De Nederlandse dichter, schrijver en vertaler Ernst van Altena werd geboren in Amsterdam op 11 december 1933. Van Altena groeide op in Amsterdam in een sociaal-democratisch milieu. Na de HBS en diverse korte betrekkingen (van kantoormedewerker tot filmassistent) werd hij in 1955 reclametekstschrijver. Vanuit zijn reclameberoep ging hij al gauw radiocabaretteksten maken en daarna ging hij steeds meer theaterteksten en letterkundige teksten schrijven en vertalen. Hij zat enige jaren in het bestuur van de Vereniging voor Letterkundigen, het Fonds voor de letteren, en diverse andere belangenverenigingen voor schrijvers en vertalers. Naast dit alles heeft hij verscheidene radio- en televisieprogramma's gemaakt waarin poëzie en chansons centraal stonden. In 1965 ontving hij de Martinus Nijhoffprijs voor de vertaling van het werk van François Villon. Verder heeft hij vrijwel alle chansons van Jacques Brel vertaald. Ook vertaalde van Altena werk van andere chansonniers, waaronder Georges Brassens, Barbara, Guy Béart, Gilbert Bécaud, Jean Ferrat, Charles Aznavour, Boris Vian en Anne Sylvestre. Voorts toneelstukken van diverse toneelteksten van o.a. Edward Albee, Molière en George Bernard Shaw.In 1994 ontving hij de Hiëronymusprijs voor zijn vertaalwerk.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ballade om genade
Aan bedelbroeder en devoot Karthuizer monnik, celestijn Aan luibuis en aan lammepoot Aan dienstertjes in bombazijn En lieve liefjes in satijn Aan labbekakken die verguld Maar onbekwaam in liefde zijn Smeek ik genade voor mijn schuld
Aan meisjes, die met borsten bloot Op jacht zijn naar een rijke buit Aan kramers, beed'lend voor hun brood Aan muitemaker en schavuit Aan elke zot die met gefluit Zijn maag en onze oren vult Aan schandknaap en soldatenbruid Smeek ik genade voor mijn schuld
Maar geen genade van de hond Die mij zo snood en boos verried Die maakte dat mijn maal bestond Uit drek en water, anders niet Een wind is al wat ik hem bied Zo is mijn hart van haat vervuld Maar ter voorkoming van verdriet Smeek ik genade voor mijn schuld
Heer, sla hem alle ribben in Ram hem met mokers op zijn bult Op deze wijs, in deze zin Smeek ik genade voor mijn schuld
Ernst van Altena (11 december 1933 14 juni 1999) Boekomslag (geen portret beschikbaar)
De Oostenrijkse dichter, schrijver en rechter Janko Ferk werd geboren op 11 december 1958 in Sankt Kanzian am Klopeiner See, Kärnten. Hij studeerde rechten in Wenen. Ferk is rechter bij het Landesgericht Klagenfurt en doceert ook rechts- en staatsfilosofie en ethiek aan de universiteit daar.
Daarnaast publiceert hij als schrijver, criticus en vertaler.
Uit: Kafka und andere verdammt gute Schriftsteller
Das Ende der Schienen
Marie-Thérèse Kerschbaumers monologisch-meditative Gedichte
Nur für eine erfahrene Dichterin wie Marie-Thérèse Kerschbaumer ist es ratsam, sich in einer Textsorte zu beweisen, für die vor rund achtzig Jahren Rainer Maria Rilke den Maßstab gesetzt hat. Kein Zweifel, Kerschbaumer besteht auf ihre Art, wobei aus manchem Vers aus der Ferne das Echo eines Echos von einem Hölderlin-Gedicht dringt. "Noch ist Musik und der Engel Gesang."
Kerschbaumers Sympathie für das Altgriechische ist bekannt wie ihr ausgeprägtes lateinisches Formgefühl und ihr Stilsinn. Ihr Grundvertrauen in die Poesie besagt, dass deren Sprache sich von der profanen abheben sollte. Ihre Verse sind, wie Julian Schutting im Nachwort feststellt, erhaben, feierlich, "Gespräche mit Engeln, monologisch-meditative Gebete", sie sind, wie er überraschenderweise meint, "die Allüren einer Seherin".
Janko Ferk (Sankt Kanzian, 11 december 1958)
De Duitse schrijver Paul Kornfeld werd geboren op 11 december 1889 in Praag. Zijn voorouders waren rabijnen en talmoedgeleerden. Kornfeld bezocht het gymnasium en studeerde later aan de Karel Ferdinand universiteit. Medestudenten waren o.a. Franz Werfel, Hans Janowitz en Willy Haas. Als ontmoetingsplek diende vaak het koffiehuis Arco, waar ook Max Brod, Franz Kafka, Egon Erwin Kisch, Franz Werfel e.a. vaak kwamen. In 1925 ging Kornfeld voor Max Reinhardt in Berlijn werken en in 1927 voor het Landestheater in Darmstadt. In december 1932 keerde hij naar Praag terug. Vanwege het opkomende nazisme wilde hij niet meer naar Duitsland terug. Bovendien had hij van zijn uitgever het aanbod gekregen een roman te schrijven, waar hij tot aan het eind van zijn leven aan bleef werken. Op 31 oktober 1942 werd hij door de SS gearresteerd. Hij kwam terecht in Polen in het ghetto Litzmannstadt (Łódź), waar hij begin 1943 werd vermoord.
Uit: Legende
Die Wolken waren verflogen, die Landschaft war erhellt. Wladislav war durch die Wälder gegangen, und nun ins freie Land tretend, setzte er sich ermüdet auf einen der Pflöcke, die, frisch in die Erde gerammt, ohne daß er es wußte, sein neues Besitztum begrenzten. Aus starrem Nachdenken erwachend, hörte er Lärm, wandte sich nach dem Hofe und sah einen Zug von Wagen, Menschen und Tieren sich ihm nähern. Er blieb sitzen und ließ ihn an sich vorbeigehen, überhörte alle Zurufe und starrte nur wortlos auf diese Völkerwanderung: eine Schafherde, Pflüge, Ochsen, Pferde, dann viele Wagen, beladen mit allem Hausrat und Feldgerät, Frauen, Körbe und Eimer tragend, Karren, von Männern geschleppt oder geschoben, und wieder Wagen mit Geschirr und Krügen, Frauen mit Kleidern, Männer mit Sätteln auf den Schultern und wieder brüllendes Vieh und knarrende Wagen. Alles wurde an seiner Stelle untergebracht. Fehlte etwas irgendwo, war es bald in Ordnung gestellt. Am Abend war das Haus bereit zu Wladislavs Empfang. Zwölf Mädchen traten vor, um ihn mit Tanz zu feiern, zwölf Männer sangen einen Chor. Wladislav blieb unbewegt. Dann waren alle verschwunden.
Paul Kornfeld (11 dezember 1889 - januari 1943)
De Duitse toneelschrijver Christian Dietrich Grabbe werd geboren in Detmold op 11 december 1801. Ludwig Tieck moedigde hem aan acteur te worden, en hij solliciteert dan ook bij diverse theaters, onder andere te Braunschweig en Hannover. Wanneer al zijn pogingen mislukken, keert Grabbe berooid en verbitterd terug naar Detmold. Plotseling legt hij in 1824 echter alsnog zijn examen af en wordt ambtenaar bij de militaire rechtbank. Hij zal het slechts een paar jaar, tot 1834, volhouden, ofschoon hij tot luitenant wordt bevorderd, en Grabbe vult zijn dagen met lezen; hij verwerkt geschiedenisboeken over Napoleon en werpt zich op Shakespeare. Wanneer Kettembeil hem in 1827 voorstelt, zijn werken voor hem te publiceren, oogst Grabbe meteen succes met Herzog Theodor von Gothland: Zijn cynisme voert hij datzelfde jaar op komische wijze ten top met Scherz, Satire, Ironie und tiefere Bedeutung. Het is tot op vandaag een van de briljantste satires op literatuur in het algemeen, en wordt in de literatuurkritiek als een van de weinige goede Duitse komedies aangezien.
Uit: Scherz, Satire, Ironie und tiefere Bedeutung
Erste Szene
Stube des Schulmeisters.
Schulmeister(sitzt am Tische und schenkt aus einer großen Flasche sich ein Glas nach dem andren ein). Utile cum dulci, Schnaps mit Zucker! - Es wird heute ein saurer Tag, - ich muß den Bauerjungen die erste Deklination beibringen. Ein Bauerjunge und die erste Deklination! Das kommt mir vor als wenn ein Rabe ein rein Hemd anziehen wollte! (Er blickt durch das Fenster.) Alle Wetter, da kommt der schiefbeinige Tobies mit seinem einfältigen Schlingel! Schwerenot, wo verstecke ich meinen Schnaps? - geschwind, geschwind, ich will ihn in meinen Bauch verbergen! ( Er säuft die Bouteille mit einer entsetzlichen Schnelligkeit aus.) Ah, das war ein Schluck, dessen sich selbst Pestalozzi nicht hätte zu schämen brauchen! Die leere Flasche zum Fenster hinaus!
(Tobies und Gottliebchen treten herein.)
Tobies. Wünsche wohl geschlafen zu haben, Herr Schulmeister.
Schulmeister. Danke, Herr Gevatter, danke! - Alles noch wohl in der Familie?
Tobies. So lala! Meine Frau ist gesund, aber mein bestes Schwein liegt in den letzten Zügen. Es stöhnt und ächzt wie ein alter Mann!
Schulmeister. Bedaure, bedaure, sowohl das Schwein als wie den alten Mann!
Tobies. Wie stehts denn am politischen Himmel, Herr Schulmeister? Was sagen die neuen Zeitungen? Hat der Grieche gewonnen? Ist der Erbfeind verjagt?
Schulmeister. Die Aspekten sind nicht ungünstig. Der hamburger Unparteiische hat schon wieder 30 000 Türken totgeschlagen, und der nürnberger Korrespondent fährt unermüdlich fort, die griechischen Jungfrauen der edelsten Geschlechter zu notzüchtigen; auch flüstert man sich aus zuverlässigen Quellen in die Ohren, daß das auseinandergelaufene Heer des Ypsilanti am 25sten künftigen Monats in einer großen Bataille gesiegt hat.
Christian Grabbe (11 december 1801 - 12 september 1836)
De Duitse dichter Maximilian Gottfried von Schenkendorf werd geboren op 11 december 1783 in Tilsit in Oost-Pruisen. Hij volgde een opleiding tot boekhouder en kwam daarna in staatsdienst. In 1809 raakte hij tijdens een duel verwond waardoor hij zijn rechter hand niet meer kon gebruiken. Toch deed hij in 1813 als vrijwillger aan de bevrijdingsoorlogen mee, ook aan de slag bij Leipzig. Hij geldt als een van de belangrijkste dichters tijdens deze oorlogsjaren. Hij schreef o.a. de tekst voor de liederen Freiheit, die ich meine und Wenn alle untreu werden.
Soldaten-Morgenlied
1813.
An Friedrich Baron de la Motte Fouqué.
N.d.W.: Auf auf zum wackern Jagen.
Erhebt euch von der Erde,
Ihr Schläfer aus der Ruh';
Schon wiehern uns die Pferde
Den guten Morgen zu.
Die lieben Waffen glänzen
So hell im Morgenroth,
Man träumt von Siegeskränzen,
Man denkt auch an den Tod.
Du reicher Gott in Gnaden,
Schau' her vom blauen Zelt;
Du selbst hast uns geladen
In dieses Waffenfeld.
Laß uns vor dir bestehen,
Und gib uns heute Sieg;
Die Christenbanner wehen,
Dein ist, o Herr! der Krieg.
Ein Morgen soll noch kommen,
Ein Morgen mild und klar;
Sein harren alle Frommen,
Ihn schaut der Engel Schaar
Bald scheint er sonder Hülle
Auf jeden deutschen Mann,
O brich, du Tag der Fülle,
Du Freiheitstag brich an!
Dann klang von allen Thürmen,
Und Klang aus jeder Brust,
Und Ruhe nach den Stürmen
Und Lieb' und Lebenslust.
Es schallt auf allen Wegen
Dann frohes Siegsgeschrei
Und wir, ihr wackern Degen,
Wir waren auch dabei!
Maximilian von Schenkendorf (11 december 1783 11 december 1817)
|