Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 - 5 augustus 1976) xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" /> Hier met de dichter en schilder Lucebert
In verband met een korte vakantie van Romenu zijn de postings even wat minder uitvoerig.
De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2006.
Wat was
Toen er niets meer dan afbraak overbleef
deed hij de glazen deuren langzaam open
en trad naar buiten en dacht: ik weerstreef
niet meer en zie van hopen en wanhopen
af nu het graf mij wacht. Ik heb geleefd,
gedronken en gegeten wat ik wilde
en alles wat ik in de avond schreef
blijft naast mij.
De ploeger
Ik vraag geen oogst; ik heb geen schuren -
Ik sta in uwen dienst, zonder bezit -
Maar ik ben rijk in dit:
Dat ik de ploeg van uw woord mag besturen,
En dat gij mij hebt toegewezen
Dit afgelegen land en deze
Hooge landouwen, waar - als in het uur
Der schafte bij de paarden van mijn wil
Ik leun vermoeid en stil -
De zee mij zichtbaar is zoover ik tuur.
Ik vraag maar een ding: kracht
Te dulden dit besef, dat ik geboren ben
In 't najaar van een wereld
En daarin sterven moet -
Gij weet hoe, als de ritselende klacht
Van die voorbije schoonheid mij omdwerelt,
Weemoed mij talmen doet
Tot ik welhaast voor u verloren ben -
Ik zal de halmen niet meer zien
Noch binden ooit de volle schoven,
Maar doe mij in den oogst geloven
Waarvoor ik dien -
Opdat, nog in de laatste voor,
Ik weten mag dat mij uw doel verkoor
Te zijn een ernstige ploeger op de landen
Van een te worden schoonheid; eenzaam tegen
Der eigen liefde dalend avondrood, -
Die ziet beneden aan de sprong der wegen
De hoeve van zijn deemoed, en het branden
Der zachte lamp van een gelaten dood
Geen mensch meer
Als weer en weer die blijde hamer
hartslag mijn aambeeld slaat, en slaat:
als gij weer, hoog en starend, gaat
door deze kamer:
als weer - voormenschlijk zegevieren -
binnen de baan die gij beschrijft
er niets van alles overblijft
dan goden en dieren:
laat dan de wereld de wereld verdelgen
in het raam waar de dag omkomt -
als binnen maar de stilte gromt
van hun zwelgen.
De Nederlandse schrijver Jacob Martinus Arend (Maarten) Biesheuvel werd geboren in Schiedam op 23 mei 1939. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007.
Uit: Gemiste kans
Er was een groot feest in het huis van Rein Dool in Dordrecht, en wel op een avond in de herfst. Dat huis is geweldig groot, aan de voorkant ligt het aan de Wolwevershaven en aan de achterkant staat het midden in de Oude Maas, die machtige, brede, klotsende en snelstromende rivier. Het huis is eigenlijk een klein paleisje, ooit gebouwd voor een bankier uit Rotterdam. Dat moet een heel rijke man zijn geweest, want het huis heeft dikke stenen muren en is overal van binnen met mahonie betimmerd. Eva en ik waren ook voor het feest uitgenodigd. We luisterden met veel plezier naar twee strijksextetten van Brahms, uitgevoerd door levende musici; er was een grote gerookte zalm op een zilveren schaal, er waren salades, er was brood met paté, er was soep, makreel en haring. Rein had goede sigaren besteld. Er was wodka, wijn en bier in grote hoeveelheden. Ik raakte in een opperbeste stemming en kuste Eva in een donker hoekje op een tweezitsbankje. Hier en daar brandden kaarsen. Toen de musici het Dissonantenkwartet van Mozart begonnen te spelen werd ik eufoor, ik stak een tuitknak uit de winkel van Hajenius op en begon door het huis te dwalen. Na een minuut of tien kwam ik voor een deur waarachter ik onbekende stemmen hoorde. Dus jij vindt dat we de oversteek maar moeten maken, Vladimir? hoorde ik. Maar natuurlijk, Herman, zei iemand, we varen eerst naar Newfoundland en dan zien we wel verder. Nicolai, geef jij Jane even een stuk kaas, hoorde ik, we zullen maar niet naar dat feest hier toegaan, hè? We zouden veel te veel opvallen. Pontius, geef mij dat scherpe mes even aan, het lijkt wel of er op de deur wordt gebonsd, kom toch binnen! Ik trad binnen en zag dertien personen: twee dames en elf heren. Maar wat zagen ze er allemaal merkwaardig uit. Een man die iets kleiner was dan ik kwam op me af. Hij droeg een bruingrijs tweedjasje en een witte pantalon, op zijn neus zat een lorgnon van ouderwets model geklemd. De man keek me guitig aan en leek me heel slim. Het was net of ik hem al eens eerder had gezien. Vlug, doe die deur dicht, zei hij, we zijn hier maar incognito. U bent toch Vladimir Nabokov? vroeg ik verbaasd. Je raadt het, zei hij, we zijn hier voor jou gekomen, maar laat ik je eerst aan de andere leden van onze club voorstellen. Ik schudde de handen van Homerus, Thomas Mann, Jane Austen, Herman Melville, Gogol, Tolstoj, Vergilius, Dante, Flaubert, Cleopatra, Jezus en Pontius Pilatus. De laatste was een reus van een kerel met rood haar, hij had een wit lang gewaad aan. Om zijn middel zat een strakke gordel en daaraan hing in een fraai bewerkte ivoren schede een dolkmes, waarschijnlijk het mes waarover ik al had horen praten. Pilatus droogde juist zijn handen af aan een rood-wit geblokte theedoek die een beetje naar haring stonk. Nu ken je de leden van de club, zei Melville die op sandalen liep, in een Nankingse broek gekleed was en met ontbloot bovenlijf rondliep, hij rookte een pijp, we hebben allemaal jouw werk gelezen. Je hebt nu wel genoeg geschreven. Hou ermee op. Het mooiste verhaal vinden wij allemaal "Brommer op zee". Sommige andere verhalen halen ook een aardig peil. Homerus is vooral te spreken over "Oculare Biesheuvel", dat verhaal met die ellendige namenlijst. Nabokov is nogal gesteld op "Een vreemd voorval". Jane Austen vindt "De merel" prachtig.
De Nederlandse schrijfster Lydia Rood werd geboren op 23 mei 1957 in Velp. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007.
Uit: Koldercratie
Het is gênant om toe te geven, maar ik lijd aan een stadsbussenfobie. Ik neem trams en metros, ik neem treinen, taxis en tuktuks, ik stap zonder aarzeling in een regionale bus en zelfs in zon half dorpsbusje, maar een stadsbus krijg je mij niet in. Die stadsbussenvrees is terug te voeren op traumas uit mijn jeugd. Verkeerde bussen, verdwalen, honger, dorst, kou en eenzaamheid... De laatste keer dat ik uitstapte bij het verkeerde eindpunt, ik was vijftien, dwaalde ik op zoek naar mijn omas bejaardenflat zo wanhopig door een avondlijke nieuwbouwwijk, dat een patrouillewagen me oppikte. Twee bereidwillige agenten brachten me naar mijn oma. Ik mocht voorin zitten, terwijl een van de dienders vanaf de achterbank in mijn borsten kneep. En die waren toen nog niks gewend. Nooit meer heb ik een stadsbus genomen. Dat is soms heel onhandig. Ik wil daarom dat de zorgverzekering me een stadsbussenfobietherapie vergoedt. Doet de verzekering niet. Met deze ergernis wilde ik me wenden tot Rita Verdonk en haar popicratische site. Die ziet er op mijn laptop uit als de speelkamer van een blinde ADHDer, maar na een tijdje vond ik het thema Zorg in een van haar lijstjes. Evengoed kon ik met mijn stadsbussenfobieverzekeringsonmogelijkheidergernis bij Rita niet terecht. Duizenden anderen met ongetwijfeld even ernstige frustraties waren mij voor geweest en hadden de site lamgelegd. Nou, mijn donatie loopt ze mis, die mevrouw aan het roer van dat schip dat nergens heen vaart.
Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 23 mei 2007
De Zweedse schrijver Pär Fabian Lagerkvist werd geboren in Växjö op 23 mei 1891 Stockholm.
|