De Vlaamse dichter en schrijver Charles Ducal (pseudoniem van Frans Dumortier) werd geboren in Leuven op 3 april 1952. Zie ook alle tags voor Charles Ducal op dit blog.
Geluk
Omdat ik geen honger, geen dorst lijd, een huis heb, een baan, een voorbeeldig gezin, duizend boeken, van Sade tot Grimm, gezondheid, een trouwe maîtresse, veel tijd voor kunst en liefde of wat daarop lijkt, de wereld kan zien, mijn tuin cultiveren, duizend gedichten opnieuw kan proberen een God te zijn in het diepste geheim, daarom is het dat ik mijn nagels bijt in een kamer die niet wordt gelucht, weerloos geworpen in zo veel geluk dat ik slechts aan mijzelf nog lijd.
Onvindbaar (voor het jarige konijn)
Omdat het liegt en dus kan veranderen omdat het maar zichtbaar is tussen de lijnen omdat het ontdekt wat al lang is ontdekt maar nooit op deze onmogelijke wijze
omdat het zich aanpast, ook aan het zeer grijze omdat het de jager zelf heeft gewekt omdat het elk schot tot een spat kan verkleinen omdat het gestroopt en verhandeld
nog nooit is gevat.
Ouders
I Hij viel in de put. Het kwam zo uit, een rottende plank onder dansende schoentjes. Hij gleed zomaar de werkelijkheid uit, het leek haast bedacht. De tuin bloeide, de zon scheen, ik dronk een kop koffie. Icarus viel op een oud schilderij. Zij lag aan de rand, wachtte, een dier op de loer. Zij gaf de seconden niet prijs. Toen kwam hij en strekte de armpjes. Zij trok zijn dood voorgoed aan haar lijf. Hij vult haar stem, haar ogen, haar handen. ’s Nachts roept zij. Ik kan er niet bij.
Charles Ducal (Leuven, 3 april 1952)
De Nederlandse schrijver, dichter en columnist Adriaan Jaeggi werd geboren op 3 april 1963 in Wassenaar. Zie ook alle tags voor Adriaan Jaeggi op dit blog.
Uit: Held van beroep
“Mijn oma Emilia kijkt naar de begrafenis op tv. Ze gilt zo hard dat ik haar in de keuken kan horen. Ik hang drie zakjes in de theepot - als het niet pikzwart is drinkt ze het niet - giet het water op en brand mijn vingers aan de spatten. ‘Mijn God!’ roept mijn oma. Ik houd mijn vingers onder de koude kraan en wurm met mijn andere hand koekjes uit het pak op een bord. ‘Grote God!’ Ik zet de theepot en de koekjes op een dienblad en breng het naar de zitkamer. Mijn oma brult: ‘O! Mijn! God!’ Ze kijkt ongeduldig om me heen als ik voor haar langs loop en haar zicht op de huilende massa blokkeer. Haar blik blijft aan het beeld gelijmd als ze haar theekopje aanpakt en naar het lepeltje tast. ‘Samson, lieverd, wat is er in die mensen gevaren?’ Ik kijk naar de tv. Een volle kerk. Elton John zit achter de piano bij het altaar. Kaarsen. ‘De prinses wordt begraven, oma.’ ‘Dat weet ik ook wel! Dat begrijp ik ook wel, ik ben niet crazy, weet je.’ Dat is ze wel, een beetje, maar ze is de enige niet. De trein naar mijn oma toe zat vol huilende gezinnen. In Engeland zit een hele kathedraal vol, met gezichten alsof ze allemaal diarree hebben en niet mogen opstaan. Elton John, die ik ongeveer even hoog heb zitten als Cat Stevens en Baloe de beer, trekt zijn handen van de piano af. Hij trekt een benard gezicht, alsof hij graag een wind zou laten. Het licht van de kaarsen flikkert in zijn brillenglazen. ‘Sam, zet de televisie af,’ beveelt mijn oma. ‘Dit kan ik niet langer aanzien.’ Ik zoek naar de afstandsbediening, die tussen de kussens van de bank is weggezakt. Mijn oma drinkt haar thee, ze slurpt een beetje en knijpt haar ogen toe tegen de warmte. Ik kijk naar haar en bedenk dat zij op dit moment waarschijnlijk de enige is van wie ik houd. Ik weet niet precies wat dat betekent, maar in elk geval heb ik niet de aandrang om zo snel mogelijk zo ver mogelijk bij haar uit de buurt te komen, en vergeleken met wat ik voor de rest van de familie voel, mag dat best liefde heten.”
Adriaan Jaeggi (3 april 1963 – 10 juni 2008) Cover
De Nederlandse dichter en schrijver Frederik van Eeden werd geboren in Haarlem op 3 april 1860. Zie ook alle tags voor Frederik van Eeden op dit blog.
Maar daar is Lijden schoner dan de Dood
Maar daar is Lijden schoner dan de Dood, - Want niet om niet wordt 't mensenhart vertreden, De brand der zielen is het morgenrood Waaruit licht-stil zal dagen Hemelvrede. Des Vaders Strijd en Zijn Vertwijf'ling groot Wordt in het hart der kind'ren uitgestreden, Híj wordt verheerlijkt door de Zielen-nood Der martelaren, die Zíjn Naam beleden. Gedenk dan, Kind! eer Gij te sterven vraagt, Dat doden God géén ere kunnen geven, Maar slechts wie 't Lijden voor den Eeuw'ge draagt, Die líever U moet zijn dan Dood of Leven, Daar er een God is, die zelf Lijder heet En heerlijk Heil zal maken uit Uw Leed.
Hiernamaals
Zal ik in een nevel waren, Of in tastbre duisternis? Zal ik in een ledig staren Angstig dat ik mij vergis? Zal ik dom'len of ontwaken? Zal ik weten waar ik ben? Zal ik bange zuchten slaken twijflend wie ik straks herken? — Zal ik voelen hitte en koude? Zal ik horen? zal ik zien? Ach, mij arme! ach mij oude Wat zal er met mij geschien? Aanstonds valt het zwarte kleed Arme zondaar! wees gereed!
Frederik van Eeden (3 april 1860 – 16 juni 1932) In 1930
De Nederlandse dichter, schrijver en uitgever Bert Bakker werd geboren in Huizum (Leeuwarden) op 3 april 1912. Zie ook alle tags voor Bert Bakker op dit blog.
Stervende
Weer wordt het morgen - ditmaal voor het laatst? men schikte uw lichaam gister reeds tot sterven - en ik zie in een raam den gloed der zon weerkaatst, die deze kamer kleurt met aarzelende verven. wij zijn nu samen en ik houd uw hand, zoolang de angst nog in uw oogen staat te lezen, zoolang gij deel hebt aan den zachten brand, die langzaam, doch veroverend komt gerezen. ik weet, dat ik u nu niet helpen kan, want dat men heel alleen het afscheid door moet maken van aarde en tijd en het bezit daarvan, vóór ons de dood bereikt en afdoend aan kan raken. slechts dit: dàt ik het weet en zwijgend bij u ben, opdat ik mij alvast aan hem en zijn verschrikking wen.
Onaanrandbaar
Van de terrassen kwam gelach en het opwindende bewegen van dansenden ons plotseling tegen: onwelkom einde van den dag. Onwillig traden wij in 't licht en leunden later aan de balustrade; ik rookte zwijgend; jij dronk limonade; de zeewind roerde aan ons gezicht. Maar geen vijandelijk geluid van lachen of luidruchtig spreken vermocht de stilte te verbreken, waarheen ons hart was weggeleid.
Bert Bakker (3 april 1912 – 19 september 1969) V.l.n.r.: Bert Bakker, J.C. Bloem en A. Roland Holst, Luxemburg, mei 1958
De Duitse dichter Peter Huchel werd geboren in Lichterfelde bij Berlijn op 3 april 1903. Zie ook alle tags voor Peter Huchel op dit blog.
Das Grab des Odysseus
Niemand wird finden das Grab des Odysseus, kein Spatenstich den krustigen Helm im Dunst versteinerter Knochen.
Such nicht die Höhle, wo unter die Erde hinab ein wehender Ruß, ein Schatten nur, vom Pech der Fackel versehrt, zu seinen toten Gefährten ging, die Hände hebend waffenlos, bespritzt mit dem Blut geschlachteter Schafe,
Mein ist alles, sagte der Staub, das Grab der Sonne hinter der Wüste, die Riffe voller Wassergetöse, der endlose Mittag, der immer noch warnt der Seeräubersohn aus Ithaka, das Steuerruder, schartig vom Salz, die Karten und Schiffskataloge des alten Homer.
Östlicher Fluss
Such nicht die Steine im Wasser über dem Schlamm, der Kahn ist fort, der Fluß nicht mehr mit Netzen und Reusen bestückt. Der Sonnendocht, die Sumpfdotterblume verglomm im Regen.
Nur die Weide gibt noch Rechenschaft, in ihren Wurzeln sind die Geheimnisse der Landstreicher verborgen, die kümmerlichen Schätze, der rostige Angelhaken, die Büchse ohne Boden zum Aufbewahren längst vergessener Gespräche.
An den Zweigen die leeren Nester der Beutelmeisen, die vogelleichten Schuhe. Keiner streift sie den Kindern über die Füße.
Peter Huchel (3 april 1903 – 30 april 1981) Borstbeeld voor het Peter-Huchel-Hausin Wilhelmshorst – Michendorf (detail)
De Canadese schrijfster Arlette Cousture werd geboren in Saint-Lambert op 3 april 1948. Zie ook alle tags voor Arlette Cousture op dit blog.
Uit: Ces enfants d'ailleurs
« — Maman veut te voir. — J'y vais. — Où as-tu pris ça ? — C'est un grand qui me l'a donné. Il m'a dit qu'il n'en aurait plus besoin au lycée. Jan tourna encore quelques pages et posa l'herbier sur les cuisses de sa soeur avant de sortir. Zofia l'attendait et elle lui sourit en le voyant. — Qu'est-ce qui peut être si important que tu en oublies de venir m'embrasser ? Jan lui baisa les mains avec frénésie pour se faire pardonner. Zofia éclata de rire, lui tapota le derrière de la tête et lui rappela que leur père serait accompagné du père Villeneuve. — Oh non ! Ça veut dire que Jerzy, Élisabeth et moi nous allons manger tout seuls dans la cuisine ? Zofia se mordit les lèvres devant son air absolument catastrophé. — Je vais en discuter avec ton père. M'est avis qu'il va accepter que vous soyez là. Le père Villeneuve quitte Cracovie demain pour le Canada. — Ouais 1 II rentre au Canada ? Zofia fut déroutée par la joie visible de son fils. — Mais, Jan, il n'y a rien de réjouissant. Le père Villeneuve aurait aimé demeurer ici une année de plus. — Ça, c'est peut-être triste. Mais moi je suis content parce qu'il va pouvoir m'expédier des belles feuilles d'érable toutes rouges. Je vais les mettre dans mon herbier. — Tu as un herbier, maintenant ? — Oui, depuis aujourd'hui. Jan alla retrouver sa soeur, insensible à la musique du piano qui venait d'envahir les pièces de la maison. Tomasz céda le pas à l'abbé Villeneuve et l'invita à passer au salon. Zofia se joignit à eux, portant un plateau sur lequel elle avait posé deux verres de vin blanc. Jan et Élisabeth vinrent saluer Villeneuve, Jan d'une poignée de main et d'un petit hochement de tête, Élisabeth d'une discrète révérence. Zofia annonça qu'elle avait invité les enfants à se joindre à eux dans la salle à manger. Tomasz approuva. Jan fut enchanté de l'honneur qu'on leur faisait en leur permettant d'être assis avec les adultes. — C'est une belle façon de fêter la fin des classes, papa. — Tu penses que nous devons fêter ça ? Il me semble que c'est plutôt triste de savoir que pendant deux longs mois tu ne voudras pas ouvrir un livre."
Arlette Cousture (Saint-Lambert, 3 april 1948)
De Vlaamse schrijver Pieter Aspe (pseudoniem van Pierre Aspeslag) werd geboren in Brugge op 3 april 1953. Zie ook alle tags voor Pieter Aspe op dit blog.
Uit: Het laatste bevel
“Toch was Debaes er weer eens in geslaagd hem van zijn stuk te brengen. ‘Waarom verkoopt ze eigenlijk?’ ‘Omdat ze binnenkort naar het buitenland verhuist om dichter bij haar dochter te zijn. Ze heeft maar één dochter, moet u weten.’ ‘Wat is binnenkort?’ ‘Over een paar weken.’ ‘Ach zo.’ Debaes bracht zijn wijsvinger naar de zijkant van zijn neus. Dat deed hij altijd als hij een zaakje rook. De eigenares was wellicht met pensioen en welgesteld. Het was aannemelijk dat ze bij haar dochter in het buitenland wilde gaan wonen. Het verklaarde in ieder geval de prijs. De vrouw wilde zo snel mogelijk vertrekken en vrouwen redeneren nu eenmaal niet logisch. Een normale mens had het nooit in zijn hoofd gehaald om over de belachelijk lage prijs te discussiëren, Debaes had het zichzelf nooit vergeven als hij het niet had gedaan. Een alleenstaande vrouw die zo snel mogelijk bij haar dochter wilde intrekken was bovendien een gemakkelijke prooi. ‘Ik neem aan dat ik de eerste kandidaat-koper ben’, zei hij. ‘Waarom heb je uitgerekend mij gebeld?’ ‘Omdat iemand me verteld heeft dat u snel beslist en contant betaalt.’ Debaes keek verbaasd op. Het was ongebruikelijk dat mensen met wie hij normaal geen zaken deed contact met hem opnamen in verband met de verkoop van onroerend goed. ‘Wie is die iemand?’ vroeg hij scherp. ‘Een vriend.’ Hij moest koste wat het kost vermijden dat Debaes argwaan kreeg. De oude was geslepen en achterdochtig. Als hij aanvoelde dat er iets niet klopte of hem op een leugen be-trapte, zou hij gewoon opstappen en waren al zijn inspanningen tevergeefs geweest. Een tweede kans zou hij wellicht nooit meer krijgen.”
Pieter Aspe (Brugge, 3 april 1953)
De Nederlandse schrijver en dichter Karel N.L. Grazell werd geboren in Amsterdam,op 3 april 1928. Zie ook alle tags voor Karel N.L. Grazell op dit blog.
Uit: Milda de vriendin
“De seizoenen schoven elk jaar het leven van Milda in. Ze wandelden, elk in hun tijd, door de tuinen rond het oude, lang geleden herbouwde kasteeltje. Het jaar ging open met nicht Lente. Ze glimlachte in haar voorjaarslicht tussen de planten met naar leven snakkende knoppen. Ze wuifde opgetogen naar de vogels die de voorjaarshemel be schreven met hun gezang. Soms baadde ze naakt in de beek die uit de bron op de grote binnenplaats vloeide: de bloemen geurden met blakende ogen, de bomen ruisten in de bries over al die vochtige vruchtbaarheid. Na enkele maanden kwam tante Zomer logeren. Een rijpe matrone, van de tak van de tijd gevallen. Zachte lippen met een niet te luchtig plezier. Haar bloes was brandnetelgroen, haar fluwelen rok appelgroen. Haar hoed met de kleur van mos droeg ze buiten altijd. Om haar hals gleed een ketting van roderozenblaadjes. Ze wandelde niet verder uit het huis dan de bank op het terras, waar ze ’s middags een kopje groene thee dronk: haar bladgroene schoenen sleten nauwelijks. Later werd ze opgevolgd door oudtante Herfst. Haar kapsel was totaal verwaaid door deheftige najaarswind. Ze droeg bruin, met prachtige gouden armbanden aan haar pols. Soms holde ze ineens over de afgevallen bladeren op de tuinpaden en keek met haar bijziende ogen naar de schrale zon. En dan weer liep ze in een toornige of ook wel zachtmoedige bui en keek naar de nijlganzen die met de noordwester in hun vleugels wegwaaiden naar dikwarme streken. Het jaar werd gesloten door Oma Winter. Ze droeg een kerstrode ijsmuts en blauwe oorwarmers, een warme duffel en laarzen van buffelleder. Als zehaar koffers uitpakte, kwamen de geschenken aan het licht: een collage van ijskristallen in een vergulde lijst, een stel doorlopers, een berenvel, een ijssculptuur, rimpels die konden rillen, en een dolk zo scherp a;ls de kou in de nacht van Driekoningen."
Karel N.L. Grazell (Amsterdam,3 april 1928) Amsterdam, Raadhuis Nieuwer Amstel
De Amerikaanse schrijver Washington Irving werd geboren op 3 april 1783 in Manhattan, New York. Zie ook alle tags voor Washington Irving op dit blog.
Uit: The Legend of Sleepy Hollow
“This rambling propensity strengthened with my years. Books of voyages and travels became my passion, and in devouring their contents, I neglected the regular exercises of the school. How wistfully would I wander about the pier-heads in fine weather, and watch the parting ships, bound to distant climes; with what longing eyes would I gaze after their lessening sails, and waft myself in imagination to the ends of the earth! Further reading and thinking, though they brought this vague inclination into more reasonable bounds, only served to make it more decided. I visited various parts of my own country; and had I been merely a lover of fine scenery, I should have felt little desire to seek elsewhere its gratification, for on no country had the charms of nature been more prodigally lavished. Her mighty lakes, her oceans of liquid silver; her mountains, with their bright aerial tints; her valleys, teeming with wild fertility; her tremendous cataracts, thundering in their solitudes; her boundless plains, waving with spontaneous verdure; her broad, deep rivers, rolling in solemn silence to the ocean; her trackless forests, where vegetation puts forth all its magnificence; her skies, kindling with the magic of summer clouds and glorious sunshine; — no, never need an American look beyond his own country for the sublime and beautiful of natural scenery. But Europe held forth all the charms of storied and poetical association. There were to be seen the masterpieces of art, the refinements of highly cultivated society, the quaint peculiarities of ancient and local custom. My native country was full of youthful promise; Europe was rich in the accumulated treasures of age. Her very ruins told the history of the times gone by, and every mouldering stone was a chronicle. I longed to wander over the scenes of renowned achievement — to tread, as it were, in the footsteps of antiquity — to loiter about the ruined castle — to meditate on the falling tower — to escape, in short, from the commonplace realities of the present, and lose myself among the shadowy grandeurs of the past. I had, besides all this, an earnest desire to see the great men of the earth. We have, it is true, our great men in America: not a city but has an ample share of them. I have mingled among them in my time, and been almost withered by the shade into which they cast me; for there is nothing so baleful to a small man as the shade of a great one, particularly the great man of a city. But I was anxious to see the great men of Europe; for I had read in the works of various philosophers, that all animals degenerated in America, and man among the number. “
Washington Irving (3 april 1783 - 28 november 1859) Cover
Zie voor nog meer schrijvers van de 3e april ook mijn blog van 3 april 2017 en ook mijn blog van 3 april 2016 deel 2.
Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 3 april 2007 en ook mijn blog van 3 april 2008 en eveneens mijn blog van 3 april 2009.
|