De Nederlandse dichter en schrijver Marcel Möring werd geboren in Enschede op 5 september 1957.Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en alle tags voor Marcel Möring op dit blog.
Uit: Dis
'En wat, mijnheer de Jood van Assen, zijn we hier aan het doen?' 'Vragen. Vragen,' zei de marskramer. 'We zijn hier, omdat het hier is begonnen.' 'Wat is hier begonnen?' 'Eigenlijk alles,' zei de Jood van Assen. Noach zuchtte zo diep dat zijn metgezel er van leek te schrikken. 'Ik ben de man,' begon de marskramer te reciteren, 'ik ben de man die ellende gezien heeft door de roede Zijner verbolgenheid. Hij heeft mij geleid en gevoerd in de duisternis, en niet in het licht. Hij heeft Zich immers tegen mij gewend, Hij heeft Zijn hand den gansen dag veranderd. Hij heeft mijn vlees en mijn huid oud gemaakt, Hij heeft mijn beenderen gebroken. Hij heeft tegen mij gebouwd, en Hij heeft mij met galle en moeite omringd. Hij heeft mij gezet in duistere plaatsen, als degenen, die over lang dood zijn.' 'Oh mijn god! Kom mij niet met Klaagliederen drie aan, Jood van Assen. Bij iedereen, maar niet bij mij.' De marskramer mompelde iets. 'Nee!' riep Noach. 'Ik zeg niet dat ik het alleenrecht heb op Klaagliederen drie, of een of twee, of vier of vijf. Integendeel. Ik zeg: bij mij werkt het niet.' De marskramer boog zijn hoofd. 'Wat is hier begonnen?' 'Het is een lang verhaal,' zei de marskramer. (...)
'Jood van Assen, besta jij echt of ...' Het mannetje glimlachte. 'Oh ja. In het hier en het nu en het straks en het toen.' Een frons rimpelde over zijn gezicht. 'Hoewel ik niet zo goed weet of dit straks is of toen. Of misschien wel nu.'
Marcel Möring (Enschede, 5 september 1957)
De Nederlandse schrijver en acteur Herman Koch werd geboren in Arnhem op 5 september 1953. Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en eveneens alle tags voor Herman Koch op dit blog.
Uit: Het Diner
‘Het aperitief van het huis is vandaag een roze champagne.’ De gerant – of de maître, de bedrijfsleider, de gastheer, de hoofdkelner, of hoe je zo iemand in dit soort restaurants ook moest noemen – droeg geen zwarte voorschoot maar een driedelig pak. Het pak was lichtgroen met dunne blauwe streepjes, en uit het borstzakje stak het puntje van een eveneens blauwe zakdoek of pochet. Zijn stem was zacht, té zacht, hij kwam ternauwernood boven het geroezemoes in de eetzaal uit; er was iets met de akoestiek hadden we meteen al gemerkt nadat we aan ons tafeltje (aan de tuinzijde! ik had goed gegokt) waren gaan zitten, je moest harder praten dan normaal, anders fladderden de woorden weg, naar het glazen plafond dat hier ook al een stuk hoger was dan in andere restaurants. Absurd hoog, zou je kunnen zeggen, ware het niet dat de hoogte alles te maken had met de vorige bestemming van het gebouw: een melkfabriek, meende ik ergens te hebben gelezen, of een rioolgemaal. De gerant wees nu met zijn pink naar iets op onze tafel.Naar het waxinelichtje, dacht ik eerst – alle tafels hadden in plaats van een kaars, of kaarsen, een waxinelichtje – maar de pink wees naar het schaaltje met olijven dat de gerant daar kennelijk zojuist had neergezet. Ik kon me in elk geval niet herinneren dat het er al stond toen hij de stoelen voor ons naar achteren had geschoven. Wanneer had hij het schaaltje neergezet? Ik werd bevangen door een korte maar hevige vlaag van paniek. Het gebeurde me de laatste tijd vaker dat er opeens flarden weg waren – happen uit de tijd, lege ogenblikken waarin ik kennelijk met mijn gedachten elders was geweest. ‘Dit zijn Griekse olijven uit de Peloponnesos, licht besprenkeld met een eerste oogst extra vergine olijfolie uit Noord-Sardinië, en afgemaakt met rozemarijn uit…’
Herman Koch (Arnhem, 5 september 1953)
De Belgische schrijver Jos Vandeloo werd geboren op 5 september 1925 in Zonhoven, Belgisch-Limburg. Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en eveneens alle tags voor Jos Vandeloo op dit blog.
Een gedicht schrijven (Fragment)
Ik zou een gedicht kunnen schrijven Over hongerende kinderen in Biafra Maar een opgezwollen buik Een veel te grote kinderpenis En etterende puisten in een iel gezicht Zijn niet poëtisch En bovendien zou de honger Van de kinderen niet minder zijn Na het schrijven of lezen van dit gedicht En geen sterveling zou reageren Want welvaart Maakt de huid der mensen Dik en ondoordringbaar En het woord is een kogel Die niets meer doorboort.
Ik zou een gedicht kunnen schrijven Over een povere rijstboer in Vietnam Maar zijn gevluchte kinderen Zijn vrouw, talloze malen verkracht En hij zelf banger en ellendiger dan voorheen Zijn niet poëtisch En bovendien zou het leed Van hem en zijn gezin niet minder zijn Na het schrijven of lezen van dit gedicht En geen sterveling zou reageren Want geweld maakt de huid der mensen Dik en ondoordringbaar En het woord is een kogel Die niets meer doorboort.
Ik zou een gedicht kunnen schrijven Over een verdrukt student in Tsjecho-Slowakije Over een vernederde vrouw in Cambodja Een priester of een soldaat in Laos Maar het lot van al deze mensen Is niet poëtisch En bovendien zou hun lijden En dat van miljoenen kinderen niet minder zijn Na het schrijven of lezen van dit gedicht En geen sterveling zou reageren Want onmenselijkheid Maakt de huid der mensen Dik en ondoordringbaar En het woord is een kogel Die niets meer doorboort.
Jos Vandeloo (Zonhoven, 5 september 1925)
De Nederlandse schrijfster Margaretha Ferguson werd geboren op 5 september 1920 in Arnhem. Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en eveneens alle tags voor Margaretha Ferguson op dit blog.
Uit:Mammie, ik ga dood. Aantekeningen uit de Japanse tijd op Java 1942-1945
“En de volgende dag bracht een andere bediende een broodje voor mijn ouders mee, netjes in een papiertje gewikkeld en met een touwtje erom, dat had hij ergens opgescharreld bij een bakkerij want zelf eten ze geen brood. Ik ben echt trots op mijn vader, dat hij zulke dingen van zijn bedienden ondervidt.Ik herinner mij, toen wij pas in Indië waren gekomen, hoe hij leed onder de wijze waarop de Europeanen de Inlanders gewoonlijk afsnauwden, hoe hij al die jaren consequent is geweest in zijn intens-fatsoenlijke houding tegenover deze mensen, die hij als mensen zag en niet als slaven. Hij was altijd beleefd tegen hen, als meisje vond ik dat belachelijk, het was veel prettiger om te snauwen en me verheven te voelen. We plukken wel de vruchten van onze koloniale politiek. We zijn in verhouding tot andere koloniserende volken nog wel erg fatsoenlijk geweest, maar dat daaraan nog heel veel ontbrak bewijst nu ook wel de houding van sommige Inlanders. Er is veel, veel onrecht gepleegd. We moeten daarvoor boeten, maar het ontmoedigende is dat er door deze oorlog weer zoveel nieuw onrecht ontstaat. Het waait buiten in de donkere avond. De wind is niet Japans geworden. Hij was ook nooit oranjegezind, noch communistisch. De wind was altijd wind, onvatbaar, onbenoembaar. Hij waait over ieder mens gelijk. Moeten wij zijn als de wind? Dat weet ik niet. Wij zijn mensen. Alleen maar mensen.”
Margaretha Ferguson (5 september 1920 - 8 mei 1992) Portret door Elisabeth Eskes-Rietveld, ongedateerd
De Oostenrijkse schrijver Franz Carl Heimito von Doderer werd geboren op 5 september 1896 in Weidlingau, Oostenrijk. Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en eveneens alle tags voor Heimito von Doderer op dit blog.
Uit: Die Merowinger
“Bachmeyer, ein kleiner, lebhafter, sehr gut gekleideter Mann mit schwarzem Spitzbarte, stieg die Treppen zur Privat-Ordination des Direktors der neurologischen und psychiatrischen Klinik, Professor Dr. Horn, hinauf und ließ dabei einen spürbaren Duft-Streifen von Lavendelwasser hinter sich: bitter und rundlich zugleich, ein sozusagen comfortabler Geruch. Als ihm geöffnet war, betrat er die weiten Vor-Räume und, auf die Minute bestellt, auf die Minute gekommen, hatte er nicht lange Zeit, sich in dieser neuen Umgebung umzusehen: schon er schien eine weißgekleidete, blond überschopfte, hübsche, große Krankenschwester – ihre Augen konnte Bachmeyer nicht recht sehen, wegen ihrer Brillen, zu seinem Glücke! – und sagte, der Herr Professor lasse Herrn Bachmeyer bitten. Im Ordinationsraume selbst ward der Patient alsbald vom Arzte sozusagen überwölbt, wie von einem vorhängenden Felsen: der Professor trug ebenfalls reinstes Weiß, einen Ärztekittel, wovon aber ungeheuer viel vorhanden war, ganz oben erst gekrönt vom Antlitze, vom runden, breiten Barte, von den blinkenden goldnen Brillen. Es gehörte Horn zu jenen Leuten, die ständig vor Wohlwollen schnaufen und, auch wenn sie nichts reden, immer irgendwelche kleine Töne von sich geben, eine Art asthmatisches leises Piepsen, das in seltsamer Weise an jenes feine Getön erinnern kann, wie es eine gewisse Art von Schmetterlingen zu erzeugen vermag, die zwar in Europa einheimisch, aber doch selten ist: wir meinen den dicken, samtigen ,Totenkopf‘. So piepste denn Horn, wenn er nicht gerade schnaufte oder sprach. Bachmeyer hatte Platz genommen und Horn ließ seine gletscherweißen Massen ihm gegenüber nieder, rückte die Brillen, sah auf Bachmeyers elegante Schuhe hinab und sagte: „Nun, Herr Bachmeyer, wo fehlt’s denn, was haben Sie denn für Beschwerden?“
Heimito von Doderer (5 september 1896 – 23 december 1966) Cover (detail)
Zie voor nog meer schrijvers van de 5e september ook mijn vorige blog van vandaag.
|