential to be both careful and patient. He pauses again. The smell originates from the back of the house. He waits. Then eventually starts moving once more.
The Players, coming out of their various kitchen doors and hesitating for a minute to button their coats or pull on their gloves, would see a landscape in which only a few very old, weathered houses seemed to belong; it made their own homes look as weightless and impermanent, as foolishly misplaced as a great many bright new toys that had been left outdoors overnight and rained on. Their automobiles didn't look right either--unnecessarily wide and gleaming in the colors of candy and ice cream, seeming to wince at each splatter of mud, they crawled apologetically down the broken roads that led from all directions to the deep, level slab of Route Twelve. Once there the cars seemed able to relax in an environment all their own, a long bright valley of colored plastic and plate glass and stainless steel--KING KONE, MOBILGAS, SHOPORAMA, EAT--but eventually they had to turn off, one by one, and make their way up the winding country road that led to the central high school; they had to pull up and stop in the quiet parking lot outside the high-school auditorium.
Op de set van de film met Kate Winslet en Leonardo DiCaprio
"Hi!" the Players would shyly call to one another. "Hi! . . ." "Hi! . . ." And they'd go reluctantly inside. Clumping their heavy galoshes around the stage, blotting at their noses with Kleenex and frowning at the unsteady print of their scripts, they would disarm each other at last with peals of forgiving laughter, and they would agree, over and over, that there was plenty of time to smooth the thing out.
I caught a bird which made a ball And they thought better of it. But it is all of which they taught That they were in a hurry yet In a kind of a way they meant it best That they should change in and on account But they must not stare when they manage Whatever they are occasionally liable to do It is often easy to pursue them once in a while And in a way there is no repose They like it as well as they ever did But it is very often just by the time That they are able to separate In which case in effect they could Not only be very often present perfectly In each way whichever they chose. All of this never matters in authority But this which they need as they are alike Or in an especial case they will fulfill Not only what they have at their instigation Made for it as a decision in its entirety Made that they minded as well as blinded Lengthened for them welcome in repose But which they open as a chance But made it be perfectly their allowance All which they antagonise as once for all Kindly have it joined as they mind
Er hat im Laufe des Tages mehrmals einen Anlauf genommen, sich auf dieses andere zu konzentrieren. Aber bei jedem Anlauf sind aus der einen Sache mehrere geworden. Er hat die Übersicht verloren. Er sucht eine Ablenkung.
Wie kommt der Hügel da her? Er läuft auf den Schotterkegel, der stellenweise bewachsen ist. Einige Schritte weiter ist noch so ein Hügel. Auf ihm sitzt ein Paar, mit dem Rücken zu Charly Traktor.
Sie wirft den Kopf so weit zurück, daß er glaubt, sie müßte ihn sehen. Er setzt sich. Sie hat eine ländliche Haartracht. Die geflochtenen Haare sind am Hinterkopf zu einem Knoten gedreht. Seine Mutter hatte früher so eine Frisur. Nur glänzten ihre Haare nicht.
Die junge Frau lehnt ihren Kopf gegen den Kopf des Mannes. Der weiße Kragen der Bluse ist über die rote Strickjacke ausgeschlagen.
Charly hofft, daß sie den Kopf wieder zurückwirft. Der Mann neben ihr stützt beide Hände auf dem Schotter auf. Die Hände sieht man nicht, sie sind von den schwarzen Rockärmeln verdeckt. Charly Traktor fragt sich, ob er auch so einen Rock tragen würde, wenn er auf dem Land geblieben wäre. Er streicht über seine Lederjacke. Als er diese Bewegung bemerkt, steckt er die Hand schnell in die Tasche. Ich komme mir gut vor.
Er nimmt eine Packung Zigaretten heraus, mit der Öffnung nach unten. Drei Zigaretten fallen zu Boden. Eine rollt den Hügel hinunter. Er holt sie. Als er wieder sitzt, waren die beiden bereits aufgestanden. Er erwartet, daß sie sich nach ihm umdrehen. Sie gehen weg. Wahrscheinlich haben sie sich schon vorher umgedreht, als ich nicht hingeschaut habe.
In ten years time shell still be dead. When Im living with it, dealing with it, when a few days pass when I dont even think of it, shell still be dead. When Im an old lady living on the street forgetting my name shell still be dead, shell still be dead, its just
fucking
over
and I must stand alone
My love, my love, why have you forsaken me?
She is the couching place where I never shall lie
and theres no meaning to life in the light of my loss
His logic was rejected not only by the council of chiefs but also by the common warriors, who felt that for a Susquehannock to pass more than a year in peace would be disgraceful. If their great river had proved an excellent place to live, it must be because their tribe had always fought to protect it, and an old warrior predicted, "Pentaquod, when the day comes that we are afraid to fight, we lose the river."
He persisted in talking against a meaningless war, and since any who spoke for peace in the lands along this river would always be charged with treason, his opponents started the, rumor that he had been contaminated by the enemy and served as their spokesman. It was recalled that his wife had died young, which increased the likelihood that the gods rejected his arguments.
To charge him with cowardice was confusing, for he was one of the tallest Susquehannocks in a generation, and they were a tribe of giants. Towering above young men his age, he looked with steady gaze from his great, broad face, darker in color than normal, sure sign of a warrior. This contradiction perplexed children who listened to the accusations against him, and they began to mimic his diffident walk as he moved alone about the edges of the village; soon they would be taunting him openly.
It was one of these children who drove him to his decision. The little boy had been aping him behind his back, causing much merriment among onlookers, when Pentaquod suddenly turned and seized him, demanding to know why he was behaving so, and the child blurted out, "My father says the council is meeting to punish you" And when Pentaquod looked about the village he realized that the elders were missing, and he knew that the boy was speaking truth.
James A. Michener (3 februari 1907 - 16 oktober 1997)
Am 1. Februar 1917 kam ich gegen Abend defi nitiv nach Bern.
Im Zug am Fenster schlief ich zwischen Zürich und Baden auf einige Sekunden ein. Dabei rückten sich Bilder aus meiner Wohnung, aber um ein Drittel vergrößert die sich also selbst vergrößert hatten , selbst an einer Wand zurecht.
Trotz dieser so unvermittelt aufblitzenden Vision wurde die Mutlosigkeit, gegen die ich anzukämpfen hatte, immer drückender, und geradezu trostlos gestaltete sich meine Einfahrt in die Bahnhofhalle.
Es goß so recht von innen heraus, wie nur der Berner Himmel zu gießen versteht. So begibt man sich wohl ins Gefängnis, wie ich in das Haus, um dessen anheimelnder alten Stiege willen ich im zweiten
Stock zwei kleine Zimmer mit einem Alkoven gemietet hatte. Übrigens waren sie noch nicht frei, und indessen wurde mir ein großes niedriges angewiesen, das sofort meine Abneigung erregte: bis auf einen gewaltigen Tisch von wahrhaft tröstlichem Umfang. Er stand mitten in der Stube, ganz auf sich beruhend:
Sieh mein geräumiges Rund, und wie gefällig es ist! Sahst du ein weiteres je?
Bürde nur füglich mir auf, was immer du willst. Ich schaffe noch Platz dir. Na also!
So redete er, halb in Hexametern, halb wie eine alte Kindsfrau zu mir, war immer optimistisch und richtete mich auf.
Das Münster aber, das so gut anhebt und so schlecht verläuft, beschattet und beherrscht den Platz, und die Aussicht hart vor meinen Fenstern ist durch ihn versperrt. Auch mein Herz schlägt hinter Riegeln. Ich bin nicht mit den Illusionen hergekommen wie das erstemal.
De kracht van De donkere kamer van Damocles (1958) schuilt in de geraffineerde wijze waarop Hermans speelt met de mogelijkheden van de verhouding Osewoudt-Dorbeck. Osewoudt wórdt zijn tegenvoeter, maakt zichzelf tot de zowel bewonderde en benijde, als heimelijk gevreesde en zelfs gehate Dorbeck, het handelende, indrukwekkende negatief van hemzelf. Hij kan dat omdat het imago van de zelfbewuste officier, die in oorlogstijd het recht en de plicht heeft te doden, al in hem bestond als wensdroom, gevoed door zijn eigen gevoel van onmacht en zijn minderwaardigheidsbesef. Osewoudt is de moordenaar die door de omstandigheden de kans krijgt misdaden te plegen welke men eventueel als heldenfeiten zou kunnen interpreteren. Naïef ervaart hij, na de bevrijding, dat hij verdacht wordt van verraad. Door Dorbeck te worden dacht hij de mislukkeling Osewoudt in zichzelf te verstikken. Als hij later inziet dat hij Dorbecks bestaan - onafhankelijk van hemzelf - niet bewijzen kan, vlucht hij in paniek, wordt neergeschoten. De ingewikkelde, illegale acties waarbij Osewoudt/Dorbeck betrokken is, doen denken aan een vergroting van de ondoorzichtige situatie aan het einde van Een ontvoogding, die Bahloul de kans biedt zich van Mohammed te ontdoen, en dan zelf de plaats van Mohammed in te nemen.
Wat een man van zichzelf verwerkelijkt, schijnt ten nauwste samen te hangen met de rol die de vrouwen in zijn leven vervullen. Arthur in De tranen der acacia's leeft, zoals zijn oorspronkelijke achternaam Muttah al suggereert, in de ban van dominerende vrouwen als zijn grootmoeder en zuster, tot hij zich in de verhouding met Andrea voor het eerst bewust wordt van zijn mannelijkheid en zijn ambities. De vrouwen die het bestaan van Osewoudt bepalen, zijn krankzinnige moeder en de oudere nicht met wie hij getrouwd is, moet hij kwijt om Dorbeck te kunnen zijn. Marianne, de uit zelfbehoud geblondeerde joodse geliefde van Osewoudt in zijn donkere Dorbeck-gedaante (zij is het ook die hem in haar rol van kapster letterlijk zwart maakt, en hem in haar omarming een ongekende gewaarwording van viriliteit schenkt), verdwijnt uit zijn leven wanneer hij weer zijn Osewoudt-gedaante aanneemt."
Hella Haasse (2 februari 1918 - 29 september 2011)
The word of the Lord treads lightly upon the water, seeding by rote into every little figure praying like ancient voices whispering in a sanctuary. Dil-frażi jgħidha Sidna Ġesù Kristu: Kif int bgħatt lili, hekk jien nibgħat lilkhom,* and the chamber becomes an effluvium of I dont know how many sentences etched onto every soul with divine glyphs.
Silence dribbles in droplets between each phrase, A balm which soothes up the brawl before each lesson; the father-superiors shade, his yellowing bible fade out into the voice of a slight preacher doling out Blessings to a starving hillside...
Oh spirit, would you tell me on the ways of heaven ?
*These are the words of our Lord Jesus Christ: As the Father has sent me, even so I am sending you.
Ze was begonnen, op het verkeerde moment, op de verkeerde plek, in de verkeerde kleren. Ze had het in een keer gedaan en nu moest ze alleen nog maar de troep opruimen en hopen dat het daarna beter was dan voor ze aan de klus begon. Zonder om te kijken loopt ze naar de tramhalte en denkt aan haar kapper, met wie de gesprekken nooit misgaan. De woorden tussen haar en de kapper rinkelen als muntgeld, het zijn snelle, korte melodieën. Wat ik nou toch heb. Nou? Die pijn in mijn rug, hè Ja, dat zei je. Is toch kanker.
( )
Ze hoort haar dochter de trap af komen en met elke tree die ze neemt wordt Elisabeth banger voor de woorden van haar dochter. Haar schouders krimpen, alsof de woorden er al op zijn neergedaald. Alsjeblieft geen dochterwoorden, alleen kapperwoorden. Ze kan het, haar dochter kan het, ze klonk gisteren toch kwiek en licht, ja toch? Enkel die toon terugvinden, de juiste toets aanslaan. Boterham?probeert ze. Ja, zegt Coco. Mooi. Een boterham is goed. Huppekee, denkt Elisabeth, lichte woorden, denken nu, even een boterham, huppekee.
Ah, poor dogsbody! he said in a kind voice. I must give you a shirt and a few noserags. How are the secondhand breeks?
They fit well enough, Stephen answered.
Buck Mulligan attacked the hollow beneath his underlip.
The mockery of it, he said contentedly. Secondleg they should be. God knows what poxy bowsy left them off. I have a lovely pair with a hair stripe, grey. Youll look spiffing in them. Im not joking, Kinch. You look damn well when youre dressed.
Thanks, Stephen said. I cant wear them if they are grey.
He cant wear them, Buck Mulligan told his face in the mirror. Etiquette is etiquette. He kills his mother but he cant wear grey trousers.
He folded his razor neatly and with stroking palps of fingers felt the smooth skin.
Stephen turned his gaze from the sea and to the plump face with its smokeblue mobile eyes.
That fellow I was with in the Ship last night, said Buck Mulligan, says you have g.p.i. Hes up in Dottyville with Connolly Norman. General paralysis of the insane!
He swept the mirror a half circle in the air to flash the tidings abroad in sunlight now radiant on the sea. His curling shaven lips laughed and the edges of his white glittering teeth. Laughter seized all his strong wellknit trunk.
Look at yourself, he said, you dreadful bard!
Stephen bent forward and peered at the mirror held out to him, cleft by a crooked crack. Hair on end. As he and others see me. Who chose this face for me? This dogsbody to rid of vermin. It asks me too.
I pinched it out of the skivvys room, Buck Mulligan said. It does her all right. The aunt always keeps plainlooking servants for Malachi. Lead him not into temptation. And her name is Ursula.
Laughing again, he brought the mirror away from Stephens peering eyes.
Tu es mon premier amour et le demeurera. Je te compose, je te crée, je te fais vivre, je te tue, te ressuscite depuis notre si amère séparation. Tes yeux d'onyx, ton sourire d'ivoire, ton corps de marbre, tout me manque.
Mon souffle se précipite, ayant oublié le rythme du tien. Mes lèvres bafouillent ton nom d'avoir perdu l'habitude de le prononcer. Mes mains se tendent dans l'espoir de ton retour, et seules mes larmes les arrosent. Ô aimé, si jamais vous m'aimâtes, que votre amour je connaisse. Je t'aime et t'attendrai toujours.
( )
Scene uit de verfilming Lilies/Les feluettes door John Greyson uit 1996
« BILODEAU : Ta maladie Simon, c'est que tu fais à faire des affaires avec Vallier comme si y était une fille? Pis le plus grave, c'est que lui, y est tellement malade qu'y appelle ça de l'amour. (Il rit.)
SIMON : Tu penses pas que t'en inventes, Bilodeau?
BILODEAU : Demandes-y, au Feluette, c'qu'y m'a dit quand t'es sorti du grenier.
SIMON : Y'a une maudite grande différence entre c'qu'on peut faire dans l'grenier pis
BILODEAU : Demande-le au Feluette.
VALLIER : Je vais te frapper, Bilodeau. Je vais te frapper! »
Michel Marc Bouchard (Saint Coeur-de-Marie, 2 februari 1958)
De Nederlandse dichter, tekstschrijver en cabaretier Kees Torn werd geboren in Oostburg op 2 februari 1967. Zie ook alle tags voor Kees Torn op dit blog.
Streepjescode
dat je sinds de scheiding min of meer bent doodgezwegen
en de familie al mijn vragen steeds ontweek
heb ik wat jou betreft zowat geen informatie losgekregen
behalve dat ik sprekend op mijn vader leek
maar toen ik jou wou leren kennen werkte niemand tegen
en dat ik veel van jouw gedachten deelde bleek
ik had een geestverwant ontdekt dus kwam het uiterst ongelegen
dat jij werd weggeteerd door kanker en bezweek
en alles wat je naliet was een stapel oude boeken
en daarmee zit ik nu al jaren opgescheept
ik sla er af en toe een open om er sporen in te zoeken
soms is een zin door jou met potlood onderstreept
het is toch niet ondenkbaar dat ik via die methode
alsnog iets over wie je was te weten kom
je hebt per ongeluk een zelfportret geschetst in streepjescode
al staat daar wat je onderstreepte nooit waarom
had wat je las voor jou een zekere bekoring?
was er een tekst die iets te weeg bracht in je geest?
de mens wikt, maar God beschikt: vertel mij wat. Ik zou daar al een roman fleuve over kunnen schrijven, maar laat ik me voorlopig beperken tot deze brief, want daarover gaat het hem nu juist: iedere keer wanneer ik jou (jullie) wilde schrijven, dan gebeurde er altijd wel iets waardoor ik grommend en snuivend door mijn beide neusgaten mijn vertrouwde plek aan de schrijftafel moest verlaten. Om te beginnen, l'histoire se répète, heb ik hier met een waterlek gezeten, in de keuken dan nog wel. Wat nu weer, dacht ik. (Kijk, ik ben niet speciaal gewonnen voor de idee van de reïncarnatie, maar als het dan toch moet, dan wil ik onder geen beding ooit nog onder het teken van de Waterman geboren worden, want de ellende die ik in mijn verwoeste leven al heb meegemaakt, waarvan gesprongen leidingen, lekkende daken en verstopte afvoerpijpen de oorzaak waren, is nauwelijks nog te overzien.) Enfin, nog diezelfde avond is de huisbaas gekomen om de boel te repareren. Maar toen! Toen beliefde mijn huisgenote, poes Madonna, ziek te worden: iets aan haar blaas. (Zie je wel: water!). Dierenarts laten komen, vierhonderd ballen kwijt, plus een cognac, en vermoedelijk is het allemaal gewoonweg aanstellerij - een beetje te weinig aandacht van 't baasje gekregen zeker, en daarom dan maar tot drie keer toe in huis op de mat geplast. Ze is nu beter, poes bedoel ik. En ja, hoe raad je het! +Na die NCR-toestand heb ik natuurlijk veel gekken aan de deur gekregen, niet te geloven. Vooral veel dames en heren die me in naam van hun bank- of kredietinstelling nen gelukkigen nieuwjaar en nen dikken proficiat kwamen wensen, en offekik soms geen zin had om kijk: zij hadden nu een schoon en uiterst voordelig pakket van kasbonnen aan te bieden want ja, mijnheer Verpale, tegenwoordig weet de mens toch niet meer wat de frank zal doen nietwaar? Neen, natuurlijk niet: ik weet eigenlijk nooit van iets.
Auch jetzt im Winter, und vor allem in der Weihnachtszeit, ist die Insel traumhaft schön. Hier können wir der weihnächtlichen Hektik, den Feuerwerken und knallenden Korken ausweichen. Hier ist es still. Unten am Meer riecht es nach Salz, hier oben nach Kräutern und Gräsern, intensiv der Geruch
von Fenchel. Als ich das erste Mal mit Vincenzo in Sizilien war, blühten die Orangen- und Zitronenbäume; nie vergesse ich dieses schwere, erotisierende Parfüm; jederzeit kann ich es
in meinem Erinnerungen abrufen und riechen jetzt auch. Gerade in diesem Augenblick schiebt der Wind eine Duftwolke dieser sinnlichen Süße in meine Nase.
Sowohl Nathans wie auch mein Zimmer hat Rosalia mit einem Luftentfeuchter ausgestattet. Der diesjährige Winter ist zum Glück ausgesprochen trocken und mild, und wir verzichten gerne auf das lästige Nebengeräusch. Schließlich benutzen die Insulaner diese Stromfresser auch nicht und ich kann weder Schimmel in den Haaren noch krumme Rücken entdecken.
Rosalia ist das Herz der Pension, eine wirklich liebens - würdige Gastgeberin, etwa in meinem Alter, dunkle Augen, dunkle Haut und ursprünglich kastanienbraune Haare. Ihr Vater hat sich hier vor 60 Jahren niedergelassen; damals gab es hier rein gar nichts. Er eröffnete das erste Gästehaus.
Gus felt a jolt of excitement. He forgot about biting Adam Hudson in the playground, about running out of the school gates and up the High Street, about his mother's angry voice and his own clawing sense of isolation. He forgot about everything except the sudden rush of blood as he set off in pursuit of the donkey.
"You a scaredy cat?" he hissed as he approached the terrified animal. "Whoooa!" He lunged at him, delighting in the clumsy way the donkey stumbled back before cantering stiffly off towards the woods at the top of the field, braying in panic.What a shame he hadn't brought the stick. It was more fun when he hit him.
Bored of that game, Gus continued into the woods, leaving Charlie trembling in the corner of the field, surrounded by sheep. The ground was soggy, strewn with twigs and brown leaves amongst which a shiny pheasant scraped the earth for food. The sun shone weakly through the leaves, illuminating the spiders' webs that adorned the surrounding shrubbery with lace. Gus picked up a twig and began to swipe the webs, squashing the fleeing spiders under foot. The pleasure was fleeting, and he was left with the emptiness of believing, albeit subconsciously, that he was of no value to anyone.
Miranda Claybourne put down the telephone and remained at the window, staring out over the orchard. The ground was littered with apples and the last of the plums. She had sensed her son's presence at the door, but now he had gone. Of all the days Gus had to choose to play truant, he had chosen Deadline Day. She stubbed out her cigarette, reassuring herself that a lapse in her struggle to quit was absolutely okay; three puffs hardly counted. She didn't have time to go looking for him, and anyway, she wouldn't know where to start, the grounds were so large and, she observed with a sinking feeling, desperately overgrown and wet.
Santa Montefiore (Hampshire, 2 februari 1970)
De Amerikaanse dichter en schrijver James Dickey werd geboren op 2 februari 1923 in Atlanta, Georgia. Zie ook
Ethereal and supreme Of tersest heaven it has pronounced a daily storm While hours have been supreme, it has had hours in its glee A purple name has covered the fans of sovereign things about its existence Has raised and has rased, but there has been no death in these mornings
Has experienced and has perched Has put up with it and has disinvested Has raised and has razed Has pondered and has asked Has said and has raised
James Dickey (2 februari 1923 19 januari 1997)
Atlanta, Peachtree Street, jaren 1920
De Viëtnamese dichter Xuân Diệu werd geboren op 2 februari 1916 in Gò Bồi, gemeente Tùng Giản. Zie ookookalle tags voor Xuân Diệuop dit blog.
Lovesick Even
This cold day the sun goes to bed early. I miss you, dear, I miss you so. Nothing sadder than a still eve When gloam mixes with the last rays. The dragging wind glides o'er the tangled grass Amid snippets of night darkly hiding among the limbs. The clouds follow their birds to green mountains In flocks and rows silent in unison While gray skies nigh dissolve into moist tears.
It's over now! What's left, my dear? It's over now! no wind through loft nor moon on porch With dewy leaves falling on our heads bound. No more jealousy or anger or spite (What a bliss to be mad at each other!) Now 'lone, I hear the whole even Seeping slowly into my lonely soul.
I miss your voice, your figure, your image. I miss you, dear, oh how I miss you, dear! And I recall those days so far away. I miss your lips that smiled in country far And eyes on me that filled with passion deep. My dear, come close! Give me your hand! O wind, thy gusts that brought me memories! O memories, what good thou call'st me for?
Vertaald door Thomas D. Le
Xuân Diệu (2 februari 1916 - 18 december 1985)
De Amerikaanse schrijfster van Russische komaf Ayn Rand(eig. Alissa "Alice" Zinovievna Rosenbaum) werd geboren in Sint-Petersburg op 2 februari 1905. Zie ookalle tags voor Ayn Rand op dit blog.
Uit: Atlas Shrugged
You have destroyed all that which you held to be evil and achieved all that which you held to be good. Why, then, do you shrink in horror from the sight of the world around you? That world is not the product of your sins; it is the product and the image of your virtues. It is your moral ideal brought into reality in its full and final perfection.
You have fought for it, you have dreamed of it, and you have wished it, and I-I am the man who has granted you your wish.
Your ideal had an implacable enemy, which your code of morality was designed to destroy. I have withdrawn that enemy. I have taken it out of your way and out of your reach. I have removed the source of all those evils you were sacrificing one by one. I have ended your battle. I have stopped your motor. I have deprived your world of man's mind.
Men do not live by the mind, you say? I have withdrawn those who do. The mind is impotent, you say? I have withdrawn those whose mind isn't. There are values higher than the mind, you say? I have withdrawn those for whom there aren't.
While you were dragging to your sacrificial altars the men of justice, of independence, of reason, of wealth, of self-esteem -- I beat you to it, I reached them first. I told them the nature of the game you were playing and the nature of that moral code of yours, which they had been too innocently generous to grasp. I showed them the way to live by another morality-mine. It is mine that they chose to follow.
I press my hands on my eyes And will that you come to me. Your semblances shimmer and rise; Yet 'tis never your self I see, Never the exquisite grace And the bright, still flame of you. So, when I meet you face to face, Always I know you anew!
Faint visions I saw, instead Of your brows direct and wise, Of the little lilt of your head And your dark-lashed, sky-clear eyes, Of the soft brown braids demure, The poise as of quiet light, The perfect profile, sweet and pure,-- Never I dream you aright!
And new in endless ways, By your blessed heart unplanned, It is mine to surprise each sweeter phase, Adore you, and understand; For through every delicious change in you Truth burns with a clear still flame; And, though always I know you anew, Always I find you the same!
William Rose Benét (2 februari 1886 4 mei 1950)
De Armeense schrijver Gostan Zarianwerd geboren op 2 februari 1885 in Shemakha, voormalige hoofdstad van Azerbeidzjan. Zie ook alle tags voor Gostan Zarian op dit blog.
Uit:The Ship On The Mountain (Vertaald door Shant Norashkharian)
"The spirit is the essential thing. Every individual must remain connected with the center of his spirit. Events are around us, not within us. They come, roar, leave and, finally are subdued by that same spirit, if it is great and radiant. We, Armenians, have known this for centuries..."
"These fugitives make a very interesting scene", Haig Shoushan started again, after a brief pause. " I have been watching them since they arrived here. This mob is not merely composed of artists and poets. There are all kinds of elements among them...When they arrived, they looked pitiful. Pathetic, thin, malnourished...But they did not waste any time. Many of them, personalities with examining eyes and stubborn foreheads, immediately analyzed the situation, they smelled the environment and put themselves to work. Numerous shops were opened. They were selling and buying everything. They were exchanging money and collecting gold, silver and precious gems. Before long, many ladies came forward. Baronesses, duchesses, princesses with resonant, noble names. With vain looks and lovely smiles. They then started sponsoring artists and writers..."
"According to the tradition..."
"Yes! Under that pretense they opened nightclubs, where they received you with the noblest ways, formal greetings, compromising smiles, and where, you met famous names, about whom you had once read in the papers of Petersburg or Moscow." They were offering you the unavoidable cup of tea. One of the ladies sang with half a voice. Pastries and cakes were served. They discussed and argued about art.
Gostan Zarian (2 februari 1885 11 december 1969)
Gott mit uns, dem Bayernvolke, dass wir, unsrer Väter wert, fest in Eintracht und in Frieden bauen unsres Glückes Herd! Dass mit Deutschlands Bruderstämmen einig uns der Gegner schau' und den alten Ruhm bewähre unser Banner - Weiss und Blau!
Michael Öchsner (2 februari 1816 8 oktober 1893)
Hij boog zich over naar De Bree en fluisterde: Dat meisje [Marie], ik weet het niet zeker, maar ik dacht even dat ik die kende. Een beetje vervelende geschiedenis, destijds in Noyon of waar was het. Niks onbehoorlijks natuurlijk, alleen maar een kleine vrijage; maar ja ik moest verder met die Wapenstilstandscommissie, je begrijpt
Ik begrijp het, zei De Bree. Zn kraaloogjes draaiden. Maar toch geen echte moeilijkheden? vroeg hij nog snel, geen vaderschappen? Nou ja ik nóém maar wat.
Ben je gek geworden! riep Thomas. Alleen, nou ja, ik zou het vervelend vinden als die oudere vrouw iets wist of alsnog hoorde.
Onder de leeftijd toen zeker? vroeg De Bree nog bij vingergetrommel op de brede leren armleuning.
Een beetje misschien, zei Thomas.
( )
Hij herinnerde zich, met een ongeopend boek in zn armstoel bij de schouw, een verlaten loopgraaf in Noord-Frankrijk, gezien op een werkbezoek met de commissie. Er zat oud bloed aan een onderkomen. De dood was niet te vermijden. Eens zou zn eigen bloed, nu nog levend en dun, stollen en verkleuren in dezelfde aderen die hij nu ongewoon dik op zn handrug zag liggen.
Hiermit darf ich mich an die Deutsche Schillerstiftung wenden mit der ergebensten Bitte um Unterstützung durch eine Ihrer Ehrengaben.
Da meine Publikationen weit verstreut, meine Lebensdaten wenig bekannt sind, darf ich einige Punkte hervorheben, die für Ihren Entscheidungsprozess relevant sein könnten.
Ich, Johann Peter Lyser, 67, wohnhaft in Altona, Norderreihe Nr. 15, lebe, nein: vegetiere in einem Zustand unverdienter Armut, ja des Elends. Ich sehe mich gezwungen, dies gleich eingangs mit rückhaltloser Offenheit festzuhalten.
Meine gegenwärtige Bleibe befindet sich im Dachgeschoss eines desolaten Mietshauses. Was durchaus meiner Gesamtlage entspricht meine Einkünfte nähern sich dem Nullpunkt. Dies frank und frei einzugestehen fällt schwer. Ich habe mich an dieses Eingeständnis gleichsam herangearbeitet mit mehreren Entwürfen meines voraussichtlich umfangreichen Schreibens.Was in den Entwürfen noch am Schluss steht, muss hier an den Anfang gesetzt werden, um Ihnen die Notwendigkeit meiner Eingabe ad oculos zu demonstrieren.
Ich bin Maler. Doch damit lässt sich nichts mehr verdienen. Porträtmaler sind seit Erfindung der Fotografie obsolet geworden.
Gerne würde ich, wie seinerzeit in Wien, Wirtshaus- und Ladenschilder malen, jedoch: in Altona herrscht immer noch Zunftzwang. Mit dem Erteilen von Nachhilfeunterricht ist es hier ebenfalls schlecht bestellt die wirtschaftliche Lage verschlimmert sich von Woche zuWoche.
De Spaanse schrijver, humanist en econoom Jose
Luis Sampedro Sáez werd geboren op 1 februari 1917 in Barcelona en groeide
op in Tanger, Marokko. In 1936 werd hij aangeworven door het Republikeinse
Leger voor de Spaanse Burgeroorlog. Tijdens de oorlog was hij met zijn bataljon
in Melilla, Catalonië, Guadalajara en Huete, provincie Cuenca,gestationeerd. Na een
opleiding tot douanier in Santander verhuisde hij naar Madrid, waar hij economie
studeerde en in 1947 cum laude afstudeerde. Daarna kreeg hij een baan bij de Banco
Bilbao Vizcaya Argentaria. Vanaf 1955 werd hij hoogleraar economische
structuren aan de Complutense Universiteit van Madrid. Hij bleef dat tot 1969. Gedurende deze tijd was hij ook gasthoogleraar
aan de universiteiten in Liverpool en Salford en was hij mede-oprichter van het
Centro de Estudios e Investigaciones. Hij werkte als business consultant en
1977 - 1979 was hij senator in het eerste democratisch gekozen parlement. Parallel
met zijn werk als econoom publiceerde Sampedro al verschillende romans en korte
verhalen. Sinds zijn pensionering richtte hij zich helemaal op het schrijven.
Hij had eind jaren 1980 veel succes met Octubre, octubre, La Sonrisa Etrusca
en Lavieja sirena. In die tijd stierf ook zijn vrouw Isabel Pellice. In 1990
werd hij lid van de Real Academia Española. Als humanist uitte hij vaak kritiek
op het sociale en morele verval van de westerse samenleving, het neoliberalisme
en de donkere kant van het kapitalisme. In een interview met de Frankfurter
Allgemeine Zeitung bekritiseerde Sampedro het kapitalisme in Europa en
vergeleek dit met het einde van het Romeinse Rijk.
Uit: De Etruskische glimlach (Vertaald door Eugenie Schoolderman)
In Villa Giulia in
Rome vervolgt de suppoost van Afdeling Vijf zijn ronde. Nu de zomer voorbij is,
en het daarmee ook gedaan is met de drommen toeristen, slaat de sleur weer toe,
maar vandaag heeft een bepaalde bezoeker zijn aandacht getrokken en loopt hij
alsmaar nieuwsgieriger terug naar het zaaltje met De echtgenoten. Zou hij er
nog zijn? vraagt hij zich af, terwijl hij zijn pas versnelt tot hij
bij de deuropening
is.
Hij is er nog. Hij
zit nog steeds op het bankje voor de grote Etruskische sarcofaag van
terracotta, die midden onder het gewelf staat. Het pronkstuk van het museum,
als in een sieradendoosje tentoongesteld in de okerkleurige ruimte, die de
oorspronkelijke crypte moet nabootsen.
Ja, daar is hij. Al
een half uur zit hij daar, onbeweeglijk, alsof hij ook een door het vuur en de
tijd uitgedroogde figuur is. Het is net een buste, de bruine hoed en het verweerde
gezicht zo boven het witte overhemd zonder stropdas, zoals de oude mannen
daarginds, in de bergen in het zuiden, dat altijd dragen, in Apulië of
misschien eerder in Calabrië.
Wat zou hij zien
in dat beeld? vraagt de suppoost zich af.
Omdat hij het niet
begrijpt, blijft hij besluiteloos staan voor het geval er plotseling iets
gebeurt op deze morgen die begon als alle andere en toch zo anders is. Maar hij
durft ook niet naar binnen te gaan, weerhouden door een onverklaarbare schroom.
Dus blijft hij in de deuropening staan kijken naar de oude man die, zonder zijn
aanwezigheid op te merken, zijn blik strak gericht houdt op de sarcofaag met daarop
het paar.
De vrouw ligt
steunend op haar linkerelleboog, haar twee vlechten vallen over haar borsten.
Sierlijk buigt ze haar rechterhand richting haar volle lippen. Achter haar ligt
in dezelfde pose een man met een puntbaard en een fauneske mond; hij heeft zijn
rechterarm om haar schouder gelegd. De roodachtige tint van de beide terracotta
figuren verraadt een donkere ondergrond, waar de eeuwen amper vat op hebben
gekregen. Onder de smalle, schuin staande ogen straalt op beide gezichten
dezelfde onbeschrijflijke glimlach: wijs en raadselachtig, sereen en zinnelijk.
Die zilveren deinende schoot, mijn liefste, dit maagdelijk gave net, dit gruwelijk schone huwelijksbed, dit vangzeil van de dood - ik heb het gesponnen tussen de bomen en tussen de zon en de aarde en al waar ik ontwaarde je zoet-zoemende dolersdromen. Ik vang je op in mijn wiegelend bed O wond in mijn maagdelijk net O liefste verloren in mijn schoot O worsteling in liefdesnood - ik wikkel je in mijn zijden geweld ik houd je met duizend armen omkneld ik verstik je in een cocon van gloed ik drink je zachte blanke bloed dat rinnend gulpt en schreit -
en volgedronken op het kruis van mijn geschonden dodenhuis ik lig gebroken en bevrijd.
Monoloog in de nacht
Wij zijn, mijn lief, twee werelden zo ver uiteen als aarde en morgenster en zo tot eenheid omgedicht als twee profielen van een gezicht En samen zijn we van de kleine smarten tot in de zeldzame festijnen van ons beider leven wat valt er nog te geven?
Jij kent als ik dat panische gevoel jezelf te zijn en tevens doel van de geliefde, even verwant als vreemd, een zee aan strand Vaak zijn wij één in brandingslust van een tezaambewoonde kust ook is er ebbe, een ver wijken, een machteloos vertwijfeld reiken
Diep is de nacht. Ach waren wij haarzelve zodat wij konden uitwelven over elkander heel ons wezen - waren wij een en alleen en boven deze eenheid en alleenheid uit ons-beiden zodat wij zonder te schenden scheiden konden en zonder pijn alleen zijn
of, als je jong bent, eerst zus en dan zo, of omgekeerd.
Maar hoed vaak, met wie en hoe dan ook:
een stoombootje in de mist erna.
Feest
Ik moest de Hema in. Voor vruchtentaart. Goed en goedkoop. Want junior verjaart. Als je nou kijkt wat daar los loopt aan vrouw dan wil je wel naar huis. Naar die van jou.
gebäude mit lichthof vom dritten stock aus gefallener klartext die schuld hat jedes mass unendlich überschritten aufgelesen in meiner jackettasche splitter oder konfetti angesichts der umgehend denunzierten drei (ersten) jva stadelheim (johann reichhart rekordhenker) hieß es glaub' ich es lebe die freiheit & draußen auf dem gepflasterten platz: häufchen text den ich zusammensetze aus tausenderlei (mahnmal).
bora
mit der europastraße nach zagreb einen nachmittag aus der ebene gesägt nachts hob sie sich
morsch von gedankeneinschüssen & den salven der plastikplane über der vorvorgestrigen
grillkohle und MOSOR & KOZJAK alles gefallener abfall vom mond gebröckeltes licht und irgendwo
landet (der flughafen wiedereröffnet) im tv-verminten gelände der blick zurück ohne ziel
There has been really no excuse for coming, but he continues to sit on the box because it is cooler here, and the odor of the latrine, the brine, the chlorine, the clammy bland smell of wet metal is less oppressive than the heavy sweating fetor of the troop holds. The soldier remains for a long time, and then slowly he stands up, hoists his green fatigue pants, and thinks of the struggle to get back to his bunk. He knows he will lie there waiting for the dawn and he says to himself, I wish it was time already, I dont give a damn, I wish it was time already. And as he returns, he is thinking of an early morning in his childhood when he had lain awake because it was to be his birthday and his mother had promised him a party.
Early that evening Wilson and Gallagher and Staff Sergeant Croft had started a game of seven card stud with a couple of orderlies from headquarters platoon. They had grabbed the only empty place on the hold deck where it was possible to see the cards once the lights were turned off. Even then they were forced to squint, for the only bulb still lit was a blue one near the ladder, and it was difficult to tell the red suits from the black. They had been playing for hours, and by now they were in a partial stupor. If the hands were unimportant, the betting was automatic, almost unconscious.
Wilsons luck had been fair from the very beginning, but after one series in which he had taken three pots in a row it had become phenomenal. He was feeling very good. There was a stack of Australian pound notes scattered sloppily and extravagantly under his crossed legs, and while he felt it was bad luck to count his money, he knew he must have won nearly a hundred pounds. It gave him a thick lustful sensation in his throat, the kind of excitement he received from any form of abundance. Ah tell ya, he announced to Croft in his soft southern voice, this kind of money is gonna be the ruination of me yet. Ah never will be able to figger out these goddam pounds. The Aussies work out everythin backwards.
Croft gave no answer. He was losing a little, but, more annoying, his hands had been drab all night.
Norman Mailer (31 januari 1923 10 november 2007)
Hält entscheidend länger als herkömmliche Zink-Kohle Batterien, und bei allen künftigen Besuchen im Elektrofachhandel las er dem Verkaufspersonal diesen Text vor. Das ging eine Weile gut. Aber mit der Zeit war seine Krankheit so weit fortgeschritten, daß er sich auch an die Bedeutung des Wortes Baden nicht mehr erinnerte. Er mußte immer mehr Worte durch andere Worte ersetzen. So übertrug er von Notizbuch zu Notizbuch seine Gebrauchsanleitungen für das tägliche Leben, und er umschrieb fast jeden Begriff durch die Verwendung des Wortes behandeln; er schachtelte zahllose Relativsätze ineinander, in deren Zentrum es immer etwas zu behandeln gab. Wenn er auf der Suche nach seinen Schlüsseln war, zog er seine Frau am Ärmel, deutete auf die Tür und sagte, ich muß etwas haben, um das zu behandeln. In der Sparkasse wollte er Geld abheben und sagte der Bankangestellten, er brauche das Gerät, das ihn immer gut behandele, und die Leute in den Geschäften fingen an, die Polizei zu rufen, wenn er auftauchte. Einmal saß er in einem Linienbus und fuhr von Endstation zu Endstation, weil er vergessen hatte, wo er aussteigen mußte. Plötzlich setzte sich seine Frau neben ihn. Sie war gerade vom Einkaufen gekommen und wollte nach Hause fahren. Sie sah ihn nicht an, und sie sagte auch nichts. Es war zwar ungewöhnlich, daß sie im Bus ihren Mann traf, aber sie hatte ihm schon lange nichts mehr zu sagen. Was die Gespräche anging, war mit ihm kaum noch was anzufangen.
De Nederlandse dichteres Anne Vegter is vandaag voor de komende vier jaar benoemd tot de nieuwe Dichter des Vaderlands. Zie ook alle tags voor Anne Vegter op dit blog. Zie ook alle tags voor Anne Vegter op dit blog.
Wisselende posities
Zijn de coördinaten waarop jij je bevindt veranderlijk, reis dan minder grillig. Zo krijg ik geen vlaggetje in de kaart.
Ik wilde je route volgen, je strategie: < nieuw is het allemaal niet > je komt terug om te gaan.
Je schrijft aan alles te merken dat je in het hoge noorden bent. Ondanks geringe hoogte liggen gletsjerdelen langs de weg.
Uitglijden zou rampzalig zijn, schrijf je, kranten kopten je vermissing. Ik schrijf zeur niet, vlucht voor je vertrek.
Die jou niet noemen slapen zoet, morgen willen ze best een tekening over je maken < niet langer lastigvallen met de eigen,
weinig kan al gezin zijn >. Tragische humor kan wonderen: je verzoek per sms om een opbeurend woordje. Ik raad je angst
verschijnsel na verloren samenhangen. Helpe iets dierbaars dat de weg smelt: een sneeuwkonijn. Nog beter: weten. Liefst:
goedzicht.
De nieuwe man
Er zijn mannen met het levensgevoel 'douchecabine'. Het woord spreekt ze direct aan. In een gesprekje achteraf blijkt vaak waarom.
Er zijn mannen die graag met hun tandenborstel gefotografeerd worden, niet voor een advertentie. Ze staan in het leven als krachten op wanden.
Er zijn er die niet kunnen kiezen, moe van hun mogelijkheden stellen ze zich bij douchecabine geen paradijs voor maar een stukadoor
die gaten dicht, een schilder die schimmels verjaagt, een aannemer: vormen van een man waaraan ze hadden kunnen denken.
Omdat lichaamsverzorging het taboe ontsteeg zijn er al mannen die zeggen: "Toen ik vanochtend wakker werd schudde ik mijn poriën los."
"Ik voelde me eigenlijk een beetje leeg, had geen gedachten van gewicht uit-in-adem maar ik genoot van mijn gebrek."
Ook dat kan een begin zijn. Een aantal liep deze week de stad in op zoek naar een nog ongebruikt cv. 'Iemand enig idee van wie?'
De VSB Poëzieprijs 2013 is toegekend aan de Nederlandse dichteres Ester Naomi Perquin. Perquin krijgt de jaarlijkseprijs voor de beste Nederlandstalige dichtbundel voor haar bundel "Celinspecties". Aan de prijs is een geldbedrag van 25.000 euro verbonden en een glaskunstwerk van kunstenares Maria Roosen. Perquin ontving de prijs op 30 januari tijdens een feestelijke avond uit handen van juryvoorzitter Saskia J. Stuiveling. Zie ook alle tags voor Ester Naomi Perquin op dit blog.
Over de minnaar
Je zou kunnen blijven, bijvoorbeeld morgen is een hele goede dag om te blijven, de zon schijnt en misschien
kunnen we regen spelen. En koffie onder de dekens, een zachtgekookt ei of een bord met zalm en muziek
of niets; alleen honger naar, verlangen naar, en vraag. Maar ook kun je weggaan, bijvoorbeeld vandaag.
Grote broer
Geen vader of moeder om ons uit de bomen te halen voor eten of slaap, de klimrijkste zomer in jaren.
Ik wilde geen staart, scheurde jurken aan flarden, raakt met haren in takken verward jij haalde een schaar en ik werd een soldaat maar het zwaard was zo zwaar en het schild kreeg ik niet van de grond.
Je schreeuwde me hoger ik klom dus en klom. Warmte trok in de bomen, tot diep in de nacht lag jij als een dier op de onderste tak.
Er konden geen leeuwen of moordenaars komen. Ik hield, voor een meisje, uitstekend de wacht.
Vanaf mijn middelbareschooltijd ben ik onder de indruk geweest van Kousbroeks Anathemas. Ik ben mede gevormd door de manier waarop hij en ook die andere geloofloze medewerker van NRC Handelsblad, Karel van het Reve over het christelijk geloof en de rooms-katholieke kerk schreef. Wie gelooft in de christelijke God troost zich met leugens, beweerde Kousbroek. Hijzelf zou dat onder geen beding willen. Toch zat de christelijke collage van teksten die in de loop der eeuwen was vervolmaakt, onmiskenbaar geraffineerd in elkaar. Aan iedereen was gedacht. Een gelovige was nooit eenzaam, want Hij was er altijd. Niemand hoefde zijn einde te vrezen, want na de dood begon het pas goed. En wie chronisch ziek was, onrechtvaardig behandeld, of straatarm, kon erop rekenen dat dit alles te zijner tijd zou worden rechtgezet. Op voorwaarde natuurlijk dat je je behoorlijk had gedragen en in deze God geloofde en niet in een andere, want dan belandde je al snel in shit creek. Een bijzonder kenmerk van dit vergevingsgezinde geloof was bovendien dat iedereen welkom was. Al was Kousbroek geen evolutionist, hij was wel een rationalist in de geest van Richard Dawkins, de lucide Britse auteur van een imponerend oeuvre op het terrein van de evolutiebiologie. Hij schreef onder veel meer het boek The God Delusion, over God, het geloof en de onwenselijkheid daarvan. Iets dergelijks deed zijn geestverwant de naturalistische filosoof Daniel Dennett Breaking the Spell. Religion as a Natural Phenomenon.
I was warnedas all are who pursue their dreamby those who define reality as a sequence of salutary disappointments that reality would soon set in. I was reminded that immemorial outsiders had followed that same cisalpine path. Yet we trusted to the private revelation. Of her time in Rome, Elizabeth Bowen wrote: If my discoveries are other peoples commonplaces I cannot help itfor me they retain a momentous freshness. And so, for most of us, it was and is.
I was fortunate when I first lived in Italy in being obliged to work for a year in Naples, a city that in its postwar dereliction had been virtually erased from the modern travel itinerary as arcane and insalubrious (and which for the same reasons remains little touched by tourism todaythe last great Italian city whose monuments retain their animate, authentic context). In an old seaside house, nineteenth century, Pompeian red, I had high, humid rooms and a view that swept the baycity and volcano, the long Sorrentine cape, and the island of Capri, which floated far or near according to the light. No expatriate English-speaking network existed to modify my ardor or palliate hard lessons. Then in my early twenties, I had lived around the world but had never previously seen Italy, never been there as a footloose tourist, and thus had no adjustment to make. To visit a beautiful country on holiday is a freedom, a suspension. To reside and work there is a commitment for which one must not only forfeit much of the indulgence that Italy extends to visitors but subdue, also, the visitor in oneself.
From other loved Italian places, the bay of Naples drew me backto white rooms on Capri long ago and also, of recent years, to another seabound house on the Neapolitan shore.
Ich erkannte gleich den Mann am Glanze seiner wohlbeleibten Selbstzufriedenheit. Er empfing mich sehr gut, wie ein Reicher einen armen Teufel, wandte sich sogar gegen mich, ohne sich jedoch von der übrigen Gesellschaft abzuwenden, und nahm mir den dargehaltenen Brief aus der Hand. »So, so! von meinem Bruder, ich habe lange nichts von ihm gehört. Er ist doch gesund? Dort«, fuhr er gegen die Gesellschaft fort, ohne die Antwort zu erwarten, und wies mit dem Brief auf einen Hügel, »dort laß ich das neue Gebäude aufführen.« Er brach das Siegel auf und das Gespräch nicht ab, das sich auf den Reichtum lenkte. »Wer nicht Herr ist wenigstens einer Million«, warf er hinein, »der ist, man verzeihe mir das Wort, ein Schuft!« »O wie wahr!« rief ich aus mit vollem überströmenden Gefühl. Das mußte ihm gefallen, er lächelte mich an und sagte: »Bleiben Sie hier, lieber Freund, nachher hab ich vielleicht Zeit, Ihnen zu sagen, was ich hiezu denke«, er deutete auf den Brief, den er sodann einsteckte, und wandte sich wieder zu der Gesellschaft. Er bot einer jungen Dame den Arm, andere Herren bemühten sich um andere Schönen, es fand sich, was sich paßte, und man wallte dem rosenumblühten Hügel zu.
Ich schlich hinterher, ohne jemandem beschwerlich zu fallen, denn keine Seele bekümmerte sich weiter um mich. Die Gesellschaft war sehr aufgeräumt, es ward getändelt und gescherzt, man sprach zuweilen von leichtsinnigen Dingen wichtig, von wichtigen öfters leichtsinnig, und gemächlich erging besonders der Witz über abwesende Freunde und deren Verhältnisse. Ich war da zu fremd, um von alle dem vieles zu verstehen, zu bekümmert und in mich gekehrt, um den Sinn auf solche Rätsel zu haben.
Adelbert von Chamisso (30 januari 1781 - 21 augustus 1838)
De Duitse dichter en theoloog en Karl Friedrich von Gerok werd geboren op 30 januari 1815 in Vaihingen an der Enz. Als zoon van de minister Christoph Friedrich Gerok bezocht Karl Gerok het Eberhard-Ludwigs-Gymnasium in Stuttgart, waar Gustav Schwab zijn poëtische talenten aanmoedigde. In 1832 begon hij te studeren aan het Evangelische Stift Tübingen, in 1837 begon hij als vervangend predikant van zijn vader in Stuttgart. Vanaf 1844 Gerok werkte hij als diaken in Böblingen en Stuttgart. Van 1852 tot 1862 was hij o.a aartsdiaken van de collegiale kerk en decaan van het bisdom. In 1868 werd hij hofpredikant en lid van de kerkenraad met de titel en de rang van prelaat. Gerok trouwde in 1844 met Sophie Kapff. Geroks kleindochter Therese Köstlin werd een bekende religieuze dichteres.Kleinzoon Karl Ludwig Gerok was een bekende organist en auteur van een standaardwerk over improvisaties op de orgel. In 1866 werd Gerok ereburger van Stuttgart. Ook zijn een straat in Stuttgart, een straat in zijn geboorteplaats Vaihingen en een uitkijkpunt, Geroksruhe, naar hem gernoemd In 1880 werd aan Karel Gerok werd het Kommenturkreuz van de Orde van de Württembergse Kroon verleend en daarmee werd hij in de adelstand verheven.
Auf stillen Wegen
Ein öder Weg durchs Feld, nur hier am Ackersaum Mit regenfeuchtem Laub ein alter Apfelbaum.
Der Himmel graubewölkt und weich die feuchte Luft, Aus dem erquickten Feld ein kräft'ger Bodenduft.
Ein Streifen Abendroth am Horizonte fern Und aus dem Wolkenflor ein Strahl vom Abendstern.
Kein Prachtstück der Natur, kein Wonnenüberschwang Und doch für Leib und Seel‘ friedselig ist der Gang.
So schleicht im Stillen hin manch dürftiges Geschick, Doch glänzt auch über ihm des Himmels Gnadenblick.
Winterlied
In dieser strengen Winterzeit Wie traurig liegt das Land, Wie schläft die Welt so tief verschneit, Als wie im Sterbgewand!
Kein Vöglein singt den Frühgesang Und zirpt sein Schlafgebet; Kanm daß es unterm Schnee sich bang Sein kärglich Korn erspäht.
Kein Blümlein blüht im grünen Gras Mit bunter Farbenpracht, Der Frost nur malt ans Fensterglas Eisblumen über Nacht.
Kein Büchlein kommt mit muntrer Hast Vom Berg ins Thal gehüpft, Kaum daß es unter Eiseslast Geduckt vorüber schlüpft.
Und doch — so öde Wald und Feld, So trübe Flur und Au: Da droben glänzt das Himmelszelt In unverblichnem Blau.
Und Morgenrot und Abendrot Erblühn am Firmament, Daß, rings von Flammen überloht, Der weite Himmel brennt.
Und nächtlich glänzt der Himmelsraum Mit Sternen übersät, Als wär der Welt ein Weihnachtsbaum Von Gottes Hand erhöht.
Erhöht von eines Vaters Hand, Die große Dinge thut In Winterfrost und Sommerbrand, Und meint es allzeit gut.
Drum küsse sie, o Menschenkind, Des großen Vaters Hand, Und sei nicht kalt und stumm und blind Wie ein erfrornes Land!
Und wenn, verscheucht von Schnee und Eis, Kein Vöglein Lieder singt: Was hindert's, daß zu Gottes Preis Dein Lied sich aufwärts schwingt?
Und wenn der muntre Wiesenquell Zu Stein und Bein gefror: Was schadet's, stammt nur warm und hell Dein Herz zu Gott empor! Und mag, umsaust vom rauhen Nord, Im Feld kein Blümlein blühn: Was thut's, blüht nur im Herzen fort Der Andacht Immergrün!
Begrub im Schnee der Winterwind Die Straßen weit und breit: Nie wird der Weg, o Gotteskind, Zum Vater dir verschneit!