De Vlaamse schrijver Jan Van Loy werd op 30 oktober 1964 geboren te Herentals, in de Antwerpse Kempen. Zie ook alle tags voor Jan Van Loy op dit blog.
Uit: Ik, Hollywood
‘Is het ver?’ vroeg hij. ‘Half uur,’ zei Mooney. De bebouwing dunde spoedig uit en ze snelden over een lange weg van stof en steenslag tussen hoofdzakelijk ‘niets’, zoals Charlie geneigd was om landbouwgronden te noemen. Er reden bijna evenveel auto’s als rijtuigjes. Louie en Charlie hadden hun hoeden afgenomen en lieten de lauwe wind door hun haren spelen. De zon scheen en het was warm genoeg voor hemdsmouwen. Goed dat ze hun overjassen hadden verpand. ‘Is het waar dat het hier nooit regent?’ riep Louie. ‘Nee,’ zei Mooney. Louie vond dat ze snel reden, tot ze werden ingehaald door een rode tram. ‘Waar gaan we eigenlijk heen?’ riep Charlie. ‘Het huis was toch in de stad?’ Ze zaten in een vallei, aan de horizon begrensd door een mistige heuvelkam. Of het mooi was, kon Louie niet meer zeggen, want hij had tijdens de vijfdaagse treinreis over het continent meer dan zijn portie bergen en dalen gezien. Het was Charlies affaire met Eleanor Whitfield, enig kind van een rijke vader, die hen hierheen had gebracht. Charlie zag eruit als een heer en gedroeg zich als een heer, meestal, maar in feite was hij een niksnut uit de Bowery en hoe hij op intieme voet was geraakt met een erfgename, was Louie een raadsel. Vader Whitfield wilde niet minder dan een halve aardbol afstand tussen de geliefden. Hij verscheepte Eleanor naar Londen, Engeland, en wilde dat Charlie minstens een jaar naar de westkust ging. Het huis van Whitfield waar hij in mocht wonen, zou na dat jaar zijn eigendom worden. Charlie tekende een contract. Het sprak vanzelf dat Louie met hem mee zou gaan. Sinds ze voor de poort van een weeshuis waren gedropt, had Charlie zijn driejarige broer onder zijn hoede genomen. Zelf was hij toen nog maar zeven, maar van meet af aan een man. Stilaan wilde Louie ook wel als een man worden beschouwd. Die bolhoed was misschien een start. Mooney sloeg een onverharde zijstraat in en stopte aan de kant van de weg, waar normaal een stoep zou zijn geweest. Toen de motor zweeg, waren er plots tjilpende vogels en ruisende bomen te horen. En vervolgens het tikken van afkoelend autometaal. ‘We zijn er,’ zei Mooney.”
Jan Van Loy (Herentals, 30 oktober 1964)
De Russische schrijver Fjodor Michajlovitsj Dostojevski werd geboren ergens tussen 30 oktober en 11 november 1821 in Sint Petersburg. Zie ook mijn blog van 30 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Fjodor Dostojevski op dit blog.
Uit: Misdaad en straf (Vertaald door Lourens Reedijk)
“Wat betreft mijn indeling van de mensen in gewone en buitengewone, ik moet toegeven dat die enigszins willekeurig is, maar ik sta immers niet op exacte cijfers. Ik geloof alleen in mijn belangrijkste gedachte. Die behelst namelijk dat de mensen volgens de wet van de natuur over het algemeen in twee categorieën worden verdeeld: in een lagere (van de gewone), dus zogezegd in materiaal dat alleen maar dient tot het voortbrengen van zijn eigen soort, en in eigenlijke mensen, dat wil zeggen in hen die de gave of het talent bezitten om in hun milieu iets nieuws te verkondigen. Er zijn hierbij vanzelfsprekend eindeloze onderverdelingen, maar beide categorieën zijn nogal scherp afgebakend: de eerste categorie, het materiaal dus in het algemeen gesproken, is die van de van nature conservatieve en keurige mensen, die in gehoorzaamheid leven en ervan houden om gehoorzaam te zijn. Volgens mij is het ook hun plicht om gehoorzaam te zijn omdat dit hun bestemming is, en hierin steekt voor hen absoluut niets vernederends. De mensen van de tweede categorie overtraden allen de wet; het zijn omverwerpers of gezien hun kwaliteiten daartoe geneigd. Het spreekt vanzelf dat de misdaden van deze mensen betrekkelijk en zeer verschillend zijn; zij eisen merendeels, in uitingen van velerlei vorm, de omverwerping van het bestaand ein naam van het betere; Maar indien hij voor zijn ideaal over lijken zou moeten gaan of bloed moeten vergieten, dan kan hij zichzelf volgens mij, innerlijk, met een zuiver geweten, veroorloven om bloed te vergieten; echter, bedenk dit wel: met inachtneming van het ideaal en zijn maatstaven. Het is dan ook slechts in deze zin dat ik in mijn artikel over hun recht op misdaad spreek. (u herinnert zich toch dat we van het juridische vraagstuk uitgingen?) Er is trouwens weinig reden tot ongerustheid: de massa zal hun bijna nooit dat recht toekennen; die stelt hen terecht en hangt hen op (min of meer) en vervult daarmee geheel rechtmatig haar conservatieve bestemming, met het voorbehoud echter dat deze zelfde massa in de volgende generaties de terechtgestelden op een voetsutk plaatst en hen (min of meer) vereert. De eerste categorie is altijd heer van het heden, de tweede categorie is heer van de toekomst. De eersten behoeden de gemeenschap en zorgen voor getalsmatige vermeerdering; die van de tweede houden de gemeenschap in beweging en leiden haar naar haar bestemming. Zowel dezen als genen hebben een volkomen gelijkelijk recht om te bestaan. Kortom, bij mij zijn allen gelijkberechtigd en, vive la guerre éternelle, tot het Nieuwe Jeruzalem, dat spreekt vanzelf’.
Fjodor Dostojevski (30 oktober 1821 - 9 februari 1881) Monument in Dresden
De Amerikaanse dichter Ezra Pound werd geboren in Hailey, Idaho op 30 oktober 1885. Zie ook mijn blog van 30 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Ezra Pound op dit blog.
Uit: Canto II (Fragment)
HANG it all, Robert Browning, there can be but the one "Sordello." But Sordello, and my Sordello? Lo Sordels si fo di Mantovana. So-shu churned in the sea. Seal sports in the spray-whited circles of cliff-wash, Sleek head, daughter of Lir, eyes of Picasso Under black fur-hood, lithe daughter of Ocean; And the wave runs in the beach-groove: "Eleanor, ἑλέναυς and ἑλέπτολις!" And poor old Homer blind, blind, as a bat, Ear, ear for the sea-surge, murmur of old men's voices: "Let her go back to the ships, Back among Grecian faces, lest evil come on our own, Evil and further evil, and a curse cursed on our children, Moves, yes she moves like a goddess And has the face of a god and the voice of Schoeney's daughters, And doom goes with her in walking, Let her go back to the ships, back among Grecian voices." And by the beach-run, Tyro, Twisted arms of the sea-god, Lithe sinews of water, gripping her, cross-hold, And the blue-gray glass of the wave tents them, Glare azure of water, cold-welter, close cover. Quiet sun-tawny sand-stretch, The gulls broad out their wings, nipping between the splay feathers; Snipe come for their bath, bend out their wing-joints, Spread wet wings to the sun-film, And by Scios, to left of the Naxos passage, Naviform rock overgrown, algæ cling to its edge, There is a wine-red glow in the shallows, a tin flash in the sun-dazzle.
Ezra Pound (30 oktober 1885 - 1 november 1972)
De Franse dichter en schrijver Paul Valéry werd geboren op 30 oktober 1871 in Sète Zie ook mijn blog van 30 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Paul Valéry op dit blog.
Uw schreden (naar Paul Valéry) Uw schreden, aan mijn stilte ontsproten, Als in een tempel neergezet, In kleumende eenzaamheid besloten, Benaad'ren traag mijn waakzaam bed. O godd'lijk schaduwbeeld, hoe zoet Zijn mij uw aarzelende schreden, Alles waarom ik heb gebeden Komt tot mij met uw naakte voet. Zoo gij met uw gespitste lippen, Waarmee gij zorg en onrust stilt, In 't binnenst van mijn ziel wilt glippen En met een kus mij sterken wilt, Zoo overhaast U niet daarbij, Behoud de macht terug te glijden, Want heel mijn leven was u beiden, En heel mijn hart waart gij.
Vertaald door Simon Vestdijk
De verspilde wijn
Eens heb ik in de Oceaan (Maar onder welke zonneschijn?) Geplengd als offer aan de waan Een weinig waardevolle wijn...
O vocht, wie wou uw ondergang? Een ziener die het mij gebood? Ofwel een onderhuidse drang, Die bloed beleed en wijn vergoot?
Zijn onveranderlijke leven Nam na een roze rookwalm even Doorschijnend weer het water aan...
Verspilde wijn, bedronken baren!... Ik zag in 't zilte zwerk ontstaan Gestalten zonder evenaren...
Vertaald door Paul Claes
Paul Valéry (30 oktober 1871 – 20 juli 1945) Portret door G. d'Espagnat, 1910
De Duitse dichter Georg Heym werd geboren op 30 oktober 1887 in Hirschberg. Zie ook mijn blog van 30 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Georg Heym op dit blog.
Der Winter
Der Sturm heult immer laut in den Kaminen, Und jede Nacht ist blutigrot und dunkel, Die Häuser recken sich mit leeren Mienen.
Nun wohnen wir in rings umbauter Enge Im kargen Licht und Dunkel unsrer Gruben, Wie Seiler zerrend an der Tage Länge.
Die Tage zwängen sich in niedre Stuben, Wo heisres Feuer krächzt in großen Öfen. Wir stehen an den ausgefrornen Scheiben Und starren schräge nach den leeren Höfen.
Letzte Wache
Wie dunkel sind deine Schläfen. Und deine Hände so schwer. Bist du schon weit von dannen, Und hörst mich nicht mehr.
Unter dem flackenden Lichte Bist du so traurig und alt, Und deine Lippen sind grausam In ewiger Starre gekrallt.
Morgen schon ist hier das Schweigen Und vielleicht in der Luft Noch das Rascheln von Kränzen Und ein verwesender Duft.
Aber die Nächte werden Leerer nun, Jahr um Jahr. Hier wo dein Haupt lag, und leise Immer dein Atem war.
Georg Heym (30 oktober 1887 – 16 januari 1912) Cover
Zie voor nog meer schrijvers van de 30e oktober ook mijn blog van 30 oktober 2011 deel 2.
|